Mijn inzending:
Mijn lieve grootmoe zat al enige tijd op een gesloten afdeling van het plaatselijke zorgcentrum. Dementie, vergeetachtigheid, geesteszwakte of hoe je het ook wilt noemen. Iedere woensdagmiddag bezocht ik haar, nooit zou er een woensdag zijn dat ik niet verschijn, zo had ik voorgenomen. Al zal grootmoe dat waarschijnlijk niet eens in de gaten hebben, dacht ik toen.
Op een koude woensdag in januari schrok ik toen ik de woonkamer binnenstapte. Moeder lag met griep op de bank. ‘Kun jij nog even naar de bakker gaan?’ vroeg ze me al snotterend en wel. Ik wist dat ik niet kon weigeren, maar ik wilde ook naar grootmoe toe. Naar het verzorgingstehuis, om de vrouw op te zoeken die me toch niet kent, maar wel altijd glimlacht als ik binnenkom. Ik verbrak een afspraak.
Bij de bakker stond een lange rij. Bijna alle broden en lekkernijen van banket waren al uit de vitrines verdwenen. Ze hadden plaatsgemaakt voor kruimeltjes en zaadjes. Toen ik eenmaal aan de beurt was, lag er nog maar een sesambrood. Die nam ik mee door de kou. Thuis aangekomen zat moeder huilend op de bank. ‘Grootmoe is overleden,’ zei mijn moeder met een snik. ‘Ze is weggelopen uit het verzorgingstehuis en gevallen in de vijver.’ Een traan rolde over mijn ijskoude wangen. ‘Op zoek naar jou.’