Er waren twee halfjoodse nichtjes van Lier die beiden dezelfde voornaam hadden, Geertruida. Allebei waren zij actief in het verzet gedurende de tweede wereldoorlog.
Truus van Lier is geboren in 1921. Zij schreef zich in 1940 in als rechtenstudente in Utrecht. Al spoedig sloot ze zich aan bij de Amsterdamse verzetsgroep CS6. De meeste leden van die verzetsgroep zijn tijdens de oorlog gefusilleerd. Op drie september 1943 schoot zij in het Willemsplantsoen de gevreesde politiecommissaris Kerlen neer, die bezig was razzia's voor te bereiden. Truus dook daarna onder in Haarlem, maar werd daar, na verraad, opgepakt door de SD.
Truus van Lier werd samen met Reina Prinsen Geerligs en Nel Hissink-van den Brink, tevens lid van de CS6, door de Duitsers naar het kamp van Sachsenhausen afgevoerd. Daar werden ze op 24 november 1943 geëxecuteerd. Getuigen zeggen dat de drie verzetsvrouwen met opgeheven hoofd en zingend naar de executieplaats liepen.
meer informatie over de verzetsgroep CS-6 vind je
hierDe andere Geertruida, is Truitje, geboren in 1914 als dochter van van Alfred Johan Salomon van Lier, directeur van de Utrechtse hypotheekbank, en Cornelia Geertruida Guldensteeden Egeling.
Deze bijzondere vrouw redde 150 joodse kinderen het leven. danzij haar kindertehuis Kindjeshaven. Het verhaal van Truitje wordt ook beschreven in het boek Vrouwen in het Verzet. Hieronder een deel van een interview.
Zo'n honderdvijftig kinderen van opgepakte of ondergedoken joden ving ze op tijdens de Tweede Wereldoorlog. Trui van Lier verzorgde ze in haar kindertehuis Kindjeshaven aan de Utrechtse Prins Hendriklaan en redde ze uit handen van de Duitsers.
Trui van Lier was 26 en studeerde rechten toen ze in 1941 haar studie afbrak om opvanghuis Kindjeshaven te beginnen. Al voor de oorlog in Nederland uitbrak besloot ze iets te doen voor joodse kinderen als het oorlogsgeweld zich naar Nederland zou uitbreiden. Als middelbare scholier uit een halfjoods gezin hoorde ze de verhalen van uit Duitsland gevluchte joden die bij haar ouders om hulp kwamen vragen. Toen de Duitsers Nederland binnenvielen, staakte ze haar studie en huurde ze een pand nabij het Wilhelminapark van de nalatenschap van haar grootmoeder (vijfduizend gulden). Ze richtte dat in voor kinderopvang.
Samen met de kinderverzorgster Jet Berdenis van Berlekom had Van Lier constant twintig kinderen onder haar hoede. Als dekmantel was Kindjeshaven een dagopvang voor kinderen uit de buurt.
Er werden ook baby's opgevangen van Nederlandse meisjes die iets hadden gehad met een Duitse soldaat. Als Duitse patrouilles dan tijdens de wandelingen in het park naar de herkomst van een kind vroegen, verwees Van Lier naar de wettelijke voogd van kinderen waarvan de vader de oorlog ingestuurd was: 'Vraag maar aan de Ortskommandant of het is toegestaan dat ik deze kinderen opvang, zei ik dan', vertelt Van Lier in het Utrechts Nieuwsblad. Daarmee legde ze iedereen het zwijgen op. Ook 'maakte' ze vaak halfjoodse kinderen van haar beschermelingen. "Met een joodse moeder die in een sanatorium verbleef en een vader die in Duitsland te werk was gesteld. Bij controles werd dat altijd weer geslikt."
Na de Amsterdamse razzia's van 1943 verbleven er soms wel dertig kinderen tegelijkertijd in Kindjeshaven. "Met de trein kreeg ik hele groepen tegelijk. Eigenlijk was het te vol. Maar beter te vol, dan dood, dacht ik. Overal leende ik wiegen en dekens, want kinderen weigeren kon ik niet."
bonkaartenZe sloot toen de crèche. "Al die mensen over de vloer werd te gevaarlijk." Voeding en medicijnen bleven binnenkomen, omdat baby's onder een jaar recht hadden op uitgebreide bonkaarten.Tabak- en snoepbonnen werden verkocht. Een kinderarts uit de buurt entte de kinderen in en zorgde voor de medische controle. Trui van Lier vindt het nog steeds verbazingwekkend dat er nooit kinderen zijn overleden of zelfs maar ziek geworden in Kindjeshaven.
Het was zwaar werk voor de verzorgsters. De hulp van anderen hield hen op de been. Via een soort Foster Parents Plan avant la lettre betaalden mensen voor een kindje in het opvanghuis. Van Lier informeerde hen vervolgens over het wel en wee van `hun' kindje.
Het onderbrengen van de kinderen was een punt van zorg, maar met overredingskracht en voedselbonnen lukte het Van Lier steeds weer adressen te vinden. En als de kinderen eenmaal op een onderduikadres zaten, ging ze er vaak 's avonds langs om een oogje in het zeil te houden.
Ook was de persoonsvervalsing van de kinderen een probleem. "Ik maakte twee lijsten. én met de echte naam, en één met de valse naam. Moses Cohen werd Jantje Smit. En ik noteerde een vals adres. De lijsten werden door de vader van Jet bewaard op zijn kantoor. Met een code om te achterhalen wie bij welke echte naam hoorde." Een paar kinderen verbleven de hele oorlog in Kindjeshaven. Dat waren broertjes en zusjes die ze niet uit elkaar wilden halen maar die ook niet samen onder te brengen waren.
WonderNu noemt Van Lier het een wonder, dat Kindjeshaven nooit verraden is. "Het was een komen en gaan van kinderen. Iedereen kon zien dat ze joods waren. De hele buurt moet op de hoogte zijn geweest, inclusief de buurman, een NSB'er. We hadden een vluchtplan en konden binnen één minuut met het hele stel buiten staan. Maar dat was alleen zinvol bij een bombardement. Bij verraad zouden we verloren zijn."
In oktober 1944 moest Trui van Lier stoppen met Kindjeshaven. Er was een huiszoeking op de Prins Hendriklaan nadat bekend werd dat haar nicht Truus, die actief was in het verzetswerk, gefusilleerd was. Van Lier was toen niet aanwezig. Ze kon ook maar beter niet terugkomen en ze dook onder in Culemborg. "Het was vreselijk. Ik kon daar niks betekenen voor de kinderen.
Jet hield vol tot februari 1945, tot er geen water en elektriciteit meer waren. Zij bracht alle kinderen naar de Voogdijraad. Gelukkig zaten we ruim in voedselbonnen, dus kregen de kinderen een voorraadje eten mee."
Trui van Lier is nu 86. Ze is staatsereburger van Israël en kreeg de hoogste onderscheiding Yad Veshem. In Nederland is ze onderscheiden met de Utrechtse stadsmedaille. Voor haar is de maand mei altijd weer moeilijk vanwege de herinnering die de herdenking oproept. Soms schrikt ze nog wakker uit haar slaap, uit angst voor een inval. "Maar hetwas de meest waardevolle periode uit mijn leven. Noem het gesublimeerd egoïsme. Ik heb geleerd wat de waarde is van vrijheid."
Bron