Schatten
Het is bijna tijd. Ik voel het. Ik voel het aan m’n water.
“Het is bijna tijd,” roep ik, “ik voel het!”
“Bijna tijd? Hoe weet je dat?” Ze kijkt er verwonderd bij. Ze gaapt me aan met ogen die zó uitpuilen dat ik me afvraag – ik vraag me af wat – ja, wat eigenlijk?
“Wat zei je?” Dit vraag ik, omdat ik een sterk vermoeden heb dat wat ze zojuist zei iets te maken heeft met wat ik me daarstraks afvroeg.
“Hoe je dat wist,” gaapt ze me weer aan. Hoe ik wat wist?
Nu ben ik niet iemand die graag toegeeft de draad kwijt te zijn, maar nu ben ik toch duidelijk de draad kwijt. Er is iets met het water; dat is helder als glas. Ik besluit daarom orde op zaken te stellen en het water te inventariseren, zodat eventuele onregelmatigheden de zaak verder kunnen verduidelijken. Ik begin gewoon onderaan, en dan werk ik in cirkels naar boven.
“Je maakt me duizelig,” kijkt ze op me neer, één en al verbazing, “stop daar eens mee!”
Maar ik heb een missie. Ik was – en ben – de zaak tot op de bodem aan het uitzoeken. Maar nu ik daar ben valt er eigenlijk weinig op te merken, aan de bodem. Goed, die duiker vertrouw ik niet zo, maar ik kan me niet herinneren dat ik die ooit heb zien bewegen. Hij zijn kleine stukje grind, wij de rest; zo bewaren we hier de harmonie. Toch schrik ik elke keer weer als ik – “De schat!” roep ik, maar op hetzelfde moment dat mijn vrouw aan komt snellen zie ik dat de schatkist nog steeds onaangetast tussen de planten staat. Het zal een spiegeling van het licht geweest zijn, bedenk ik me, niks om me zorgen over te maken.
Waar was ik mee bezig?
“Is het niet bijna tijd?”, vraagt ze.
Ik kijk haar verwonderd aan, en vraag me af waar ze het over heeft. Nu ben ik niet iemand die zich schaamt als hij iets niet weet, en durf ik best toe te geven dat er dingen zijn die ook ik niet begrijp. Daarom zal ik haar ook gewoon vragen wat ze – maar wacht – het water verkleurt! Of nee – het is het glas natuurlijk, ja, het glas!
Een vaag gevoel van herkenning overvalt me, en ik meen dezelfde gewaarwording in mijn vrouw waar te nemen; even delen we een moment, een fractie van een seconde waarin we allebei met open mond en grote ogen naar boven kijken, naar de schimmen die het glas kleuren, die hun schaduw werpen over de duiker, de schatkist, de planten en ons. En even beleef ik een moment van extase, en lijkt het water gefragmenteerd te zijn in rood, geel, oranje; kleine dwarrelende vlokken, korrels, kleuren, die ons omringen en opslokken, en wij slokken hen op.
Nu is het rondom ons weer stil.
“Waar hadden we het over?” vraagt ze, en ze hikt er met open mond een opstijgend luchtbelletje bij.
[ Bericht 0% gewijzigd door Dylanesque op 13-03-2009 15:06:02 ]