Een steengoed interview met Stam van Vrij Nederland waarin Stam absoluut geen blad voor de mond neemt. Wellicht een tikkeltje lang, maar wel erg boeiend:
quote:
Jaap Stam: 'een voetballer is vee'
15-03-2008
Maurits Martijn
Veertien december 2003. Pietro Parente, een middelmatige spits van de Italiaanse voetbalclub Ancona, zet zijn noppen in het rechter dijbeen van ’s werelds beste verdediger van dat moment. Jaap Stam, in de lichtblauwe kleuren van Lazio Roma, heeft rond de middenlijn de bal veroverd van een ploeggenoot van Parente en moet een sliding maken om de bal bij zich te houden. Nadat Parente de onderkant van zijn kicksen in Stams bovenbeen heeft geplant, glijdt Stam door, staat razendsnel op en draait zich in een vloeiende beweging om. Met zijn borstkas duwt hij Parente naar achteren. Met zijn forse handen omsluit hij diens keel. Parente gaat de lucht in. Hij verwordt in die paar seconden tot een aangeschoten hertje. Zijn grote zwarte ogen hebben de dood in de ogen gekeken.
‘Wil je curry of ketchup,’ vraagt Jaap Stam als zijn vrouw Ellis tosti’s voorschotelt. We zitten aan de keukentafel van een boerderij in Overijssel. Omringd door rennende en gillende kinderen – ‘vier zijn er van mezelf, maar er zijn ook altijd wel een stuk of wat vriendjes over de vloer’ – klaagt Stam over spierpijn. Een paar dagen geleden heeft hij meegetraind met een amateurelftal uit het dorp. ‘Oudere heren die al lang voetballen. Mensen die genieten van het spelletje. We hebben alleen een ontspannend partijtje gespeeld. Ik kan niet meer lopen. Mijn hamstring, mijn lies, mijn heup. Het is maar goed dat ik gestopt ben.’ Het is een bijzonder beeld. De grote Jaap Stam die op een veldje van VV Hoonhorst achter een bal aan rent, terwijl de plaatselijke fietsenmaker zich vrijloopt rond de middenlijn. Stam zelf is er nuchter onder. ‘Volgens mij vinden ze het wel leuk dat ik meetrain. Ik ben blij dat het mag.’
Fantoompijn
Oktober vorig jaar zette Stam een punt achter zijn profcarrière. Wie hem tijdens zijn laatste wedstrijden volgde, zag het al een beetje aankomen. Als een moegestreden gladiator ploegde hij zich door het drassige veld van De Graafschap en het kunstgras van Heracles Almelo. ‘Mijn fysieke gesteldheid, hoe moeilijk het ook is om te zeggen, is niet meer wat het is geweest,’ verklaarde Stam tijdens de persconferentie waarin hij zijn afscheid aankondigde. ‘Ik ben niet een type dat op vijftig, zestig, zeventig of tachtig procent kan voetballen. Ik ben een speler die het altijd heeft moeten hebben van zijn kracht. En die kracht is niet meer aanwezig.’ Hij verontschuldigde zich tegenover iedereen die hij met zijn besluit teleurstelde. De club, zijn medespelers, het publiek.
Onder daverend applaus van de aanwezige verslaggevers verliet hij de persruimte. Op 26 juli staat zijn afscheidswedstrijd gepland. Een door Stam geselecteerd vriendenelftal van wereldspelers zal tegen het huidige Ajax spelen.
De pensioengerechtigde leeftijd van topvoetballers ligt ruim dertig jaar onder het landelijk gemiddelde. Voor veel spelers gaapt na beëindiging van hun loopbaan een groot zwart gat. Zij ervaren het leven zonder voetbal als een geamputeerd leven met fantoompijn. Stam niet. Hij doet eindelijk de dingen waar hij nooit tijd voor had, zoals het huis van zijn moeder verbouwen en de verhuizing van zijn oudste zus en schoonmoeder organiseren.
Hij heeft zich vaak schuldig gevoeld, zegt hij, als hij weer eens dagen van huis was en alle beslommeringen aan zijn vrouw overliet. ‘Ellis heeft er altijd voor gezorgd dat alles zo geregeld was dat ik goed kon presteren. Als speler loop je de deur uit en kijk je verder nergens naar om. Het geld heeft dingen makkelijk gemaakt, je kan meer doen en kopen. Maar je mist de verjaardagen van je kinderen, je mist delen van de opvoeding. Mensen die hun informatie niet halen uit programma’s als Voetbalvrouwen of hoe dat ook mag heten, maar ons van dichtbij hebben meegemaakt, zouden voor geen goud met ons willen ruilen.’ Jaap Stam, icoon van onverzettelijkheid, schuift over zijn stoel en windt zich op. ‘Voetbalvrouwen vind ik sowieso een belachelijk denigrerende naam. Alsof Ellis niet haar eigen leven heeft, en hersens in haar kop. Wij hebben niet vier nannies door het huis lopen. Zo werkt het niet. Het lijkt allemaal zo mooi, maar dat is het niet. Mijn vader is net overleden. Dat verdriet verdwijnt niet door een duik in je eigen zwembad.’
Trofeeën in de kelder
De familieman Jaap Stam mag dan met gemengde gevoelens op zijn loopbaan terugkijken, de voetballer kan trots zijn. Stam speelde voor topclubs als PSV, AC Milaan en Manchester United, en stond zevenenzestig keer in het Nederlands elftal. Hij was snel, explosief en oppermachtig in de lucht en in één-tegen-één-situaties. En hij speelde fair: in zijn hele carrière ontving hij slechts drie rode kaarten. Zijn filosofie: ‘Je moet er altijd van uitgaan dat je teamgenoot de bal verliest. Als je je op die manier opstelt, letterlijk en figuurlijk, kun je hem negen van de tien keer helpen.’ Wereldspitsen als Dennis Bergkamp, Thierry Henry en Ronaldinho wist hij uit de wedstrijd te spelen. ‘Voor een verdediger,’ zegt hij, ‘is het mooiste moment als de bordjes aan de zijkant omhoog gaan met het nummer van je directe tegenstander erop. Dan weet je dat je alles onder controle hebt, dat je de baas bent.’ En als zijn spel hem niet de baas maakte, zorgde zijn uiterlijk daar wel voor. Met zo’n granieten postuur en ijzingwekkend gelaat in de gelederen staat een team vóór de wedstrijd al op voorsprong.
Toch heeft Stam de afgelopen vier maanden nog maar weinig aan zijn successen teruggedacht. ‘Alleen de negatieve dingen blijven hangen,’ zegt hij. ‘Ik herinner me alle fouten en verliezen. Niet de Champions League-finale die ik won, maar die ik verloor.’ Op de flatscreens in zijn boerderij zijn geen oude wedstrijden te zien, maar tekenfilms voor de kinderen. ‘Ik heb er een hekel aan naar mezelf te kijken. Zelfs bij wedstrijdbesprekingen met de coach, als we een band terugkeken. Voor mij hoeft dat niet.’ Zijn trofeeën en foto’s heeft hij niet uitgestald in de woonkamer, maar weggeborgen in de kelder. Met enige tegenzin daalt Stam de trap af. ‘Ik heb een fantastische carrière gehad,’ zegt hij, terwijl we langs voetbalshirts lopen met handtekeningen van Maradona en Pele. ‘Als ik naar mijn prijzen kijk, denk ik wel eens: mooi. Maar het is klaar nu.’
Bloezen van C&A
De carrière van Jaap Stam kwam anders op gang dan die van veel van zijn collega’s. Of zoals hij het zelf zegt: ‘Ik ben toevallig voetballer geworden, maar het had ook wat anders kunnen zijn.’ Toen Patrick Kluivert achttien jaar was, scoorde hij het winnende doelpunt in de finale van de Champions League. Stam fietste op die leeftijd nog elke morgen naar de mts in Zwolle voor zijn opleiding elektrotechniek. Van een voetbalcarrière droomde hij niet, deels vanwege ingebakken nuchterheid, deels vanwege gebrek aan natuurtalent.
Stam bracht zijn jeugd door in Kampen, waar hij in 1972 werd geboren. De plaatselijke voetbalvereniging DOS (Door Oefening Sterk) speelde een belangrijke rol in zijn gezin. Zijn vader, zelf ooit een verdienstelijk rechtsbuiten in het eerste elftal van IJ.V.V-IJsselmuiden, stond elk weekend langs de zijlijn. Zijn moeder, die doordeweeks het huishouden deed en voor Jaap en zijn drie oudere zussen zorgde, bakte dan patat in de clubkantine. ‘Kleine Japie’ was een middelmatige middenvelder bij DOS, die zijn gebrek aan techniek en snelheid compenseerde met fanatisme.
Toen hij groter werd, schoof een jeugdtrainer hem een linie naar achteren. Een slimme zet. Niet veel later – Stam was zestien – stond er een één meter negentig lange beer met dijen als katrollen in de verdediging van het eerste van DOS. ‘Na de wedstrijd zat ik met de oude knakkers van het team aan de bar een pilsje te drinken en te ouwehoeren. Ideaal. Voetbal was plezier maken.’ Dat is anders bij jongens die al vanaf hun achtste getrouwd zijn met een profclub. ‘Als er zo jong al druk op je wordt gelegd en je verteld wordt wat je moet eten en hoe laat je naar bed moet, dan gaat het je op een gegeven moment tegenstaan. Kijk naar Ajax, die jongens zijn al zo lang bij hun club. En niet iedereen redt het. Als je niet goed genoeg bent op je zeventiende, kun je weg. Dan ben je je jeugd kwijt en dat is niet meer in te halen. Als je echt goed bent en hard wilt werken, dan komt het er toch wel uit.’
Op zijn negentiende speelde Stam zich in de kijker bij Theo de Jong, toenmalig trainer van FC Zwolle, en kreeg hij een profcontract. Binnen zijn vereniging werd met hoongelach gereageerd: die zal binnen een jaar wel terug zijn. Maar Stam schaadde het vertrouwen van zijn ontdekker niet. Toen De Jong na een seizoen naar Cambuur vertrok, nam hij Stam met zich mee. En toen hij twee jaar later overstapte naar Willem II, deed hij hetzelfde. Voor Stam zou het vanaf dat moment alleen nog maar bergopwaarts gaan. Ook op financieel gebied. Dat was soms wel even wennen. ‘Toen ik bij Cambuur en Willem II speelde, kocht ik vier bloezen voor honderd gulden bij C&A. Bij PSV ging ik naar de Bijenkorf. Bij Manchester United vroeg ik aan mijn medespelers waar zij hun kleren kochten. Ze gaven me een adres. Toen ik die winkel binnenkwam, schrok ik me helemaal het lazarus van de prijzen. Maar ja, uiteindelijk ga je er toch in mee.’
Hoeveel successen hij ook behaalde, Stam is altijd onzeker geweest over zijn kwaliteiten. Bij zijn eerste profclubs werd hij met scepsis ontvangen. Hij was een grote boer, een lantaarnpaal zonder techniek. ‘Tijdens mijn carrière was het altijd zo: we hebben gewonnen, op naar de volgende. Ik moet me blijven bewijzen. Als ik twee wedstrijden slecht speelde, dacht ik: zullen ze nog wel denken dat ik het kan?’ Bij PSV, AC Milaan en Manchester United bleef de onzekerheid. ‘Er is in het begin altijd aan me getwijfeld. Daardoor is het gevoel dat ik me altijd moest bewijzen tot aan mijn laatste wedstrijd gebleven.’ Die continue bewijsdrang heeft hem gehinderd tijdens zijn carrière echt te genieten van zijn hoogtepunten. Tegelijkertijd was het een belangrijk ingrediënt voor zijn succes. En nu zal het waarschijnlijk het zwarte gat op afstand houden. ‘Ik wil overal hard werken. Alles geven, alles eruit halen. Daar is niets aan veranderd.’
Chantage
Bij alle clubs waar hij speelde, ontpopte Stam zich als de ideale laatste man. Hij was de Rots van Kampen, The Dutch Destroyer, The Bald Slayer, The Beast, Il Terrorista. Hij werd op handen gedragen door het publiek. Maar intussen stuitte hij ook op allerlei krachten en belangen die bij DOS Kampen niet zo snel spelen.
Na twee succesvolle seizoenen bij PSV verhuisde hij in de zomer van 1998 naar Manchester United, voor een recordbedrag van vijfendertig miljoen gulden. Voor Stam een overgang naar de club van zijn dromen. Maar zonder slag of stoot was het niet gegaan. PSV-voorzitter Harry van Raay had vooraf luidkeels verklaard dat hij Stam niet wilde verkopen. Stam zou een onmisbare schakel zijn in de ambities van de club. Pas toen Stam besloot van zijn contractueel vastgelegde vijftien procent clausule af te zien – en zo ruim vijf miljoen gulden in te leveren – ging Van Raay overstag.
Bij Manchester beleefde Stam zijn mooiste voetbaljaren. In zijn eerste seizoen in het Theatre of Dreams behaalde de club de triple: het landskampioenschap, de FA-Cup en de Champions League.
Stam zelf werd in 1998 en 1999 uitgeroepen tot beste verdediger van Europa. Toen deed Lazio Roma een bod van achttien miljoen pond op de Kampenaar. Dat kwam Manchester goed uit. De club had kort ervoor een vermogen uitgegeven aan nieuwe spelers, onder wie Ruud van Nistelrooy, en had een gat te vullen. Trainer Alex Ferguson vond een reden om Stam van de hand te doen: de autobiografie die Stam net had gepubliceerd. Daarin werden te veel kleedkamergeheimen prijsgegeven, zei Ferguson. Uit de school klappen over de woedeuitbarstingen van de trainer, dat doe je niet. Een opmerkelijke verklaring. Head to Head is een gematigd boek waarin Ferguson meer geprezen dan bekritiseerd wordt. ‘Dat gezeik ging helemaal niet over het boek,’ zegt Stam nu. ‘Het was een dekmantel om mij te verkopen. Ze konden niet zomaar tegen het publiek zeggen: we verkopen Jaap Stam. Ferguson zei dat ik op de bank terecht zou komen, als ik niet zou vertrekken. Chantage, want ik ben geen speler die op de bank gaat zitten.’
Afgeschilderd als crimineel
Veel tijd om bij te komen kreeg Stam niet. Hij was koud twee maanden in dienst van Lazio Roma toen in zijn bloed ruim twee keer de toegestane hoeveelheid werd gevonden van het spierversterkende middel Nandralon. Stam liet een Leidse farmacoloog onderzoeken hoe dit mogelijk was. Diens conclusie: het lichaam van de voetballer maakt het stofje onder bepaalde omstandigheden zelf aan. Stam werd eerst geschorst voor twee jaar, later werd dat teruggebracht tot een jaar. Maar hij ging niet akkoord en nam de farmacoloog mee naar de zittingen. ‘We zaten in zo’n oud Italiaans kantoor. Aan het eind van de lange tafel zat de commissie. Mijn advocaat legde zijn bevindingen voor en introduceerde de professor. Toen was het de beurt aan de commissie om de professor vragen te stellen. Dat wilden ze niet. Het was niet nodig. Een van de commissieleden tikte met vier vingers op de tafel, nog voor de uitspraak. Het was allemaal al besloten.’ De commissie wilde koste wat kost aantonen dat ze niet fout zat, denkt Stam. ‘Voorafgaand aan de bijeenkomst kwam de aanklager naar me toe: “Als jij ons helpt, dan helpen wij jou.” Met andere woorden: als jij toegeeft dat jij het genomen hebt, kunnen wij strafvermindering regelen.’ Uiteindelijk kreeg hij vier maanden schorsing.
‘Het was een kloteperiode. Ik werd afgeschilderd als een crimineel. Het ergste is dat je nooit je onschuld kan bewijzen. Het blijft aan me plakken. Als een speler positief is bevonden, dan wordt mijn naam altijd genoemd in het teletekstbericht. Maar niemand heeft mij iets zien nemen.’ Ook zijn ouders hebben er onder geleden, zegt hij. Vooral toen twee bestuursleden van DOS Kampen zich in de krant van hem distantieerden. ‘Afgunst blijf je houden. Mijn ouders kwamen elke week op de club. Dat was zwaar voor ze.’
Hij wil het niet meer oprakelen. ‘Het is allemaal weer bijgelegd.’ Wel is er één ding dat hem bevreemdt. Destijds werden méér topvoetballers positief getest en geschorst: Frank de Boer, Edgar Davids en de Spaanse international Josep Guardiola. ‘Maar daarna hoorde je er nooit meer iets over. Niet eens een speler die op het randje zat. Erg apart.’
Voorbeeld voor de jongens
Lazio Roma gaf geld uit dat het niet bezat. Spelers werden maanden niet betaald en voorzitter Cragnotti belandde in de gevangenis. Stam wilde weg, maar liet zich twee keer overhalen te blijven. Hij was gevoelig voor het argument dat de club niet zonder hem kon. Maar de wanbetalingen gingen door en in 2004 dwong hij een vertrek af naar AC Milan.
Na twee seizoenen in het San Siro verkaste Stam naar de Amsterdam Arena om voor Ajax te gaan voetballen. Hij kreeg de aanvoerdersband om, en moest als ervaren, gedisciplineerde speler de stuurloze talenten waarmee het team gevuld was de weg gaan wijzen. Dat lukte maar moeilijk. Meelijwekkend waren de wedstrijden van Ajax die leidden tot uitschakeling van Europees voetbal. Als een dolle stier stoof Stam over het veld, bezeten op zoek naar een doelpunt. ‘Ik was wanhopig. Ik wilde een voorbeeld zijn voor de jongens. Maar het zat er gewoon niet in.’
Uit het rapport van de commissie-Coronel dat onlangs verscheen, blijkt dat het ook wel veel gevraagd was voor Stam om Ajax in zijn eentje uit het slop te trekken. Na de beursgang van de club in 1998, staat in Ajax, de weg naar de winst, hebben bestuurlijke en voetbaltechnische miskleunen zich opgestapeld. De glansrijke voetbalvereniging is verworden tot een slecht functionerend bedrijf. De commissie, met leden als fysiotherapeut Reinier van Dantzig, oud-D66-politicus Roger van Boxtel en bankier Joop Krant, laat geen spaan heel van het jeugd-, scoutings- en aankoopbeleid.
Eén aanbeveling uit het rapport lijkt een directe verwijzing naar Jaap Stam: ook gelouterde spelers, die zich in het verleden bewezen hebben, moeten vóór aankoop uitvoerig worden gescreend of zij hun rol in het team fysiek wel aankunnen. Stam voelt zich niet aangesproken. ‘Ik had net een topseizoen bij Milan achter de rug. Met mijn fysieke gesteldheid was het wel in orde.’ Stam heeft meer bedenkingen bij het rapport. ‘Ik vraag me af wie die commissie heeft gescout. Weet die commissie wel wat er leeft? Er is gesproken met de ouders van jeugdspelers, maar met niemand van het eerste elftal. Dat vind ik raar. Daar gaat het toch uiteindelijk ook om. Het is belangrijk om voetbalmensen aan het roer te hebben. Maar het zal niet makkelijk zijn om Ajax weer terug te krijgen aan de absolute top. De tijden zijn veranderd, maar met de juiste mensen is het mogelijk.’
Materiaalman
Aan het begin van dit voetbalseizoen vertelde Stam het bestuur van Ajax dat hij wilde stoppen. ‘Ik had de kracht niet meer om een sprint van vijftig meter te trekken. Ik had allemaal pijntjes. Op het veld tussen die gasten van wie ik de vader had kunnen zijn, voelde ik mij mentaal nog wel een van de jongsten. Dat was erg confronterend.’ Maar net als bij Lazio Roma liet hij zich door de leiding overhalen om te blijven. ‘Ze hebben me niet onder druk gezet. Maar ik voelde me schuldig. Ze gaven aan hoe belangrijk ik was. Ik mocht meer rust nemen, minder trainen.’ Het werd er niet beter op. Zijn gevoel van onmacht werd sterker. Een paar maanden na aanvang van het seizoen, daags na de Europese uitschakeling, nam hij zijn besluit. ‘Mensen rekenden op me, het publiek en de club. Hen heb ik moeten teleurstellen. Ik ben mijn afspraak niet nagekomen en daar heb ik een hekel aan. Maar het kon niet anders.’
Nu, een klein halfjaar verder, staat The Dutch Destroyer muurtjes te slopen in het huis van zijn moeder, en sleept hij met meubels van zijn zus. Daarna wordt hij waarschijnlijk scout bij Worldsoccerconsult, het bedrijf van zijn oude zaakwaarnemer. In zijn eigen tempo spelers bekijken en beoordelen. Coach van een club zal hij nooit worden, zegt hij. ‘Dan ben je dag en nacht met voetbal bezig.’ En daar heeft hij geen zin meer in. Misschien wel omdat het voetbalwereldje een beetje voor hem heeft afgedaan. ‘Als voetballer ben je een stuk vee. Een wegwerpartikel. Ik heb geleerd dat je alleen aan jezelf moet denken en goed voor jezelf moet zorgen, dat heb ik ook altijd gezegd tegen de jonge jongens. Van de een op de andere dag is het gebeurd. Het is een bekrompen wereld en het draait allemaal om één ding: geld.’
Van de chroniqueurs van dat wereldje, de sportjournalisten, moet hij weinig hebben. ‘De meeste sportverslaggevers praten elkaar na en schrijven dezelfde eentonige stukken. Het lijkt wel of ze geen eigen mening hebben.’
Veel vrienden heeft hij niet overgehouden aan zijn loopbaan. ‘Echte vriendschappen in de voetballerij bestaan bijna niet. Ronald Waterreus en Arthur Numan, uit mijn PSV-periode, spreek ik nog geregeld. En Arno Arts, die ik nog ken van Cambuur en Willem II. Spelers zijn allemaal hun eigen bv’tjes. Ik heb eigenlijk vooral nog contact met mensen van buiten de club, zoals de materiaalman van Manchester. Daar loop je naar toe voor een babbeltje en een geintje. Met dat soort mensen kan ik beter overweg. Omdat je niet alleen maar over voetbal praat. Met de meeste spelers praat je over voetbal. Ik vind andere dingen ook belangrijk.’
Trouwe werknemer
Is hij teleurgesteld? Zeker. Maar rancuneus over de wereld waar spelers als vee worden verhandeld is hij niet. Zelfs niet over het kunstje dat hem door Alex Ferguson werd geflikt. ‘Ik ben geen type dat graag natrapt. Destijds had ik razend kunnen zijn. Dat had misschien wel gemoeten, maar ik wilde mijn energie er niet aan verspillen. Het had toch niets uitgemaakt. Ferguson gaat toch zijn eigen gang. Kijk hoe het na mij is gegaan met Beckham en Van Nistelrooy: precies hetzelfde. Ferguson heeft onlangs gezegd dat de grootste fout die hij als manager heeft gemaakt, is dat hij mij heeft laten gaan. Dat is mooi om te horen.’
Het tekent Stam, de trouwe werknemer die liever geen kwaad spreekt over de geesten uit zijn verleden. Iets tussen naïviteit, dankbaarheid en nuchterheid in, zegt hij zelf. Hij wil geknuffeld worden, schreef Hugo Camps ooit over hem. Stam: ‘Wat ik heel mooi vind, is het liedje dat de supporters van Manchester voor mij zongen. Dat geeft je wel even de rillingen. Ze zingen het nu nog steeds. Dat is respect.’ Hij zakt wat verder in zijn stoel weg, houdt zijn hoofd recht. En zingt op fluisterende toon:
Yip Jaap Stam is a big Dutch-man,
get past him if you fucking can;
try a little trick,
he’ll make you look a dick.
De ogen worden snel iets groter. ‘Dick of prick, dat weet ik niet meer.’