Gisteren werd ik wakker in een staat van verwarring. Ik had werkelijk geen idee van waar ik was beland. Het was een park, dat kon ik nog wel zien. De exacte locatie ontging me die eerste momenten nog. 'Vishnu, Boeddha, Nietzsche, Johannes de Hoerenloper' brabbelde ik, ondertussen ontwakend. Vraag me a.u.b. niet waarom.
Overigens was ik gewekt door een hoogbejaarde man met een erg harde wandelstokje - die wandelstok kwam hard aan. Al spoedig vroeg ik hem zijn naam. 'Bernhardus Remigius Alfonso van Puffelendonk tot Heemsvoorde de Derde' antwoordde hij, 'maar vrienden noemen me Momokikibabahoerenkut.' Dat vond ik maar een vreemde naam.
Maar goed, er waren vreemdere dingen gaande: waar de fuck was ik beland? Ik besloot het al snel aan Momokikibabahoerenkut te vragen. 'Zeg Momokikibabahoerenkut, als u mij toestaat u zo te noemen, waar verpoos ik me, zo op dit moment?' Momokikibabahoerenkut antwoordde me dat ik me in Almelo bevond, 'de parel van het oosten', zo wist hij me althans te vertellen.
Wat een vooringenomen man. Er was niets parelachtigs aan. Ik plantte mijn linkerhand per abuis in een plakkaat hoop hondenstront. 'Bah,' zei ik. Op ingetogen wijze trachtte ik de feces af te vegen aan de pantalon van Momokikibabahoerenkut. De ouwe schrok echter terug en rende gillend als een keukenmeid weg uit het pittoreske parkje.
'Waarom Almelo?' vroeg ik me af terwijl ik de vièzigheid af probeerde te vegen aan de schors van een speciaal daarvoor door mij geselecteerde boom. Gisteren dineerde ik nog met Hans van Baalen, nu zat mijn linkerhand onder Almeloosche hondenkak. Het diner was trouwens uitstekend - voorzover Hans het niet van mijn bord had gejat. De vlerk.
Gisteren vroeg ik hem nog hoe hij zin kon geven aan het leven, terwijl dat leven in principe zo weinig teruggeeft. (Ik nam een hap van een half door Hans afgekloven sparerib. Hij smaakte er niet minder op.) 'Eten,' antwoordde hij me, 'eten, en meningen bedenken, zo af en toe.' Dat vond ik mooi, 'meningen bedenken'. Dat zou ik ook moeten gaan doen.
Godverdomme, nu weet ik het weer. Ik bedacht dus een mening die avond. En vanwege die mening belandde ik in Almelo. Wat die mening nu precies was en hoe ik uiteindelijk in Almelo terechtkwam is me onduidelijk gebleven. Dranks, drugs en doperwten waren in ieder geval in het spel. Erg belangrijk is dat allemaal nu even niet, mkay?
Kennis van het verleden bracht me helaas niet veel verder in Almelo, concludeerde ik. Ik stond op, veegde de grassprieten van mijn pak, poetste mijn tanden met een bedenkelijk kijkende grondeekhoorn en begon mijn queeste om een taxi te vinden. Een joggende dame - appetijtelijk moet ik zeggen - hield me staande met de woorden 'hai, waar kom jij vandaan?'
Ik ontplofte. 'Jij? JIJ? U HOORT 'U' TE ZEGGEN, TEEF. IK KEN U TOCH HELEMAAL NIET. ROT OP MET UW TUTOYERENDE MANIEREN VOORDAT IK U TE LIJF GA MET EEN BOTTE KETTINGZAAG.' Ze liep verbouwereerd weg. 'Bitch,' mompelde ik nog.
Samenvatting: mensen die elkander onjuist bejegenen zijn stom.
Gelegenheidssedevacantist extraordinaire. Een dozijn lama's en je grootvader. Tweede Exloërmond, ofwel het vagevuur. De schemerlamp van je nachtmerries. Vla, en veel ervan. Verlanglijst: vijf pedaalemmers en het einde der tijden.