Ahum, heb het toch maar even snel geschreven. Het zat in mijn hoofd en moest eruit... Ik ga nu maar even naar buiten om uit te waaien. Ik hoop dat het een beetje begrijpelijk en niet te warrig is opgeschreven. Zoals ik halverwege ook al aangeef, kan ik me niet alles meer chronologisch herinneren. Ik heb m'n best gedaan, maar heb het in zo'n anderhalf uur opgeschreven, dus misschien dat sommige dingen niet helemaal duidelijk zijn. Kortom: succes met lezen!
Komt ie:
Mijn moeder wilde graag een groot gezin. Maar mijn oudere zus heeft haar geboorte niet overleefd en mijn jongste broertje of zusje heeft slechts een paar maanden in mijn moeders buik geleefd. In 1981 werd ik geboren. Mijn moeder was zo ontzettend blij dat ik leefde dat ze haar baan opzegde om volledig voor mij te kunnen zorgen. De eerste drie jaar van mijn leven woonden we in een dijkdorp onder de rook van Rotterdam. We hadden een klein huisje met kippen, konijnen, honden, katten en zelfs een geit. Ik herinner me deze periode als een eindeloos warme zomer, waarin ik op mijn klompjes tussen de kippen scharrelde. Ik had één lievelingskip, Sneeuwwitje, die nam ik onder mijn arm overal mee naar toe. Ik leefde in een heerlijk coconnetje. In mijn herinnering bestaat die tijd ook slechts uit mijn ouders, de beestjes en de buurvrouw. In die tijd had ik ook een hoop pleegbroers en -zussen, een stuk of tachtig in totaal, maar van hen kan ik me er slechts één herinneren: Danielle. Zij heeft dan ook een jaar of zes bij ons gewoond. Kinderen van mijn leeftijd kende ik nauwelijks. Mijn moeder heeft wel geprobeerd om me naar de kinderopvang te brengen, maar daar werden we beiden zo ongelukkig van, dat ze het snel heeft opgegeven om me weer lekker thuis te houden.
Wel kan ik me wel herinner is dat mijn ouders regelmatig ruzie hadden. Ik had dan zo’n medelijden met mijn vader als hij op de bank zat te huilen, dat ik naast hem ging zitten om hem te troosten.
Toen ik twee was, kreeg ik een hondje: Juni, een kruising tussen een poedel en een schnautzer. Juni en ik waren onafscheidelijk en ik denk dan ook nog elke dag aan haar. Juni is 17 jaar geworden en is dus zo goed als mijn hele jeugd bij me geweest.
Na een jaar of drie verhuisden we naar een dorpje in de Hoekse Waard. Ik ging hier naar de basisschool en had één beste vriendin: Sandra. Met Sandra speelde ik elke dag. Meer vriendinnetjes had ik niet, daar was ik te verlegen voor. Ook bij Sandra thuis vond ik het best eng. Ik durfde bijvoorbeeld niet bij haar ouders aan te bellen, maar stond vaak onder haar slaapkamerraam te roepen of ze buiten kwam spelen.
Toen ik acht jaar jas, besloten mijn ouders dat ze wegwilden uit de Randstad. We verhuisden naar een klein Christelijk dorpje in Zeeland, zo’n 20 kilometer van een stad vandaan. We woonden ook niet in het dorp zelf, maar er drie kilometer buiten, in een vakantiepark waar slechts enkele gezinnen permanent woorden. Ik vond het zo eng en voelde me zo niet thuis tussen die kinderen met dat gekke accent, dat ik na m’n eerste schooldag al huilend thuiskwam. Ik zou er nooit bijhoren, dat besefte ik direct. Het was dan ook een vrij bekrompen dorp dat niet van nieuwkomers hield. Dit, i.c.m. mijn verlegenheid en het feit dat we zover buitenaf woonden, zorgde er voor dat ik flink gepest werd. Ik moet toegeven dat ik ook vrij weinig kon hebben. Ik wist niet zo goed hoe ik me staande moest houden in een groep en voelde me vaak en snel aangevallen. Gelukkig had ik twee goede vriendinnen waarmee ik veel optrok. We waren elke dag met emmertjes en netjes aan het Veerse Meer te vinden om visjes en krabbetjes te vangen. Ik was dag en nacht buiten en had ook hier een fijne tijd.
Toen ik naar de middelbare school ging, hield het pesten helaas niet op. Ook hier lag het grotendeels aan mijn eigen houding, denk ik nu. Ik wilde overal en nergens bijhoren. Liep de ene dag op kistjes tussen de alternatievelingen en de volgende dag op Nikes tussen de gabbers. Mijn moeder begon in die tijd haar eigen zaak aan huis. Hiervoor werd er een porto cabin in de tuin gezet. Ze werkte dag en nacht en had nergens anders meer tijd voor. Mijn vader werkte nog steeds in ploegen in Rotterdam, dus ook hem zag ik weinig. Ik groeide ondertussen op tot een echte puber. Ik deed geen rare dingen en was altijd op tijd thuis, maar werd wel verbaal steeds sterker en opstandiger. Mijn vader kon daar moeilijk mee omgaan en voelde zich erg geïntimideerd door mij. Hiernaast ging hij steeds meer drinken, was hij psychisch niet in orde en ontwikkelde hij een ziekelijke obsessie voor mijn moeder. Mij kon hij niet meer uitstaan, luchten of velen. Regelmatig kregen we steeds heftigere ruzies die vaak met iets kleins en nietszeggends begonnen maar volledig escaleerden. Als hij de huiskamer inkwam waarin ik op een stoel zat, waren zijn eerste woorden: “Sodemieter jij eens van die stoel af.” Tijdens ruzie bespuugde hij me, sloeg me en maakte hij me uit voor smerige rat of pissebed, die het liefst onder zijn schoenzool zou willen vermorzelen. Hij zei regelmatig dat hij nog meer van zijn pleegkinderen hield dan van mij en dat ik enkel geboren was om het huwelijk tussen hem en mijn moeder kapot te maken.
Hoewel ik mezelf regelmatig in slaap huilde, ben ik altijd sterk gebleven en bleef ik tegen hem in opstand komen. Al betekende dit meestal dat de boel zodanig escaleerde dat ik in mijn nakie buiten geschopt werd terwijl mijn vader al mijn persoonlijke bezittingen op straat kieperde en er met zijn auto een aantal keer overheen reed. Hij trok hiervoor zelfs de lades uit mijn kasten. Op dagen dat ik alleen thuis was, trok hij alle stekkers uit de televisie en moest ik mijn dagen doorbrengen met het huishouden. De obsessie voor mijn moeder werd intussen alleen maar erger. Hij bouwde zelfs een installatie die dagelijks automatisch al haar telefoongesprekken opnam zodat hij deze kon terugluisteren zodra hij thuiskwam. Ik kan me deze periode helaas niet meer chronologisch voor de geest halen. Hij bestaat uit een brei van groezelige en wattige herinneringen aan een hoop ruzies, onmacht, onbegrip en nachtenlang gehuil.
Ik probeerde in die tijd een opleiding af te ronden. Mijn havodiploma haalde ik nipt en ik besloot om naar de Middelbare Hotelschool te gaan. Hiermee heb ik halverwege wegens te slechte resultaten moeten stoppen. Op een avond (ik was een jaar of 18/19, schat ik) liep een ruzie opnieuw zo uit de hand dat ik buiten stond te schreeuwen terwijl mijn vader mijn moeder een kapotgeslagen bierflesje onder haar keel hield. Ik belde huilend 112 en binnen een half uur was de politie aanwezig. Mijn vader was intussen vertrokken met zijn auto, dachten we. De politie kon weinig anders doen dan de situatie opmaken en weer vertrekken. Zodra ze echter hun hielen hadden gelicht, verscheen mijn vader opnieuw in huis. Die had zich de hele tijd verstopt in de schuur. Hij vetrok opnieuw, dit keer wel met de auto en de politie hield hem een alsnog aan. Zijn blaastest was echter prima, waarop ze hem doodleuk weer bij ons thuis afleverden.
Ik ben die avond bij een vriendin en haar moeder ingetrokken. Mijn moeder smeekte me zoals altijd om terug te komen. Zij was ook de reden dat ik nooit eerder weg durfde te gaan. Ze was en is een sterke vrouw, maar wilde koste wat kost het gezin bij elkaar houden. Toch neem ik het haar nog steeds wel eens kwalijk dat ze nooit in mijn bijzijn voor me op is gekomen. Hoewel dit het alleen maar erger had gemaakt.
Na weken en een kerst bij die vriendin, smeekte mijn moeder me opnieuw om terug naar huis te komen. Ze miste me en had de perfecte oplossing: ik zou in de porto cabin in de tuin gaan wonen. Die had een eigen slaapkamertje, een keukentje en een douche en zou zouden mijn vader en ik elkaar niet voor de voeten lopen. Omdat de situatie bij die vriendin ook niet ideaal was (haar moeder heeft borderline en is manisch depressief), besloot ik op mijn moeders aanbod in te gaan. Het werd een bizarre onderneming. Ik woonde in de tuin om 50 cm afstand van mijn ouderlijk huis, maar mocht van mijn vader geen stap binnenzetten. Als ik zelf geen brood in huis had en bij mijn ouders een boterham haalde, schopte mijn vader me terug de unit in. “Opkankeren mijn huis uit!”
Gelukkig leerde ik in die tijd Nils kennen. Hoewel ik niet direct verliefd op hem was, zag ik in hem wel alles wat ik zocht in een man. Na diverse afwijzingen van mijn kant, besloot ik het toch met hem te proberen. Het bleek de beste keuze uit mijn leven. Na een opnieuw mislukte studie Journalistiek, huurden Nils en ik een huisje in de stad en begon ik aan de opleiding HEAO Communicatie. Hoewel ik dolgelukkig was en mijn opleiding prima ging, heb ik het in deze periode erg moeilijk met mezelf gehad. En Nils met mij. Pas nu ik uit mijn thuissituatie was, begon ik het er emotioneel moeilijk mee te krijgen. Ik kreeg huilbuien en was ervan overtuigd dat Nils toch wel bij me weg zou gaan. Dus bleef de boel maar op de spits drijven. Hiernaast was ik ook niet in staat om een normale discussie of woordenwisselingen te hebben. Ik was immers gewend dat dit helemaal uit de hand liep en kon ook niet anders dan er zo mee omgaan. Na elke ruzietje stond ik dan ook huilend met mijn koffers bij de achterdeur, klaar om te vertrekken. Pas na een en paar jaar en een paar korte gesprekjes met een psycholoog, werd ik weer een beetje mezelf en begon ik te beseffen dat Nils echt van me hield en dat ie echt niet zomaar bij me weg zou gaan.
Het ging steeds beter tussen ons. Mijn moeder sprak ik regelmatig en mijn vader zelden. Over ‘vroeger’ spraken we niet meer. Mijn vader bleef mij de schuld geven van wat er gebeurd was, dus ik begon er liever niet meer over.
Op een avond belde mijn moeder me huilend op. Ze had de knoop doorgehakt en ging weg bij mijn vader. Nu ik het huis uit was, vond ook zij het onhoudbaar geworden. Hiernaast vertrouwde ze me toe dat mijn vader rond mijn tweede jaar maandenlang een seksuele relatie had gehad met een pleegkind (dat pleegkind was 17, mijn vader 24). Dit had ze hem nooit kunnen vergeven. Kortom, mijn moeder pakte haar spullen, zette de scheiding in gang en woonde een tijd lang in divers vakantiewoningen. Mijn vader ging kapot. Hij belde mij maandenlang dagelijks huilend en volledig over zijn toeren op. De strekking van zijn telefoontjes was steeds dezelfde: zijn leven was ten einde en hij ging zichzelf van kant maken. Intussen ging ook mijn moeders nieuwe relatie uit en ook zij huilde dagelijks bij mij uit. Ik kon hier slecht mee omgaan en heb dit aan hen beiden na veel schuldgevoelens en lang wikken en wegen aangegeven. Hierop belastten zij mij beiden gelukkig minder. Maar als ik mijn moeder belde, nam zij nog vaak snikkend de telefoon op. Ze was zo eenzaam in d’r kille vakantiewoningen en had totaal geen vrienden meer door de bizarre thuissituatie dat zij ook weinig zin meer om voor te leven had.
Ik studeerde in die tijd Communicatie, liep 36 uur per week stage en werkte zo’n 20 uur in een winkel en in de horeca. Nils en ik besloten om samen met vrienden lekker op vakantie naar Italië te gaan. Wat had ik me hierop verheugd! Weg van alle sores! We vertrokken ’s nachts met de auto en toen we de volgende avond aankwamen, belde ik mijn moeder om te zeggen dat we veilig waren gearriveerd. Ze klaagde over hoofdpijn, maar dat deed ze wel vaker, dus ik dook m’n bed in.
Een paar uur later belde mijn vader. Mijn moeder had een hersenbloeding gehad. Dit topic heb ik daar destijds over bijgehouden:
Hersenbloeding. Mijn vader had een afspraak met haar en vond haar toevallig. Ze werd direct per ambulance naar het EMC in Rotterdam gebracht. Daar bleek dat de bloeding in het buitenste deel van de hersenen, aan de linkerkant tegen het hersenvlies aan te zitten. In het ziekenhuis was ze erg helder en was gelukkig geen sprake van uitval van spraak, geheugen of lichaamsfuncties.
Ik nam direct het vliegtuig terug naar huis. Omdat de artsen nog geen idee hadden van haar toestand en zij een erg sterke en zeer sportieve vrouw is, besloot Nils om in Italië te blijven. Ik hoopte een paar dagen later ook weer terug te komen.
Mijn moeder is in die tijd diverse malen geopereerd en heeft nog twee infarcten gehad. Het communicatiegedeelte in haar hersenen was volledig uitgevallen. Ze kon zich op geen enkele manier meer uiten en zat volledig gevangen in zichzelf. Ik durf oprecht te zeggen dat dit een van de ergste dingen is die een mens kan overkomen. De artsen schatten in dat haar spraak 50% zou worden zijn van wat ie ooit geweest was. Maar mijn moeder is een vechter! Ze heeft als een kind opnieuw leren praten en hoewel ze alsnog volledig is afgekeurd, heeft ze een jaar na d’r hersenbloeding zelf een pittige functie bij de Gemeente gehad. Helaas bleek ze zit fysiek toch niet meer aan te kunnen.
Mijn studie Communicatie had ik inmiddels met verve behaald, ik had een leuke baan als intercedent en in 2008 wilden Nils en ik graag een kindje. Ik stopte met de pil en was ongeveer een jaar later zwanger van Lente, dat verhaal kennen jullie inmiddels.
Lente is mijn alles. Ik wist niet dat ik instaat was om zoveel van iemand te houden. Ik geniet elke dag vreselijk van haar en blijf me verbazen over haar persoonlijkheidje. Ik hoop zo vreselijk dat ik het anders aan ga pakken dan mijn vader. Ik ben als de dood om trekjes van hem in mijzelf te ontdekken.
Mijn vader is op kraamvisite geweest, daarna heb ik heb niet meer gezien of gesproken. Enerzijds mis ik hem vreselijk, maar anderzijds weet ik dat er geen andere mogelijkheid is. Ik kan het hem nog steeds niet kwalijk nemen en blijf mezelf verwijten maken. Ik hou van hem en ik haat hem. Ik hoop maar dat ie gelukkig is.
Mijn moeder woont al een tijdje met d’r vriend in het Gooi. En ze is meest trotse en gelukkige oma ooit.
En ik ben ook gelukkig. Ik denk nog elke dag aan mijn vader en weet niet of ik hem ooit nog zal zien, maar ik weet nu hoe het ook kan en ik geniet elke dag opnieuw van ons gezinnetje.
[ Bericht 0% gewijzigd door Ssserpente op 11-11-2010 06:56:18 ]