Kom ik vanochtend in de prachtige omgeving van het lommerrijke Aalst, wat treft mijn blikveld: een groep vossen. Reguliere vossen is tot daar aan toe, maar dit waren geenszins vossen van het type regulier. Ik zou ze eerder verwant gesteld hebben aan poolvossen, of eventueel Falkland vossen, ware het niet dat die uitgestorven zijn in 1876.
Goed, ik rijd daar dus langs op mijn prachtige Locomotief fiets, terwijl ik probeer de blikken van de woeste vossen te vermijden. In mijn perifere oogopslag zie ik een der vossen mij aankijken. Zijn rechteroog is deels rood gekleurd. Ik ben beangstigd.
Ik besluit mijn vriend Alexis te bellen, gezien hij zich op dat moment ook in Aalst bevind. Hij neemt op, luid hijgend. Ik vraag hem onmiddelijk wat er aan de hand is, en of er bij hem ook zoveel vossen aanwezig zijn. Door zijn zware ademhaling heen hoor ik hem dit bevestigen, totdat een luide schreeuw volgt en de verbinding wordt verbroken. Ik ben meer beangstigd.
Een groep van 3 a 4 stuks vossen staat opeens voor mijn fiets. Ze grommen luid. In de reactie van mijn vriend heb ik gemerkt dat de vluchtmethode niet zal werken. Ik zal diplomatieker te werk moeten gaan. Ik spreek dus een van de vossen aan, die het dichtst bij mij staat.
Ik: "Zeg, vos, zou ik er door mogen? Ik vind je vacht zeer mooi en je acte de presence is zeer uitnodigend, maar helaas moet ik echt verder, ik heb afgesproken met mijn vriend Alexis."
Tot mijn verbazing praat de vos opeens terug. Hij spreekt alzo:
Vos: "Maar natuurlijk mijnheer. Helaas moet ik u mededelen dat uw vriend Alexis is overleden aan de verwondingen die wij hem hebben toegebracht in zijn borst en phallaire regionen. Onze excuses daarvoor. Graag zouden wij u willen uitnodigen een pilsje te komen vatten om dit goed te maken."
Ik besef nu dat mijn plannen open liggen. Waarom niet, denk ik, en ik stem toe.
Ik: "Ach, vos, voor deze ene keer."
Vos: "Noem me Reinaert."
Ik: "Ach, Reinaert, voor deze ene keer."
Vos: "Goed, volg mij."
Ik fiets achter de horde vossen aan, en kom aan bij een vossenhol. Het is niet een gering hol, en ik kan makkelijk enteren. Daarbinnen staat een mooie leren stoel voor mij klaar, samen met een glas bier. Er zit een groep vossen te pokeren. Ik groet ze. Ze kijken amper op en gaan verder met hun spel. Een van de vossen steekt een sigaret op. De algemene sfeer is gemoedelijk.
De leider van de groep vossen pakt zijn bierglas, heft het, en spreekt: "Ter ere van de overleden vriend van onze gast! Hierbij groet ik u!".
We proostten allen, en ik drink. Onmiddelijk spuug ik het bier uit. Grolsch.
Klacht: Zie laatste zin.