Tussen twee bloederige lijken van wolvenwelpjes staat een jong ogende vrouw. Haar lange zonneblonde haar golft over haar schouders. Twee scherpe felgroene ogen kijken naar het bloed van de wolven dat zich vermengt met het zand en het gras. Haar zachtroze lippen krullen zich tot een sardonische grijns die niet bij het gezicht lijken te passen. Een slanke hand glijdt langs haar heupen naar een kleine buidel die aan een bruinleren riem hangt. Mompelend strooit ze wat grijzig stof over de koppen van de dode dieren. Ze gaat zo op in haar incantatie dat ze het bloed niet lijkt op te merken dat aan haar voeten kleeft.
"Hij is onderweg. Het pad is ingezet, en de terugweg is afgesloten. Die vrouw is een onverwachte wending, maar ze zal me geen problemen opleveren. Haar geest staat nog in de kinderschoenen, haar wedergeboorte is nog te recent om haar potentie ten volle uit te buiten. Maar zijn wedergeboorte zal er niet meer zijn."
De vrouw trekt een kromme dolk uit haar riem en heft deze naar de hemel. Met gesloten ogen begint ze een gebed.
"Heer en Meester. Eindelijk zal uwer wil geschieden en het rijk voor u openen. De jager zal sterven, en zijn bloed zal de stop van uw gevangenis vernietigen. De wereld zal de uwe zijn!"
Uit de verte weerklinkt het klaaglijke gehuil van een wolf.
"Hoor mij aan Meester. De jager is onderweg, zijn hondjes verkondigen zijn aankomst ... en zijn dood."
De vrouw steekt de dolk achter haar rug in haar riem en opent haar ogen weer. Ze gebaart met haar handen en de lijken van de wolven zweven de lucht in. Langzaam bewegen de lijken zich naar een dikke tak van een oude, verwrongen wilg. De takken lijken de wolven beet te pakken, en obsceen in het zicht te houden. Dikke, dieprode druppels bloed druipen van de gevilde lijken de grond in.
"Zo Atrimar T'Bashere Khal'dar. Ben je er eindelijk? Ik had wel zo'n vermoeden dat als ik je huisdiertjes zou plagen dat je aan zou stormen. Je was altijd al een tikkeltje impulsief van aard. Het is zo jammer dat je in de loop van de tijd steeds verder van me af bent gaan staan. We hadden het zo goed kunnen hebben samen, aan weerszijden van de troon van de Meester."
Giftig kijkt Atrimar haar aan en spuwt op de grond voor haar blote voeten.
"Je bent altijd al een egoistisch sekreet geweest. Alles draait om jou, wanneer zul je inzien dat je dit keer te ver bent gegaan?"
Verveeld draait de vrouw zich naar Phoenixx, die op een afstandje het tafereel gadeslaat. Verbaasd ziet Phoenixx het gesprek aan, en met gemengde gevoelens bekijkt ze de, overduidelijk, knappe vrouw.
"En wie ben jíj meisje? Zijn nieuwe slet? Je smaak is achteruit gegaan Atrimar, vroeger zou je nooit op roodharigen gevallen zijn. Blondjes was meer je ding." Grinnikend streelt ze een lok van haar lange blonde haren uit haar gezicht weg.
Als de blonde schoonheid Phoenixx in het gesprek betrekt, recht de laatste haar schouders. "Kijk nu toch eens, een gewezen geliefde! Vandaar dat zij zo pissig is," denkt Phoenixx. Gesterkt door die gedacht glimlacht Phoenixx liefjes naar de andere vrouw. "Mijn naam is Phoenixx, niet slet. Aangenaam kennis te maken.", zegt ze arrogant.
Phoenixx zou er een lief ding voor hebben gegeven als Atrimar haar wat zou hebben verteld over wat ze kon verwachten, wat de achtergrond is van hem en van haar. Wie is de meester? Deze blonde trut lijkt niet veel voor te stellen, maar daar vergist ze zich misschien wel in.
Lachend kijkt de vrouw Phoenixx aan, en getergt probeert deze naar de vrouw toe te stappen. Verschrikt merkt ze op dat ze geen vin kan verroeren.
"Blijf jij maar daar meisje. Dan kun je de ondergang van je teerbeminde voor je ogen zien gebeuren."
Snuivend heft Atrimar zijn zwaard. Zijn shirt hangt open en de ogen op het wolfsamulet gloeien helblauw op. Zijn gele ogen zijn gespitst op Phoenixx.
"Laat haar los Semmnatha. Je kunt je magie niet op mij gebruiken, niet zolang ik dit amulet om mijn nek heb hangen weet je nog? Je lot kun je toch niet afwenden. Zij staat hier buiten."
Lachend neemt Semmnatha Atrimar op. Haar ogen lijken bijna vertederd Atrimar op te nemen.
"Er zal er maar een sterven hier chairin. En dat zul jij zijn. En dan zul je in je dood samen met mij onze Meester dienen."
"Hij is mijn Meester niet meer. Ik ben een vrij man, en niemand kan me meer beteugelen zoals jij ooit hebt gedaan. Navrishma Semmnatha doy naebular. Kom hier en accepteer je dood, en vertel je Meester, als je hem tegen komt in je hel, dat hij voor mij niet meer bestaat."
maar ik kan het me best voorstellen hoor. zo'n eiland is natuurlijk een serieuze zaak.
quote:go ali go.
AliSalami schreef:Spelregels?
Die zijn er weinig, toch wil ik er wel eentje noemen. Wat we niet graag zien is het zogenaamde 'godmoding'. Als je aan godmoding doet hoef je bijvoorbeeld maar met je vingers te knippen en je maakt iets ongedaan.
---En om dit topic niet nog meer te verkloten voeg ik me daarbij aan.. Maar je was al weg zien ik--Ali
[Dit bericht is gewijzigd door Ali Salami op 01-03-2002 00:40]
Ze had die heks aan willen vliegen, maar ze kan geen voet verzetten. Ze haalt diep adem en kalmeert zichzelf.
"Zo. Dus je vindt me maar een krachteloos wezen. Maar toch roep je een of andere hekserij over me uit zodat ik me niet meer kan bewegen. Is een beetje tegenstrijdig, vind je niet? En kom nu niet met de opmerking dat je Atrimar hierdoor kan pakken. Denk je nou echt dat hij om mij geeft? Kom nou toch! Je kent hem toch al langer dan vandaag? Bovendien als ik me niet kan bewegen kan ik ook niet in de weg lopen. Dus eigenlijk bewijs je hem er alleen maar een dienst mee. Lieve meid, je staaltje machtsvertoon is alleen maar een teken van zwakte."
Wetend dat Semmnatha haar gedachten kan lezen, blijft er die ene zin door haar hoofd spoken: "Onderschat mij niet, ik ben sterker dan jij, want ik heb niets te verliezen".
Semmnatha keert zich glimlachend naar Atrimar.
"Liefste, ik geef je nog een kans. Leg je zwaard af en zweer trouw aan de Meester. Dan zal ik haar sparen. Als je dat niet doet zul je evengoed sterven, en zul je in je dood je overgeven. Kies maar."
Atrimar kijkt naar het glimmende lemmet van zijn zwaard, en heft deze met de punt richting Semmnatha. Langzaam stapt hij dichter naar de heks toe.
"Bereid je voor op de dood. De jacht is geopend."
Op het moment dat Atrimar naar vren stapt om zijn zwaard diep in het hart van Semmnatha te drijven slaat ze toe. Tot zijn verbazing haalt de wolfskop niets uit tegen haar kracht, en het zwaard vliegt uit zijn handen en schiet tot aan het heft in een boom.
... Eens gegeven komt weer terug ...
Vloekend trekt Atrimar een dolk uit zijn mouw en wil deze naar Semmnatha gooien. De punt van de dolk blijft enkele centimeters voor het hart van haar hangen. Als hij de volgende wil gooien stopt zijn arm in het midden van zijn beweging.
... De prijs moet betaald worden ...
Geamuseerd kijkt Semmnatha naar de dolk, die vlak voor haar bewegingsloos in de lucht hangt. Met een keurende blik bestudeert ze de runen die in het lemmet gemaakt zijn. "Je dacht toch niet dat die oude rommel nu nog zou werken hè? Die truc werkt maar een keer." Langzaam draait de dolk in de lucht om en zweeft naar de stilstaande Atrimar, op de hielen gevolgd door Semmnatha. Met een ruk van een onzichtbare hand schiet het hoofd van Atrimar omhoog, de dolk nu millimeters van het zachte vlees van zijn keel af.
... In de dood ligt de oplossing ...
"De Meester wilde dat je meewerkte óf stierf. Hij zei er niet bij hoé je dood tot stand kon komen."[i] Langzaam snijdt de punt van de dolk het shirt van Atrimar open. De ogen van de wolfskop gloeien vervaarlijk op als meer van zijn ontbloote borst te zien is. Met een walgende blik van Semmnatha breekt het koord van het amulet af en wordt deze aan de voeten van Phoenixx weggeworpen. [i]"Zeg dat je van me houdt en ik zal het snel doen chairin."
Atrimar kijkt haar woest aan. "Nee Semmnatha, ik vervloek de dag dat ik je leerde kennen, en ik zal spuwen op je graf. Ik heb nooit van je gehouden, slechts ..."
Krijsend van woede onderbreekt Semmnatha hem. "Nee! Je liegt! Goed als je het zo wil spelen ..."
De dolk drukt harder tegen de huid van Atrimar's borst, de punt zakt een halve centimeter in het zachte vlees boven zijn ribben. De dolk trekt tergend langzaam naar beneden tot deze een voet lager in de buik van Atrimar steekt. Dieprood bloed welt op uit de oppervlakkige wond. Kreunend van pijn vertrekt Atrimar's gezicht in een grimas.
... Accepteer de dood en verkrijg het antwoord ...
"Maak het af Semmnatha, je zult me niet voor je winnen, en voor je Meester al helemaal niet!"
Semmnatha's ogen schieten vuur als de dolk uit de buik van Atrimar glijdt. Het scherpe, roodgekleurde, lemmet drukt hard tegen de keel van de machteloze Atrimar. "Zoals je wilt. Als je dood bent zal de Meester je wel omkrijgen." De dolk drukt door en snijdt de keel van Atrimar open. Zijn ogen verschieten en lijken in de verte te staren naar Phoenixx. Het bloed golft uit de gapende wond en loopt over zijn borst tot het de zachte aarde onder hem raakt. Zijn lippen lijken iets uit te spreken naar Phoenixx. Ik hou van je, wacht op mij chairin.
Dan breken de ogen van Atrimar weg en hij sterft ...
Semmnatha laat de stromen los en het levenloze lichaam van Atrimar valt op de grond in het, met bloed vermengde, zand. Ze draait zich naar Phoenixx en lacht.
"Je held is niet meer meisje, over een tijdje zullen we elkaar weer zien, als ik heers. Je zal een pracht van een dienstmeid zijn voor me. Een passend vogeltje in een kooi."
Kakelend lachend verdwijnt Semmnatha door een waas in de lucht, die meteen verdwijnt als ze er doorheen stapt. Pas dan voelt Phoenixx de stromen die haar vasthielden verdwijnen.
Geschokt kijkt ze naar het levenloze hoopje dat nog niet zo lang geleden bruiste van leven.
... In de verte huilt een wolf.
Ze doet een stap richting Phoenixx. Twijfel in haar blik. Hoe kan ze helpen. Ze omklemt de takkenbos die ze bij elkaar gesprokkelt heeft in het woud met haar linker arm. Haar vrije hand haalt ze door haar lange rode lokken, zweet en modder kleeft aan haar hand.
Starend naar het schijnbaar levenloze lichaam van haar geliefde zakt ze door haar knieën. Als haar handen de grond raken voelt ze met haar linkerhand de wolfsamulet van Atrimar op de grond liggen. Haar vingers klemmen zich stevig om de amulet heen, alsof ze het nooit meer los zal kunnen laten.
Dan hoort ze een takje knappen. Angstig rent ze de paar passen naar Atrimars lichaam. Om bescherming te zoeken. Of om het lichaam te beschermen? Ze weet het zelf niet. Met haar rechterhand pakt ze de dolk die zij in haar broekriem had zitten. "Wie ben jij? Wat moet je hier?", roept ze met overslaande stem naar de vrouw die daar op korte afstand het tafereel gade slaat.
Tussen de bossen vandaan sluipt een wolf met een diepzwarte vacht naar de open plek toe. Hij bekijkt de vrouw met de takkenbos en de vuurvogel met argusogen. De laatste kent hij, dat is de wolvin van Jonge Stier, maar de andere vrouw kent hij niet. Snel flitsen zijn gedachten naar de rest van het pak. Roodhaar ... Dan stapt hij stilletjes naar de plek waar het bloedeloze lijk van Atrimar ligt. Even heft hij zijn kop naar Phoenixx en kijkt haar aan, in zijn ogen lijken medelijden te vechten met verdriet. Even snuift hij de lucht op voor hij zijn kop in zijn nek legt een een klaaglijk, onaards gehuil laat opklinken.
Broeders! ... Zoek! ... vind de droomwereld ... vind Jonge Stier ... zijn tijd is nog niet ... Zoek de Welpslachtster!
Uit de omgeving weerklinken jankende antwoorden van vele wolven. Een woest kabaal weerklinkt als in het hele bos de wolven alle kanten opstuiven, op zoek ...
... op zoek naar wat?
Ze bijt op haar onderlip op het moment dat de woorden gevormd worden. Ik was hout aan het zoeken? Was dat het enige dat ze kon zeggen tegen een vrouw wiens man, vriend, geliefde hier in een plas met bloed ligt.
Op het moment dat ze een duidelijker antwoord geven wil ziet ze een gitzwarte wolf tussen de bomen aankomen. Ze kijkt van de wolf naar Phoenixx en terug. De wolf lijkt geen acht op haar te slaan en zo te zien heeft het dier meer aandacht voor de gevallen man dan voor zijn omgeving.
Ik ben niemand, vrouwe...slechts een voorbijganger. Vanmorgen leek de dag zo veelbelovend en nu keek ik met lede ogen toe hoe een man voor de ogen van zijn vrouwe werd... Een herinnering lijkt zich door haar hoofd te flitsen, haar gezicht even een pijnlijke grimas hoe hem het leven werd ontnomen
Rustig, om Phoenixx niet te laten schrikken legt ze de takkenbos op de grond en loopt kalm op haar af. Vanuit haar ooghoeken kijkt ze naar de wolf, die hoe vreemd ook, de man lijkt te herkennen. Ik weet niets van deze situatie. Ik ben doodsbang voor elke vorm van magie. Ik ben slechts de dochter van een jager...maar als er iets is wat ik voor je kan doen Ze strekt haar handen naar Phoenixx, om haar woorden tot hulp kracht bij te zetten.
Dan lijkt het of haar iets helder begint te worden. Het prachtige dier..Ze weer kijkt op naar Phoenixx Is de wolf...van jou?
Met een stuk stof dat ze van haar T-shirt had gescheurd veegt Phoenixx zoveel mogelijk bloed van het lichaam af. Ze kruist zijn armen over zijn borst en wil het amulet met de blauwe wolfsogen tussen zijn vingers stoppen. Verbaasd ziet ze dat de ogen dof worden bij het dode lichaam. Als ze het amulet terugneemt naar haar eigen borst, lichten de ogen weer op. De gitzwarte wolf duwt haar kop tegen Phoenixx' handen, weg van Atrimar's lichaam. "Ik... Ik geloof dat ik nu de drager van dit amulet moet zijn." Vragend kijkt ze de jonge vrouw aan, alsof zij haar een antwoord zou kunnen geven.
Atrimar opent zijn ogen en haalt verstikt adem. Als hij om zich heen kijkt lijkt het alsof hij in een groot niets zweeft. Om hem heen verschijnen, en verdwijnen flitsen van levens en dromen. Wat is dit? Waar ben ik? Atrimar gaat rechtop zitten en voelt aan zijn nek. Niets, geen litteken, geen wond, maar gewoon huid. Ook zijn borst en buik zijn gaaf en geheeld lijkt het wel. Om hem heen blijft de wereld wervelen, en soms lijkt het alsof hij door beelden heen kan kijken, en zien wat er daarin gebeurt.
...Wat doe je hier Atrimar? Je hoort hier niet, dit is geen rijk voor de doden.
Atrimar kijkt om zich heen om te zien waar de stem vandaan komt, maar behalve de wervelingen ziet hij niets anders dan duisternis.
"Ben ik dood? Ja dat zou moeten, ik stierf. Hoe kan ik hier zijn?"
Iets sterks bindt je nog aan de leefwereld.
Atrimar kijkt verdwaasd rond. Als hij probeert een beeld aan te raken verschiet het weer en verdwijnt.
Phoenixx vordert gestaag met het opbaren van het lichaam van Atrimar. Ze voelt het als haar verplichting ervoor te zorgen dat hij op een even trotste manier achterblijft als dat hij heeft geleefd. Bovendien geeft dit haar de tijd rustig na te denken over wat ze moet doen. Als een idioot het Eiland - of desnoods de hele wereld - over rennen om Semmnatha te vinden is zinloos. Semmnatha zal háár vinden, andersom is zeer onwaarschijnlijk.
Phoenixx komt overeind en kijkt rond zich heen. Onder de wilg liggen nog de lijkjes van de welpjes, hun vachtjes besmeurd met geronnen bloed. Teder neemt ze de lichaampjes van de beestjes op en legt ze aan weerszijde van Atrimars lichaam. Ondanks de stralende zon en het verder windstille weer waait er een ijskoude windvlaag over de open plek. "Liefste, bij leven was je altijd omringd door de wolven. Mogen de zielen van deze twee welpjes jouw ziel vergezellen en behoeden voor het kwade. Ik zal je niet vergeten, liefste. Ik zal naar je blijven zoeken. Dit Eiland heeft je nodig. Wees sterk, Atrimar." De zwarte wolf laat een klaaglijk gehuil horen om Phoenixx' woorden te onderstrepen.
Als Phoenixx naar het dier kijkt, voelt ze de warme gloed van de amulet tussen haar borsten. Er schieten tal van beelden razendsnel door haar hoofd. De wolf lijkt haar vragend aan te kijken, maar Phoenixx staat nog te duizelen op haar benen van deze vreemde gewaarwording. Dan begint ze het te begrijpen. "Rustig alsjeblieft, één ding tegelijk hoor!", spreekt ze rustig tegen de wolf. Langzaam begint het duidelijker te worden. De lijnen worden scherper en ze ziet een zwaard voor zich. Het heft is versierd met prachtige ornamenten... Dan dringt het tot haar door.
Ze draait zich om en ziet Atrimars zwaard diep in de stam van een boom zitten. Ook ziet ze de jonge vrouw staan. De onbekende vrouw die haar hulp had aangeboden en haar kennelijk nog steeds niet in de steek heeft gelaten. "Dame, ik geloof dat ik alle hulp kan gebruiken die ik kan vinden, dus als je aanbod nog steeds geldt, heel graag. Ik weet alleen nog niet wat ik moet doen. Ik weet alleen dat ik dat zwaard nodig heb." , en ze wijst op het Reigerzwaard dat diep in de boom verzonken zit.
De zwarte wolf likt zijn poot wachtend op Phoenixx. Hij heeft moeite de vertwijfelde beelden van Phoenixx te begrijpen. Ze heeft niet door hoe de beeldspraak van de wolven werkt. Verrast denkt de wolf aan Atrimar, hoe hij kon spreken zonder het amulet.
Neem zijn tand mee vuurvogel, de broeders zullen over hem waken.
Phoenixx kijkt Isabeau aan. "Ik kan me natuurlijk heel sterk vergissen, maar volgens mij proberen de wolven mij iets te vertellen. Als ik het goed begrijp, is de strijd nog niet gestreden en heeft Atrimar nog een kans. Maar ik, of wij als je het aandurft, zullen hem wel moeten helpen." Ze kijkt nog eens vertwijfeld naar het zwaard in de boom. "En ik ben bang dat ik dat zwaard echt mee zal moeten nemen"
Ze loopt op de boom af. Het zwaard zit muurvast. Ze kan trekken wat ze wil, maar de boom wil het prachtige zwaard niet teruggeven. "Phoenixx, is dit van jou?", vraagt Isabeau, als ze de met runen versierde dolk opraapt uit het gras. Phoenixx herkent de dolk direct als die van Atrimar. Snel denkt ze terug aan wat Semmnatha er over had gezegd. Ze kan het zich niet precies herinneren, maar de dolk zou speciale krachten hebben, dacht ze. Voorzichtig pakt ze de dolk aan van Isabeau en loopt ermee naar de boom. Hopend dat ze het zwaard nu zonder enige moeite uit de stam zal kunnen trekken houdt ze de dolk en het zwaard bij elkaar. En dan gebeurt er... helemaal niets! Hevig teleurgesteld zakt ze op de grond. "Goed. Goocheltrucs en toverkunst werkt dus niet bij mij. Heb jij nog suggesties?"
Door al dit gemijmer begint er een ideetje te borrelen. De kans is niet groot, maar het zou kunnen werken. Zelfs Semmnatha had het erkend. Ze hééft potentie. Het vertrouwen in zichzelf begint te groeien. Waarom ook eigenlijk niet? Ze kan het in ieder geval proberen. Ze staat op en recht haar schouders. Met haar armen iets gespreid en de handpalmen naar boven richt ze zich tot het zwaard.
"Reigerzwaard, hoor mij aan.
Je wapenmeester is niet meer, mijn zwaardhand is mij ontvallen.
Ik besef dat ik het recht niet heb u te dragen.
Maar als u mij dat recht niet schenkt, zal ik u niet terug kunnen geven aan uw meester.
Ik maak u de belofte dat ik alles zal doen dat in mijn macht ligt u weer met uw meester te herenigen.
Ik zal u nimmer heffen om een ander te verwonden of te doden, tenzij het zal zijn om mijn eigen leven of dit van een naaste te verdedigen.
Reigerzwaard, geef mij het recht en de kracht u te kunnen voeren."
Langzaam brengt ze haar handen naar het heft van het zwaard. Haar vingers sluiten zich om het heft en voorzichtig trekt ze het zwaard naar zich toe. Verbeeld ze zich dit nu? Of? Voorzichtig opent ze haar ogen en gluurt tussen haar wimpers door. Langzaam ziet ze het blad van het zwaard uit de stam te voorschijn komen. Nog steeds voorzichtig trekt ze verder en na wat een oneindigheid lijkt te hebben geduurd verschijnt de punt van het zwaard. Het is haar gelukt!
Ze loopt terug naar Phoenixx, haar ogen dwalen voor een moment af naar het zwaard. Als je wilt haal ik de paarden op. Wil je hier bij je geliefde blijven of wil je met mij mee. De wolven zullen je hier beschermen. Bij mij ben je niet veiliger...vooral niet ze lijkt te huiveren vooal niet als die vrouw terug komt
Voor een - voorlopig - laatste maal knielt ze bij het lichaam en drukt een kus op Atrimar's koude lippen. Dan staat ze op en kijkt naar de struiken. Ze kan het glinsteren van de wolvenogen waarnemen, en ze legt haar hand op het amulet. Ze probeert langzaam de juiste beelden in haar gedachten op te roepen en aan de wolven over te dragen. "Bewaak Jonge Stier - Vuurvogel komt snel terug" Geritsel klinkt vanuit de bosjes en twee grijze wolven komen voorzichtig naderbij. De ene gaat aan de voeten van het lichaam liggen, de andere blijft bij het hoofd staan.
"Dame, ik ga met je mee. Samen zijn we sterker dan ieder alleen." Ze bekijkt de jonge vrouw nog eens goed en geeft dan haar dolk aan haar. "Hier, houd deze maar bij je. Ik hoop van niet - maar het kan van pas komen."
Na nog een laatste trieste blik op hem die eens haar geliefde was draait ze zich om en volgt Isabeau.
Als laatste gaat een helwitte wolf bij het drietal zitten, zijn vacht is volmaakt wit, en zijn oude ogen lijken bedroeft in zijn kop te zitten.
We wachten hier op Vuurvogel. Het pak jaagt broeders. Er komt verandering.
Met haar hand op de amulet probeert Phoenixx de wolven, die ongetwijfeld bij het lichaam van wijlen haar geliefde de wacht houden, van haar komst op de hoogte te stellen. Ze weet dat ze niets te vrezen heeft van de wolven, maar ze wil ze niet laten schrikken. In haar hand heeft ze de leidsels van een prachtig zwart paard. Het is geen groot dier, maar de spieren verraden dat dit een sterk paard is. Geen sierlijke bouw, zoals een rijpaard, maar de stoere kracht van een werkpaard. Het paard krijgt de geur van de wolven in zijn neus en snuift angstig. Phoenixx legt haar andere hand kalmerend op de neus van het dier.
"Rustig maar jongen... ze zullen je geen kwaad doen!"
Ze leidt het dier naar de open plek en bindt de leidsels losjes aan een boom. Dan gaat ze op respectabele afstand van de wolven op de grond zitten.
"De rode vrouw komt later. Dan kunnen we Jonge Stier wegbrengen."
In gedachten roept ze de beelden op om aan de wolven kenbaar te maken dat Isanbeau haar huis in gereedheid brengt om Atrimar op te baren. Ze hoopt dat de dieren haar begrijpen, en kunnen instemmen met het besluit van de dames om het dode lichaam van deze plaats weg te halen.
De laatste zonnestralen van de dag vallen door de bladeren, recht op Atrimar's gezicht. Met een trieste blik in haar ogen ziet Phoenixx dit aan. Maar ook put ze er kracht uit. Ze voelt zich sterker worden, de krachten die al die tijd sluimerend in haar aanwezig waren, komen naar boven. Ze sluit haar ogen en zuigt de schone boslucht in haar longen.
"Het duurt niet lang meer, Semmnatha, en dan zal je een waardige tegenstandster in mij vinden..."
Om Atrimar heen zwermen vele pulserende lichtjes, allen lijken ze een andere kleur te hebben, al is het verschil minimaal te noemen, en voor een gewone man niet te zien soms. Waar de een een helder wit licht pulseert, knippert de andere een doodszwarte kleur de droomwereld in.
Atrimar kijkt verwoed rond naar een aanwijzing die hij kan gebruiken. Het lijkt erop dat hij een van de lichtjes zal moeten gebruiken op een of andere manier.
In woede ligt kracht.
Atrimar kijkt rond en zoekt naar een kleur die op woede zou kunnen lijken. Rood lijkt een eenvoudige keuze, maar als hij zijn hand uitstrekt naar een roder lichtje voelt hij zich gevuld met zwakte en liefde. Bij nagenoeg alle zwarte lichtjes voelt hij zich steeds kwader worden, dus die zullen dan wel de kleur zijn die nodig geacht wordt.
Je keuze is gemaakt Hartlander. In je haast heb je een snelle keuze gemaakt op gevoel. Woede zal je deel zijn, zoals je wens is geweest. Woede gevoed door haat en wantrouwen. Slechts enkelen zullen nog in je vertrouwen blijven, het is aan jou omde juiste kanalen te vinden om j ewoede te kanaliseren. Wat was zal zijn, wat is vult aan.
Atrimar ziet een geelzwart lichtje richting zijn gezicht snellen, en nog voor hij afwerend zijn handen kan heffen omgeeft het licht hem al.
Dipe in zijn lichaam schreeuwt zijn ziel als deze gevuld wordt met woede, pure kwaadheid vervult hem en met een schreeuw voelt hij zijn aderen vullen met nog iets extra's ...
De laatste zonnestralen warmen haar wangen. Met een kleine aansporing van haar knieën laat ze Denda iets vlotter lopen. In de verte ziet ze Phoenixx al naast het lichaam zitten. De mooie jonge vrouw bij haar gevallen geliefde. Een steek van verdriet voelt ze even bij haar hartstreek. Waarom kan het eiland niet perfect zijn, perfect zoals ze het als kind altijd voor zich zag. Haar eigen droomwereld nu verstoort door de kille realiteit. Het paard briest steeds onrustiger. Isabeau klopt zachtjes op haar hals.
De wolven volgen elke beweging die het paard maakt tussen de bomen door. Phoenixx spreekt ze kalmerend toe en glimlacht ter begroeting. Isabeau steigt sierlijk af. Een volleert amazone. Ik heb een plaats in de tuigkamer klaargemaakt, Phoenixx. We kunnen zijn lichaam daar voor een paar dagen later, maar... Ze fronst een fractie van een seconde en stopt haar zin. Denda trekt onrustig aan de leidsels, maar Isabeau houdt haar stevig vast. Ik kan je hulp gebruiken bij het maken van een draagbaar. Een paar stevige takken en deze dekens die ik heb meegenomen moeten afdoende zijn
De avond is reeds gevallen als Phoenixx en Isabeau samen het lichaam van Atrimar op de draagbaar tillen. Met een goed gecoördineerde krachtsinspanning tillen ze vervolgens de draagbaar op de rug van beide paarden. De paarden reageren geschrokken en zetten een paar passen terug, maar met ferme hand en wat teder gesproken woorden blijven ze stilstaan. Isabeau kijkt twijfelend naar de wolven. Tot nu toe zijn ze op een respectabele afstand blijven staan, nu komen ze dichterbij tot ze vlak achter de paarden staan. Isabeau ziet hoe haar twee dieren de oren in de nek leggen en ze kijkt Phoenixx een beetje wanhopig aan. Ze kunnen niet mee, Phoenixx...de paarden wil ik rustig laten lopen...de draagbaar is stevig, maar niet als we de paarden niet in de hand kunnen houden "...daarbij zou mijn vader het niet begrijpen" maakt ze de zin in haar hoofd af.
"Geef ons ruimte... Volg op afstand... Vuurvogel waakt over Jonge Stier..." , spreekt ze de wolven toe. Onwillig sluipen de dieren het struikgewas in. De beelden die ze terug kreeg van de wolven leken aan te geven dat ze het niet met Phoenixx eens zijn, maar kennelijk geven ze toch gehoor aan haar verzoek. De paarden lijken al iets meer te ontspannen, maar blijven op hun hoede.
Isabeau kijkt Phoenixx dankbaar aan. "De wolven zullen Atrimar niet verlaten, onder geen voorwaarde. Maar ze zullen afstand houden om de paarden rustig te houden. Laten we maar gaan." Isabeau neemt de leidsels van beide paarden en gaat hen voor het bospad af. Phoenixx loopt naast de dieren en houdt de draagbaar in de gaten. Liefdevol kijkt ze naar het lichaam. Dan opeens realiseert ze zich dat het lichaam er nog steeds fris uitziet, ook al is het leven er al dagen geleden uit verdwenen. Eigenlijk is het net alsof het krachtiger is geworden sinds vannacht. Alsof het lichaam wacht tot de ziel er naar zal terugkeren, en dat de ziel sterker is geworden sinds zij bruut uit elkaar zijn gerukt. Phoenixx schudt haar hoofd. Het zal wel door de schemering komen. In het vage licht lijkt alles anders te zijn dan het is.
Rustig lopen de jonge vrouwen met de paarden en hun ongebruikelijke vracht door het bos.
Het vage geritsel in de struiken in de verte verraadt de aanwezigheid van de immer wakende wolven.
De tocht duurt meer dan een uur. Het lichaam van Atrimar is zwaarder nu zijn kleren nat zijn en het is duidelijk dat Phoenixx en Isabeau moe zijn. De hele tocht hebben ze zwijgend afgelegd met als enige geluid het vallen van de regen, de zware ademhaling van de paarden, het ritselen van de bladeren onder de wolvenpoten. Samen tillen ze het natte lichaam de tuigkamer in waar ze het op het klaarstaande stro leggen. Isabeau neemt een tweetal witte kaarsen en ontsteekt ze zwijgend. Een kaars aan weerszijden van zijn lichaam. Het kaarslicht verlicht de gezichten met een warme gloed. Isabeau legt haar groene mantel af. Aarzelend raakt ze Atrimar aan en legt zijn kleed goed. In de deuropening gloeien een paar ogen in de nacht.
Isabeau knielt naast Atrimar en legt haar hand op zijn borst. Ze prevelt enkele zachte woorden zoals de gewoonte is in dit deel van het eiland bij een gestorvene. Dan staart ze alleen nog naar het lichaam. Ze voelt hoe Phoenixx haar van achteren bekijkt. Langzaam draait ze haar hoofd naar Phoenixx. Een vragende blik ligt in haar ogen. "Zie jij niets vreemds? Ik heb vaak met mijn vader in het bos gedwaald, zoekend naar stroppen, jagend op...wol..wild" even kijkt ze in de richting van de deuropening waar de katachtige glans van een paar ogen stil toekijken "Phoenixx...dit lichaam is...het is koud, maar het is niet stijf. Doden worden stijf. Snel. Na een tijdje neemt die lijkstijfheid weer af, maar zo snel kan niet. Het geeft me een onbehagelijk gevoel alsof er elk moment iets kan gebeuren" Isabeau kijkt Phoenixx bijna dwingend aan als ze bijna onhoorbaar "Voel dan" zegt
"Ik had het gezien, dame. De wolven hadden het al verteld. Atrimar is nog niet van ons weg.", fluistert ze zacht. Op dit moment realiseert ze zich pas dat ze deze jonge vrouw helemaal niet kent. Opeens was ze er, en zonder vragen heeft ze hulp geboden. Phoenixx weet niet eens hoe ze heet! Maar hoe belangrijk is een naam nu helemaal? Zonder zich er verder druk om te maken dwalen haar ogen weer door de ruimte.
De twee kaarsen verspreiden een flakkerend licht door de tuigkamer. Het vage schijnsel speelt over Atrimars gezicht. Aan de ene kant is Phoenixx dolgelukkig dat er nog hoop is, dat Atrimar nog niet dood is. Aan de andere kant... Aan haar voeten ligt zijn lichaam, op dit moment is hij niet meer dan een ondode... Zijn ziel dwaalt nog rond in de droomwereld, denkt ze. De droomwereld. Pure waanzin dat men elkaar nog steeds vertelt dat ieder zijn eigen droom beleeft, dat een droom alleen bestaat in je eigen hoofd. Hoe vaak heeft ze niet al in andermans droom rond gelopen? Sja... ze had eerst ook gedacht dat dat een droom van háár was. Maar het kan geen toeval zijn als steeds bleek dat die ander ook van haar had gedroomd het zelfde zelfs. De droomwereld. Ze kan ook naar de droomwereld... Maar dan zal ze wel alleen moeten...
Ze slaat haar arm om de schouders van Isabeau. Zonder haar ogen van Atrimar af te wenden spreekt ze zacht: "De ziel van Atrimar bevindt zich nog in het niemandsland tussen leven en dood. Maar ik weet niet hoe we zijn ziel moeten terughalen. Ik weet ook niet of we nu juist hier moeten blijven waken, of dat we hier weg moeten gaan."
Ze legt de hand van haar andere arm op de amulet en probeert te luisteren naar de wolven. Helaas weten die haar ook niet te vertellen wat ze moet doen.
Het is bijna tijd voor mijn terugkeer, van deze nieuwe macht zal ik goed gebruik kunnen maken als ik precies weet hoe het werkt.
Atrimar trekt zijn shirt over zijn hoofd uit en stapt uit zijn laarzen. Over zijn armen, borst, rug en nek lopen diepzwarte tatoeages die in de schijnduisternis lijken op te gloeien. Zelfs zijn voeten laten enkele zwarte lijnen zien. In zijn huid, vlak boven zijn hart siert een diepzwarte wolvenkop als het centrum van de tatoeages. Atrimar strekt zijn handen voor zich uit en spreid zijn betatoeerde vingers.
Nog even ...
Ze weegt de met runen bedekte dolk in haar vingers. De dolk is ongewoon licht en voelt bijna warm aan in haar handen. Ze streelt langzaam met een vinger over de runen. Bijna in trance kijkt ze voor zich uit...Atrimar die daar roerloos ligt, de kaarsen die bijna opgebrand zijn en de constante nachtgeluiden om haar heen geven het geheel een eng, maar rustgevend gevoel. Lang had ze de sleur van haar dagelijks leven vervloekt, de terugkerende klusjes, het hersenloze gebrabbel van de mensen die ze kende. Ze had de wereld in willen trekken, weg van het eiland met al haar idioten. Ze wist dat zij, Isabeau, voor veel meer bestemd was dan alleen het huishouden en het braaf wachten tot vader met een geschikte echtgenoot aan zou komen. Bijna achttien was ze nu en niet van plan te wachten op de voorspelbare boer die om haar hand zou vragen. Ze kreeg haar avontuur, bedacht ze met enige ironie in haar ogen, en zolang het duurde betwijfelde ze of het nou zoveel beter was dan de dagelijkse sleur. Je kon de dingen van twee kanten bekijken, er zat natuurlijk verschil in of je het avontuur zelf opzocht of dat het je werd opgedrongen.
De dolk was ongewoon warm geworden onder haar vingers en terwijl die realisatie tot Isabeau doordrong vroeg ze zich af hoelang ze al zo zat. Haar ogen dwaalden van Atrimar's lichaam naar het metaal in haar handen. De runen gloeiden zachtjes, maar duidelijk, rood op. Isabeau's handen beefden en ze probeerde de dolk te laten vallen, maar vreemd genoeg bleef het wapen waar het lag. Met verbijstering staarde ze ernaar. Minuten leken voorbij te gaan. De runen waren weer gedoofd en het wapen leek net zo gewoontjes als eerder die dag. Ze bewoog geen spier, alleen voor het ademen. Een zekere vastberadenheid leek zich langzaam van haar meester te maken. Maak je hoofd leeg. Probeer je te concentreren. Maak je hoofd leeg. Alleen de dolk en ik bestaan. Licht bloeide weer op in de runen en verdween weer. Een glimlach vormde zich om haar lippen. Toen nog een opleving, en nog een. Nu bleven de runen weer als net rood gloeien. Het was geen constante gloed, de gloed leek speels te dansen net als vlammen om een blok hout.
Was dit niet hetzelfde wapen waarmee het leven van Atrimar was genomen? Met bevende hand hief ze het wapen op in de richting van zijn lichaam. Wat deed ze? Een gevoel van macht en geluk stroomde snel door haar heen. Zij, Isabeau de Jagersdochter hanteerde nu magie. Wie had dat ooit gedacht. Geluk en angst wisselden elkaar snel af. Wat moest ze ermee. Het waren maar lichtgevende runen, niets om je zo over op te winden. De kaarsen gaven nog meer licht, volkomen nutteloos dus. Dan, zonder dat ze zich verder concentreerde op het wapen, schiet er een kleine vonk van de punt van het lemmet richting het lichaam. Even licht de plek op waar het vonkje neerslaat. Tot haar grote ontsteltenis sluit een deel van de wond in zijn hals zich. Als het gebeuren zich goed tot haar doordringt richt ze zich op. Haar kleren ritselen luid om haar heen in deze stille nacht. Een wolf stapt dichterbij vanuit de schaduw van de nacht.
Als Phoenixx door het geluid haar ogen opent ziet ze Isabeau met de dolk van Atrimar in haar handen bij zijn hals. Even neigt ze op te springen en deze verraadster aan te vliegen tot ze ziet dat de dolk licht geeft en de wonden in Atrimar's hals zich sluiten. Alsof de dolk het leven dat het heeft genomen terug geeft.
De ogen van het amulet dat Phoenixx om haar hals heeft hangen gloeien vervaarlijk op, evenals de runen die overal op de dolk zitten. Verbijstert draait Isabeau zich om naar Phoenixx, en ze kan nog net de verandering van gemoed in de ogen van de vrouw zien.
"Ik ... ik deed niks. Wat gebeurt er?"
Phoenixx staart met open mond naar Atrimar.
"Zijn ogen, ze waren geel. Maar ... wat gebeurt er nu allemaal?!
Phoenixx snelt naar het levenloze lichaam van Atrimar en trekt zijn shirt open en ontbloot zijn borst. Met een kreet van afgrijzen slaat ze haar hand voor haar mond. Vanuit het midden van Atrimar's borst verschijnen diep zwarte lijnen in zijn huid die zich langzaam verspreiden over zijn borst. Een wolfskop begint zich af te tekenen vlak boven zijn hartsstreek, en nog blijven de lijnen zich verspreiden. Steeds sneller en sneller schieten de lijnen over zijn lichaam, in vreemde, hoekige patronen. De lucht in de kamer lijkt zwanger van statische elektriciteit.
Langzaam herstelt ze zich van de schok en probeert de situatie in te schatten. Die ogen... Ogen van een dieper zwart dan ze ooit heeft gezien. En de strepen die zich als een web over het lichaam van Atrimar verspreiden... Alsof een tatoeage artiest in hoog tempo zijn kunstwerk aflevert. Een koude rilling trekt over haar rug en kippenvel verschijnt op de armen van deze anders zo warmbloedige vrouw. Haar ogen vernauwen zich en worden nog feller groen dan anders.
Ze komt overeind en trekt Isabeau naar achteren. Ze sluit de jonge vrouw, het meisje eigenlijk nog, veilig in haar armen. "Rustig maar meisje, rustig maar...", fluisterd ze zacht. Hoe wreed is dit toch. De onschuld van deze jonge vrouw is de kracht geweest die, samen met de met runen ingezette dolk, de brug heeft gevormd om lichaam en geest weer te laten samenkomen. Maar de kracht die de ziel heeft opgedaan in de droomwereld is bepaald niet onschuldig.
Die ogen... Het diepe zwart lijkt pure woede, bittere haat, uit te beelden. De ogen, en daarmee de haat, zijn nog nergens op gericht. Atrimar ligt als het ware te wachten tot de transformatie van zijn lichaam is voltooid. De kwade krachten die zich blijkbaar in dit lichaam hebben gebundeld mogen zich niet tegen dit onschuldige meisje gaan richten. En bij voorkeur ook niet tegen haarzelf, maar ach, daar ziet ze dan wel weer mee om te gaan. Ze haalt nog eens diep adem en duwt de jonge vrouw voorzichtig naar achteren, naar de muur en vlak bij de deur. Als Isabeau haar wil tegenspreken maant ze haar met een handbeweging tot zwijgen. "Blijf liever even daar, dame. Ik weet ook niet wat er gaat gebeuren.", spreekt ze snel, waarna ze zich naar Atrimar draait.
"Atrimar! Atrimar? Hoor je me Atrimar? Ik ben het, Phoenixx!"
De zekerheid en het vertrouwen die uit haar stem klinken verbazen haarzelf ook. Vol verwachting kijkt ze naar Atrimar, zou hij haar herkennen??
In de lucht om hen heen klinken duizenden fluisterende stemmen. Oude taal wordt afgewisseld met gesnauwde bevelen uit talloze oorlogen uit talloze levens. Dan weerklinkt de stem van Atrimar luid op. Phoenixx herkent enkele van de woorden die hij uitroept, ze zijn hetzelfde als de herinneringen waar hij wel eens over sprak. Het lijkt alsof de geest van Atrimar zich een weg naar buiten heeft gewerkt en zich kenbaar maakt aan de buitenwereld.
Met een luide klap valt het lichaam weer op de baar en de ogen van Atrimar sluiten weer. Waar zijn keel was doorgesneden zit nu een afgrijselijk dik litteken. Nog steeds ademt hij niet ...
"We moeten weg hier!" is het eerste wat ze over haar lippen kan krijgen. Haar ogen onrustig zoekend naar...ja, naar wat eigenlijk. Een teken van leven op het lichaam? En al zou het er zijn, is het dan een gewenst teken of een ongewenst. De zwarte lijnen op de huid lijken zwarter dan ze ooit zwart heeft gezien. Ze herinnert zich hoe ze leken te ontspruiten van onder de huid, maar dat is helemaal niet mogelijk. Niet mogelijk. Inwendig lacht ze om die gedachte. Een runendolk die opgloeid door het te willen is niet mogelijk. Een diepe snee in iemands hals die binnen enkele seconden sluit en verwordt tot een dik litteken is niet mogelijk. Een man die dood zou moeten zijn en dan lijkt te leven en in de lucht zweeft is niet mogelijk. De wereld van wat wel en niet mogelijk was bestaat niet meer.
Phoenixx lijkt ook besluitenloos toe te kijken, niet wetende of hetgeen ze net aanschouwt heeft iets goeds of iets slechts was. En moeten ze zijn lichaam nu weer rechtleggen? Misschien hadden ze toch de wolvenwelpjes mee moeten nemen. De takken voor het haardvuur lagen ook nog in het bos. Gedachte op gedachte doorkruist haar hoofd. Niets lijkt meer zinnig te zijn, misschien zitten zij wel in die zogenaamde droomwereld en is hij hier. Isabeau begint hardop te lachen, een traan biggelt over haar wang. Ja, ik droom...dat kan toch alleen de meest realistische conclusie zijn
Dan beweegt één van Atrimar's onderarm spieren onverwacht en een rimpeling trekt van boven naar onder door het weefsel. Isabeau stopt haar lachen alsof iemand haar abrupt de mond snoert. Phoenixx staart haar ondertussen aan en heeft de rimpeling niet opgemerkt.
"We moeten weg hier..." weet Isabeau nogmaals uit te brengen, haar stem klinkt gebroken en bang.
Weg hier... Phoenixx wordt verscheurd door twijfel en verwarring.
Ondanks de vreemde veranderingen die zich aan het lichaam hebben voltrokken, had ze Atrimar gehoord. Hij is daar, hij probeert de moeilijke gang te maken van de droomwereld naar zijn stoffelijke lichaam. Het lijkt wel of Atrimar niet alleen is, alsof een andere macht of kracht zich bij zijn ziel heeft gevoegd. Phoenixx moet bij hem blijven, ze moet hem steunen en leiden naar deze wereld.
Maar ze kan de jonge vrouw niet alleen laten. Het arme kind is òp van de zenuwen. Lijkbleek en angstig staart ze Phoenixx aan. Zelf is Phoenixx ook bang. Ondanks de kracht die ze onlangs in zichzelf heeft gevonden, staat ze hier volledig machteloos.
Haar ogen schieten door de tuigkamer. Het amulet hangt om haar hals, de runen-dolk heeft Isabeau in haar handen geklemd. Snel pakt ze haar eigen zwaard en het Reiger-zwaard en loopt achter Isabeau aan, die al achteruit naar de deur was geschuifeld.
Buiten staat een hele troep wolven te kijken naar de deur van de tuigkamer. Als Isabeau en Phoenixx naar buiten stappen, schikken de dieren iets in zodat een vrij pad ontstaat voor de vrouwen. Als in een trance lopen ze langzaam tussen de wolven door.
Deze zijn onrustig, maar dat was te verwachten. In de tuigkamer hadden zich absurde dingen afgespeeld, en een hele troep wolven staan rond het gebouwtje. Phoenixx loopt op de dieren af en aait hun neuzen. Ze prevelt lieve woordjes en inderdaad lijken de dieren te kalmeren. Met zachte hand weet ze de dieren te overreden op de grond te gaan liggen. Isabeau en Phoenixx gaan tegen de dieren aan liggen, om zo nog een beetje warm te kunnen blijven in het kille bos. Heel zacht zingt Phoenixx een lied. Het kalmeert haar, en ook Isabeau lijkt te ontspannen. Uiteindelijk valt de jonge vrouw zelfs in slaap.
Phoenixx blijft de ingang van de tuigkamer nauwlettend in de gaten houden en laat de omgeving op zich inwerken. Nou ja, de omgeving... Ze hoort het rustig ademen van de jonge vrouw en de paarden, en af en toe hoort ze een wolf die zich iets verplaatst. Verder is het onnatuurlijk stil in het bos.
"Dat de nacht maar lang mag verschuilen". Isabeau lijkt alle vreemde gebeurtenissen van de nacht ervoor te zijn vergeten en groet Phoenixx zoals de gewoonte is in deze streek. "Laten we wat eten, Phoenixx en misschien eindelijk praten" Ze pauzeert even om te kijken of Phoenixx het heeft gehoord. Haar ogen kijken nog slaperig, maar dan knikt ze om duidelijk te maken dat ze luistert. "Ik ben Isabeau, dochter van Da'rey Aristagon en Laila Aristagon. Mijn moeder is gestorven toen ik acht was, moge haar ziel voor altijd in mijn hart zijn. Mijn vader is een van de kleinere jagers in dit deel van het eiland, hij is voor een aantal dagen naar de grote stad voor voorraden en wat huisraad en ik verwacht hem pas over drie dagen terug. Ik herinner me nog levendig wat er gisternacht is gebeurd en ik ben geloof ik niet bang meer, maar ik heb wel vragen als je het niet erg vindt". Phoenixx glimlacht begrijpend en gebaart verder te gaan. Isabeau geeft haar de kan met melk en de helft van het brood terwijl ze haar woorden voorzichtig uitzoekt. "Die man, ik geloof jouw geliefde, hij is niet dood, hmm?" Isabeau bijt zachtjes op haar onderlip terwijl zich een kleine rimpel tussen haar ogen vormt. "...maar hij is ook niet meer wie hij was...hij lijkt me eerlijk gezegd niet..." even aarzelt ze "niet menselijk meer" Ze kijkt Phoenixx kalm aan, wachtend op een teken van angst, geruststelling, wat dan ook. Ze hoopt dat Phoenixx alle antwoorden heeft, dat Phoenixx weet wat er allemaal gebeurt. Ze had erover nagedacht, maar als deze dappere vrouw bij haar geliefde wenst te blijven, dan zal het toch wel goed zijn?
Omdat Phoenixx niet iets lijkt te gaan zeggen gaat isabeau verder "Nou dacht ik dat hij in iets verschrikkelijks was verandert, als een dienaar van die blonde heks, maar ik weet het niet meer. Misschien is hij toch dood...of misschien..." Even slaakt ze een zucht van frustratie en weet niet goed hoe verder te gaan. Met grote blauwe ogen als korenbloemen kijkt ze Phoenixx aan. Haar ogen lijken te smeken om duidelijkheid, maar vooral te wachten op geruststelling. Geruststelling die waarschijnlijk nooit zal komen.
"Isabeau, aangenaam. Mijn naam is Phoenixx. En ja, Atrimar en ik waren geliefden.", zegt Phoenixx. Dit was het makkelijke gedeelte. Op de vele vragen die Isabeau had gesteld heeft ze ook geen duidelijk antwoord. Ze wendt haar ogen af van Isabeaus gezicht en staart voor zich uit. Het is overduidelijk wat de jonge vrouw wil horen. Maar Phoenixx kan haar niet vertellen dat alles nu goed is, dat ze zich geen zorgen hoeft te maken en dat Phoenixx alles onder controle heeft. Dat zou een grote leugen zijn. Ze moet haar vertellen wat ze wel weet, hoewel dat eigenlijk niet echt veel is.
"Het is vervelend om toe te moeten geven, maar ik weet ook niet precies wat er aan de hand is. Maar ik zal je vertellen wat ik wel weet.", en Phoenixx begint te vertellen over de verhalen die Atrimar haar heeft verteld. Over de dromen die hij heeft gehad over vele oorlogen en bloedige strijd. Over zijn verbintenis met de wolven. Over hoe hij op zoek wilde gaan naar zijn verleden. "Voor dit leven heeft Atrimar al vele levens geleid, net als ik eigenlijk. Maar ik heb geen herinneringen meegekregen uit mijn eerdere bestaan. Het enige dat ik nu merk is dat ik ooit vele krachten had en krachten kon beheersen. Welke kracht weet ik niet, en ook niet hoe ik er mee om moet gaan. Ik hoop alleen maar dat ik dat wel weet als ik ze nodig heb."
De zon staat hoog aan de hemel en schijnt via de deur en de ramen de stal in. Het effect van de zonnestralen op het gitzwarte haar en de blanke huid van Isabeau is adembenemend. Aandachtig luistert de jonge vrouw naar Phoenixx woorden. Het is duidelijk dat ze wil dat Phoenixx verder vertelt, maar ze vraagt niets. Alsof ze weet dat Phoenixx de juiste woorden nog moet vinden, schenkt ze zwijgend nog een beker melk voor hen beide in.
"Ik heb je nu verteld wat ik wéét. Wat ik nu ga zeggen zijn alleen maar mijn gissingen, vermoedens. Het lijkt er op dat Atrimar en Semmnatha in een grijs verleden bij elkaar hoorden en beiden een duistere macht hebben gediend. Kennelijk is Atrimar ontsnapt uit deze macht en is zijn eigen leven, of levens, gaan leiden. Die toverkol heeft hem nu terug gevonden en wilde hem weer in zijn oude rol terug krijgen. Nou ja - dat heb je allemaal gezien natuurlijk.", spreekt Phoenixx met twijfel in haar stem. "De dolk heeft Atrimar niet echt gedood, zijn geest is slechts in de droomwereld blijven hangen. Wat er daar is gebeurd weet ik niet. Maar jij hebt Atrimar de gelegenheid gegeven terug te keren naar zijn lichaam. En daar ben ik je eeuwig dankbaar voor!"
"Ik weet niet of hij is veranderd in iets verschrikkelijks. Vannacht heb ik Atrimar gehoord. De Atrimar die ik ken is óók teruggekeerd naar zijn lichaam. Het lijkt er alleen op dat hij niet alleen is, of hij een kracht heeft meegenomen vanuit de droomwereld. Ik... ik ben bang geworden, Isabeau. Ik weet ook niet wat er te gebeuren staat. We zullen moeten afwachten."
Phoenixx is nog niet uitgesproken of de dolk die in het stro ligt gloeit helderblauw op. Als ze haar hand uitstrekt om de dolk op te pakken hoort ze een zacht geknisper van laarzen in het droge gras. Langzaam draait ze zich om en kijkt naar de openstaande deuren van de stal.
In de deuropening staat Atrimar, slechts gekleed in een broek en zijn laarzen. Zijn lange, pikzwarte haar golft om zijn hoofd heen tot over zijn betatöeerde schouders. Het litteken op zijn keel is door de vele zwarte lijnen slechts een herinnering aan de gapende wond die er kort geleden nog zat.
Atrimar stapt de stal binnen en kijkt Phoenixx met zijn diepzwarte ogen aan.
"Laat mijn dolk maar liggen Phoenixx." Loom grijnzend kijkt Atrimar de andere vrouw aan en neemt hij haar duidelijk goedkeurend op. "En wie is je nieuwe vriendinnetje?"
Met een bijna luie beweging strekt hij zijn hand uit en enkele lijnen gloeien kortstondig blauw op, een patroon in het patroon vormend, en de dolk en zijn reigerzwaard zweven van de grond af. Bij hem aangekomen pakt Atrimar beide wapens op en steekt de dolk achter zijn riem.
"Wat kijk je verbijsterd chairin? Ik ben nog steeds Atrimar hoor. Al zullen sommigen me als Morridin gaan kennen." voegt hij er zachtjes aan toe.
"Dag liefste. Ik heb je gemist!" zegt ze tegen hem terwijl ze op hem af loopt en een kus op zijn wang drukt. Dan draait ze terug naar Isabeau en slaat haar arm om de jonge vrouw met het ravenzwarte haar heen. Phoenixx is iets langer dan Isabeau, en door de snelle draai die Phoenixx maakte zijn wat van haar lange krullen over de haren van Isabeau gevallen. Als vurig rode wolken in een diepzwarte nacht. Zachtjes knijpt ze in Isabeaus arm, om haar aan te geven niets te zeggen en Phoenixx haar gang te laten gaan. Een snel gefluisterde waarschuwing is gezien het scherpe gehoor van de man geen optie.
"Dit is Isabeau. Zij liep door de heuvels toen we Semmnatha hebben ontmoet. We hebben je lichaam hierheen gebracht en zij heeft ervoor gezorgd dat je lichaam weer voldoende herstelde voor je terugkeer. Het is ònze vriendin, Atrimar!"
Ze doet heel nonchalant en zelfverzekerd, maar oh, wat is Phoenixx bang. Ze dacht dat ze de zacht uitgesproken woorden van Atrimar had verstaan, en op een of andere manier wist ze wat ze betekenen. Ze bidt tot alle mogelijke goden dat ze het verkeerd heeft verstaan...
Als het tot haar doordringt dat Phoenixx niet zo dapper is, maar heel erg dapper doet en de grijns op Atrimar's gezicht eerder sardonisch dan vol liefde is beseft ze ook dat het Atrimar is die het gevoel van rust en kalmte bij haar veroorzaakt. Alsof hij haar een schijn emotie opdringt om haar te doen geloven dat er niets aan de hand is. Dat mannen dagelijks uit de dood opstaan met een lichaam vol tatoeages en met zwarte, lege ogen. Ze knijpt Phoenixx zachtjes terug in haar zij als teken dat ze het allemaal niet vertrouwt.
Dan valt Atrimar's blik op het amulet dat nog om Phoenixx nek hangt.
"Ik ben nog geen week dood en je hebt de buit al verdeeld? Mooi is dat."
Enkele lijnen op zijn huid lichtten weer op en het leren koord dat het amulet om haar nek bindt breekt. In een flits heeft Atrimar het amulet weer in zijn bezit. Phoenixx kijkt hem bijna kwaad aan. Maar voor ze iets kan zeggen grijpt Atrimar het meisje in zijn armen en draait hij haar om en houdt hij haar kin in zijn vingers.
"Kijk in haar ogen Phoenixx, ze heeft je niets over haar vader verteld he? Het verwende nest gebruikt je alleen om haar saaie leventje wat glans te geven."
Minachtend spuwd Atrimar op de grond en draait zich om na het meisje achteloos een zet van hem weg te hebben gegeven.
"De wolven zijn weg. Ik denk dat je vader de eerste gaat worden die morridin gaat leren kennen."
Maar ze kan het niet. Ze zou Atrimar nooit kwaad kunnen doen, hoe hij zich ook noemt. Ondanks de kilte en de haat die uit Moridins ogen straalt voelt ze de warmte van Atrimars hart.
"Liefste, doe toch eens niet zo chagarijnig! Ik heb de dingen die je in het leven lief had voor je bewaard. Het amulet, je zwaard, je dolk. Ik wist dat je weer bij naar hier zou komen, en deze relikwieën mogen niet in de verkeerde handen vallen.", zegt Phoenixx op bestraffende toon tegen de man. Haar eigen woorden verwarren Phoenixx. De wapens en de amulet zíjn nu in verkeerde handen, maar ze berust erin. Haar gedachten blijven constant op twee benen hinken.
"En voor wat haar daar betreft...", met haar hand maakt ze een vluchtige beweging richting Isabeau, "Je kan haar toch de fouten van haar vader niet aanrekenen? Ze heeft mij geholpen, ze heeft jou geholpen, en ze zal ons nog veel vaker helpen!" Ze hoopt vurig dat Isabeau het kleine seintje dat ze met haar vingers had gemaakt heeft gezien en begrepen. Moridin kan het niet hebben gezien, want ze bleef hem recht in de lege ogen aankijken. Ze laat haar stem iets zakken, "Enne, zij is vervangbaar...", voegt ze onheilspellend toe.
Ze loopt op Atrimar toe en legt haar armen om zijn nek. Teder speelt ze met zijn lange lokken. "Liefste, wat is de taak die ons wacht?"
Ik ben te ver gegaan, hè vader? Hoe kom ik terug? Ik wil terug. Ze herinnert zich hoe ze als klein meisje een keer een boom in was geklommen en niet meer naar beneden kon. Ze kon met haar voeten geen takken meer onder haar vinden en haar handen werden moe en ze gilde en gilde en ze herinnert zich hoe haar vader eraan kwam rennen en dat hij zo klein was toen ze over haar schouders naar beneden keek en dat hij riep dat ze moest volhouden. Ze herinnert zich hoe hij naar boven klom, krachtig en sierlijk en hoe hij met een hand haar voet naar de volgende tak leidde en daarna haar beet pakte en haar tegen zich aandrukte en ze haar gezicht in zijn bezwete hemd drukte en nog harder begon te huilen door dat gevoel van veiligheid. Veilig in de armen van haar vader. Vader?
Tranen wellen op achter haar ogen, maar ze probeert uit alle macht om er niets van te laten merken. "Enne, zij is vervangbaar" hoort ze Phoenixx onheilspellend lispelen. Even fronst ze en kijkt naar de mooie roodharige vrouw. Wat bedoelt ze daar mee. Vriendin of niet. Schoonheid blijkt vele gezichten te hebben. Dan ziet ze de rode plek op haar arm waar Atrimar haar hard heeft weggedrukt. Een kleine kreun ontsnapt over haar lippen als ze overeind probeert te komen. Atrimar's hoofd draait snel bij en hij lijkt dwars door haar heen te kijken. Atrimar zet een stap in haar richting met een gemene grijns die over zijn lippen speelt. Isa's ogen flitsen heel even, twijfel tussen angst en woede speelt door haar heen.
Een ritseling van links doet beide gezichten die kant op kijken. Vanuit de zon stappen twee grote grijze wolven binnen. Ze gaan tot Isabeau's grote verbazing tussen haar en Atrimar instaan. Eén van de wolven ontbloot zacht grommend zijn tanden en gaat zitten. De ander zet zich naast haar neer. Verbijstert kijkt Isabeau van de prachtige dieren op naar Atrimar die inmiddels stil is gaan staan.
Met ogen koud als ijs draait Atrimar zich om en stapt naar buiten.
"Komen jullie nog?"
Als die diep gemene opmerking nou ook nog eens de juiste uitwerking zou hebben gehad, dan zou Phoenixx zich lang niet zo beroerd voelen. Maar om te paaien bij Moridin schijn je toch van betere huize moeten komen, kennelijk. In plaats van zijn vertrouwen te winnen heeft ze hem laten zien dat ze een overloper is. Ze begint steeds meer een hekel te krijgen aan de grote man met de tatoeages. Zijn stem is zo koud, zijn woorden zo sinister, in zijn ogen is nergens meer de warmte en liefde te vinden die er vroeger in lag. Zijn manieren zijn onbehouwen en arrogant. Hij straalt pure kracht uit, zonder enige elegantie of gratie.
Phoenixx kan zich nauwelijks voorstellen dat dit Atrimar is, of was. Nee - dat laatste mag ze niet denken! Atrimar leeft nog steeds, hoopt ze. Voor zich uit starend denkt ze terug aan de expeditie in het bos met Equilan en Lord Dreamer. Hoe ze zich direct aangetrokken had gevoeld tot de sterke smid. Zijn guitige gezicht, zijn olijke blik, zijn brede schouders. De plagerige opmerkingen die hij naar haar maakte. Ze was toen nog zo onwetend, zo naïef. Eigenlijk hadden ze een hele tijd om elkaar heen gedraaid, hadden niet aan elkaar toe willen geven dat hun harten waren gevuld met liefde voor elkaar. Oh - als ze terug denkt aan al die leuke en tedere momenten, dan is het zo moeilijk voor te stellen dat er zich nu slechts een klomp ijs in de getatoeëerde borstkas bevindt.
Phoenixx slaat haar ogen neer en laat haar hoofd zakken. Ze had een paar kleine ideetjes gehad om contact te leggen met Moridin, maar de hints lijken niet tot hem door te dringen. Ze heeft totaal geen idee meer wat ze moet doen. Zonder dat ze Isabeau aan durft te kijken, of iets te durven te zeggen, loopt ze achter Atrimar aan.
Zonder zich om te draaien loopt Atrimar met Phoenixx achter zich aan de stallen uit. Hij staat even stil in het zonlicht en reageert kortaf met "Je komt gewoon mee, meisje", nog steeds zonder haar aan te kijken loopt hij verder.
De glimlach verdwijnt als sneeuw voor de zon als ze zich realiseert dat hij het meent. Misschien kon ze beter meegaan. Voor Phoenixx, ze kon Phoenixx toch niet met hem alleen laten, wie weet waar hij of het toe in staat is. Haar hele lichaam protesteert tegen deze vreemde beslissing, maar als Isabeau naar Atrimar kijkt beseft ze dat haar mening er momenteel niet toe doet. Als ze hem maar weg krijgt bij het huis van haar vader vandaan. Ze doet haar best zo neutraal mogelijk te kijken als ze naar buiten loopt op weg naar, tsja op weg waar naar. De twee wolven volgen haar op de voet.
Overdag fluiten de vogels een vrolijk deuntje. Totaal niet toepasselijk, maar ja, weten die vogels veel? Als de nacht valt vult het bos zich met de typische nachtgeluiden. Geluiden die op zich niet eng zijn, maar door het gebrek aan licht is nauwelijks te zeggen wat deze geluiden voortbrengt. Onheilspellend. Vertrouwd, en toch ook weer niet. En als de dageraad dan weer een warme dag aankondigt, laten de vogels hun vrolijk gekwetter weer horen. Geen van drieën schenkt er ook maar enige aandacht aan, maar de gevleugelden van het Eiland blijven de lucht vullen met hun gezang.
"Goed, we zijn voorlopig ver genoeg. Jullie kunnen nu wel wat rust nemen, dat zullen we nodig hebben."
Atrimar gaat zitten en sluit zijn ogen, en nog voor Isabeau en Phoenixx kunnen reageren valt hij in slaap. Verbaasd kijken de twee elkaar aan, wat moeten ze hier nu weer mee?
Phoenixx gaat op haar knieën bij het water zitten en wast snel haar gezicht. Het koele water frist haar lekker op en haar gedachten vliegen in sneltreinvaart over de mogelijkheden die zijn ontstaan door het in slaap vallen van Atrimar. Maar hier kunnen ze niet praten, dat zou niet verstandig zijn. Ze legt haar vinger tegen haar lippen en gebaart Isabeau haar te volgen.
"Laten wij maar even wat te eten gaan zoeken, Isabeau.", spreekt Phoenixx hardop. Als Atrimar alleen maar doet alsof hij slaapt, zal hij niet verontrust zijn dat de vrouwen weg lopen. Hoopt ze. Dan lopen ze samen het pad af, terug vanwaar ze zijn gekomen. Phoenixx had daar een boom met vruchten gezien, dus als ze terug komen hebben ze ook daadwerkelijk wat voedsel bij zich. Terwijl ze lopen vliegt een klein valkje op de twee af. Phoenixx strekt haar arm en de vogel landt op haar arm. De vrouw maakt wat geluiden diep in haar keel, en de valk lijkt deze te beantwoorden. Dan werpt Phoenixx de valk als het ware terug in de lucht. Isabeau ziet het geheel aan. Het verbaast haar niet eens, ze heeft de afgelopen tijd al vreemdere dingen gezien, per sot van rekening. Dan eindelijk begint Phoenixx tegen Isabeau te praten.
"Je hoeft je geen zorgen meer te maken over je vader, Isabeau. De wolven hebben hem geen kwaad gedaan." Ze glimlacht als ze de gelukkige blik in de ogen van de vrouw ziet, maar ook de verbazing. "Ja, dat heeft dat valkje mij verteld, ja. Vogels onder elkaar hè?", lacht ze. De lach verdwijnt snel van Phoenixx' gezicht als ze serieus weer verder gaat. "Als je wilt, zou je nu weg kunnen vluchten. Als ik eerlijk ben, denk ik niet dat Atrimar je zal laten gaan, dat hij je wel weer terug zal vinden. Maar je zou het nu kunnen proberen. Ik blijf in ieder geval bij hem." Ze draait zich om en begint de vruchten uit de boom te plukken, Isabeau de kans gevend de mogelijkheden af te wegen.
Phoenixx, jij gaat voor mij op jacht. Lok haar uit de tent en laat me weten wanneer ze er is, je verzint vast wel een manier om me te waarschuwen."
"Atrimar," begint ze met enige twijfel in haar stem "ik wil je best helpen, begrijp me niet verkeerd, maar dan wil ik wel weten waar ik aan toe ben. Het is niet fair dat je me half gedwongen meesleept door de bossen zonder duidelijk doel en zonder eerlijk te zijn. Je kan me vertellen wat je van mij verlangt of je vertelt het niet en dan keer ik om en ga terug." Zichtbaar opgelucht dat ze eindelijk durft te vertellen wat ze al de hele tocht wil zeggen kijkt ze Atrimar een tikkeltje uitdagend aan.
"Ga zitten, allebei, ik zal wat dingen uitleggen."
Als Isabeau en Phoenixx zijn gaan zitten begint Atrimar een beknopte uitleg over Semmnatha en haar Meester.
"Semmnatha is een oude heks, ouder dan je je nu kunt voorstellen. Ze bestond al nog voor de Aether in dit bos Herne aanstelden als bosgod, ze is ook nooit geboren geweest, maar geschapen door haar Meester. En ze heeft de schurft aan me gekregen in de loop van de tijd. Nu is dat op zich iets dat weinig boeiend is, ware het niet dat zij de enige manier is om haar Meester eronder te krijgen. Zij is namelijk zijn laatste link naar de aarde, naar het rijk van stervelingen als jullie.
Nu kan het mij op zich vrij weinig schelen wat er met jullie gebeurt, ware het niet dat ik hier ook vast zit, en als aarde niet meer bestaat, ik ook niet meer zal bestaan, en ik ben nogal gehecht aan mijn leven.
Alles bestaat uit geboorte, sterven, en wedergeboorte. Ik ben al vele malen wedergeboren, Semmnatha nog vaker. Phoenixx is als ik me niet vergis pas drie keer eerder teruggesmeten in een leven, en jij, Isabeau, jij staat pas aan het begin van je cyclus.
Goed, het plan. Ik heb Phoenixx nodig om Semmnatha uit de tent te lokken, ze heeft iets tegen haar, het zal wel aan haar relatie met mij liggen, Semmie is nogal jaloers van aard. Jou, Isabeau, heb ik nodig voor de doodssteek, jij mag haar vermoorden, puur omdat ik dat niet kan. Jouw onschuld zal de keten van haat die in mij en haar verklonken ligt doorbreken, waardoor jij de enige bent die haar om kan brengen.
Dus je hebt maar een keuze Isabeau, óf je vermoord Semmnatha, of ik vermoord je omdat je dat niet wilt doen. Zo simpel liggen je keuzes. Doe je het zelf niet dan weet ik wel een manier om je onschuld te bewaren als je dood bent. Goed, het is wat ongemakkelijk voor jou, maar het uiteindelijke doel wordt toch wel bereikt."
"Als jij denkt dat dat nodig is, Atrimar, dan ga ik op jacht. En wees alsjeblieft een beetje aardiger tegen Isabeau. Tot later, allebei."
Phoenixx loopt terug naar de beek. Het zal niet lang meer duren voor de schemering valt en dan zullen de herten wel komen drinken. En dan? Hoe jaag je op een hert? Phoenixx heeft een dolk en een zwaard bij zich, maar dat zijn geen goede wapens voor een hertenjacht. Een pijl en boog zou een stuk beter zijn. Met weemoed denkt ze terug aan Equilan, die zomaar uit het niets haar wapenarsenaal tevoorschijn kon toveren. Phoenixx zal het echter op een andere manier moeten zien te regelen. Geconcentreerd kijkt ze rond zich heen en ziet dan een mogelijkheid. Met haar mes snijdt ze een mooi dun en tamelijk recht stammetje af en begint de punt te scherpen. Na een uurtje flink doorsnijden is ze redelijk tevreden. Ze werpt een paar keer met de geïmproviseerde speer om de afwijking te bepalen en werkt het ding nog een beetje bij. Dan is het tijd om een strategisch plekje te zoeken bij het water en af te wachten.
De meeste vogels hebben het gezang gestaakt en de geluiden die nu te horen zijn worden voornamelijk geproduceerd door de insecten. Al haar spieren staan gespannen, al haar zintuigen zijn tot een maximum gefocussed op de omgeving. Het licht geritsel van het struikgewas ontgaat Phoenixx dan ook niet. Een groot hertestier stapt op de waterrand af. Zijn neus in de wind, speurend naar eventueel gevaar. Maar Phoenixx zit boven de wind, zodat het hert zich onterecht veilig voelt. Hij zet zijn voorpoten iets uit elkaar en buigt zijn edele kop naar het koele water. Vrijwel zonder geluid komt Phoenixx overeind en heft de speer boven haar schouder. Ze knijpt haar ogen iets samen voor een scherpe focus en werpt de speer met dodelijke preciezie naar het hert. Een zachte >>whoesj<< verraadt het onafwendbare pad van de speer. Geschrokken kijkt het hert naar de houten staak die snel op hem af vliegt.
Even is er een oogverblindend heldere lichtflits te zien. Een zachte, roomwitte hand steekt uit het licht en pakt de speer vlak voor deze het hert kan raken. Zonder dat de vingers ook maar enige kracht lijken uit te oefenen, versplintert de speer. "Mooie worp, vuurvogeltje, mooie worp." De woorden van de blonde schoonheid die daar vlak voor het hert is verschenen zijn positief, maar de toon is zó neerbuigend dat Phoenixx even moet slikken. Tientallen woorden, zinnen, vragen schieten door haar hoofd, maar meer dan een simpel "Goedeavond, Semmnatha. Dat is al weer een tijdje geleden dat wij elkaar zagen, niet?", weet ze niet uit te brengen. "Ik moet Atrimar waarschuwen, maar hoe?", vraagt ze zich af, en dan pas schiet het haar te binnen dat deze mooie dame haar gedachten kan lezen.
Semmnatha geeft geen enkel teken waaruit blijkt dat ze weet waaraan Phoenixx denkt. Dit geeft Phoenixx het vertrouwen dat haar krachten sterk genoeg zijn om Semmnatha's gedachtenlezerij te kunnen blokkeren. Maar ze blijft voorzichtig. Het zou een sluwe truc kunnen zijn van dat valse creatuur om niets te laten merken.
"Semmnatha, waarom heb je mijn speer gebroken? Gun je me mijn voedsel niet? Je hebt al zoveel van me afgenomen, sta je me nu zelfs het aardse plezier van een fijn stuk vlees niet meer toe?" Met haar hoofd iets schuin en haar ogen toegeknepen kijkt ze Semmnatha aan. Als Semmnatha niet direct reageert haalt ze haar schouders op en loopt het bospad weer op, in de richting waar Atrimar en Isabeau zijn achtergebleven. "Weet je - het interesseert me ook eigenlijk helemaal niets. Voor mijn part maak je ook inderdaad een leuk vogelkooitje voor me. Zie me maar te vangen, dan kan ik leuke liedjes voor je kwelen van achter de tralies vandaan!" En Phoenixx begint te zingen. Met hoge, ver reikende stem, die Atrimar en Isabeau zonder enige twijfel kunnen horen, loopt zij het bos in. Tot haar genoegen merkt ze dat Semmnatha haar volgt.
Bijna bij Phoenixx aangekomen ziet hij haar al zingend lopen, met Semmnatha op korte afstand haar volgend. Vanuit zijn beschermde positie werpt Atrimar een magisch web over Semmnatha heen dat ervoor moet zorgen dat zij geen magie kan gebruiken. Op het moment dat het web haar bereikt ziet Semmnatha de bedreiging en slaakt een kreet van ontzetting. Met een laatste reflex schiet ze een pijl van licht naar de onbeschermde rug van Phoenixx, die haar vol in het midden van haar rug raakt.
Dan valt Semmnatha om door de kracht van het web.
Naarmate ze dichter in de buurt van haar geliefde kwam, begon haar hart sneller te kloppen. Ze zou hem weer zien en ze hoopte dat ze weer een glimp van de oude Atrimar zou kunnen opvangen. Hij was dichtbij, dat voelde ze.
Alles wat er toen gebeurde ging razendsnel. Voor Phoenixx echter was het alsof er een film in slow-motion werd afgedraaid.
De grote, breedgeschouderde smid die plotseling uit de struiken omhoog schoot.
De blauwe lijnen die helder oplichten vanaf zijn huid en een prachtig effect geven in het schemerige bos.
Het zacht glanzende magische web van het fijnste weefsel dat zij ooit had gezien.
De kreet die Semmnatha slaakte.
De schrik, de angst en ontzetting die in haar stem waren te horen.
De korte, verblindende lichtflits van achter Phoenixx vandaan.
De scherpe pijn in haar rug.
Door de schok struikelt Phoenixx voorover. Ze wil voelen wat dit heeft veroorzaakt, zien waar deze plotselinge steek vandaan is gekomen. Maar ze kan haar armen niet naar achteren brengen. Ze kan zich niet omdraaien. De scherpe, verlammende pijn leek te komen van een gloeiende speer of dolk, maar al snel verdwijnt het gevoel van hitte. De plek tussen haar schouderbladen wordt ijzig koud. Langzaam breidt deze plek zich uit over haar rug, over haar armen... Langzaam aan vreet de ijzige verbittering die was samengevat in de pijl zich een weg door het warmbloedige en liefdevolle lichaam van de roodharige vrouw.
Phoenixx wìl zich niet overgeven, ze kàn zich niet overgeven. Warme liefde tegen ijskoude verbittering. Een traan welt op in haar ooghoek, maar deze blijft als een ijsdruppel aan haar wang kleven. Ze zou nog zo graag een keer in de ogen van haar geliefde kunnen kijken... Met deze wens blijft ze vechten dat de kou niet haar hart zal bevriezen.
"Het is gedaan met je, maar aangezien je het bloed op mijn dolk nog niet waard bent heb ik een meer passende dood voor je ontworpen heks. Ik laat je simpelweg aan mijn vrienden over, en ik hoop voor je dat ze snel zullen zijn."
Angstig slaakt Semmnatha een kreet van ontzetting als ze begrijpt wat Atrimar bedoelt. Verwoedt probeert ze weg te kruipen, om haar lot te ontvluchten.
"Als ik sterf ben jij je pasverworven macht weer kwijt chairin. Dan ben je weer een nobody."
"Ik heb die rommel niet meer nodig heks."
Atrimar draait zich om en keert zich van de kermende Semmnatha af. Uit zijn ooghoeken ziet hij een stel wolven langzaam dichterbij komen, zacht grauwend vanuit hun keel komen ze steeds dichter bij de gewonde vrouw. Atrimar ziet dan pas Phoenixx gewond op de grond liggen, haar mooie gezicht lijkbleek, en haar ogen dof.
Met een paar stappen is de vroegere smid naast haar en hij neemt haar hoofd in zijn handen.
"Ik kan je nu nog genezen mijn liefste. Maar ik moet vlug zijn. Schrik niet, dit zal pijn doen."
Als Atrimar Phoenixx hoofd in zijn handen neemt en zijn ogen sluit licht zijn lichaam helblauw op. Vanuit de verre omtrek is het schijnsel in het bos te zien als hij het laatste restje macht uit zijn lichaam aanwendt om de betovering te zoeken die zich in het lichaam van Phoenixx bevindt.
Achter zijn rug krijst Semmnatha als de wolven zich stortten op haar gewonde lichaam. Hun machtige kaken knauwen en bijten vlees en bot kapot. Rood bloed kleurt hun muilen en bevuilt de zachte bodem van de plek waar ze ligt.
De gloed rond Atrimar licht een ogenblik bijzonder fel op en verdwijnt dan een bewusteloze Phoenixx en een draaierige Atrimar achterlatend. Dan valt Atrimar om en sluit zich aan bij Phoenixx bewusteloosheid. Zijn huid weer egaal en ongekleurd.
* Wat rest op de open plek zijn twee bewusteloze mensen, en een enkele wolf om ze te bewaken. Van Semmnatha ontbreekt, op een bloederige plek in de grond, elk spoor.
Twee lichamen liggen roerloos op de grond. Een man en een vrouw. Het gezicht van de vrouw is bleek als marmer. Een kleur die nog eens wordt geaccentueerd door haar vlammend rode haren, die hun glans hebben verloren. De man ziet er niet veel beter uit. Zijn gezicht is vermoeid en gegroefd. Een rossig, vlassig baardje heeft zich op zijn kin gevormd. Zijn handen zijn teder om het hoofd van de vrouw gesloten.
Een oude, witte wolf zit midden op het bospad, op ongeveer een meter van dit trieste tafereel. Met zijn oude, maar nog altijd scherpe ogen houdt hij de omgeving in de gaten. Er ontgaat hem niets. Een geritsel van uit de struiken, en de oren van het dier spitsen zich. De lippen van het dier krullen iets omhoog en een zacht gegrom klinkt vanuit zijn keel. Een zacht, onderdanig gepiep klinkt als antwoord vanuit de struiken. Langzaam, met zijn kleine koppie laag bij de grond, schuiffelt kleine Traan naderbij. De witte wolf grauwt even naar het welpje, maar laat hem wel bij de lichamen toe.
Voorzichtig loopt het welpje naar de beide lichamen. Hij snuffelt aan de handen van de vuurvogel, en aan de handen van jonge stier. Het diertje gooit zijn koppie in zijn nek en doet zo goed als hij kan het gehuil na wat hij zo vaak van de grote dieren uit het pak heeft gehoord. Dan gaat hij naast de smid zitten en likt diens hand.
De bevroren traan, die als een diamant op Phoenixx' wang was achtergebleven, smelt langzaam en trekt een zilveren spoor over haar gezicht.
Atrimar zet zich recht en haalt zijn hand door zijn woelige lange haar. Zacht probeert hij Phoenixx wakker te krijgen, maar ondanks dat ze gewoon ademt is er verder geen teken van leven te bespeuren in haar. Voorzichtig gaat Atrimar staan om zijn zwaard en haar boog op te pakken en bij zich te steken. Met de boog op zijn rug knielt hij naast het lichaam van Phoenixx en neemt hij haar in zijn armen en tilt haar op.
Ik kan maar beter naar huis gaan, en zien of ik eventueel daar iets voor haar kan doen.
Voorzichtig baant Atrimar zich een weg door de heuvels met Phoenixx in zijn armen, op weg naar huis, naar zijn smederij.
Vermoeid en hongerig gaat ze op de grond zitten. Een bosuil roept haar toe vanuit een boom vlak bij. Wat was er gebeurd. Was Phoenixx in orde en was ze al bevrijd van de demoon die het lichaam van haar geliefde had ingenomen. Ze rilt bij de gedachte aan Atrimar, de man die haar meegesleept had de bossen in en waarvoor in vredesnaam. Een konijntje snuffelt aan de bosgrond, blijkbaar Isabeau niet opmerkend. Isabeau glimlacht inwendig en fronst dan plots haar wenkbrauwen. De plek waar het konijntje zit lijkt bedekt te zijn met bloed...geen helder bloed, maar opgedroogd bloed. Normaal verwacht je dan ook een spoor van een gewond dier, of veren, huid, botten, maar niets van dat alles. Isabeau komt overeind, het konijntje schiet snel weg. Het bloed lijkt van een geslacht dier te zijn. Stropers zijn niet abnormaal, maar het is wel ongewoon dat ze zo diep in het bos voorkomen. Zonder er verder bij na te denken neemt ze een hand aarde en wrijft het tussen haar vingers.
Een alles overheersende gil doet haar naar haar oren grijpen. Het hoge stemgeluid neemt bezit van haar en door de pijn die erop volgt stort Isabeau ter aarde op haar knieën. Haar eigen schreeuw mengt zich met de hoge stem in haar hoofd. Het moment lijkt te verweven met de tijd en tijd bestaat niet meer. Een minuut die uren lijkt te duren. Een schreeuw die alle denkbare pijn van het eiland lijkt te bevatten. Dan verliest ze het bewustzijn.
Bezweet en trillend aait Isabeau met haar handen door haar lange haar. De zwarte lokken kleven aan haar gezicht en ze trilt als een angstig dier. Haar ademhaling is snel en oppervlakkig. Nadat ze een tijdje liggend naar de bomen staart komt ze heel langzaam overeind en gaat zitten. Ze buigt iets voorover en hoest, haar haar valt op haar borst en verbijsterd kijkt ze naar de ene blonde lok die op haar borst rust.
"Gezondheid, chairin," grinnikt Atrimar als hij de vrouw voorzichtig op de grond laat zakken. Verdwaasd kijkt Phoenixx om zich heen naar de bomen, de planten, de vogels in de lucht en de man die over haar heen gebogen staat. Ze kent hem, dat weet ze zeker, maar op dit moment is daar alleen die ontzettende hoofdpijn en de misselijkheid. Ze sluit haar ogen en probeert de rommelige beelden die door haar hoofd spoken te ordenen. Ze legt haar koele handen tegen haar voorhoofd. Koele handen? Ik heb nog nooit koele handen gehad! Een verwarrende gedachtenflits, maar opeens beginnen alle puzzelstukjes in elkaar te vallen. Een koude rilling loopt over haar rug als ze terugdenkt aan alles wat is gebeurd.
"Atrimar?" klinkt het als een schor gefluister. Ze kijkt omhoog en ziet daar de man die Atrimar vroeger was. Weg zijn de blauwe lijnen op zijn lichaam, het kille zwart is uit zijn ogen verdwenen. De vertrouwde gele ogen kijken haar liefdevol aan. Ze merkt het nauwelijks, de betekenis van de blik gaat volledig aan haar voorbij. Onhandig staat ze op, stram nog van de lange slaap op de koude bosgrond, haar rug nog pijnlijk van de lichtende pijl die haar had getroffen. Ze kijkt rond zich heen maar ziet niemand, behalve Atrimar natuurlijk. "Atrimar, waar is Isabeau?" vraagt ze met zachte, maar dwingende stem, "Wat heb je met haar gedaan, Atrimar?"
"Oh, mijn rug komt wel weer goed - denk ik. Alles voelt een beetje bont en blauw aan, maar het had veel erger kunnen zijn. Alleen dat ene plekje tussen m'n schouderbladen - daar ja! - dat voelt zo vreemd aan. Alsof het helemaal dood is daar. Maar ik overleef het wel hoor."
Voorzichtig plukt Phoenixx een blaadje uit Atrimar's haar. Zachtjes streelt ze over zijn hoofd, maar haar gezicht verandert in een grimas als ze haar arm te hoog boven haar hoofd tilt. "Hmmm, dit wordt niets geloof ik", ze lacht als een boer met kiespijn, "Laten we maar verder gaan. En laten we Isabeau gaan zoeken. Het bevalt me niets dat ze hier in haar eentje ronddoolt!"
quote:sttt story line bruut omhoog gekicked zonder toevoeging
Op dinsdag 09 juli 2002 11:27 schreef welpje het volgende:snif... welpjes...
Een diepe zucht ontsnapt uit haar keel en het eekhoorntje, geschrokken van het leven dat zich kennelijk toch nog in deze onbeweeglijke figuur bevond, schiet de bosjes in. Nogmaals zucht Phoenixx. Hoe lang had ze hier gestaan, vraagt ze zich nogmaals af. Hier, aan de rand van de beboste heuvels, waren Atrimar en zij uit elkaar gegaan. Ze hadden gezocht naar Isabeau, althans, dat dacht Phoenixx. In werkelijkheid bleken ze enkel op weg geweest naar de rand van het bos. En toen ze daar waren aangekomen, had Atrimar aangegeven dat het normale leven op het Eiland hen weer wachtte.
"Ga met me mee, chairin. De smidse wacht op ons!", had hij gezegd. En Phoenixx had hem aangestaard, besluiteloos. Hoe lang Atrimar op haar had gewacht kan ze zich niet meer herinneren. Ze was blijven staren, had hem nagestaard toen hij van haar weg liep en wie weet hoe lang daarna nog. Ze schudde haar hoofd. Onbegrijpelijk dat ze eerder nog haar leven had willen geven voor deze man, maar nu was ze hem niet eens gevolgd! Nou ja - hij had háár ook zomaar achtergelaten hier. Hier, in de bossen, waar Isabeau nog ergens moest zijn. Isabeau! De schittering keerde plotseling terug in haar ogen. Isabeau! Natuurlijk, ze moest Isabeau zoeken!
Na al die tijd van onbeweeglijk staren in de verte draait Phoenixx zich wat stram om. Even schudt ze alle stijfheid uit haar spieren en loopt dan terug de beboste heuvels in.
Haar zoektocht naar Isabeau is begonnen.
Opeens , als uit het niets daalt , er een met lumineus licht omgeven gestalte uit de hemel neer . gezeten op een paard zo blank als de maan en onder het licht van de poolster lijkt het bijna wel de godin van de jacht , Diana die daar nederdaalt .
Als of er niks aan de hand is treedt er opeens een ranke gestalte door het struikgewas tevoorschijn . Hij draagt een boog van Mithril en eenhoornhaar over zijn rug ,daarnaast hangt een koker met pijlen van in vuur gehard wilgenhout met punten scherp als drakentanden maar toch zo licht als feniksveren . Verder heeft de man een riem van drakenhuid bezet met kleine glinsterende steentjes die schitteren als sterren , aan deze riem hangt een vreemd gevormd soort dolk blijkbaar gemaakt om mee te vechten en te gooien , het handvat is van puur Mithril en de snede glanst in het maanlicht .De vreemdeling voert een soort begroeting uit door zijn rechterhand op zijn linkerborst te leggen en daarna tot een vuist te ballen .
[Dit bericht is gewijzigd door Mythus op 29-07-2002 19:47]
Een derde figuur glijdt naar voren. Phoenixx ziet hem niet echt. Ook hij is slechts een vertroebeling van haar strakke focus op de dame op het paard. Als een stem van heel in de verte hoort ze hem spreken, maar zelfs al zou ze zijn taal hebben kunnen begrijpen, dan nog zouden zijn woorden niet tot haar zijn doorgedrongen. Na zijn woorden verdwijnt hij weer. Vrijwel meteen verdwijnt ook de krijger en stijgt de amazone met paard en al weer naar de hemel, Phoenixx geschokt achterlatend.
"Wat was dat?", fluistert ze zacht. Niet dat er iemand nog in de buurt was die haar zou hebben kunnen horen, maar toch. De magie van het moment was nog niet geheel uit de beboste heuvels verdwenen en stemgeluid zou deze kunnen verbreken. Met nog steeds wijd opengesperde ogen kijkt Phoenixx naar de plaats waar zojuist de ruiter had gestaan. "Dit kan niet zomaar hebben plaatsgevonden. Zij moet een reden hebben gehad om haar veilige rijk boven de wolken te verlaten." Als Phoenixx rond zich heen kijkt vindt zij haar vermoedens bevestigd. Er is echt helemaal niemand in de buurt. "Ze moet hier voor mij zijn gekomen, dat kan niet anders! Dit was een teken! Ik moet... Ehm... Ja, wat eigenlijk?"
Overtuigd van het feit dat ze een missie heeft opgelegd gekregen, loopt Phoenixx weg. Niet meer verder de heuvels in. Haar plannen om Isabeau terug te vinden is ze totaal vergeten. Nee, ze gaat op weg naar de bewoonde wereld.
De voettocht wordt vervolgd, Phoenixx is nog steeds spoorloos. De eekhoorntjes springen weg op het moment dat Dagobert nadert. Het wordt donkerder en donkerder in het bos. De zon verdwijnt langzaam en de maan is dermate in de schaduw dat het weinig licht opleverd. Dagobert loopt voorzichtig door, hij let goed op of er geen takken in de weg zitten zodat hij niet struikeld. Hij schiet aardig op, maar er is geen spoor van Phoenixx. Hier, de plek waar ze als laatst was, zou hij haar verwachten nadat ze weggerend was. Maar het is niet het geval. Er zijn enkel dieren die de rust hier verstoren.
Dagobert keert zich om, hij probeert zijn weg terug te vinden. Na enkele minuten is het echter te donker om nog verder te gaan. Hij zoekt een zacht beschut plekje op, gaat liggen, trekt zijn cape over zich heen en valt in slaap.
Ik hoop dat dit zijn betovering zal verbreken anders moeten we drastischere maatregelen treffen ,maar dan vrees ik voor het leven van Dagobert
* De gestalte pakt de slappe Dagobert op en draagt hem als een vogelveertje door het bos heen . Op een open plek aangekomen waar een paard stijgt hij open en legt hij Dagobert voor zich over het zadel heen . Bijna geruisloos verdwijnt het paard zonder enige aansporing in het donker bos
Met een doffe plof valt Dagobert in de modder van de berghelling en tuimelt krachteloos omlaag. Zijn lichaam rolt tussen boomstammen door en gedraagt zich soepel als water. Niets houdt hem tegen zijn dieptepunt te vinden. Wonderbaarlijkerwijze staat geen boom hem in de weg, breekt geen struik zijn val.
Met de stroompjes mee komt hij in een beekje. Door de beekjes tollend drijft hij naar een riviertje... Hij plonst in berg afgebroken takken die als een reuzennest ronddraaien. Op het takkennest ligt hij in een kolkende stroom.
De bedwelming die hij heeft gehad van de kidnappers van daarstaks was een oud kruidenmiddeltje dat hem willoos en gevoelloos maakte en dat komt nu goed uit. Zijn ontvoerder is inmiddels het element water. Een van de bekendste manifestaties van Sinte Lurky. Zij is het die in deze duistere dagen met haar tropische orkaan over het eiland raast. Wie haar welgevallig is wordt minder getroffen dan wie met haar spot..
Ze weet dat de mensenrovers van daarstraks bijgelovige zielen zijn. Ze menen dat hun middeltje, gesprenkeld op een magische steen een betoverende werking heeft. Een geloof van oude beschavingen die geen uitwerking hebben op hen die er niet in geloven.
Voor de voormalige wetenschapster bestaat de steen uit elementen, de verpakking daarvan uit verbindingen en de bedwelemende stoffen uit chemische componenten... Middelen die door langdurig modderbaden, stortbaden met regenwater en het drinken van veel water snel aan kracht zullen inboeten en spoedig uitgewerkt gaan zijn.
De waterstroom voert Dagobert mee naar de zoom van het bos onderaan de heuvels. De buiten zijn oevers getrede rivier baant zich een weg naar zee en bruist over de Fokboullevard. Daar aan de rand van de beschaving, vlak bij zijn oude huis en haard blijft Dagobert liggen.
Hij valt niet op. De modderrivier heeft ontelbare vage bruine vormen uit het bos meegesleurd. Sommigen vinden hun weg naar zee. Anderen spoelen aan tegen Lantarenpalen en ander rotsvast straatmeubilair. Dagobert is gestrand tegen een betonnen welkomstbord van Casino Craziest .
Dagobert loopt rondt in de bossen, hij zoekt overal waar hij gegaan is. Het hele bos wordt uitgekamt, maar zonder resultaat. Dagobert geeft de moed op en gaat eerst maar eens slapen.
[Dit bericht is gewijzigd door Dagobert op 26-10-2002 22:11]
Bij een kreekje aangekomen liet Mathany Ostasis even grazen en van het zacht stromend water drinken. Even de tijd nemend voor een beetje ontspanning pakte hij sin pijl en boog en begon op verschillende doelwitten te schieten. Het was goed weer eens het zingend geluid van een pijl te horen bedacht Mathany toen hij een pijl liet schieten.
Broedermoord, Elven doden Elven.
Opgeschrikte door de stem die in zijn hoofd klonk liet Mathany zijn pijl in het gewas verdwijnen. 'Broeder, wat gebeurt er?' maar als antwoord klonk alleen maar stilte. Snel pakte Mathany zijn spullen bij elkaar en steeg op Ostasis, nog sneller als vooreen snelde hij richting Teranoq, alleen was zijn stemming nu duidelijk anders.
* Dala schreeuwde het uit van woede en pijn. Alle levende dieren in het bos, de bomen, de planten voelden haar emoties. Vogels vlogen op en haar gevoelens van machteloosheid waren zo sterk dat ze als fysieke gedaante verscheen in de beboste heuvels. Ze zocht een oude eik uit en begon zachtjes te snikken. Een godin onwaardig dacht ze bij zichzelf maar het deed verschrikelijk pijn om al die goede koningen en ridders zo te zien misbruikt worden tegen hun wil in.
* Dala hoordde geritsel tussen wat struiken en droogde haar tranen. Ferm stond ze op en was weer de rustheid zelve. Toen kwam ze hem tegen. Hij was dus ook op het Eiland niet als Godheid zelve maar via zijn duistere handlangers en volgelingen. Een Unlantazor stapte achter een boom tevoorschijn.
Dag Vrouwe, maar wat zie ik tranen?
Naamloze scheer je weg, je hebt mijn krachten gestolen en misbruikt. Hiervoor zul je boeten.
Kom, kom gaan we dreigen? Dat is toch niks voor jou? De Beschermvrouwe!
Dit is mijn laatste waarschuwing! Ga terug naar de schaduwen waar je thuishoort.
Maar Vrouwe Dala, mijn Rutoras nam alleen een kistje mee, iets totaal onschuldigs, dat jij dat zomaar laat slingeren in Onderin de kerkers (sub - Het Kasteel van LD). Daar kan ik toch niks aan doen. Er is hier een oorlog gaande en ik fluister enkel wat in het oor van degene die willen luisteren.
Naamloze, wie denk je voor de gek te hebben? Jezelf? Jij zit achter de strijd die gaande is. Uit jouw nam wordt er slag geleverd en sterven talloze onschuldigen. Weet tegen wie je spreekt.
Grrrrr, als je maar een ding weet dat kasteeltje waar die Questor van niks zich schuilhoudt met zijn doosje zal veroverd gaan worden.
Trouwens wat zullen de overige leden van de wankele alliantie van Lord Dreamer vinden als ze de ware aard van de Questor zouden weten? Nou?
Dat was een vroeger leven. daar is niks meer van over. Daarbij staat hij onder mijn bescherming dus je kunt hem niets doen.
Wacht maar de Valheru is van mij en van niemand anders. Jij gaat mij niet stoppen Vrouwe. Verlaat dit Eiland nu je nog kan.
* Dala had schoon genoeg van de Naamloze en haar ogen werden wit. Een helder wit licht deed de Unlantazor gepaard gaande met een jammerende schreeuw vergaan tot stof.
In ieder geval kun je niet fysiek hier op het eiland huishouden Naamloze! Ga eerst maar eens op zoek naar een nieuwe Unlantazor om als spreekbuispop te fungeren.
* Alsof het zo moest zijn verscheen toen het wezen waarover de Questor had verteld. Dala begon weer te glimlachen, er was weer hoop.
Rustig bouwen ze er hutten , steken vuren aan en maken er een simpele palisade omheen. Dan keert de rust weder in de vallei als de Trollocks hun kamp klaar hebben.
Diverse wachter staan het en der om het kamp te zekeren tegen aanvallen van buiten af.
En weg reden de twee trouwe vrienden richting De Tuinen Van Fok!
Na dat de schepen een landing hebben in gezet en een breede strook hebben platgebrand gaan de luiken van de troepenschepen open en stromen de Fedaykin eruit. Tegenstand is er niet, dat hebben de Fedaykin al lang van te voren bekeken. Snel wordt er een kamp op gezet, stalen dozen dienen als barakken en grote metalen koepels verschijnen als het kamp wordt voltooid. Veel schepen verdwijnen weer naar een baan om de planeet.
De Fedaykin sturen direct verkenners uit en bewapen zich met de laserwapens, raketwerpers, projectielwapens, zwaarden, messen, pantsergordels en al het andere wapentuig dat ze mee hebbengebracht. Ze kennen geen vrees alleen toewijding in hun geloof.
* Het heeft eeuwen geduurd, een tijd waarin de Fedaykin als tiranieke godsdienstfanaten door het heelal zworven en de ene na de andere wereld onderworpen aan hun oog der waarheid. Maar nu hebben ze de prachtige planeet waar het eiland op ligt ontdekt. Het lag al op hun weg , maar door de recente ontwikkelingen zijn ze eerder gekomen. Onaangekondigd maar gezien in een visioen. Nu zijn ze hier onder de vlag van de zwart met gouden drakenbanier
* De schepen komen de troepen weer ophalen en alles wordt opgeruimd. aan niets is te zien dat er basis heeft gestaan, behalve aan het platgebrande stuk veld wat als basis heeft gediend.
Veel gebeurt er niet, de trollocks jagen , oefenen en zijn bezig met hun dagelijkse beslommeringen.
Wachttorens met uitkijk posten staan er, zelfs trollock vrouwen zijn er, ipv een krijgsmacht is het een dorp geworden een soort van garnizoen in een leefgemeenschap.
De clan van de groene boom is inmiddels bezig om net buiten het dorp akkers aan te leggen waar ze groente enzovoort kunnen verbouwen. Alles verloopt voorspoedig en het dorp begint steeds meer op een echt dorp te lijken, behalve dan de aanwezige muur lijkt niets er op dat het een strijdmacht is geweest. Maar de clan van de zwarte pijl traint nog steeds de krijgstechnieken zodat het dorp niet plotseling overvallen kan worden door struikrovers en ander gespuis.
De clans werken goed samen en zijn tot één gevormt, de eerste oogsten van het land zijn goed en het omliggende bos voorziet het dorp van sprokkelhout en bouwmaterialen. Trollocks zijn van nature natuurlijk krijgers en vechters en om in conditie te blijven doet elek trollock een paar maanden dienst bij de wachters en worden er soms strafexpedities georganiseerd die een dorp in de omgeving overvallen en plunderen.
Zo zijn de Trollocks aan kippen, varkens, koeien en schapen gekomen. ook is op die manier een smederij geplunderd voor materialen en werktuigen voor de smederij en ook zijn de trollocks op het idee gekomen om een windmolen te bouwen en te gebruiken om graan te malen en water te pompen van de rivier naar kanaaltjes die tussen de akkers stromen.
Het leven van de Trollocks verloopt voorspeodig en eigenlijk heeft niemand last van ze, voor dorpen in de omgevig is het wel wennen dat er zo'n groep strijders zo dichtbij zetten, aan de andere kant zijn struikrovers verstandig genoeg om weg te blijven zodat ook de gewone dorpjes profijt hebben van het Trollock dorp om de hoek, de plundering eens in de zoveel tijd daargelaten.
Zelfs de eilandelijke troepen laten de trollocks met rust en omgekeerd. Men heeft liever een stabiel gebied dan een gebied met onlusten. Alles loopt rustig op rolletjes.
|
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |