God heeft een paar geboden bedacht en Hij wil die graag aan de mensen geven.
Eerst komt Hij bij de Fransen en zegt: “Ik heb een mooi gebod voor jullie. Gij zult niet echtbreken en niet vreemd gaan”.
Maar de Fransen antwoorden: “Nee, bedankt, zeg. Dat is niets voor ons. Zo’n gebod willen wij niet”.
Waarop God vertrekt en verder zoekt.
God komt dan bij de Marokkanen - Italianen is ook goed.
“Luister”, zegt God. Ik heb een mooi gebod voor jullie: Gij zult niet stelen!”.
Maar de Marokkanen (of Italianen) hebben helemaal geen zin in dat gebod en ook zij sturen God weg,
Dan komt Hij bij de Duitsers: “Hoor eens, jongens, ik heb een gebod voor jullie. Gij zult niet doden”.’
Maar de Duitsers zien daar helemaal niets in. Ze vinden zo’n gebod maar flauwekul. En weer moet God verder. igszins wanhopig gaat God verder.
Dan komt Hij tenslote bij de Joden aan en zegt: ‘Ik heb een gebod voor jullie.”.
Waarop de Joden vragen: “‘O ja? Wat kost dat dan?”.
‘Niets,’ zegt God, ‘het is gratis”.
‘Prachtig!”, roepen de Joden, ‘doe er dan maar tien!”.
Deze mop is nog net te doen, omdat hij niet alleen andere groepen discrimineert,
maar ook de eigen groep.
Dat zou je zelfironie kunnen noemen.