Dat is de reden waarom de stijl van Alcidamas wansmakelijk overkomt. Hij gebruikt immers de epitheta niet als smaakstoffen maar als het eigenlijke gerecht: 20 zo dicht op elkaar staan ze, zo gezwollen en zo storend expliciet zijn ze. Hij zegt bijvoorbeeld niet "zweet", maar "het natte zweet", niet "naar de Isthmische spelen" maar "naar het festival van de Isthmische spelen", niet "wetten" maar "de wetten die als koningen heersen over steden", niet "inderhaast" maar "met een haastige impuls van zijn levensenergie", en niet "muzisch" maar "die de muzische gave van de 25 natuur ontvangen heeft". Verder heeft hij het over "de sombere kommer van zijn ziel" en niet over "iemand die de gunst weet op te wekken" maar over "een man die de universele gunst van het publiek opwekt en het enthousiasme van zijn toehoorders weet te bespelen". Zo ook zegt hij niet "met takken" maar "met takken van het bos verborg hij", niet "hij bekleedde zijn lichaam" maar "de schaamte van zijn lichaam", en verder noemt hij 30 "getrouw-afspiegelend de begeerte van de ziel" (dit is tegelijk een samenstelling en een epitheton, en bijgevolg wordt het een poėtische uitdrukking) en "zo buitensporig het summum van zijn verdorvenheid".
Met dit poėtisch taalgebruik dus, doordat het niet op zijn plaats is, sorteren die auteurs een belachelijk en wansmakelijk effect, en scheppen bovendien onduidelijkheid door woordenkramerij.