DEN HAAG - Herman Kuiphof hield in de jaren dertig erg van zingen, vooral van opera- en operetteliederen. Zozeer zelfs dat hij na de middelbare school overwoog een conservatoriumopleiding te volgen en een zangcarrière op te bouwen. Na advies van twee professionele zangers zag hij daar toch maar van af. Hij ging de journalistiek in en trad later toe tot de nationale top van sportcommentatoren op televisie. Zo speelde z’n stem uiteindelijk toch de hoofdrol in zijn beroep.
Herman Kuiphof werd op 27 oktober 1919 geboren in Franeker, maar bracht het grootste deel van zijn jeugd door in Den Haag, waar z’n vader op een notariskantoor werkte. In 1938 begon hij als leerling-journalist bij het protestantse dagblad De Nederlander, dat in de oorlog werd verboden en na de bevrijding herrees als de christelijk-socialistische Nieuwe Nederlander, waar Kuiphof ook weer in de redactie zat. Toen in de zomer van 1945 het Nederlands elftal in De Kuip te Rotterdam een vriendschappelijke wedstrijd speelde tegen een ploeg van Engelse militairen die in Duitsland waren gelegerd, mocht Herman het duel voor de krant verslaan. Daarmee was hij, hoewel hij het nooit had nagestreefd, plots gebombardeerd tot sportverslaggever. Een jaar later trad hij in die functie in dienst van de Haagsche Courant, waar hij vijftien jaar bleef en uiteindelijk chef sport werd.
Hij schreef vooral over voetbal, tennis en schaatsen. Eén keer bleef er van een verslag van zijn hand maar een klein stukje over. Dat was in de maandagkrant van 2 februari 1953, de dag nadat Zuidwest-Nederland was getroffen door een rampzalige stormvloed. Kuiphof bevond zich dat weekend in het Noorse Hamar, waar Kees Broekman als eerste Nederlander Europees kampioen schaatsen was geworden. „Maar daar kraaide toen geen haan naar”, zei Kuiphof later.
In 1961 stapte Kuiphof over naar de televisie. Hij kwam terecht bij de documentaire-afdeling van de VPRO, maar mocht in de weekends namens de ’gezamenlijkheid’ (de toenmalige NTS) voetbalwedstrijden van commentaar voorzien. Niet lang nadien werd hij bij de NTS sportverslaggever in vaste dienst. Tot en met 1983 bleef hij als zodanig werken.
Zijn professionele hoogtepunt beleefde hij naar eigen zeggen tijdens het WK voetbal in 1974, waarbij Nederland na een spannende aanloop in een ijzingwekkende finale met het West-Duitse elftal terechtkwam en op het nippertje verloor. „Zijn we er toch nog ingetuind”, waren de legendarische woorden die Kuiphof sprak toen bij een 1-1-stand Gerd Müller de Nederlandse defensie wist te omzeilen en het winnende doelpunt scoorde.
In Kuiphofs geschiedenisboek staat ook zijn verslag van de vermaarde wedstrijd in de mist die Ajax en Liverpool in december 1966 speelden (5-1 voor Ajax) en de returnklus in Liverpool, waar Kuiphof niet alleen de wedstrijd versloeg maar in de dagen ervoor ook een documentaire had gemaakt over Liverpools beroemdste zonen: The Beatles.
De finale van het omstreden WK in Argentinië in 1978 tussen het gastland en Oranje mocht de bijna zestigjarige Kuiphof van zijn chef Bob Spaak niet van commentaar voorzien omdat volgens Spaak het gezichtsvermogen van ’Kuifkop’ achteruit ging. Nederland hoorde die avond Theo Reitsma.
Lang niet iedereen treurde daarom, want Kuiphof had een behoorlijk leger critici. Veelzeggend was een ingezonden brief in het blad Televizier in de jaren zestig: ’Ik hoop dat een zekere H. Kuiphof binnenkort modeshows gaat verslaan, dan hoeven de sportliefhebbers niet langer naar zijn geleuter te luisteren’. Kuiphof werd niet alleen kwalijk genomen dat hij soms partijdigheid toonde, maar sportfanatici wierpen hem ook voor de voeten dat hij vaak te relativerend was. Anderen vonden dat hem dat juist sierde. Tekenend is het mooiste aforisme dat de bebrilde verslaggever ooit ten beste gaf: „Sport is de belangrijkste bijzaak in het leven.”
Kuiphof werd ook het mikpunt van spotternij toen hij begin jaren zeventig de naam van Feyenoord-spits Ove Kindvall op correct Zweedse wijze ging uitspreken als Owe Tsjindvol. De Zweed was er blij mee, maar het publiek en Kuiphofs collega’s vonden het maar aanstellerij. Het gevolg was dat Kuiphof voortaan door velen Tsjuiphof werd genoemd en dat bijvoorbeeld de latere Deense Ajacied Frank Arnesen hier te lande altijd foutief als Arnéésen werd neergezet, terwijl ’Arne...’ net zo moet klinken als in ’karnemelk’.
Tot aan z’n 64ste jaar bestreek Kuiphof bij de NOS als verslaggever vrijwel alleen nog de tennisbranche. Daarnaast schreef hij enkele boekjes. Op 74-jarige leeftijd mocht hij nog een keer het Wimbledontoernooi verslaan, ditmaal voor RTL 5. Verder was hij na z’n pensionering nog enkele jaren te horen via de Wereldomroep en Eurosport en schreef hij nog ruim twintig jaar een wekelijkse column in NRC Handelsblad. Op de perstribune van zijn geliefde FC Utrecht bleef de in Soestdijk wonende oud-verslaggever tot aan z’n dood welkom. Herman Kuiphof is 89 jaar geworden.
Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !