In Nederland worden over het algemeen twee aardingsstelsels toegepast.
Het ene is het zogeheten
TT stelsel , de andere mogelijkheid is een
TN stelsel.
Een
TT stelsel zit als volgt in elkaar.
![]()
Bij een TT stelsel is de voeding op één punt geaard, meestal is dan het sterpunt van de voedende transformator van het distributienet (dus in het elektrische trafo huisje van de NUON). In de installatie van de woning zijn alle metalen gestellen verbonden met een eigen aarding (In een TT stelsel moet je dus een eigen aardpen hebben.)
Bij een foutsituatie loopt de stroom
- vanaf de fase van de transformatorhuisje naar het betreffende toestel in de installatie
- vanaf de foutplaats (de plek waar stroom weglekt

naar het metalen gestel (bv een wasmachine)
- dan door de beschermingsleiding en de aardelektrode naar "moeder aarde" en via de bedrijfsaarding van de transformator weer terug.
Dit circuit moet een zeer lage weerstand hebben, dat er door de drijvende spanning van de transformator een stroom gaat lopen die groot genoeg is om de aardlekschakelaar binnen een voorgeschreven tijd te laten aanspreken.
De waarde voor de weerstand van de aardelectrode (bij aardlekschakelaars van 300, 100 en 30mA) mag maximaal 166 ohm bedragen.
Of je hebt aarding via een [b]TN stelsel.In dat geval leverd het energiebedrijf een aarde draad mee tot in de meterkast, en hoef je geen eigen aardpen te hebben (omdat je via de aarde draad van het energiebedrijf al verbonden bent met het aardpunt van het transformatorhuisje).
Foto's zullen een hoop kunnen verduidelijken, vooral het verhaal rondom dat zwarte kastje en het aarden van de water en gasleiding klinkt mij erg vaag ...