(beste lezer, de aanhalingstekens moet je erbij denken, die komen namelijk niet door... Petra)
De vliegende schildpad.
Er was eens een prachtige schildpad, met heel veel kleuren. Als de schildpad blij was, kleurde z’n schild vrolijk geel. Was hij echt gelukkig werd dat zelfs oranje. Maar was hij bedroefd, dan werd z’n schild bruin. Hij kon de kleuren alleen zelf niet zien, omdat hij eronder zat. Z’n schild was zwaar, steeds zwaarder geworden in de loop der jaren.
Op een ochtend sprak hij vriend konijn.
‘Schildpad, wat voer toch je in je schild? Het lijkt alsof hij groeit.’
‘Ja,’ zei de schildpad, ‘het voelt elke dag zwaarder.’
‘Maar wat zit er dan onder?’
‘Problemen, konijntje, problemen.’
‘Wat voor problemen dan schildpad?’
‘Teveel om op te noemen, lieve Nijn.’
‘Weet je, schildpad, gooi je schild af en laat je problemen eruit vliegen!’
‘Dat kan toch niet, gek konijn. Hoe verzin je het? Dat schild, dat hoort bij mij.’
‘Maar je bent niet blij’, zei het konijn.
‘Maar ik kan me onder mijn schild verbergen. Dat kan jij niet!’
‘Als ik me wil verstoppen, kruip ik toch in mijn hol?’ zei het konijn.
Er kwam een miertje langs.
‘Zeg mier, wat sjouw jij toch allemaal mee?’
‘Brood voor de hele familie’, zei de mier.
‘Maar het is veel groter dan jij zelf bent, ben jij zo sterk?’
‘Dat moet jij zeggen, wat heb jij dan op je rug?’
‘Dat is mijn schild.’
De mier kon het schild niet goed zien.
‘Kan je wat hoger gaan staan, dan kan ik eronderdoor’, vroeg de mier.
‘Nee’, zei de schildpad, ‘Je kunt er alleen overheen.’
‘Dat lukt me nooit!’ riep de mier uit.
‘Als je maar wil,’ zei de schildpad.
‘Nee’, zei de mier, ‘dan loop ik maar met een boog om je heen.’
De schildpad wist niet dat hij nog bruiner kleurde.
Vriend Konijn had ondertussen een duif erbij geroepen.
‘Onze schildpad wil leren vliegen!’
‘Ja, vertel me duif, hoe doe je dat?’ vroeg de schildpad.
De duif lachte: ‘Jij hebt echt teveel bagage om te vliegen!’
‘Toch wil ik het leren. Het is mijn droom!’
‘Okee, doe dan je ogen dicht en verstop je onder je schild. Dan fluister ik jou toe wat ik zie.’
De schildpad kroop diep weg. De duif vloog een rondje en landde toen weer op z’n rug. ‘Een blauwe lucht, een stralende zon, prachtige bossen, een waterplas en... ik zie een heel mooi schild van een hele bijzondere schildpad. Het heeft alle kleuren van de regenboog. Ik zal je vertellen: Dat ben jij!’
Dromerig kwam de schildpad weer tevoorschijn. ‘Heb ik zulke mooie kleuren? Waarom kan ik ze dan niet zien?’
‘Dat is je lot, schildpad. Maar wij zien je wel!’
De duif vloog verder en beloofde de schildpad dat hij terug zou komen met al z’n verhalen en avonturen. Terwijl de zon z’n schild verwarmde, kleurde de schildpad langzaam diep oranje.
Nu kon de schildpad voortaan dromen van alles wat hij zou zien als hij kon vliegen. Z’n schild verlichtte het bos als een ondergaande zon. Tevreden huppelde het konijntje weg.