uh, een nieuw deeltje, ietsjes langer nog ook.
Zonder door te trekken gooide hij de klep van de wc naar beneden om er vervolgens op neer te zakken. Met zijn mouw veegde hij zijn neus af die nog nadroop van het braaksel.
‘God-de-tering’ dacht Henk en stond weer op om op zoek te gaan naar de flacon wodka die ergens in de badkamer lag. Hij rukte de deur van z’n medicijnkastje open en keek er in rond. Flesjes stonden er, maar geen had het uiterlijk van zijn flacon wodka. Hopend dat er in één toch nog iets zat met enige alcohol griste hij er een paar uit de kast. Dop er af, ruiken, weggooien. In geen van de bruingekleurde medicijnflesjes zat het medicijn dat hij nodig had.
Lichtelijk teleurgesteld vervolgde Henk dan toch maar zijn weg de trap af naar beneden. Daar in de koelkast wist hij zeker dat er nog een volle fles puur genot op hem te wachten stond. Wat begon in een zwaaiende, maar vlotte pas eindigde in gestrompel toen hij de koelkast naderde. Henk voelde zich kut maar de verlossing was nabij. Hij pakte de fles uit de koelkast en al drinkend liep hij half struikelend naar buiten, hopend dat de combinatie van frisse lucht en de terugkeer van alcohol in zijn bloed zijn slechte toestand zou verbeteren.
Zijn keel tintelde toen hij de heerlijke vloeistof in zijn slokdarm goot. Dat de buitenlucht zou helpen tegen het rotgevoel was uit zijn gedachten verdwenen. En wat maakte het ook uit. Buiten was hij al en de weinige mensen die langsliep werden keihard uitgelachen om het feit dat Henk wodka had en zij niet. ‘Hou je bek eens klapjosti! ’t Is 4 uur ’s nachts!’ werd er uit een raam geroepen. Maar Henk besteedde er geen aandacht aan. Zijn blik was, zo goed als dat nog kon, gefocust op het vrouwelijk schoon dat vanaf de straathoek heupwiegend aan kwam lopen. Met een grijns besloot hij haar maar eens van wat dichterbij te bestuderen
Gemakkelijk ging het niet. Hemels voelde Henk zich toen de eerste teugen wodka naar binnen gingen, maar nu de alcohol z’n bloed bereikte ging hij zich steeds rotter voelen. Gelukkig stond aan het eind van straat een bankje. Als hij die kon bereiken kon hij gaan liggen en zou alles beter gaan. Zwalkend van de ene naar de andere kant van de straat ging hij op weg. Strompelend, later struikelend probeerde hij het bankje te bereiken. Pas toen hij de schone dame al voorbij was drong het tot hem door dat ze iets tegen hem zei. Met opnieuw aangewakkerde interesse die niet gericht was op wat ze gezegd had maar op haar billen wilde Henk zich omdraaien. Dit resulteerde echter in struikelende dans die eindigde met zijn dronken hoofd op de tegels. Z’n fles wodka lag aan diggelen en paniek brak uit in z’n benevelde brein. Niet in staat meer om te bewegen bleef hij maar rustig liggen en deed zijn ogen dicht.