Het moet raar lopen wil Dafne Schippers vanavond niet haar tweede Europese titel veroveren. De 200 meter ligt haar nog beter dan de 100 meter, die ze woensdag won. Ligt er meer in het verschiet? Een wereldtitel? Olympisch goud? .
Schippers moet op zijn minst onder de 11 seconden duiken om mondiaal mee te tellen op de 100 meter.
Het is voor de vele nieuwe fans van Dafne Schippers misschien een kleine, zelfs logische stap: van Europees kampioen 100 meter tot olympisch kampioen 100 meter. Maar kan ze, net als Fanny Blankers-Koen decennia geleden, ook die mondiale titel winnen?
De cijfers zijn niet bemoedigend. Met haar winnende tijd van woensdag, 11,12 seconden, zou Schippers de finale van de vorige Zomerspelen niet eens hebben gehaald. Ook haar persoonlijke record van 11,03 zou niet hebben volstaan om als enige blanke sprintster een plek te veroveren tussen de Afro-Amerikaanse, Caribische en West-Afrikaanse vrouwen.
Schippers moet op zijn minst onder de 11 seconden duiken om mondiaal mee te tellen op de 100 meter. Als ze zich wil mengen in de strijd om de medailles moet ze zelfs twee- tot drietiende seconde harder rennen. .
De 22-jarige atlete heeft meer kans op succes op de 200 meter, de afstand waarop ze gisteravond als tijdsnelste de finale bereikte (20,48). Ze versloeg in juli olympisch kampioene Allyson Felix en zou twee jaar geleden in Londen met haar toptijd van 22,34 als vierde zijn geëindigd. Toch is ook op die afstand succes niet vanzelfsprekend. Op de 200 meter lopen de kampioenen onder de 22 seconden.
Kan Schippers dat soort tijden lopen als ze de zevenkamp vaarwel zegt en kiest voor de sprint? Dat lijkt een logische veronderstelling. Ze is nog jong. In vergelijking met andere topsprintsters traint ze weinig op topsnelheid, omdat ze zichzelf in de eerste plaats als zevenkampster ziet. Ze besteedt veel tijd aan hordelopen, werpen en springen. Het sprinten blijft beperkt tot een à twee training per week, terwijl acht à negen keer de internationale norm is. .
Dit jaar is Schippers op de 100 en 200 meter sneller geworden doordat haar coach Bart Bennema besloot het accent in de zevenkamptraining te leggen op meer kracht en snelheid. Op de 100 meter boekte ze 0,06 seconden tijdwinst, op de dubbele sprint 0,35 seconde. Dat had wellicht meer kunnen zijn als ze vaker aan topwedstrijden had deelgenomen.
Maar Bennema en Schippers geloven niet dat vaker sprinten haar automatisch sneller zal maken. Het kan haar lichaam ook kapot maken. Ze denken dat het geheim van haar succes schuilt in de gevarieerde zevenkamptraining. Kogelstoten en speerwerpen dragen bij tot haar sprintsucces, denken ze, hoe gek dat ook moge klinken.
Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !