De bewegingen per soort
Rotganzen leven 's zomers in Noord Siberië. De overwintering is in de West-Europese kuststrook. In Nederland moet we om rotganzen te zien 's winters naar de Friese Waddenkust of de Waddeneilanden gaan. Deze ganzensoort leeft namelijk van wieren en zeegras.
De brandganzen broeden allemaal op de eilanden van Nova Zembla. 's Winters verblijven ze in de West-Europese kuststreken en op de eilanden van Groot Brittannië. Net als de rotgans houdt de brandgans ook van zeegras, maar eet net zo graag zaden en weidegras.
Brandganzen worden dus zowel aan de kuststrook gezien als ook op de Zeeuwse en Friese akkers en weilanden. In Friesland mengen ze zich vaak met groepen kolganzen.
De kolgans verblijft 's zomers in Noord-Rusland op de toendra. In de winter trekken ze naar Denemarken en verder tot aan Bretagne. In Nederland zien we grote concentraties in het Deltagebied, Flevoland en Friesland.
De kleine rietgans leeft 's zomers van hetzelfde menu als de kolgans maar dan in Finland en Lapland. Enkele duizenden overwinteren in Friesland op een betrekkelijk klein gebied.
Van de grauwe gans is het migratieverhaal gecompliceerder.
Vanaf juli al komen ze in Noord-Nederland en Flevoland aan, eerst vanuit Noorwegen, later vanaf de Zweedse oostkust en vervolgens uit overig Noord-Europa in de loop van de maand augustus.
De ganzen verliezen in de nazomer binnen vrij korte tijd alle slagpennen en kunnen dan een aantal weken niet vliegen totdat hun nieuwe veren zijn uitgegroeid. In die tijd willen ze zich veilig weten, beschermd tegen de bedreiging van vossen en andere roofdieren.
Na de ontginning van Flevoland zijn de Oostvaardersplassen als enig grootschalig 'wetland' overgebleven in West-Europa: dit natte gebied is essentieel voor lepelaars èn grauwe ganzen! Tijdens de rui eten de ganzen zich een soort 'slootjes' door de rietvelden vanuit een stuk open water en kunnen zich in die 'kronkelstraatjes' goed schuilhouden. Tijdens de rui eten ze uitsluitend zacht jong riet en hebben verder een voorkeur voor de lisdodde waarvan ze de zachte wortelkern eten.
De grauwe ganzenbevolking die zich de laatste decennia tijdens de nazomerrui in de Oostvaardersplassen begon op te houden trok voorheen 's winters voor een deel naar Spanje en voor een deel naar Denemarken. Werd de winter streng dan kwamen de vogels vanuit Denemarken weer terug naar Nederland. Vervolgens trokken alle ganzen in het voorjaar weer naar hun broedgebieden in Scandinavië en Noordeuropa.
Met de gunstige voedselsituatie rondom het Nederlandse ruigebied besloten vele ganzen om niet meer weg te trekken om te broeden en ook was de noodzaak om de winter in Spanje door te brengen niet meer zo groot. Mogelijk heeft de ganzenjacht (!) in Spanje hier ook nog toe bijgedragen. Sinds de jaren 80 is zo een deel van de voorheen doortrekkende grauwe ganzenpopulatie een 'jaarvogel' geworden in Flevoland.
De grauwe gans laat ons zien dat de uitdrukking "domme gans" meer zegt over de mens dan over de gans.
bron