"Het is noodzakelijk dat alle burgerlijke en militaire ambten uitsluitend naar Walen en Luxemburgers gaan, zodat de Vlamingen door tijdelijk beroofd te zijn van de voordelen van zulke tewerkstelling, verplicht zullen zijn om Frans te leren," zo zei de Franse Charles Rogier, de Belgische minister van Binnenlandse Zaken een jaar na de separatie.Wanneer we de argumenten bekijken die ter legitimatie ingeroepen werden van twee klassieke secessie: de Nederlandse afscheiding van Spanje in 1581 en de Amerikaanse secessie van Groot-Brittannië in 1776. Dan blijkt dat in beide gevallen de staatkundige afscheiding een gevolg is van het recht ingeroepen door een volk om de vorst af te zetten wegens "contractbreuk" met name de schending door de vorst van zijn verplichting om de vrijheden en de belangen van het volk te bewaren en te verdedigen.
Voor de Nederlanders ging het eveneens om "meineed," aangezien de vorst bij zijn aantreden als hertog van Brabant een formele eed gezworen had om de oude vrijheden, privileges en gewoonterechten van het volk te respecteren. Hij had zich in die eed zelfs expliciet akkoord verklaard met het recht van het volk om hem af te zetten indien hij zijn eed zou schenden.
Zowel in 1581 als 1776 ging aan de staatkundige secessie een formele opzegging van de loyauteit van het volk aan zijn vorst en diens regering vooraf. Die opzegging werd door de Nederlanders en de Amerikanen bovendien in hetzelfde document juridisch gerechtvaardigd. Bij de Nederlandse secessie gebeurde dit in het zg. "Plakkaat van Verlatinge" afgekondigd door de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden te Den Haag op 26 juli 1581:
quote:
"Het is algemeen bekend dat (...) de vorst er is ter wille van de onderdanen, zonder welke hij geen vorst is," zo stelt het Plakkaat letterlijk: wanneer hij de rechten van het volk schendt, "moet hij dus niet als een vorst, maar als een tiran worden beschouwd. Dan staat het zijn onderdanen vrij hem niet langer als vorst te erkennen - vooral nadat er in de Staten van het land overlegd is - maar hem te verlaten en in zijn plaats een ander tot soeverein te kiezen om hen te beschermen."
Bij de Amerikaanse secessie gaat het om de zg. "Declaration of Independence" afgekondigd op 4 juli 1776:
quote:
"Wij beschouwen de volgende waarheden als vanzelfsprekend, dat regeringen (...) hun macht ontlenen aan de goedkeuring door de geregeerden; en dat wanneer een vorm van regering de voormelde doelstellingen ondermijnt, het volk het volste recht heeft om die regering te wijzigen of terzijde te schuiven en een nieuwe regering in te stellen."
De Belgische secessieDe Belgische secessie was voornamelijk het werk van Franse agenten-provocateurs. Volgens de Oostenrijkse ambassadeur, Graaf von Mier, ging het om hooligans die betaald werden door Franse geheime agenten. Zij vestigden in september 1830 in Brussel een schrikbewind, zoals blijkt uit diverse rapporten van de Britse consul Cartwright. Een maand later zouden "Belgische" legers, bestaande uit Franse en Luikse bendes met toepasselijke namen zoals de Têtes de Mort, de Vlaamse provincies onderwerpen. Zelfs de "Belgische" generaal Grégoire (een Fransman uit Roubaix) bekende dat het niet om soldaten ging, maar om "rovers." Omdat de nieuwe Belgische machthebbers de annexatie van hun land bij Frankrijk nastreefden, bleef een juridische legitimatie van de Belgische onafhankelijkheid
geheel uit.
De suggestie van een enkeling om zo'n manifest op te stellen, werd door de leden van het Belgische Nationaal Congres onthaald op "hilariteit en gelach." Volgens de Luikse jurist Joseph Lebeau, een van de leiders van de revolutionairen, was een manifest onnodig, aangezien de zaken in de wereld niet door het recht beslist werden, maar door het geweld. De "bajonetten" hebben gesproken, aldus Lebeau. Charles Rogier, een andere vooraanstaande revolutionair (en eveneens een Luikenaar, maar Fransman van geboorte), vond een theoretische onderbouw van de Belgische onafhankelijkheid "nutteloos."
Er waren ook echte vrijheidslievende Zuidnederlanders bij de secessie betrokken, zoals de Bruggeling Louis De Potter en de Brusselaar Adolphe Bartels. Zij waren in feite republikeinen in de liberale en federalistische Nederlandse traditie, maar werden misbruikt door de pro-Franse partij en onmiddellijk na de revolutie opzij geschoven. De tragiek van De Potter blijkt uit het feit dat hij in 1839 met aandrang zou schrijven dat België en Nederland in een federaal verband "herenigd moeten worden (...) met of zonder het Huis van Nassau-Oranje, dat kan me niet schelen."
Tot eind 1830 bleef een meerderheid van het Nationaal Congres van mening dat het land bij Frankrijk gevoegd moest worden. Rogier werd door het Voorlopig Bewind naar Parijs gestuurd met de vraag of Frankrijk bereid was de Belgen te steunen indien het Nationaal Congres formeel om annexatie door Frankrijk zou vragen.
De Fransen aarzelden want ze vreesden een oorlog met Engeland indien ze op het Belgische aanbod zouden ingaan. Daarop dreigde Alexandre Gendebien dat de Belgen de annexatie hoe dan ook op 31 december zouden proclameren. De Europese grootheden drongen vervolgens België het statuut van een onafhankelijk koninkrijk op, gepaard met een verplichte neutraliteit die als doel had het land uit het Franse vaarwater te houden.
Een juridische legitimatie voor de nieuwe staat werd nooit gegeven. Die was er ook niet. De Belgen hadden niet echt te klagen gehad onder het bewind van koning Willem, want de "koning-koopman" voerde een politiek waarbij het Zuiden duidelijk bevoordeeld werd ten opzichte van het Noorden, terwijl ook belangrijke ministeries zoals Binnenlandse Zaken, Waterstaat, Koloniën, Religieuze Zaken en Onderwijs, in handen waren van zuidelijke katholieken. Ook na de afscheuring kreeg het Zuiden met Leopold I een protestantse vorst
De scheiding der Nederlanden was niet in het belang geweest van de meerderheid der Zuiderlingen, maar in het belang van twee minderheidsgroepen Franse vrijzinnigen en ultraconservatieve klerken die elkaar hadden gevonden in een verbond. In ruil voor elkaars wederzijdse steun hielpen ze elkaar om hun eigen doelstellingen te verwezenlijken.
De klerikalen wilden de protestantse koning en zijn "ketterse" staatsscholen weg, de Fransen wilden het Nederlands weg. "Het is noodzakelijk dat alle burgerlijke en militaire ambten uitsluitend naar Walen en Luxemburgers gaan, zodat de Vlamingen door tijdelijk beroofd te zijn van de voordelen van zulke tewerkstelling, verplicht zullen zijn om Frans te leren," zo zei Charles Rogier, de in uit Frankrijk afkomstige Belgische minister van Binnenlandse Zaken.
Strijdig met het volkenrechtDe Belgische grondwet is na de staatsgreep van 1830 dikwijls aangepast. Het raamwerk van de Belgische is echter vast gelegd in de beginselen uit de grondwet van 1831 zoals dat tot vandaag bestaat.
De organen van de Belgische worden hierin opgericht. De staatsmacht wordt gelegd bij het centraal Belgisch bestuur, dat in drie organen wordt ingedeeld: de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Deze organen dienen minstens in theorie van elkaar onafhankelijk te zijn.
Het zijn de 'gekozenen des volks' die deze grondwet maakten. Echter op het ogenblik van zijn stichting bevonden zich op het grondgebied van de Belgische staat twee volkeren: een fragment van het Nederlandse volk, dat Nederlandse dialekten sprak en dat binnen de Belgische provincies bovendien de meerderheid uitmaakte, en een fragment van het Franse volk, Franse dialekten sprekend.
Volgens het volkenrecht kunnen twee of meer volkeren pas een meervolkenstaat oprichten, indien zij alle daartoe in volle vrijheid en met kennis van zaken de toestemming geven. Het volk dat de eerste en belangrijkste versie van de Belgisch grondwet maakte, en dus ook het raamwerk van de Belgische staat, bestond in feite enkel uit vertegenwoordigers van de volksfranse groep binnen België. De Zuid-Nederlanders waren als volk niet vertegenwoordigd op het Nationaal Congres dat de Belgische Grondwet maakte. Nergens blijkt uit de Belgische grondwet dat het Zuidnederlandse volk akkoord was met zijn afscheuring uit Nederland, uit niets blijkt dat zij akkoord waren met de oprichting van een staat België.
Sterker nog de Vlaamse steden Antwerpen, Gent, Mechelen, Dendermonde en Sint-Niklaas spraken zich tussen 8 en 10 september 1830 formeel uit tegen een scheiding (zelfs een louter administratieve) van de Nederlanden. De provincie Oost-Vlaanderen verklaarde dat het in geval van scheiding bij Nederland wilde blijven. Antwerpen herhaalde op 23 oktober het verzoek aan Koning Willem om de stad te blijven behandelen als een deel van het noorden.
Uit vrees voor een orangistische overwinning bij de verkiezingen pleegde het Belgische Nationaal Congres op 12 april 1831 een staatsgreep en stelde de verkiezingen voor onbepaalde tijd uit. De macht kwam in handen van een onverkozen en zelfbenoemde "Association Nationale" die een terreurregime installeerde. Lord Ponsonby, de Britse vertegenwoordiger in Brussel, had reeds op 19 februari 1831 aan zijn regering gemeld dat het Nationaal Congres "hostile to the majority of the people" was. Bij gemeenteraadsverkiezingen tijdens de eerste jaren van het Belgische bewind werden in ettelijke Vlaamse steden steeds opnieuw "orangistische" burgemeesters verkozen, het werd zels zo erg dat het Belgisch regime in maart 1836 de rechtstreekse verkiezing van de burgemeesters afschafte en ze voortaan door de koning liet benoemen.
In de Belgische grondwet, die tegelijkertijd stichtingsakte is van de Belgische staat, ontbreekt dus een zeer belangrijk hoofdstuk, dat in beginsel, volgens het universele volkenrecht, aanwezig moet zijn in alle stichtingsakten van meervolkenstaten, namelijk dat alle volken die de meervolkenstaat samenstellen in volle vrijheid en met kennis van zaken beslist hebben tot de oprichting van de staat in kwestie. Omdat er in feite enkel volksfransen waren op het Nationaal Congres, deed de Belgische grondwet alsof er maar één volk bestond in België, het Franse.
Omdat de stichters van de Belgische staat deden alsof België geen meervolkenstaat was, staat in de grondwet van België ook niet welke politieke bevoegdheden de samenstellende volken aan het centraal Belgisch bestuur overdragen. Neen, er staat kortweg dat van rechtswege alle bevoegdheden toekomen aan het centraal bestuur. Alle politieke macht gaat dus uit van de nation.
Het centraal bestuur in een meervolkenstaat kan enkel beperkte bevoegdheden hebben, bevoegdheden die het zijn toegewezen door de samenstellende volken. Het beroemde zelfbeschikkingsrecht der volken blijft echter altijd bij het volk in kwestie.
De grondwet was nog maar geschreven toen op 19 september 1831 er al een wet aangenomen werd die bepaalde dat alleen het Frans de openbare taal was in heel België. Ook dit artikel is strijdig met het volkenrecht. Uit het zelfbeschikkingsrecht der volken vloeit immers voort dat een volk ook baas is over de taal of talen die op zijn grondgebied een min of meer openbaar karakter hebben.
In België waren het echter de Fransen die zichzelf via dit artikel 23 en zijn uitvoeringswetten het recht gaven het Frans te gebruiken in Vlaanderen, het zelfs op te leggen als enige openbare taal, dit alles zonder toestemming van het Vlaamse volk. En net zoals het eerde behandelde artikel 25, staat artikel 23 (artikel 33 en artikel 30 in de grondwet van 1994) nog steeds in de Belgische grondwet. Zo verschaften de Fransen en hun trawanten zichzelf het recht om Frans te gebruiken overal in Vlaanderen, om het Nederlands er te verdringen, om de Vlamingen uit te sluiten van de belangrijkste bestuursfuncties, om zelf in Vlaanderen te regeren, om het Zuidnederlands volksgebied en volk te koloniseren en te exploiteren.
De Belgische staat kan maar op één manier gezien worden: als een aanslag van het Franse op het Nederlandse volk, waarbij het volksgebied van de Zuid- Nederlanders aangehecht werd bij Frans grondgebied en het zelfbeschikkingsrecht van het Zuidnederlandse volk opgeheven werd.
[ Bericht 0% gewijzigd door Tyrhraustur op 01-06-2004 08:53:06 ]
Audaces fortuna juvat.
Beati pauperes spiritu.