Zijn er wat mensen online? Goed. Ik wil het over het bier en de guitige damesmeisjes hebben.
Nadat van de week mijn naaste me wedermaal uitschold en tierde op het feit dat ik een lamzakkerige, a-sociale, zak hooi - hetzij een doorgaans goedgemutste - ben die de hele dag geen zak uitvoert, is er weer geen flikker veranderd. Ik (vzmh) slaap (veel), drink bier, maak deuntjes en staar wat uit het raam.
Soit. Ik zou het over damesmeisjes hebben. Terwijl ik haar, nadat ze naast me op het bed was komen zitten, telkens streelde en even aanhaalde, verzon ik de benamingen, waarvan ik me niet één meer kan herinneren, al weet ik nog wel dat ze in de trant waren van 'Sctructureel Doorzicht'. 'Entrissen sind wir dem Tageslicht.', 'Impasse 1964', 'De dood woekert hem de laatste slag', en dergelijke, alle met woest, geestdriftig gegier door haar begroet en genoteerd.
Toch was ik nog blijven piekeren, want zo dronken als we waren, had ik er toch tegen op gezien haar vaker zo over de vloer te hebben. Godallemachtig, wat waren we dronken. We staarden , terwijl het snel donkerder begon te worden lange tijd voor ons uit, zonder iets te zeggen. De mens kon plannen zoveel hij wilde, maar je kon er op rekenen dat er niks van terecht zou komen. Ik voelde me in mijn Revisme geraakt, en het meisje begon zich duidelijk teveel op haar gemak te voelen, en hoe meer haar aanhankelijkheid groeide, hoe meer zin ik had om haar uit het raam van de derde verdieping van mijn huis te gooien, in de gracht waar niemand haar ooit zou vinden.
Dan was ze me ontsnapt, voorgoed, de zeer ondeugende gevleugelde lieveling en stoutert (Icare! Icare!), zoals na haar nog wel deze en gene zouden volgen, al wist niemand hoeveel het er nog zouden zijn. Ik dronk mijn bier een staarde langs haar heen.