abonnement Unibet Coolblue
pi_104385180
14-11-2011

Hoe Aristoteles 2300 jaar geleden al problemen voorzag bij handel met geld

In de vroege middeleeuwen kwam een handelaar die rente durfde te vragen zonder meer in de hel terecht. Deze opvattingen stamde af van de Griekse filosoof Aristoteles (384-322 voor Christus) die als velen wordt gezien als ontdekker van de economie.



Volgens Aristoteles streven mensen in eerste plaats naar een goed en deugdzaam leven. De inrichting van een staat moet daarom zo zijn, dat het mensen in staat stelt dit hoogste doel te kunnen verwezenlijken. Om überhaupt te kunnen leven zijn een aantal materiële middelen noodzakelijk, welke door middel van verschillende levenswijzen door een persoon kunnen worden verworven. Één van deze levenswijzen noemt Aristoteles de chremastike, het verdienen van geld; de manier van bezitsverwerving via ruil en handel.

De levensvorm van de chremastike wordt alleen noodgedwongen gekozen, rijkdom is duidelijk niet het goede wat we zoeken: het is een gebruiksgoed, een middel tot iets anders. (Ethica 1096 a8)

Omdat niet iedereen alle middelen direct voor zichzelf kan verwerven, is de ruilhandel volgens Aristoteles een natuurlijk proces. Het levert een evenwicht in een samenleving. Uit deze ruilhandel ontstaat de chremastike, waarbij het geld aanvankelijk slechts als een simpel ruilmiddel tussen twee producten dient. Dit stadium werd jaren later door Karl Marx als volgt uitgedrukt in een schema: W -> G -> W. Duidelijk is te zien dat het geld (G) als middel wordt gebruikt om twee waren (W) met elkaar te ruilen. Tot zover geen probleem, maar:

[...] al spoedig werd het een systematische techniek, toen de mensen meer ervaren werden in het ontdekken van plaatsen en tijden voor het maken van grote winsten uit transacties. (Politica 1257 b5)

Dit kunnen we als volgt in een schema noteren: G1 -> W -> G2, waarbij een handelaar puur het doel heeft om van een bepaalde hoeveelheid geld (G1) naar een grotere hoeveelheid geld (G2) te komen. Via wat voor waar hij dit doet is daarbij niet van belang; het idee achter het oorspronkelijke schema is hiermee op de achtergrond geraakt. Omdat iemand de gebruikerswaarde van een waar niet niet kan opsparen maar geld wel, ‘is er geen grens aan de hoeveelheid rijkdom die men langs deze weg van bezitsverwerving kan verkrijgen’ (1257 b25).
Aristoteles keurt deze omkering van het schema af. Het middel om het doel van het goede leven te bereiken, verwordt zelf het hoogste doel. Een nog grotere afkeer heeft Aristoteles tegen het idee van rente.

Deze afkeer [tegen rente] is volledig gerechtvaardigd, omdat de winst uit het lopende betaalmiddel zelf ontstaat, niet als een product van dat waarvoor het betaalmiddel bedoeld was. De valuta is bedoeld als een wisselmiddel, terwijl de rente een toename van het geld zelf betekent. [...] Van alle typen van zakendoen is dit daarom de manier die het meest tegen de natuur in is. (Politica 1258 b1-b9).

In schema-vorm zou dit er als volgt uit zien: G1 -> G2. Er komt geen waar meer aan te pas. Hoewel Aristoteles tot bijna twee millennia na zijn dood nog de manier van denken omtrent geld heeft beïnvloed, hebben zijn opvattingen vandaag de dag de tijdsgeest grotendeels verlaten. Voor vele mensen is geld inderdaad een doel op zich geworden, en zijn zij vergeten dat het ware hoogste doel het nastreven van een goed en deugdzaam leven is.

Bron: De utopie van de vrije markt, Hans Achterhuis (Rotterdam, 2010). Pp. 155-159.

(Visionair.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
  woensdag 25 januari 2012 @ 10:59:12 #77
38496 Perrin
Toekomst. Made in Europe.
pi_107210912
Vóór het internet dacht men dat de oorzaak van domheid een gebrek aan toegang tot informatie was. Inmiddels weten we beter.
pi_107215122
quote:
Dubbel en dwars verdiend!
Niet meer aanwezig in dit forum.
pi_108251779
21-02-2012

'Dolfijnen moeten eigen grondwet krijgen'

Dolfijnen moeten hun eigen rechten krijgen, net zoals mensen die hebben. De zwemmende zoogdieren moeten dan ook gezien worden als 'niet-menselijke personen'.


Foto: Novum

Een groep wetenschappers en filosofen heeft daarom een grondwet voor dolfijnen samengesteld en die toegelicht tijdens een bijeenkomst van American Association for the Advancement of Science in het Canadese Vancouver, schrijft de Britse krant Daily Mail. De grondwet moet ook gelden voor walvissen en bruinvissen, zoogdieren die in het water leven.

De reden is dat dolfijnen intelligente wezens zijn met hun eigen culturen, samenlevingen en persoonlijkheden die zo complex zijn dat ze als mensen gezien moeten worden.

"Omdat studies uitwijzen dat dolfijnen een eigen karakter hebben, staat het doden van een dolfijn gelijk aan het doden van een mens", legt Thomas White uit, expert ethiek aan Loyola Marymount University in Californië.

"Wetenschappelijk bewijs is nu sterk genoeg om te kunnen zeggen dat dolfijnen daadwerkelijk emoties en persoonlijkheden hebben. Ethisch gezien kun je dan stellen dat het doden en gevangen houden van dolfijnen niet juist is."

Gevangenschap

De grondwet die is samengesteld moet ervoor zorgen dat dolfijnen het recht op een leven hebben en dat ze niet in gevangenschap mogen leven. Tijdens de bijeenkomst werden er voorbeelden getoond waaruit blijkt dat dolfijnen een eigen wil hebben. Zo zijn ze van zichzelf bewust als ze in de spiegel kijken en hebben ze verdriet als een soortgenoot komt te overlijden.

De wetenschappers hopen dat ze dankzij de bijeenkomst meer aanhangers krijgen om uiteindelijk de grondwet er doorheen te krijgen. Hiermee hopen ze dat de jacht op dolfijnen en walvissen tot het verleden behoort.

© NU.nl/René Hartkamp

(nu.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_108535004
28-02-2012

Oudste sporen van christendom gevonden



Wetenschappers hebben in een tombe uit de eerste eeuw na Christus de eerste archeologische sporen van het christendom ontdekt.

De onderzoekers vonden de tombe in Jeruzalem. Met behulp van een robotcamera werd een kijkje in de tombe genomen. De onderzoekers stuitten zo op een Griekse inscriptie en een bijzondere afbeelding.

Jona
De inscriptie telt vier regels en vertelt dat God mensen uit de dood op laat staan. De afbeelding laat een grote vis met een mens in de bek zien. Dat laatste is een verwijzing naar Jona. De profeet was niet gehoorzaam aan God en werd voor straf door een grote vis opgeslokt, zo vertelt de Bijbel. Jona bracht drie dagen in de buik van de vis door: een verwijzing naar de drie dagen die Christus alvorens Hij uit de dood opstond in het graf doorbracht.

Eerste volgelingen?
Volgens de onderzoekers stamt het graf uit het jaar 70 na Christus. Dat zou betekenen dat de Griekse tekst en afbeeldingen verreweg de oudste archeologische sporen zijn die ooit van het christendom zijn teruggevonden. Het is dan ook zeer aannemelijk dat de tekening en tekst door één van Jezus’ eerste volgelingen zijn gemaakt.

Ongelofelijk
Het is best bijzonder dat naast de tekst ook een beeltenis uit de bijbel is teruggevonden. De onderzoekers wijzen er op dat het niet zo gebruikelijk was onder de joden om beeltenissen van profeten te maken. “Als iemand had beweerd een verklaring over de opstanding van Jezus of een beeltenis van Jona in een Joodse tombe uit deze tijd te hebben gevonden dan zou ik gezegd hebben dat het onmogelijk is,” vertelt onderzoeker James Tabor. “Tot nu. Ons onderzoeksteam was vol ongeloof, maar het bewijs voor onze ogen was duidelijk.”

De tombe bevindt zich dichtbij een andere bekende tombe die ook wel wordt aangeduid als de ‘Jesus Family Tomb‘. Sommige wetenschappers vermoeden dat familie van Jezus in deze tombe begraven ligt.

(scientias.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
  woensdag 7 maart 2012 @ 10:43:25 #81
36858 Semisane
Iemand nog een koekje?
pi_108812809
Wellicht niet geheel on topic, maar goed kon even geen ander plekje vinden. ;)

A month ago I wrote a piece making fun of Newt Gingrich's wild ideas about space exploration. In the interest of fairness, it is time to make fun of what are now the two leading Republican candidates ideas, not about space, but about heaven.

One might think that the religious beliefs of political candidates should remain off limits in public discourse. I don't think so, at least not when candidates wear their religion on their sleeves.

Candidates should have the right to keep their religious views private, but in the current climate essentially none of them actually do so. Rick Santorum has gone so far as to argue that John Kennedy's strict confirmation of the separation of church and state, which many consider one of the pillars of American democracy, should be discarded. In this case, it is all the more important to explore his theological views.

More generally, should we not be able to question whether the beliefs of the religion publicly espoused by a candidate may reflect on candidate's judgment and their ability to distinguish sense from nonsense? Why is it acceptable to dissect Newt Gingrich's fanciful plans for making the Moon a 51st state but not his implicit suggestion that Pope John Paul II was responsible, via divine intervention, for the fall of communism?

Not all religious beliefs are currently so immune. Christine O'Donnell, the Tea Party Senate candidate from Delaware, had her campaign torpedoed when it was revealed she had "dabbled in witchcraft" as a teenager. This, in spite of the fact that, as my colleague and Templeton prizewinner Paul Davies reminded me at the time, Wiccan theology is in many senses no less strange than Christian theology.

This issue is particularly relevant in this election season because the two leading Republican candidates, Mitt Romney and Rick Santorum, are an enthusiastic Mormon and a fundamentalist Catholic respectively.

The bible is full of dubious scientific impossibilities, from Jonah living inside a whale, to the Sun standing still in the sky for Joshua. But while the miracles at the foundation of the Mormon Church may be no more or less believable in an a priori sense than those attributed to mainstream Judeo-Christianity, they are clearly more suspect. Joseph Smith was previously tried for the crime of claiming to falsely find lost treasure when he then claimed to discover golden tablets buried under a tree in upstate New York in the 19th century, and with the aid of an angel translates them into 17th century English, and then the original tablets miraculously disappear. Among the beliefs that followed include the claim that native American tribes represent the lost tribe of Israel and that Jesus Christ also conveniently visited North America.

Shouldn't we wonder about the judgment of anyone who buys that story without doubt, especially when that person is vying for our trust as commander in chief?

It should be admitted that Mitt Romney does not openly defend the dubious claims of Mormonism while declaring his faith on the campaign trail. Rick Santorum on the other hand is more explicit about his own unique brand of Catholicism. He is most well-known for his religious opposition to both contraception and abortion, which have led him to make ridiculous statements regarding how birth control leads to more abortions for example, which bring back memories Pope Benedict's famous claim that condom use in Africa would increase the likelihood of AIDS.

However, his theological beliefs have led him to more bizarre beliefs that transcend even the doctrines of the Roman Catholic Church. Unlike the official statements of the Vatican, Santorum has argued strenuously that his theology is incompatible with the facts of biological evolution, and he has spearheaded calls for the insertion of religious based nonsense, labeled "intelligent design" into public school science curricula. Perhaps even more worrisome is his "end of days" theological belief that "Satan has his sights on the United States of America," as the former Senator put it in a speech a few years ago.

When a person's religious beliefs cause him to deny the evidence of science, or for whom public policy morphs into a battle with the devil, shouldn't that be a subject for discussion and debate?

As Richard Dawkins has emphasized, you wouldn't want to go to a doctor who subscribed to the Stork theory of reproduction, so why should we not focus on the actual content of the publicly espoused beliefs held by politicians?

Both Romney and Santorum no doubt gained their faith by exposure to their respective religions as children. Nevertheless, as adults we should amass sufficient tools of critical thinking to know which stories to keep and which to discard. It thus seems fair game to openly and directly ask Mr. Romney and Mr. Santorum to outline the specifics of their beliefs about the sacred as well as the profane, in order to more fully probe the character and intellect anyone who proposes to lead this nation. To do any less is to be negligent in our duties as citizens.

Lawrence M. Krauss
Director of the Origins Project at Arizona State University, author of A Universe from Nothing

http://www.huffingtonpost.com/lawrence-m-krauss/election-2012-religion_b_1320886.html
Putting the Fun back into Fundamentally Wrong since 1975.
"Yes, of course, I knew you would volunteer, Mr. Feynman, but I was wondering if there would be anybody else."
pi_110217789
11-04-2012

Creationisme mag voortaan onderwezen worden in Tennessee


Creationisme, de leer dat God de wereld in zes dagen heeft geschapen, mag voortaan in Tennessee onderwezen worden. © photonews.

Op openbare scholen in de Amerikaanse staat Tennessee mag binnenkort onderwijs worden gegeven in het creationisme, dat ervan uitgaat dat God de wereld in 6 dagen heeft geschapen. Dat melden verschillende Amerikaanse media.

Het door conservatieven gedomineerde parlement in Tennessee heeft ingestemd met een wetsvoorstel voor creationisme op school. Een poging van gouverneur Bill Haslam om een veto over de wet uit te spreken, mislukte. Toch zei hij niet te vrezen dat "de wetenschappelijke standaarden in onze scholen worden veranderd".

Scholieren in de Verenigde Staten bestuderen doorgaans de evolutieleer van Charles Darwin. Dit tot ongenoegen van conservatief religieuze groeperingen die de gedachte dat mensen van apen afstammen in strijd achten met het Bijbelse scheppingsverhaal. Het creationisme mag nu naast en als alternatief voor de evolutieleer worden onderwezen in Tennessee.

Het creationisme heeft veel aanhangers in het religieuze Amerika. Uit een opiniepeiling uit december 2010 bleek dat 40 procent van de Amerikanen gelooft dat God de mens in zijn huidige vorm ongeveer 10.000 jaar geleden heeft geschapen. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt echter dat apen zijn geëvolueerd in mensen in een periode van circa 6 miljoen jaar.

In 1968 bepaalde het Amerikaanse Hooggerechtshof dat het ongrondwettelijk is om het onderwijs van de evolutieleer te verbieden. Het oordeel was gebaseerd op de scheiding tussen Kerk en Staat.

(HLN)

8)7 8)7
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_110217824
40 procent! En dat zou dan 1 van de beschaafdste landen ter wereld moeten zijn. |:(
Niet meer aanwezig in dit forum.
pi_110519972
18-04-2012

Geloof het sterkst in katholieke landen



Het aantal gelovigen neemt bijna overal langzaam af, maar blijft in katholieke landen het sterkst. Dat blijkt uit onderzoek.

Landen met het sterkste geloof in God zijn meestal katholiek. Neem bijvoorbeeld de Filippijnen. Van de inwoners zegt 94 procent altijd in God te hebben geloofd. In het voormalige Oost-Duitsland geeft slechts 13 procent dat aan. De inwoners van de Verenigde Staten hebben het sterkste geloof van ontwikkelde landen met grote protestantse groepen. Daarnaast zou het geloof in God het grootst zijn onder oudere mensen, ongeacht waar zij wonen. Dat concluderen wetenschappers van de National Opinion Research Center (NORC) van de University of Chicago op basis van gegevens uit de jaren 1991, 1998 en 2008 in dertig landen.

Geloof
Atheïsme is het sterkst in de noordwestelijke Europese landen zoals Scandinavië en de voormalige Sovjet-staten, met uitzondering van Polen. Voormalig Oost-Duitsland heeft het hoogste aantal mensen dat nooit in God heeft geloofd, namelijk 59 procent. In de Verenigde Staten is dit slechts vier procent. Hier zegt 81 procent altijd in God te hebben geloofd. Het Filippijnse volk is het meest gelovig: 94 procent noemt zichzelf gelovig. In de drie onderzoeken moesten mensen ook vragen beantwoorden over hun houding tegenover het idee dat God begaan is met individuen. In het voormalig Oost-Duitsland zegt slechts acht procent deze visie te hebben tegenover 82 procent in de Filippijnen en 68 procent in de Verenigde Staten.

Minder
Hoewel uit het onderzoek blijkt dat het geloof in God wereldwijd aan het verminderen is, groeit het in landen als Rusland, Slovenië en Israël. In Rusland werd in het voordeel van het geloof een verschil van zestien procent waargenomen tussen de mensen die nu in God geloven maar dit eerst niet deden en mensen die eerst in God geloofde maar nu niet meer.

Leeftijd
Ook leeftijd speelt een rol in het geloof. Het geloof is namelijk het hoogst onder oudere mensen. Zo gelooft 43 procent van de 68-plussers in God tegenover slechts 23 procent van mensen jonger dan 27 jaar. Het verschil lijkt in landen waar het geloof in God het minst is, het sterkst te zijn. In Frankrijk zegt acht procent van de jonge generatie in God te geloven, tegenover 26 procent van de oudere generatie. In de Verenigde Staten, waar het geloof erg sterk is, is het verschil zeer klein. Van de mensen jonger dan 28 gelooft 54 procent in de aanwezigheid van God tegenover 66 procent van de mensen ouder dan 68.

In Nederland
In het onderzoek werd ook het geloof in Nederland bestudeerd. Volgens de wetenschappers is in ons land sprake van een consistente afname van het aantal gelovigen. Iets minder dan 20 procent van de Nederlanders zou atheïst zijn. Iets meer dan 21 procent stelt niet te twijfelen aan het bestaan van God. Van de mensen die nu in God gelooft, heeft 40 procent dat altijd gedaan. Van de mensen die niet in God geloven, heeft bijna vijftig procent dat ook nooit gedaan.

Lees de volledige resultaten van alle landen in het onderzoek op NORC.


(scientias)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_111655752
16-05-2012

Sterk gecensureerd werk van Erasmus ontdekt


Met inkt, lijm en vooral onaflatende ijver ging iemand dit werk van Erasmus waarschijnlijk in de zestiende eeuw te lijf.

Medewerkers van de Thomas Fisher Rare Book Library van de universiteit van Toronto ontdekten het boek tussen de vele boeken die door een overleden professor aan de bieb waren gedoneerd. Toen ze het boek gingen catalogiseren, viel hun oog op de ijverige censuur die op het boek was toegepast.

Boek
Het draait allemaal om het boek ‘Adagiorium’ van Erasmus. Het boek stamt uit 1541 en werd in Lyon gedrukt. De uitgave op zichzelf is niet zo heel bijzonder: er zijn veel meer exemplaren van bekend. Wat deze versie wel heel bijzonder maakt, is dat deze heel sterk is gecensureerd.


Inkt en lijm. Foto: Thomas Fisher Rare Book Library.

Lijm
Er zijn pagina’s uitgehaald. En pagina’s die overbleven, zijn aan elkaar gelijmd. En dat met grote ijver. Dat blijkt wel uit het feit dat de pagina’s die aan elkaar gelijmd zijn (en dus onleesbaar werden) vaak ook nog eens met zwarte inkt zijn bewerkt. Dat is op de foto hierboven goed te zien.

Bedreiging
Wie het werk van Erasmus zo toetakelde, is onduidelijk. Er waren genoeg mensen die dachten een reden te hebben dit werk te verminken. Erasmus en zijn ideeën werden in de zestiende eeuw gezien als een bedreiging voor de katholieke kerk. In 1541 werden al zijn boeken zelfs verboden. Ook zijn al met enige regelmaat gecensureerde boeken van de grote denker teruggevonden. Maar vaak vond die censuur toch iets subtieler plaats dan in dit exemplaar.

Zelfs op de titelpagina van het boek kon degene die het boek censureerde zich waarschijnlijk niet inhouden. Daar pronkt namelijk het volgende ietwat venijnige zinnetje: ‘Erasmus, je was de eerste die de lof der zotheid schreef, dat wijst op de zotheid in je eigen natuur’.


Venijn op de titelpagina. Foto: Thomas Fisher Rare Book Library

(Scientias.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_112044985
25-05-2012

Sedimenten helpen sterfdatum van Jezus te achterhalen



Door in sedimenten naar sporen van aardbevingen te zoeken, denken wetenschappers nu te weten in welk jaar Jezus van Nazareth gekruisigd werd.

In het bijbelboek Mattheüs is in het 27e hoofdstuk te lezen hoe Jezus door de Romeinen gekruisigd wordt en sterft. Direct na de dood van Jezus gebeurt er iets bijzonders. “En ziet, het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, van boven naar beneden; en de aarde beefde, en de steenrotsten scheurden,” zo schrijft Mattheüs. Het bijbelvers vormde het uitgangspunt voor de studie van de onderzoekers, zo is in het blad International Geology Review te lezen.

Sedimenten
De onderzoekers bestudeerden sedimenten afkomstig van de westkust van de Dode Zee. Aan deze sedimenten is te zien, wanneer het gebied met bevingen te maken heeft gehad. De bevingen hebben er namelijk voor gezorgd dat de sedimenten vervormd zijn. De onderzoekers vonden een vervorming die veroorzaakt was door een zware beving. De beving zou ergens in 31 voor Christus hebben plaatsgevonden. Ook vonden ze vervormde sedimenten die het resultaat waren van een beving die ergens rond het jaar 31 na Christus (met een foutmarge van vijf jaar) plaatsvond.

Exacte datum
Waarschijnlijk heeft Mattheüs het in zijn boek over die laatste beving, die dus tussen 26 en 36 na Christus plaatsvond. Om tot een exactere datum te komen, richtten de wetenschappers zich tot de bijbel en eerder onderzoek dat onder meer wetenschapper Colin Humphreys heeft uitgevoerd. De bijbel vertelt onder meer dat de kruisiging op een vrijdag plaatsvond, onder toeziend oog van Pontius Pilatus (die slechts tien jaar stadshouder van Jeruzalem was) en dat kort na de dood van Jezus het Pascha werd gevierd. De onderzoekers pakten de kalender uit die tijd erbij en ontdekten dat alle informatie samenvalt, wanneer men ervan uitgaat dat Jezus in het jaar 33 na Christus werd gekruisigd. Die datum is al vaker door wetenschappers geopperd en de sedimenten nabij de Dode Zee lijken dat nu dus te onderschrijven.

Maar de onderzoekers houden een slag om de arm. Zo is het best mogelijk dat de aardbeving niet exact met het sterven van Jezus samenviel, maar iets ervoor of erna plaatsvond. “En dat deze ‘geleend’ werd door de auteur van het evangelie van Mattheüs,” zo schrijven de onderzoekers. Mogelijk was de beving die tussen 26 en 36 na Crhistus plaatsvond sterk genoeg om vervormde sedimenten op te leveren, maar niet energetisch genoeg om in een nog steeds bestaand geschiedenisboek, anders dan de Bijbel, vermeld te worden. Als die laatste mogelijkheid klopt, zou dat betekenen dat de vermelding van de beving in het evangelie van Mattheüs een soort allegorie is.”

(scientias.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_112413502
02-06-2012

Jezus Christus is gekruisigd op 3 april in het jaar 33


© Photonews.

Vrijdag 3 april in het jaar 33 zou de dag zijn waarop Jezus Christus aan het kruis genageld werd. Dat is volgens RKNieuws.net het resultaat van een geologisch onderzoek.

Wetenschappers waren al langer op zoek naar de precieze datum van de kruisiging van Christus, maar geen enkel ander onderzoek "kon met zoveel zekerheid een datum aanwijzen als nu".

Het resultaat komt van een geologische studie, waarvan bericht wordt in het vakblad Geology Review en op de website Christianpost.com. Zij zijn ervan overtuigd dat Jezus Christus gekruisigd werd op vrijdag 3 april in het jaar 33.

Tot die conclusie kwamen ze door de bodem van en de aardlagen onder de Dode Zee in verband te brengen met de evangelietekst van Mattheus 27. Daarin staat namelijk dat de kruisiging van Jezus gepaard ging met een aardbeving.

(HLN)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_112465814
quote:
0s.gif Op maandag 4 juni 2012 08:46 schreef ExperimentalFrentalMental het volgende:
02-06-2012

Jezus Christus is gekruisigd op 3 april in het jaar 33

[ afbeelding ]
© Photonews.

Vrijdag 3 april in het jaar 33 zou de dag zijn waarop Jezus Christus aan het kruis genageld werd. Dat is volgens RKNieuws.net het resultaat van een geologisch onderzoek.

Wetenschappers waren al langer op zoek naar de precieze datum van de kruisiging van Christus, maar geen enkel ander onderzoek "kon met zoveel zekerheid een datum aanwijzen als nu".

Het resultaat komt van een geologische studie, waarvan bericht wordt in het vakblad Geology Review en op de website Christianpost.com. Zij zijn ervan overtuigd dat Jezus Christus gekruisigd werd op vrijdag 3 april in het jaar 33.

Tot die conclusie kwamen ze door de bodem van en de aardlagen onder de Dode Zee in verband te brengen met de evangelietekst van Mattheus 27. Daarin staat namelijk dat de kruisiging van Jezus gepaard ging met een aardbeving.

(HLN)
Pure onzin.
pi_115502443
06-08-2012

Op zoek naar Bijbelse koninkrijken

Is er in de Israëlische bodem iets te vinden dat met zekerheid bevestigt dat de glorieuze verhalen van de Bijbel op waarheid berusten? Nee. Sterker nog, er is, voor de periode vóór 800 v.Chr., een lelijke tegenspraak tussen onze geschreven bronnen en de vondsten. Wat kan je als archeoloog in zo’n geval doen?


Fragment van de Hebreeuwse Bijbel (Oude Testament)

De bronnen, die zijn verzameld in de Bijbel, beschrijven het glorieuze koninkrijk van de koningen David en Salomo, dat later uiteenviel in twee kleinere staatjes: Israël in het noorden en Juda in het zuiden. Archeologisch is er van dat glorieuze koninkrijk tot nu toe niets met zekerheid geïdentificeerd.

Er is wel een inscriptie die bewijst dat David heeft bestaan, maar je zou van een groots koninkrijk, zoals beschreven in de Bijbel, verwachten dat je eens een briefje opgraaft, met daarop een datering als ‘in het zesde jaar van koning David’. Elke vierkante meter in Israël is inmiddels honderd keer omgespit, en zo’n briefje is er domweg niet.

Je kunt nu twee dingen doen. De ene methodische keuze staat bekend als maximalisme: je neemt aan dat de teksten betrouwbaar zijn, tenzij je archeologische aanwijzingen hebt voor het tegendeel (de betrouwbaarheid van de tekst is maximaal). Dit is de benadering die Jan Blokker en zijn zonen kozen in hun bijbelse geschiedenis Er was eens een God. De andere methode heet minimalisme: je neemt aan dat de teksten niet betrouwbaar zijn, tenzij je archeologische bevestiging vindt (de betrouwbaarheid van de tekst is minimaal).

Bijbelse aanwijzingen
Wat betekent dit concreet? Veel draait om de vraag of we een archeologische chronologie kunnen opstellen die overeenkomt met het verhaal van de Bijbel. En dat draait, in de praktijk, eigenlijk vooral om twee deelvragen:

- Is er bewijs voor de Intocht? Volgens de Bijbel ging de intocht van het volk Isräel in het beloofde land gepaard met grote verwoestingen. treffen we op het juiste moment in de juiste steden hiervan sporen aan?

- Is er bewijs voor monumentale architectuur ten tijde van koning David en Salomo?

Het gaat dus steeds om de vergelijking van de Bijbelse en de archeologische chronologie. Komen die tweemaal overeen, dan hebben de maximalisten gelijk. Worden beide vragen met nee beantwoord, dan wordt het lastig de verhalen over David en Salomo nog anders dan als legenden te lezen.


De Tempel van Salomo zou op de Tempelberg hebben gestaan. Omdat er geen archeologische opgravingen op deze heilige plek gedaan mogen worden is er nooit archeologisch bewijs voor de tempel gevonden. Afbeelding: © wikimedia commons

De relevante bijbelse chronologie is te vinden in de boeken 1 en 2 Koningen, waarin de geschiedenis van Juda en Israël wordt beschreven. De regeringslengtes van de heersers worden eveneens vermeld, en door die bij elkaar op te tellen en rekening te houden met wat co-regentschappen, kunnen we vaststellen dat het eenheidsrijk van koning Salomo rond 930 v.Chr. uiteen is gevallen.

Vijf jaar na de dood van Salomo deed de Egyptische farao Shoshenq een inval in Juda en Israël (1 Koningen 14.25-28). Omdat Shoshenq inderdaad ruwweg in deze tijd regeerde, hebben we een ruwe bevestiging van het jaar 930, dat voor ons verdere betoog van cruciaal belang zal zijn.

De Bijbel geeft nog meer chronologische aanwijzingen. Eén daarvan is dat koning Salomo veertig jaar regeerde (1 Koningen 11.42); een ander is dat hij de tempel van Jeruzalem voltooide in zijn vierde regeringsjaar en dat dit 480 jaar na de Uittocht uit Egypte was
(1 Kon. 6.1); en tot slot zwierven de vluchtelingen veertig jaar door de woestijn. In schema:

930 Ontstaan van de twee koninkrijken
931 Dood van Salomo
967 Tempelbouw
970 Begin van de regering van Salomo
1407 Intocht
1447 v. Chr. Uittocht


Mogelijke route van de uittocht door de woestijn en de intocht van het Joodse volk in de Kanaän.

Omdat het gebied, destijds Kanaän geheten, rond 1400 aantoonbaar was onderworpen aan Egypte, kan de Intocht echter niet rond die tijd hebben plaatsgevonden. Al heel lang wordt de oplossing gezocht in de aanname dat de Intocht in feite plaatsvond aan het begin van de twaalfde eeuw v. Chr. Ook in niet-Bijbelse teksten zijn daarvoor aanwijzingen te vinden. Een Intocht in het eerste kwart van de twaalfde eeuw is een hele redelijke hypothese, en de discussie spitst zich nu toe op twee vragen:

- Is er bewijs voor de Intocht? Met andere woorden: treffen we in de eerste helft van de twaalfde eeuw in de juiste steden sporen van verwoesting?

- Is er bewijs voor monumentale architectuur ten tijde van koning David en Salomo? Met andere woorden: zijn er monumentale resten van voor 930?

Hoewel er boeken bestaan met titels als Und die Bibel hat doch recht, heeft de ontwikkeling van de archeologie van Israël deze aanname vooral geproblematiseerd. Illustratief is de onlangs afgeronde opgraving ten zuiden van de Tempelberg in Jeruzalem, waar Eilat Mazar van de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem de resten van een groot gebouw heeft gevonden, met opvallend zware funderingen.


De ‘lage stone structure’ in Jerusalem. Afbeelding: © Jona Lendering

Deze ‘large stone structure’ staat op de plaats die in de Bijbel wordt aangeduid als die van het paleis van David en Salomo. Maar is het ook het paleis van die koningen, of is het later gebouwd en heeft de auteur van het betreffende Bijbelgedeelte het ten onrechte zo genoemd?

Aardewerk dateren
Om die vraag te beantwoorden ga je kijken naar het gevonden aardewerk. Deze vondstcategorie is makkelijk te dateren omdat antieke pottenbakkers bepaalde modes volgden. Het blijkt nu dat het aardewerk uit Jeruzalem behoort tot een soort die bekendstaat als IJzer IIa.

De door Mazar geraadpleegde catalogus dateert deze aardewerksoort na ongeveer 1000-980 v.Chr.(‘hoge chronologie’), wat betekent dat de ‘large stone structure’ er al kan hebben gestaan in de tijd van koning Salomo. Zo staat het ter plekke ook op de uitlegborden – maar met een opmerking dat “other scholars contest this view”.

Om de kritiek te begrijpen moeten we onder andere kijken naar dateringen v de C-methode. Volgens de al genoemde archeoloog Israel Finkelstein begon het IJzer IIa niet meer ergens tussen 1000 en 980, maar rond 900 (‘lage chronologie’).

Dit wil dus zeggen dat gebouwen als die in Jeruzalem niet gebouwd kunnen zijn door Salomo, wiens regering immers rond 930 ten einde liep. Misschien heeft een latere heerser de large stone structure gebouwd. In elk geval bewijst de toeschrijving aan Salomo dat de auteurs van het betreffende deel van de Bijbel weinig wisten van het verleden en dat het minimalisme de slimmere methode is.

Hoe kunnen we nu weten hoe oud het gevonden aardewerk daadwerkelijk is? Beide partijen zijn het erover eens dat 14C-dateringen de beste manier zijn om de aardewerkchronologie te ijken. 14C-datering kan alleen op organisch materiaal worden toegepast. Je kan dus graanresten die in de buurt van aardewerk gevonden zijn dateren, al moeten we wel bedenken dat het graan en het aardewerk niet noodzakelijkerwijs even oud zijn. Het aardewerk kon immers al jaren oud zijn voor het graan erin werd gestopt.

Het moment waarop IJzer IIa begint is dus buitengewoon belangrijk maar het probleem is ook buitengewoon complex. Dat wordt ook van alle kanten erkend, en beide kampen geven ook wel aan elkaar toe. De onderzoekers zijn het weliswaar grondig oneens, maar ze zijn in dialoog met elkaar.

Aanhangers van de hoge chronologie erkennen inmiddels dat de grens van 1000-980 ook wel een generatie later kan liggen, dus rond 970-950; omgekeerd zijn de aanhangers van de lage chronologie ook wat opgeschoven, en komen zij nu op 930.

Twee toppen
Hoe kan het nu dat de C-14 methode geen definitief antwoord geeft? Finkelstein legt in een artikel uit hoe de vork volgens hem in de steel zit. Anders dan de benaming suggereert, zijn 14C-dateringen geen dateringen. Het zijn waarschijnlijkheden. Als je verschillende dateerbare vondsten hebt, kun je de waarschijnlijkheden combineren.

Je zou hebben gehoopt dat de gecombineerde waarschijnlijkheden een kansverdeling zouden hebben opgeleverd met één, liefst duidelijke top, die aangeeft wanneer IJzer IIa precies begon. Maar, alsof de duvel d’r mee speelt, het eindresultaat heeft twee toppen.



Dit plaatje verklaart een hoop. Om te beginnen blijkt dat de aanhangers van de hoge chronologie gelijk hadden toen ze van 1000-980 opschoven richting 970. De datum die ze kozen voor de overgang, is consistent met de linkertop van dit schema. Ook blijkt dat de aanhangers van de lage chronologie gelijk hadden toen ze opschoven van 900 naar 930. Dat correspondeert met de rechtertop van dit schema.

En je zou kunnen zeggen dat de rechtertop nét iets waarschijnlijker is dan de linker – ergo, de lage chronologie is het meest plausibel, gebouwen als de ‘large stone structure’ dateren van ná Salomo, de Bijbelse toeschrijving aan hem is onjuist en de minimalisten hebben de betere argumenten.

Er zitten allerlei technische haken en ogen aan deze analyse, maar voor nu zullen we het erbij laten dat de aanhangers van de lage chronologie en de minimalisten vóór staan, ook al is het niet overtuigend en is laatste woord er nog niet over gezegd.

Chaos en Zeevolken
Hoe zit het met bewijs voor de Intocht? Zoals gezegd is de bijbelse chronologie, met een intocht rond 1400, onmogelijk te verdedigen omdat de Egyptische farao op dat moment ook over Kanaän regeerde. Hebreeuwse slaven zullen niet gauw zijn weggelopen uit Egypte om zich elders in het Egyptische rijk te vestigen. De oplossing was dat men de Intocht verplaatste naar het moment waarop het Egyptische gezag begon te tanen.

Dit is voor het eerst geopperd door W.F. Albright, de vader van wat men destijds ‘bijbelse archeologie’ noemde. Ten tijde van farao Ramses III (r. 1184-1152) werd Egypte aangevallen door de zogenaamde Zeevolken, waarvan sommige over het water kwamen en andere over het land. Hun aankomst zou de oorzaak zijn geweest van grote veranderingen.


Ramses III slaat de Zeevolken neer. Egyptisch relief op tempelwand. Afbeelding: © wikimedia commons

Ramses claimt ze te hebben verslagen in 1175. Hij zou echter misschien een veldslag hebben gewonnen, was de redenering, maar een van de groepen zwervende plunderaars bemachtigde toch land in Kanaän. Deze Peleset zijn bekender als Filistijnen en gaven uiteindelijk hun naam aan Palestina. De ondergang van het Egyptische gezag leidde tot chaos en schiep ruimte voor nieuwe nomadenvolken, zoals de Hebreeën, om zich als boeren te vestigen in het bergland.

Haar elegantie maakt deze lezing aantrekkelijk, maar er zijn wat voetangels en klemmen. Om te beginnen is er weinig bewijs voor de gewelddadige verwoesting van de steden die in de Bijbel worden genoemd. Zeker, in Jericho zijn ingestorte muren gevonden, maar op het moment dat de Hebreeën de stad zouden hebben ingenomen, lagen die muren er al een eeuw of tien.

Een tweede probleem is dat als de Hebreeën zich vestigden in het gebied, je veranderingen zou verwachten in de materiële cultuur. Die ontbreken. De nederzettingen in het bergland hebben bijvoorbeeld hetzelfde soort aardewerk als de oude, door de Egyptenaren bestuurde steden.

Er lijkt iets heel anders te zijn gebeurd: de Egyptische steden werden verlaten in de tweede helft van de twaalfde eeuw. Het kustgebied kwam vrij en werd overgenomen door de Filistijnen. Hun aankomst is dus niet de oorzaak van de chaos, maar het gevolg daarvan. Het is bovendien interessant te zien wat er in het bergland gebeurde.

Daar neemt na het midden van de twaalfde eeuw het aantal bekende boerennederzettingen sterk toe. Deels zal het gaan om boeren die ooit in de door de Egyptenaren bestuurde steden woonden, deels zal het gaan om nomaden die hun eigen graan gingen verbouwen nu ze het niet langer in de stad konden kopen.

De maximalist, die het verhaal uit de geschreven teksten accepteert tenzij er archeologische aanwijzingen zijn voor het tegendeel, raakt nu toch echt in de problemen. Sowieso moest hij de Intocht enkele eeuwen later dateren dan de Bijbel suggereert, maar zelfs het idee om het Bijbelverhaal uit zijn chronologische context te halen en te plaatsen in de chaos die de Zeevolken hadden veroorzaakt, blijkt niet houdbaar omdat de Zeevolken geen chaos hebben veroorzaakt. Er zijn steden verwoest, maar het zijn – op één na – niet de in de Bijbel genoemde steden.

Hazor
Toch kan de minimalist nog geen victorie kraaien. Eén stad lijkt wel op het juiste moment te zijn verwoest. Dat is Hazor, en dat is niet de minste stad. De farao lijkt de koning van Hazor te hebben beschouwd als zijn onderkoning in Kanaän, het hoofd van de andere stadstaatjes. Dit staat ook in de Bijbel (Jozua 11: 10-11). Er moeten ongeveer 30.000 mensen hebben gewoond.


Uitzicht over de vallei vanaf de ruïne van Hazor, Israel Afbeelding: © Jona Lendering

De stad Hazor is compleet verwoest. De enorme voorraad olijfolie in het paleis en het cederhouten dak moeten zo’n gigantische brand hebben veroorzaakt dat de tichelstenen van de muren bikkelhard werden, waardoor de verbrande muren nog altijd zo’n anderhalve meter hoog staan. De volgende bewoners waren nomaden, die geen huizen bouwden maar wel putten groeven om afval in te dumpen en voorraden in op te slaan.

De aandachtige lezer herkent inmiddels het al behandelde archeologische probleem: de kuil zelf ligt in het stratum van de Late Bronstijd, maar de voorwerpen zijn jonger. Hoeveel jonger is moeilijk uit te maken. We weten niet hoeveel tijd is verstreken tussen de brand en de aankomst van de nomaden.

Onlangs werden er graanresten gevonden in Hazor, organisch materiaal dat dateerbaar is volgens de 14C-methode. Het werd gedateerd op 1300 v. Chr en de betrokken archeologen zien dat als een bewijs dat de verwoesting plaatsvond tijdens de Intocht van het volk van Israel, precies zoals het Oude Testament volgens hen voorschrijft.


Uitzicht over de vallei vanaf de ruïne van Hazor, Israel Afbeelding: © Jona Lendering

Maar dat is dus echt onzin. De Bijbel dateert de gebeurtenis een eeuw eerder en archeologisch is er pas een plek voor de Intocht ná 1150. Een datering rond 1300 kan van alles zijn, maar géén Intocht.

De verwoesting van Hazor in 1300 v.Chr. ±50, zal een andere verklaring moeten hebben.

- De stad kan zijn ingenomen door de bewoners van een andere Bronstijdstad, zoals Megiddo of Beth Shean. De Amarna-brieven bevatten verwijzingen naar onrust, hoewel de Egyptische macht onaangetast is.

- Een Hittitisch leger kan zijn doorgebroken naar het zuiden.

- Een Egyptisch leger wilde de orde herstellen. Farao’s als Horemheb (rond 1300) en Ramses II (na 1279) zijn mogelijke kandidaten.

- En dan is er ook nog de doodsimpele verklaring dat we te maken hebben met een gewone stadsbrand, waarvan er in de voorindustriële wereld dertien in een dozijn gingen en waarvoor je helemaal geen vijanden nodig hebt.
De vernietiging van Hazor lijkt dus geenszins op een bewijs dat er een Intocht heeft plaatsgevonden.

Al met al lijkt het erop dat minimalisme (de teksten zijn onbetrouwbaar tenzij je archeologisch bewijs vind) de betere benadering is voor de archeologie van Israël. De lage chronologie voor de overgang van IJzer I naar IJzer IIa is geschikter dan de hoge, zodat enkele monumentale gebouwen die werden opgevat als bewijs voor het glorieuze rijk van koning Salomo, uit zicht verdwijnen. Ook is de Intocht ondanks lang zoeken nog altijd niet in het bodemarchief terug te vinden.

Jona Lendering is oud-historicus en werkt voor Livius Onderwijs. Oikos, De Nederlandse onderzoeksschool van classici en oudhistorici, onderscheidde hem in 2010 voor zijn werk als popularisator.

Dit achtergrondartikel is een ingekorte versie van een uitgebreider artikel over de archeologie van Israël op het weblog van Jona Lendering.

(Kennislink)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_118449493
25-10-2012

Amerikaanse filosoof Paul Kurtz overleden


© ap.

De wereldvermaarde filosoof, scepticus en seculiere humanist Paul Kurtz is op 86-jarige leeftijd overleden, meldt de krant New York Times.

Kurtz doceerde filosofie aan de Universiteit van Buffalo en was de voorzitter van de door hem gestichte uitgeverij Prometheus Books.

De 'vader van het seculiere humanisme' propageerde een denken dat op feiten is gebaseerd en niet op geloof, alsmede een ethisch systeem dat losstaat van religie.

Kurtz was ook oprichter van CSICOP, een wereldwijd zeer invloedrijke sceptische vereniging met prominente leden als Karl R. Popper, Isaac Asimov, Richard Dawkins, en een reeks Nobelprijswinnaars. Bedoeling ervan is pseudowetenschap de das om te doen.

De wetenschapper overleed zaterdag in zijn woning in Amherst (New York).

(HLN)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_120199326
11-12-2012

Leven we in een computersimulatie? Dat is na te gaan!


Wat is er op de afbeelding hierboven te zien? De rode kegel laat zien wat we zouden zien als ons universum geen simulatie is. Als er wel sprake is van een simulatie, zien we het blauwe oppervlak.

Bijna tien jaar geleden opperde een Britse filosoof dat het universum waarin we leven wellicht één grote computersimulatie is, die gerund wordt door onze nakomelingen. Maar ja, hoe kunt u achterhalen of dat klopt? Wetenschappers hebben nu een manier gevonden.

Het is even ingewikkeld als fascinerend: het idee dat filosoof Nick Bostrom in een paper in 2003 naar voren bracht. Hij bedacht in het paper dat zeker één van de drie volgende mogelijkheden waar is:

1. De menselijke soort sterft waarschijnlijk uit voordat we de fase van posthumans bereiken. (Posthumans zijn een soort verbeterde versies van de huidige mensen: het zijn – volgens één van de definities van het begrip – mensen met ongeëvenaarde intellectuele, lichamelijke en psychische mogelijkheden, zelf-programmerende, zelfstandig en onafhankelijk handelende, potentieel onsterfelijke, ongelimiteerde individuen).
2. Het is zeer onwaarschijnlijk dat een posthuman-beschaving een significant aantal simulaties van haar evolutionaire geschiedenis uitvoert.
3. Het is bijna zeker dat we in een computersimulatie leven.

Ook stelde Bostrom dat het idee dat er een significante kans is dat we op een dag posthumans worden die simulaties omtrent hun voorouders uit laten voeren, niet klopt, tenzij we op dit moment in een simulatie leven.

Simulatie
Maar hoe kunnen we toetsen of het wilde idee dat we wellicht in een computersimulatie leven, klopt? Daarvoor moeten we zelf een simulatie uitvoeren, zo schrijven onderzoekers van de universiteit van Washington. En wel een simulatie van een groot deel van ons universum. En tijdens zo’n simulatie, kunnen we op eigenschappen stuiten die erop wijzen dat we inderdaad in een computersimulatie leven.

Computerkracht
Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan: het zal waarschijnlijk nog decennia duren voordat we in staat zijn om een simulatie van ons universum uit te voeren en dan zal die simulatie nog bijzonder primitief zijn. Supercomputers van vandaag de dag gebruiken een techniek die ook wel lattice quantum chromodynamics wordt genoemd en gebruiken fundamentele wetten uit de fysica om het universum te stimuleren. Maar zij kunnen maar een piepklein stukje van het universum stimuleren: een stukje kleiner dan de kern van een atoom. In andere woorden: we missen de computerkracht om zulke simulaties uit te voeren en dus kunnen we het idee van Bostrom op deze manier niet toetsen.

Kleine schaal
Maar daarmee is de kous niet af. Wetenschappers van de universiteit van Washington suggereren namelijk dat het wel mogelijk is om – nu of in de nabije toekomst – tests uit te voeren die sporen van de computersimulatie waarin we wellicht leven, kunnen blootleggen. Zo kunnen er in huidige simulaties sporen van zo’n computersimulatie worden aangetroffen die we in de verre toekomst waarschijnlijk ook op grotere schaal, in grotere simulaties gaan aantreffen.

Raster
De supercomputers van vandaag de dag die de techniek lattice quantum chromodynamics toepassen, verdelen de ruimtetijd in een vierdimensionaal raster en stellen onderzoekers zo in staat om de sterke kernkracht – één van de vier fundamentele natuurkrachten, en de kracht die subatomische deeltjes samenbindt en er neutronen en protonen van maakt – te bestuderen. “Als je de simulaties groot genoeg maakt, zou er zoiets als een universum moeten ontstaan,” stelt onderzoeker Martin Savage. Dan zou het een kwestie zijn van zoeken naar sporen die erop wijzen dat we in een computersimulatie leven. Hoe zo’n spoor er uit zou kunnen zien? Nou, bijvoorbeeld als een beperking van de energie van kosmische straling. In het paper stellen de onderzoekers voor dat de kosmische straling met de meeste energie zich in deze simulaties – wanneer we werkelijk in een computersimulatie leven – heel anders zou gedragen dan verwacht. Deze straling zou bij voorkeur langs de assen van het rooster glijden en dus niet in alle richtingen even sterk de interactie met elkaar aan gaan, zoals onderzoekers verwachten. Sterker nog: we zouden zo de oriëntatie van het rooster waarop ons universum gesimuleerd wordt, kunnen achterhalen.

Het is voor het eerst dat onderzoekers met een manier komen om te toetsen of het idee van Bostrom klopt. Of hun aanpak gaat werken? Dat is nog even twijfelachtig. Aan deze aanpak gaan namelijk een aantal aannames vooraf. Wie zegt bijvoorbeeld dat het rooster er werkelijk zo uitziet als deze onderzoekers in hun paper stellen? Mochten de onderzoekers het wel bij het juiste einde hebben, dan zouden we op korte termijn in staat moeten zijn om vast te stellen of we in een computersimulatie leven. En als dat het geval blijkt te zijn, gaat er een wereld aan mogelijkheden open. Want wellicht is de computersimulatie waarin wij leven niet de enige: misschien worden er op dit moment nog wel meer uitgevoerd. In dat geval zouden er dus parallelle universa gecreëerd worden. Onderzoeker Zohreh Davoudi: “Dan is de vraag: kunnen we met deze andere universa communiceren, wanneer deze op hetzelfde platform worden uitgevoerd?”

(scientias.nl)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_122201710
28-01-2013

Duitse geleerde Jürgen Habermas krijgt Erasmusprijs 2013

Duitse geleerde Jürgen Habermas heeft de Erasmusprijs 2013 toegekend gekregen. Dat heeft de Nederlandse organisatie, de Stichting Praemium Erasmianum, bekendgemaakt. Aan de prijs is een bedrag van 150.000 euro verbonden.

"Jürgen Habermas is al ruim 50 jaar een van de belangrijkste denkers op het grensvlak van sociologie, filosofie en politiek. In zijn denken staan de democratie en de betrokkenheid van de burgers centraal. Hij is scherp en kritisch in zijn politieke analyses maar tegelijkertijd optimistisch over de toekomst van een democratisch Europa", verklaart de organisatie de prijs voor Habermas.

De Erasmusprijs heeft dit jaar het thema "de toekomst van de democratie". De prijs wordt jaarlijks toegekend aan iemand die een belangrijke bijdrage heeft geleverd op cultureel, sociaal of sociaal-wetenschappelijk gebied.

De prijsuitreiking is op een nog te bepalen datum in het najaar.

(HLN)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_123357255
25-02-2013

Hoe de paus de baas werd

‘Ecclesia Romana semper habuit primatum’

Deze week zal Benedictus XVI, paus en bisschop van Rome, aftreden. Al eeuwen is het zo dat wie de Heilige Stoel in het Vaticaan bezet, de onbetwiste leider van de Rooms-Katholieke kerk is. Maar de kerk heeft vele bisschoppen. Waarom is juist die van Rome zo machtig geworden? Lange politieke strijd en vervalste documenten hebben de paus een waar monopolie in geloofszaken gegeven…


De apostel Petrus.

wikimedia commons
Wanneer de Rooms-Katholieke kerk van leider wisselt maakt dat ook anno 2013 indruk, zowel binnen als buiten het katholieke geloof. Allerlei eeuwenoude rituelen en symboliek moeten de toeschouwer duidelijk maken dat het hier om iets gewichtigs gaat. Elke katholiek kan dit bevestigen. In die godsdienst is de paus (Latijn: ‘papa’, vadertje) namelijk de rechtstreekse ‘tussenpersoon’ van God. Letterlijk de Pontifex: ‘bruggenbouwer’ tussen hemel en aarde.

De autoriteit die die functie meebrengt ontleent de Paus tot op de dag van vandaag onder andere aan de ‘Liber Pontificalis’, het Boek der Pausen. Het is een serie levensbeschrijvingen van de vroegste pausen tot in de negende eeuw, te beginnen met de allereerste paus, de apostel Petrus. Dit belangrijke boek is vermoedelijk in de zesde eeuw na Christus ontstaan. Daarin staat te lezen dat Petrus door Jezus zelf uitverkoren was als de eerste leider van de Christelijke kerk. Al zijn opvolgers – de huidige paus Benedictus XVI als laatste in dat rijtje – zijn rechtstreekse opvolgers.

Petrus: de Rots
Volgens de Bijbel noemde Jezus zijn apostel Simon ‘de rots (’Kefas’ in het Aramees, ‘Petros’ in het Grieks) waarop hij zijn kerk zou bouwen’ en kreeg hij de sleutels van het koninkrijk van de hemel. De twee sleutels zijn nog altijd het symbool van de paus. In het evangelie van Johannes noemt Jezus hem zelfs als zijn opvolger. Volgens de Christelijke traditie – al staat het niet in de Bijbel – stierf Petrus de marteldood in Rome door zich uit respect voor Jezus ondersteboven te laten kruisigen.

[img] http://www.kennislink.nl/system/files/000/166/871/large/Sleutels_van_Petrus.jpg?1361788752[/img]
Jezus geeft de sleutels aan Petrus. Fresco van Pietro Perugino in de Sixtijnse Kapel.
wikimedia commons

Of deze Petrus ooit echt in Rome is geweest en daar de leiding heeft genomen over de vroege Christelijke gemeenschap is echter nogal onduidelijk. In ieder geval is wel bekend dat de vroegste Christelijke gemeenschappen helemaal niet bekend waren met een centrale leider of het begrip paus. Ze waren losjes georganiseerd omdat de eerste Christenen in de veronderstelling leefden dat Jezus snel terug zou komen op aarde. Pas toen rond het begin van de tweede eeuw bleek dat die terugkeer nog wel even op zich liet wachten ontstond de behoefte aan meer hiërarchie en organisatie.

Er ontstonden lokale leiders in de vorm van bisschoppen (Latijn: Episcopus, toezichthouder). Terwijl de gemeenschappen groeiden en de Christelijke heilsleer zich door het steeds instabieler wordende Romeinse Rijk verspreidde, kregen de bisschoppen steeds meer macht en invloed. Maar de bisschop van Rome had nog geen bijzondere positie. Op de eerste grote kerkvergadering, in het jaar 325 georganiseerd door keizer Contstantijn de Grote, was hij niet eens aanwezig.

Tegen het einde van de vierde eeuw veranderde dat. Constantijn had zich als eerste Romeinse keizer tot het Christendom bekeerd. Veel van zijn latere opvolgers zagen in dat het Romeinse Rijk voor zijn politieke stabiliteit afhankelijk was van de steun van de Christenen. Verschillende Romeinse keizers stelden geld ter beschikking om voor de bisschop in de hoofdstad Rome kerken en paleizen te bouwen.


Paus Leo I houdt de Hunnen tegen, detail van basrelief in de Sint-Pieterskerk.
wikimedia commons

Verdediger van de stad
Toen in 395 n. Chr. het Romeinse Rijk definitief werd opgedeeld in een oostelijk en westelijk deel en de macht van de West-Romeinse keizer daarna snel afnam, was het steeds vaker de bisschop van Rome die de leiding nam als de stad verdedigd moest worden tegen barbaarse volken. Zo verdedigde paus Leo I in 452 de stad tegen een aanval van de Hunnen.

Leo I, die in zijn strijd tegen dit soort vreemde stammen van de wereldlijke macht geproefd had, legde ook nog maar eens uit waarom de bisschop van Rome de belangrijkste was: In vele van zijn brieven en geschriften haalt hij de evangelieteksten over Petrus aan. Petrus was door Jezus immers aangewezen als opvolger en stierf in Rome.

Wie durfde te betwijfelen dat de macht bij de paus in Rome lag, bracht zijn eigen zielenheil in het grootste gevaar. “Ecclesia Romana semper habuit primatum” (De kerk van Rome heeft altijd het primaat) was zijn krachtige lijfspreuk. Om zijn verbintenis met Petrus kracht bij te zetten liet hij zich als eerste paus bijzette in de Sint-Pietersbasiliek, die eerder in opdracht van Constantijn was gebouwd op de plek van het (vermeende) graf van Petrus. Een traditie die nog altijd voortduurt.


Paus Gregorius de Grote met de duif die hem volgens de legende de beroemde kerkzang influisterde.

De opvolgers van Leo I gingen daarna door met het versterken van de macht van de bisschop van Rome. Paus Gelasius I (492-496) noemde zich voor het eerst pontifex. Een toespeling op de grote Romeinse keizers van weleer die zichzelf Pontifex Maximus (grootste bruggenbouwer) noemden, om te onderstrepen dat ook zij een rechtstreekse band met de Romeinse goden hadden.

Gregorius I, bijgenaamd de Grote, verdedigde in 568 wat over was van het Romeinse Rijk – niet veel meer dan het noordelijke deel van het Italische schiereiland – tegen de Longobarden. Hij legde de basis van de Pauselijke Staat, gebieden waar de paus als soeverein wereldlijk heerser erkend werd. Tegenwoordig is daarvan alleen nog Vaticaanstad over. Paus Gregorius de Grote zou de bedenker zijn van de beroemde gregoriaanse kerkzang die hem door een duif zou zijn ingefluisterd.

Geknutseld document
Ondertussen was ook op kerkvergaderingen (concilies) steeds vaker een punt van strijd wie het laatste woord had bij religieuze vraagstukken. Kwesties over het geloof hadden in de oudheid tenslotte ook altijd een sterke politieke kant. Had de wereldlijke vorst (koningen en keizers) of de bisschop het voor het zeggen? Het was een strijd die tot ver in de middeleeuwen door zou gaan.

In de achtste eeuw knutselde de pauselijke curie een document in elkaar om te bewijzen dat dat recht de bisschop van Rome toekwam. Met dat document, bekend als de Constantijnse schenking, zou keizer Constantijn in de derde eeuw die beslissingsbevoegdheid hebben overgedragen aan de toenmalige paus Sylvester I, omdat hij hem van melaatsheid zou hebben genezen. Pas in de vijftiende eeuw toonde de Italiaanse humanist Lorenzo Valla na vergelijking met andere bronnen aan dat het een vervalsing betrof.


Sylvester I geneest Constantijn van melaatsheid. Muurschildering in de Santi quattro coronati in Rome.
wikimedia commons

Ondanks dat de bisschoppen van Rome steeds vaker een primaire positie opeisten, stelde een grote kerkvergadering in 691 nog dat vijf bisschoppen van belangrijke steden, de patriarchen, een ‘erepositie’ hadden binnen de Christelijke wereld. Naast Rome was dat de bisschop van Constantinopel, Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem. Officieel waren zij allen gelijkwaardig.

Machtsvacuüm
Maar door de oprukkende Islam in het oosten verminderde de macht en het aanzien van de patriarchen van Alexandrië, Antiochië en Jeruzalem al snel. In Constantinopel hield de Byzantijnse keizer veel macht in handen. Maar de bisschop van Rome bevond zich na de ondergang van het West-Romeinse rijk in een machtsvacuüm en kon zijn bevoorrechte positie ook echt omzetten in macht.

Vroeg-middeleeuwse pausen deden dat dan ook volop. In de achtste eeuw werd Rome een echte pauselijke stad vol nieuwe kerken, symboliek en openbare rituelen. Omdat de paus inmiddels werkelijk een hoop macht had deden vorsten als Karel de Grote hier graag aan mee.


Duizenden mensen wachten op het Sint-Pietersplein op witte rook: het teken dat een nieuwe paus gekozen is.

De vaste basis van de macht van de paus was in de achtste eeuw wel gelegd. Maar de strijd rond het pausdom ging in de middeleeuwen en de vroeg-moderne tijd volop door. De zogenaamde investituurstrijd, een jaren durende politieke controverse tussen de paus en de keizer over wie het recht had bisschoppen te benoemen, is daarvan het bekendste voorbeeld.

Dat de paus voor heel veel mensen nog altijd een autoriteit is zal ook op 28 februari weer blijken. Dan zal Benedictus XVI, de 256e paus van de Katholieke kerk, aftreden. Het wachten is daarna op witte rook uit de schoorsteen van de Sixtijnse Kapel, dat is het teken dat de kardinalen het eens zijn over wie hun nieuwe leider wordt. God heeft dan weer een nieuwe opvolger voor de apostel Petrus aangewezen.

Bronnen:
Frans Willem Lantink en Jeroen Koch (red.), De paus en de wereld. Geschiedenis van een instituut (Boom Uitgevers, 2012)
John Julius Norwich, De pausen, een geschiedenis (Uitgeverij Bert Bakken, 2011)

(Kennislink)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
  woensdag 6 maart 2013 @ 13:47:52 #94
38496 Perrin
Toekomst. Made in Europe.
pi_123700455
quote:
Was Wittgenstein Right?

The singular achievement of the controversial early 20th century philosopher Ludwig Wittgenstein was to have discerned the true nature of Western philosophy — what is special about its problems, where they come from, how they should and should not be addressed, and what can and cannot be accomplished by grappling with them. The uniquely insightful answers provided to these meta-questions are what give his treatments of specific issues within the subject — concerning language, experience, knowledge, mathematics, art and religion among them — a power of illumination that cannot be found in the work of others.

Admittedly, few would agree with this rosy assessment — certainly not many professional philosophers. Apart from a small and ignored clique of hard-core supporters the usual view these days is that his writing is self-indulgently obscure and that behind the catchy slogans there is little of intellectual value. But this dismissal disguises what is pretty clearly the real cause of Wittgenstein’s unpopularity within departments of philosophy: namely, his thoroughgoing rejection of the subject as traditionally and currently practiced; his insistence that it can’t give us the kind of knowledge generally regarded as its raison d’être.
Vóór het internet dacht men dat de oorzaak van domheid een gebrek aan toegang tot informatie was. Inmiddels weten we beter.
  woensdag 10 april 2013 @ 13:59:01 #95
38496 Perrin
Toekomst. Made in Europe.
pi_125111013
quote:
One of Us

These are stimulating times for anyone interested in questions of animal consciousness. On what seems like a monthly basis, scientific teams announce the results of new experiments, adding to a preponderance of evidence that we’ve been underestimating animal minds, even those of us who have rated them fairly highly.
Vóór het internet dacht men dat de oorzaak van domheid een gebrek aan toegang tot informatie was. Inmiddels weten we beter.
  donderdag 11 april 2013 @ 20:36:54 #96
38496 Perrin
Toekomst. Made in Europe.
pi_125168549
quote:
'Onze economie is een schuldfabriek'

Meer dan een half decennium duurt de economische depressie nu, beter bekend als De Crisis. Het begon toen Amerikaanse banken in 2007 in de problemen kwamen door onvoldoende gedekte hypotheken. Daarna ging het snel. Door de sterke mondiale verwevenheid van het financiële verkeer kwamen als in een sneeuwbaleffect tal van Westerse banken en uiteindelijk ook de Euro zelf in de problemen. En nog altijd zitten we met de vraag hoe het allemaal zo ver heeft kunnen komen. En of de schuldigen, voor zover aanwijsbaar, ook inderdaad wel de boete betalen.

Deze maand gaan tal van filosofen zich een maand lang over Schuld en Boete buigen in de Maand van de Filosofie. Ik ben benieuwd. Want intussen zijn er al heel wat schuldigen aangewezen van bankiers tot falende toezichthouders, Brussel, corrupte Grieken, en malafide Russen. Ik houd het voorlopig op de Sirenen. En dan bedoel ik niet die halfnaakte meisjes zelf op billboards en in reclamefolders. Die frêle meisjes zijn slechts huurlingen van een illusie die verkocht wordt. En daar ligt de schuldvraag wat mij betreft. Bij de illusie.
Vóór het internet dacht men dat de oorzaak van domheid een gebrek aan toegang tot informatie was. Inmiddels weten we beter.
  maandag 1 juli 2013 @ 13:39:59 #97
38496 Perrin
Toekomst. Made in Europe.
pi_128457417
quote:
'Geharnaste atheïsten vind ik net zo irritant als vrome gelovigen'

Geharnaste atheïsten vind ik net zo irritant als vrome gelovigen. Die bekeringsijver, de triomfantelijkheid waarmee ze poneren dat God heus aantoonbaar niet bestaat, de overtuiging dat driekwart van de wereldbevolking, de gelovigen, zwakzinnig is - ronduit kinderachtig. Agnost zijn, principieel niet-weter, bevalt mij beter.

Nee, ik geloof niet in een hiernamaals, al wil ik er geen vergif op innemen. Mocht er - verrassing! - toch een hemel bestaan, dan zitten daar vast niet de leuke, gezellige mensen, maar de rechtschapen uitgestreken koppen. Daar wil je niet eeuwig tussen zitten, op die saaie jachtvelden. We zien wel.

Maar ik begrijp de behoefte aan een geloof. Ooit, toen een van de mijnen er zomaar tussenuit dreigde te glippen, was ik jaloers op 'lotgenoten' die steun hadden aan hun geprevelde gebeden, de rituelen op hun matjes en de zingzang van mantra's. Niet dat hun geliefden nu aantoonbaar vaker beter werden. Ziekte, oorlog en onheil voorkomen, daar heeft God geen zin.

Als God een verzonnen god is geworden en de Bijbel een metaforisch boek met schitterende verhalen, dan hebben we God en de Bijbel overgeheveld naar de literatuur. Daar horen ze ook.

De literatuur zit vol met niet-weters. Hella Haasse bijvoorbeeld, die zich 'een gelovige zonder God' noemde. Frans Kellendonk, die 'in het hart van de schepping een leemte (had) ontdekt waar God, als Hij bestaat, mooi in zou passen'. Of de God van Gerard Reve, iemand met angsten en zwaktes, die drinkt, masturbeert en getroost wil worden, een god die Liefde heet.

Projecties, maar zinvolle projecties, net als Ter Lindens God. Maar waarom zou je naar de kerk gaan om zijn verhaal te horen?
Vóór het internet dacht men dat de oorzaak van domheid een gebrek aan toegang tot informatie was. Inmiddels weten we beter.
pi_129112757
17-07-2013

“Via taal zijn wij mensen aangesloten op een soort superbrein”
Interview met taalfilosoof Max van Duijn

Mensen kunnen heel ingewikkelde redeneringen maken over wat anderen denken. Zij hebben daarin een enorme voorsprong op andere primaten. Volgens promovendus Max van Duijn komt dat deels doordat ons brein de verhaalstructuur van onze eigen én andermans ervaringen opslaat. Door een enkel woord kan zo’n structuur al geactiveerd worden in ons brein.


Promovendus Max van Duijn

Het promotieonderzoek van Van Duijn is interdisciplinair van aard. Dat heeft ook met zijn achtergrond te maken: behalve taalwetenschap, studeerde hij literatuurwetenschap en filosofie. Nu probeert hij aan de hand van bestaande theorieën in de taalkunde, ook een bijdrage te leveren aan een langslepend debat binnen de psychologie.

Hij verzet zich vooral tegen het ‘geloof’ dat veel psychologen aanhangen dat mensen een niet-talig redeneerorgaan hebben. En dat taal slechts een kwestie is van het labelen van het redeneerproces.

Van Duijn is van mening dat taal veel meer invloed heeft op ons denken. Zijn favoriete metafoor is die van de iPad. “Je zult nooit een app kunnen installeren die ervoor zorgt dat een iPad gaat vliegen. Maar je kunt wel apps installeren binnen de marges van de hardware van dat apparaat. Ik denk dat dat een adequate metafoor is van wat taal kan doen. Taal kan ons denken, gegeven allerlei hardwarebeperkingen zoals ons geheugen, wel efficiënter maken.”

Sociaal brein
Mensen kunnen heel goed andermans gedachten raden. En dat is niet voor niks. Van Duijn legt uit dat ‘gedachtelezen’ van levensbelang is. Niet alleen voor mensen, maar voor alle primaten. Primaten leven namelijk in groepen: ieder individu is deel van een netwerk. Van Duijn: “Die groep is cruciaal voor de overleving van elk individu. Op het moment dat je verstoten wordt, is dat eigenlijk een doodsoordeel. Dus het is heel belangrijk om je sociale relaties op een goeie manier te onderhouden.” Om die relaties te onderhouden, moet je behoorlijk complexe redeneringen kunnen maken, aldus de promovendus.


Groep chimpansees

“Ten eerste moet je je af kunnen vragen wat iemand anders denkt. Maar dat is niet genoeg. Je moet je ook kunnen afvragen wat iemand anders denkt dat iemand anders denkt. Dat maakt het cognitief zwaar. De sociaal brein-hypothese zegt dat er een correlatie is tussen groepsgrootte en breingrootte bij primaten. Kapucijnapen leven in relatief kleine groepen en hebben een relatief klein brein. Chimpansees leven in grotere groepen en hebben een groter brein.”

“Als je die lijn doortrekt naar mensen dan leven wij in nog veel grotere groepen en wij hebben ook een nog veel groter brein. De grootte van die groepen in primaten ligt vaak redelijk vast. Bij chimpansees is dat tussen de 40 en 60 individuen in een groep. Mensen hebben ongeveer 150 sociale relaties, afhankelijk van de intensiviteit. Als je een heleboel intensieve relaties hebt, heb je er in totaal minder. Het idee is dat ieder mens er ongeveer evenveel energie in steekt.”

Wildobservaties
Net als mensen kunnen chimpansees redeneringen maken over wat iemand anders denkt. En wat iemand anders denkt dat iemand anders denkt. Maar er zijn meer slimme dieren, weet Van Duijn: “Er zijn ook aanwijzingen dat er vogels zijn die dat kunnen, met name kraaiachtigen, en dolfijnen. Uit onderzoek van Frans de Waal blijkt dat olifanten net zo goed zijn in het uitvoeren van bepaalde testjes als chimpansees.” Maar hoe weten we eigenlijk wat dieren denken? Door te kijken naar hun gedrag, aldus Van Duijn.



“Denk maar aan het gezicht van een vrouw die op een trap een koffer omhoog aan het zeulen is. De ultieme test om te kijken of je de juiste redeneringen hebt gemaakt over wat die vrouw bedoelt te doen, is of je wel of niet te hulp schiet. Bij dieren worden wildobservaties gedaan, waarbij bijvoorbeeld gekeken wordt naar anticipatie tijdens jacht. Daarbij kun je zien of het ene dier begrepen heeft wat het andere dier van plan was.”

Ook bij het onderzoek van Van Duijn kun je spreken van wildobservaties, maar dan van mensen. Die spontane gesprekken zijn te vinden in het Corpus Gesproken Nederlands, een grote dataverzameling met onder andere uitgeschreven conversaties.

Recursiviteit
Uit het gedrag van dieren en mensen kun je redeneringen afleiden. En die kun je weergeven in zinnen van het type ‘X denkt dat Y denkt dat Z.’ Het zijn recursieve zinnen, die je oneindig kunt uitbreiden. Het aantal bijzinnen of inbeddingen in de zin geeft aan hoeveel denkstappen er gemaakt zijn. De onderzoeker spreekt liever over ordes binnen een structuur. “Chimpansees kunnen redeneringen uitvoeren over twee ordes. Maar mensen kunnen wel iets van vijf ordes aan.”


Othello is een toneelstuk van William Shakespeare, vermoedelijk uit 1603 of 1604.
Wikimedia Commons

Als voorbeeld noemt Van Duijn het toneelstuk Othello. “Daarin heb je na een half uur ongeveer de situatie dat het publiek begrijpt dat Jago de bedoeling heeft Cassio te laten denken dat Desdemona van plan is Othello ervan te overtuigen dat Cassio het juiste deed op het moment dat (…). Dat is wat er na een half uur met Othello aan de hand is. Als je het toneelstuk ziet is het geen enkel probleem om dat te begrijpen, hoewel de zin tamelijk ingewikkeld is.”

In gesproken taal komen zulke zinnen niet voor, benadrukt de promovendus. “Een belangrijke vraag in mijn onderzoek is waarom je wel het narratief begrijpt, maar niet de zin. Wat doet het verhaal om ons te helpen die ingewikkelde redeneertaak uit te voeren? Dat het procedé recursief is, betekent niet dat we het eindeloos kunnen begrijpen. Na drie inbeddingen wordt het tamelijk ondoorzichtig; in het wild kom je zulke zinnen ook niet tegen.”

Schaakcomputer
“De puzzel die er ligt is dus dat onze naaste verwanten in de natuur twee ordes aankunnen, terwijl wij er vijf of zes aankunnen. En dat terwijl er evolutionair maar heel weinig tijd tussen zit. Een oplossing die vaak geopperd is, is dat ons brein veel groter is en daardoor veel beter kan rekenen. Daardoor kunnen wij die vijf orde redeneringen uitrekenen. Maar ik denk dat we ze helemaal niet uitrekenen, want wij zijn helemaal niet zo goed in uitrekenen. In plaats daarvan passen we allerlei slimme trucs toe, net als een goeie schaker.”


“Wat een schaakcomputer doet op het moment dat hij een zet doet, is alle mogelijke volgende zetten doorrekenen. Een goeie schaker heeft scenario’s in zijn hoofd. Die scenario’s construeren toekomstige mogelijkheden. Ik denk dat wij een hoeveelheid scenario’s aangeleerd krijgen, die we in dit soort situaties kunnen toepassen.

Die scenario’s zijn een beetje dwingend, maar tegelijkertijd kun je met losse delen aan de slag. Als je nu kijkt naar taalgebruik in corpora, is de indruk die je krijgt, dat het los construeren van wie wat denkt in bepaalde situaties, niet de gebruikelijke is, maar een herstelstrategie op het moment dat het misgaat.”

Kant-en-klare pakketjes
Volgens Van Duijn maken we doorgaans gebruik van vaste bundeltjes informatie, die hij viewpoint packages noemt. Deze worden geactiveerd door een enkel woord, of een zin. “Bijvoorbeeld het woord moord heeft de onderliggende structuur dat er een partij is die iets veroorzaakt heeft. Dus op het moment dat we ermee geconfronteerd worden gaan we niet denken: hij dacht dat X dacht dat Y dacht, enzovoorts. De structuur hebben we al kant-en-klaar in ons hoofd als ‘pakketje’, terwijl de delen toch toegankelijk blijven.”

“Mijn idee is dat je tijdens het leren van taal ook die kant-en-klare structuren verwerft. Zo kun je bij iedere nieuwe situatie niet alleen gebruik maken van je eigen ervaring, maar vooral ook van die van anderen. Eigenlijk zijn we via taal aangesloten op een soort superbrein. Daarmee leren we van de ervaring van mensen die generaties terug geleefd hebben, en van tijdgenoten en van verzonnen personages. Daarom zijn wij veel beter in gedachtelezen dan onze naaste verwanten in de natuur. Door al die pakketjes die in omloop zijn.”


(Kennislink)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_129535218
30-07-2013

Waar komt wiskunde vandaan?

Een filosofisch vraagstuk is met nieuwe ontdekkingen weer actueel: is wiskunde een eigenschap van het universum of is het een verzinsel van ons brein om orde te scheppen? Vier wetenschappers gaan op uitnodiging van de Kavli-stichting in discussie.


Een stukje universum, zoals kosmologen denken dat het gestructureerd is. Het ingewikkelde web van zichtbare materie, donkere materie, donkere energie en nog veel meer is wiskundig te beschrijven.
NASA

Het is een oud filosofisch vraagstuk: is wiskunde een universele natuurwet, of is het gewoon een verzinsel van mensen om de wereld begrijpelijker te maken? De oude Grieken maakten zich al zorgen over deze vraag, maar vonden (zoals gewoon is in de filosofie) nooit een sluitend antwoord. Maar tegenwoordig kunnen neurowetenschappers iets bijzonders: in het brein kijken. En er is onderzoek dat laat zien dat er wel degelijk ‘wiskundeknobbels’ zijn en dat mensen aangeboren rekenvaardigheden hebben. Met dit soort ontdekkingen is de vraag of wiskunde menselijk of universeel is weer actueel. Vandaar dat de Kavli-stichting vier wetenschappers samenbracht voor een discussie over de oorsprong van wiskunde. Twee natuurkundigen, een neurowetenschapper en een cognitiewetenschapper.

Het lijkt misschien een discussie van niks, alleen interessant voor de experts. Maar is het niet interessant om te weten of wiskunde een verzinsel is of één van de bouwstenen van het universum? Bovendien is een universum waar wiskunde een belangrijk deel van is voorspelbaar te maken. Sterker nog, een aantal wiskunde-ontdekkingen bleken later heel nuttig te zijn voor kosmologie of relativiteitstheorie. Aan de andere kant, als wiskunde puur iets is van onze hersenen, dan kan dat weer veel zeggen over de mogelijkheden van ons brein om orde en structuur te vormen in chaotische dingen.

Natuurkunde = wiskunde
Eén van de fysici, Max Tegman van het MIT, heeft een theorie dat het universum inherent wiskundig is. Daarmee bedoelt hij dat de opbouw van alles begint bij wiskunde en daarom ook zo goed met wiskunde beschreven kan worden. Dan doelt hij natuurlijk voornamelijk op de formules die natuurkundigen gebruiken voor de bewegingen van de planeten, de paraboolboog van een geworpen bal of de rare kwantumeffecten. Maar inderdaad, met wiskunde is de wereld te beschrijven of zelfs na te bootsen. Tegman: ‘In feite is een kat niets anders dan een verzameling deeltjes. En die deeltjes beschrijven wij als natuurkundigen gewoon als formules, of getallen. Een ééntje met een plusje of een minnetje, dat is wat een deeltje is voor ons. Als je een kat zo kan omschrijven, kan je alles in getallen vatten.’

Simeon Hellerman, collega-natuurkundige, deelt Tegmans idee. ‘Veel natuurkundigen geloven in het idee dat het hele universum in een formule te vatten is. Dat is ook waar het standaardmodel voor dient.’ Het standaardmodel probeert alle soorten minideeltjes, waar alles uit bestaat, zo in te delen dat ze bij elkaar passen en alle natuurkunde kunnen verklaren. Dat het Higgs-boson, dat onlangs werd ontdekt, bestaat, is een bevestiging van de wiskunde. Higgs berekende namelijk al een tijd terug dat het deeltjes moest bestaan volgens de regels van de wiskunde. Dat het universum zich vormt naar wiskunde, is een aanwijzing dat het wel degelijk inherent wiskundig is.’


Zit wiskunde alleen in ons brein, om de wereld beter te begrijpen en het dagelijks leven makkelijk te maken?
Popular Science Monthly

Hersenrekenen
Hun ideeën zijn precies tegenovergesteld aan de visie van neuropsycholoog Brian Butterworth en cognitief wetenschapper Rafael Núñez. Núñez schreef eerder het boek ‘Where Mathematics comes from’ over het discussieonderwerp. Hij is voorstander van het standpunt dat wiskunde in de hersenen van mensen ontstaat en daarom een puur menselijke constructie is. Butterworth ontdekte dat er delen van het menselijk brein zijn die reageren als mensen aan het tellen zijn. Het laat zien dat tellen een mentale bezigheid is, waar het brein zelfs een apart deel voor heeft. Ook apen en zelfs goudvissen hebben een telgedeelte in hun hersenen. Volgens Butterworth ontstonden deze delen tijdens de evolutie, om goed onderscheid te kunnen maken tussen hoeveelheden in een groep. Dat is handig, bijvoorbeeld om in te schatten of jou leefgemeenschap een gevecht met een andere groep apen zou winnen. Mensen hebben dat instinct voorzien van symbolen – getallen dus.

Ook gelooft hij niet dat een getal een verklaring is voor het universum. ‘Je hebt een oorzaak nodig van natuurkundige, kosmologische of scheikundige verschijnselen. Een getal kan volgens mij nooit een oorzaak zijn; er moet iets zijn áchter het getal. Dat is de essentie van het leven en de wereld, niet een getal of een formule.’

Núñez is het met Butterworth eens dat getallen niet alles zijn, maar denkt dat wiskunde vooral een vorm van verbeelding is, die niet alleen geëvolueerd is maar ook cultureel bepaald. Volgens hem is wiskunde niet universeel, en bestaat veel wiskunde uit afspraken die je zo kan veranderen om een ander systeem te krijgen dat ook klopt. Dat is het bewijs dat wiskunde niet een essentieel onderdeel is van het universum, aangezien een verandering van wiskunderegels geen ander universum oplevert.


De vier mannen die deelnamen aan de discussie. Van links naar rechts: Butterworth, neuropsycholoog; Tegmark, natuurkundige; Núñez, cognitiewetenschapper; Hellerman, natuurkundige.
Kavli Foundation

Een universum simuleren
Tegman is het eens met de cognitiewetenschapper over de wiskunderegels. Maar met een aantal standaardregels kan je het universum simuleren; dat is volgens een aanwijzing dat er een vorm van wiskunde is die in het universum is geweven. De natuurkunde en wiskunde sluiten zó goed op elkaar aan, dat kan bijna geen toeval meer zijn.

Misschien, pareert Núñez. Maar misschien líjkt wiskunde alleen maar perfect bij de fysica te passen. ‘Wij mensen zijn erg goed in ’cherrypicking’, het doorsnuffelen en specifiek uitzoeken van bepaalde bruikbare formules. In de afgelopen duizend jaar is er heel veel wiskunde ontdekt en ontwikkelt. Maar lang niet al die wiskunde wordt nu nog gebruikt, in de wiskunde zelf of in de natuurkunde. Alleen de formules die overleven, zien wij nu. En dan lijkt het alsof wiskunde perfect past in de puzzel van het universum. Maar er zijn zat voorbeelden van wiskunde die geen enkele toepassing kent; als het universum inherent wiskundig zou zijn, zou die toch ergens moeten voorkomen; waarom zou die wiskunde anders bestaan.’

Wiskunde heeft toepassingen
Het klopt wat Núñez zegt, maar aan de andere kant zijn er ook wiskundige ontdekkingen gedaan die nutteloos leken, om later toch een toepassing te vinden. Zo bleek de niet-euclidische meetkunde een goede beschrijving te zijn van de vorm van het universum. Bij niet-euclidische meetkunde is het namelijk mogelijk dat parallelle lijnen elkaar toch raken in een oneindig ver punt, precies wat er door de buiging van de ruimte gebeurt. Dankzij Einstein zag iedereen plotseling de toepassing van een vage wiskundige ontdekking. Ook topologie, lange tijd het paradepaardje van wiskundigen omdat het geen toepassing had, bleek bruikbaar om de structuur van het universum te beschrijven.

Het debat kent uiteindelijk geen winnaar, zoals meestal bij een debat over dit soort filosofische dilemma’s. Maar het is interessant om over na te denken hoe het nou zit met wiskunde. Het is inderdaad alomaanwezig in ons leven. Maar komt dat omdat onze breinen alles als wiskundig zien? Of omdat het universum zich wiskundig aan ons openbaart? Misschien is het allebei wel waar.

Bron
Dit artikel is gebaseerd op een transcript van een debat, georganiseerd door de Kavli Foundation, dat plaatsvond in de zomer van 2013.

(Kennislink)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
pi_129821485
07-08-2013

Onuitgegeven brief van Albert Camus aan Jean-Paul Sartre ontdekt


© afp.

"Mijn beste Sartre (...) Geef me een teken van uw terugkomst en we zullen een ongedwongen avond doorbrengen". Een onuitgegeven brief van Albert Camus aan Jean-Paul Sartre werpt een nieuw licht over de twee filosofen, over wie vooral de breuk bekend is.

Hervé en Eva Valentin, boekhandelaars en organisatoren van een tentoonstelling over Camus in Lourmarin, waar de filosoof is begraven, troffen de brief aan in een boek dat bij een verzamelaar was aangekocht. Het manuscript is niet gedateerd, maar kan stammen uit de periode tussen 1943, het jaar dat de filosofen elkaar ontmoetten, tot 1948, toen ze met elkaar braken, aldus deskundigen.

Volgens de ontdekkers, die een beroep deden op de expertise van de Amerikaanse Sartre-specialist Ronald Aronson, is het briefje "heel belangrijk". "Het toont dat in tegenstelling tot wat enkele auteurs schreven, Sartre en Camus een vriendschappelijke en ononderbroken relatie hadden."

De brief wordt aan het publiek voorgesteld tijdens de expositie "Camus de Tipasa à Lourmarin", van 3 tot 8 september in Lourmarin, voor de honderdste verjaardag van de geboorte van de filosoof.

(HLN)
Death Makes Angels of us all
And gives us wings where we had shoulders
Smooth as raven' s claws...
abonnement Unibet Coolblue
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')