Dag 3, zondag 15 mei: Sanaa - ShiharaHet vertrek uit Sanaa betekent dat we ons in het Jemenitische verkeer moeten begeven. Ons gezelschap reist in drie Toyota Landcruisers, bestuurd door chauffeurs Hamid, Sadr en Abdul ('De Neus'). Hamid is de enige die redelijk Engels spreekt. Ik zal vooral bij De Neus in de auto zitten, die - behalve een forse gok - nog meer eigenaardigheden heeft.
De Neus is van de drie degene die het meeste van auto's weet. Hij helpt de andere twee tijdens de reis met de nodige kleine reparaties en beheerst zijn auto tot in de puntjes. Kennelijk zelfs in die mate dat het rijden weinig uitdagingen meer kent en slechts verworden is tot een noodzakelijke bijzaak. Hij is ondertussen continu bezig met andere dingen: telefoneren, met Hamid praten door de walkie-talkies, zichzelf bekijken in de buitenspiegel, qat kauwen, een nieuw bandje met Arabische muziek zoeken om in de autoradio te doen, et cetera, et cetera.
Vooral Sadr rijdt relatief netjes. De handen op 'tien voor twee' en over het algemeen zelfs in een rechte lijn over de rechter weghelft. Dat betekent wel dat je om de haverklap zit te trillen van alle kuilen en bulten. Medereizigers die Sadr gewend zijn en voor een keertje met De Neus meerijden zitten soms met samengeknepen billen. Door alle bezigheden kan De Neus natuurlijk (hooguit) één hand aan het stuur houden. Die ligt midden op het stuur, zodat er getoeterd kan worden zo gauw een andere verkeersdeelnemer ook maar
dreigt bij onze auto in de buurt te komen. Daarbij zeilt hij van links naar rechts over de (rustige) wegen om de kuilen te vermijden. Hoewel ik meestal direct achter hem zit, kan ik vaak door de voorruit naar buiten kijken; hij zelf hangt ver uit het raampje.
De wegen in Jemen zijn zo afwisselend als het land zelf. Een prima asfaltweg kan opeens overgaan in een nauwelijks begaanbaar zandpad. In de snelweg zitten soms overdwars dikke richels die het effect van verkeersdrempels sorteren: afremmen tot je bijna stilstaat en dan rustig er overheen. Geregeld komen we checkpoints tegen waar de chauffeur van de voorste auto de dienstdoende militair een officieel briefje moet overhandigen om aan te tonen dat we op deze tijd inderdaad op deze plek mogen zijn met drie auto's en zestien toeristen uit Nederland.
Terwijl we om onduidelijke redenen bij zo'n checkpoint wachten sta ik een beetje om me heen te kijken. Plotseling ontdek ik een dorpje dat tegen een antracietgrijze berg in de verte is gebouwd. De huizen zijn gemaakt van dezelfde grijze steen als de berg zelf, zodat ze haast onzichtbaar zijn. Als de vijand je stadje wil veroveren moet hij het eerst maar eens zien te vinden!
Als we verder van Sanaa verwijderd raken krijgen we voor het eerst een politie-escorte mee: een pickup met mitrailleur en een handjevol qat kauwende politiemensen in de bak. Afgelopen week schijnen er in dit gebied ongeregeldheden geweest te zijn, maar er is verder niks van te merken.
De politie begeleidt ons tot aan de voet van de berg waarop Shihara ligt. Van tevoren is ons verteld dat de inwoners de berg als hun eigendom zien en 'vreemde' auto's niet naar boven mogen. We zullen moeten overstappen in de bak van een open vrachtwagen of pickup. Voor de inwoners is dit natuurlijk ook een makkelijke extra inkomstenbron, hoewel men niet dol is op toeristen. Niemand heeft Shihara ooit kunnen veroveren en de bewoners staan achterdochtig tegenover buitenstaanders.
Aangekomen bij de voet van de berg zijn er echter geen pickups. We moeten weer wachten. Uiteindelijk blijken we, na wat smeergeld betaald te hebben, toch met de eigen auto's de berg op te mogen.
De tocht is spectaculair en de uitzichten zijn schitterend. De weg slingert zich de berg op en is af en toe zeer steil. Het is een grotendeels onverharde weg van zand en los grind die maar net iets breder is dan de auto. Nu is wel duidelijk waarom ons verteld werd dat dit niet door zou kunnen gaan als het regende of al donker was. We rijden vaak vlak langs diepe afgronden en kijken met verbazing naar het vervolg van de weg als we weer een bocht zijn omgegaan: nog steiler! Dit kan toch niet waar zijn? Langs afgronden, over losliggend grind en met hellingspercentages van 30%...
De Neus lijkt er niet warm of koud van te worden. Hij stuurt nog steeds met één hand, en kijkt rustig in de buitenspiegel of z'n hoofddoek nog goed zit. Als dat niet zo blijkt te zien schuift hij 'm rustig weer even goed. Met beide handen!
Het wordt nog spannender als er een tegenligger aankomt. Langzaam en vrijwel zonder tussenruimte komt hij langs ons. Gelukkig zijn wij degenen die aan de kant van de berg rijden en moet hij akelig dicht langs de afgrond. En dan... begint het te regenen. We zijn ergens halverwege de berg als we druppels op de ruiten zien.
Aanvankelijk merken we weinig van de regen. Totdat we bij een bijzonder steil stuk weg komen dat wel verhard is. Er liggen een soort tegels, die door de regen spekglad geworden zijn. Ik zit in de tweede auto en zie de eerste auto de bocht omgaan, het steile deel op. Het lukt niet. De wielen slaan door en de auto begint terug te glijden. Recht achteruit glijden betekent de afrond in. Gelukkig lukt het de auto gecontroleerd achteruit de bocht om te laten rollen.
De raampjes gaan open en Hamid en De Neus roepen over en weer in het Arabisch. Hamid laat zijn auto verder terugrollen tot naast de onze, zodat we er langs kunnen en De Neus een poging kan wagen. De vrouw naast me slaat de handen voor haar ogen. Het lukt De Neus echter zonder al te veel moeite en dan volgen ook Hamid en Sadr.
ShiharaBoven aangekomen blijkt de lastige tocht zeker de moeite waard geweest te zijn. Shihara is een prachtig oud bergstadje. Het is alweer opgehouden met regenen. De bouwstijl is hier veel soberder, ruiger dan in Sanaa. Huizen van ruwe blokken steen, met nauwelijks decoratie. Ze staan mooi te wezen in het avondlicht, rondom een waterbassin met groenig water waar volledig gesluierde vrouwen emmers aan het vullen zijn. We maken een korte wandeling door het stadje, tot aan de rand waar we uitkijken over de terrassen van de berg.
Er is in Shihara geen hotel en geen restaurant. We slapen en eten in een zogenaamde funduq: de dorpsherberg. Slapen gebeurt op een drietal kamers, waar tot acht personen kunnen slapen. Er zijn geen bedden, alleen dunne matjes. Er is onvoldoende ruimte om de grote tassen mee naar binnen te nemen. Die blijven in de auto's, waarin de chauffeurs slapen. Iedereen heeft in zijn dagrukzakje de essentiële dingen gedaan om de nacht door te komen: tandenborstel, deo, lakenzak. Douchespullen zijn niet nodig. Een fatsoenlijke douche is er niet.
Na de maaltijd gaat iedereen vroeg naar bed. Er is verder toch niks te doen, de generator gaat zo uit en we moeten de volgende dag al zeer vroeg weer op.
[ Bericht 1% gewijzigd door #ANONIEM op 09-06-2005 00:01:32 ]