Vandaag over hem een artikeltje in Trouw (18/07/2007):
quote:
Patriek Vleeming 1983-2007
Patriek Vleeming was als kind hoogbegaafd. Op de drempel van de volwassenheid aarzelde hij of hij die wereld wel binnen wilde.
’Kijk eens wat een mooie flamingo’s”, wees een mevrouw in de dierentuin. Patriek Vleeming was toen nog maar een heel klein manneke.
Nee mevrouw, dat zijn ibissen, zei hij terug.
Van zulke jeugdanekdotes wemelt het. Hoe Patriek Vleeming al met twee jaar kon lezen – niet omdat iemand hem dat geleerd had, maar omdat hij, in luierbroek bovenop de krant zittend, zelf doorkreeg hoe dat moest, met die letters.
Hoe hij met 3,5 jaar naar de basisschool ging, het voortgangsverslag van de juf mee naar huis kreeg, de envelop openmaakte en haar betrapte op een dt-fout. Hoe hij van een gewone op een Montessori-basisschool overstapte, omdat je daar lekker in je eigen tempo kon werken – maar hoe hij ook daar door het programma heen schoot en Spaanse les op de volksuniversiteit ging nemen om zich niet al te zeer te vervelen.
Hoe hij op z’n tiende naar het voortgezet onderwijs ging, met gemak in tien vakken eindexamen vwo deed en op z’n zestiende ging studeren.
Patriek Vleeming was hoogbegaafd. Het noopte zijn ouders er al vroeg toe om er veel over te weten; variėrend van het besef dat mensen er primitief jaloers over kunnen zijn – schooljuffen die zich niet graag laten verbeteren door een hummel – tot ’wat goed is voor een hoogbegaafd kind’. Bij hoogbegaafdenclubs als Mensa en Pharos werden ze gewaarschuwd om Patriek niet ąl te vroeg naar de middelbare school te laten gaan.
Patriek Vleeming was hoogbegaafd – maar, niet op alle terreinen van het leven. Z’n veters strikken, dat vond hij als kind lang moeilijk. Fietsen ook: toen groep vier op schoolreis ging, fietsend van Enschede naar Losser, moest hij achterop. Zijn zwemdiploma’s haalde hij wel, maar niet vlot. Als de ene zwemmeester zei dat je je benen bij het duiken moest strekken en de andere zei een week later dat je ze eerst moest intrekken en dan strekken, dan vond Patriek dat verwarrend. Maar later in zijn jeugd ging dat allemaal beter.
Op de universiteit, de TU in Twente, studeerde hij toegepaste wiskunde – meer omdat hij het kon, dan omdat dat vak hem speciaal trok. Vier jaar na de start was hij klaar met de collegestof; had hij „z’n vakken gehaald”. Maar de inmiddels 20-jarige Patriek leek op de drempel van het volwassen leven te aarzelen. Hij maakte geen haast om een stageplaats te vinden, belde er niet achterheen wanneer hij ergens had gesolliciteerd – en werd, als hij dat wel deed, ook weleens afgewezen omdat hij ’nog zo jong’ was. „Leuk hoor, als je al zo jong klaar bent met je studie”, mopperde hij dan.
Hij deed er altijd veel naast; want hij kon immers zo veel. Hij schaakte op een behoorlijk hoog niveau – hij had een rating van 2190 – en was zeer actief, en geliefd, als jeugdtrainer en wedstrijdleider. Hij kookte graag en goed, liefst uit oriėntaalse keukens. Ook was hij een groot filmliefhebber – met een enorme encyclopedische kennis. Op internet schreef hij, onder het pseudoniem Sokolsky – naar de schaker – talloze filmrecensies, die gewaardeerd werden om hun kwaliteit en kennis van zaken. „Mede door Sokolsky ben ik al die oude Kurosawa’s gaan bekijken,” schrijft een forumlid nu. Aan het stereotype beeld dat een hoogbegaafde, een wiskundestudent en een schaker vast wel een nerd is, voldeed Patriek Vlee-ming niet.
Hij was alleen – al had hij er geen moeite mee om met vrouwen te praten, hij liet ze niet dichterbij komen. Het contact met een Tsjechisch meisje met wie hij een tijdje mailde kapte hij af toen ze opperde om eens naar Nederland te komen. Tegelijk was hij er zeer van overtuigd dat het ’t allermooiste in het leven zou zijn om een gezin te hebben – hij sprak nooit over een carričre als droombeeld – maar hij had geen strijdplan hoe je dat moest aanpakken. Begon je er met hem over, dan kon je aan zijn lichaamstaal merken dat hij zich bij zo’n gesprek heel ongemakkelijk voelde.
In december vorig jaar begon hij dan eindelijk toch met een afstudeerproject in de praktijk – zijn ouders hadden het eerste contact gelegd en nu hapte hij wel toe. Vermoedelijk was dat omdat hij de leeftijdskloof nu had gedicht, een paar jaar alleen schakend en recenserend, maar zonder onderwijl iets aan zijn studie te doen. Bij het medisch centrum van de Groningse universiteit, het GUMC, werkte hij aan de verfijning van de wiskunde die in de apparatuur voor hersenscans zit – zodat die scanners ook preciezer kunnen vertellen wat er aan de hand is.
In Groningen woonde hij voor het eerst zelfstandig; het beviel hem. Hoewel hij bij zijn ouders in Enschede riant woonde – een grote kamer, een eigen keukentje – kondigde hij nu aan dat hij, mocht hij terugkeren naar Enschede, niet opnieuw bij hen zou intrekken.
Ook het werk in een interdisciplinaire onderzoeksgroep van zo’n 35 mensen leek hem te bevallen; hij sloot er een paar vriendschappen. Maar toen hij, tweemaal, het voorstel kreeg om te gaan promoveren hield hij de boot af. Het eigenlijke werk van een promotie – onderzoek doen – leek hem op zich wel leuk, maar niet wat er vooraf en nadien aan vastzat: voorstellen schrijven en over het onderzoek rapporteren. Bovendien ben je als onderzoeker nooit klaar. Een vakidioot worden, zoals hij het noemde, daar had hij ook weinig zin in. ’Als je het niet wilt, doe het dan niet’, mailde zijn vader hem, die natuurkundig ingenieur is maar zelf nooit in dat vak is gaan werken. Patriek wist vooralsnog beter wat hij niet, dan wat hij wel wilde.
Maar een urgenter probleem was zijn afstudeerwerk. Sinds april was het voor driekwart af, maar nu moest de laatste kwart nog. Binnenkort moest hij met een plan van aanpak komen en hij had, mailde hij zijn ouders, „nog geen flauw idee” hoe hij dat moest aanpakken. „Om nu te zeggen dat ik echt een idee heb waar ik mee bezig ben en waar ik naartoe ga, nee.”
Maar of het afstudeerwerk werkelijk zo’n onneembare hindernis voor hem heeft gevormd, weet niemand met zekerheid: Patriek Vleeming liet geen motivatie achter toen hij op 7 juni even buiten Groningen voor de trein sprong. Over z’n aarzeling om de volgende fase van het leven binnen te gaan liet hij dit voorjaar iets merken, in een recensie van een van zijn lievelingsfilms, ’The Garden State’. „Op een gegeven moment ben je volwassen. Dan word je geacht iets van je leven te gaan maken, maar wat? En waarom? En wanneer? En vooral: hoe?”
Na zijn dood vond zijn familie op z’n pc wel een gedichtje dat bedoeld lijkt om te troosten: „Sta mijn ouders trouw terzij/wees mijn vrienden ook nabij/Geef ons allen nieuwe kracht/door de rust van deze nacht.”
Patriek Vleeming werd op 21 juli 1983 in Enschede geboren. Hij overleed op 7 juni 2007 in Groningen.