Als ik opkijk zie ik dat ik vlakbij de Tarag of Aegas ben, letterlijk "de smalle doorgang naar de hoge piek". Velen hebben de tocht over deze berg niet overleeft. Ik ken deze buurt redelijk goed. Als strijder van Tawar van mijn koning, heer van Eregdos ben ik hier vaak geweest. Ik verlang terug naar de oude tijd van Tawar-in-Drúedain.
Hier in de buurt moet een kleine herberg zitten Hoor ik mezelf mompelen.
* Ik ga in gedachten terug naar vroeger, voor de Nibin Dagr, de strijd van ons tegen de zwarte strijders van Gachas. Ons land florreerde, ons volk was gelukkig en van het bestaan wisten buitenstaanders niets of weinig. De ligging van onze stad was anderen onbekend. Slechts zeer enkelen kregen toegang.
Die herberg moet hier in de buurt zijn, vroeger kwam ik daar vele bekenden tegen. Misschien...
* Ik stop het praten in mezelf en kijk uit over een vlak gebied. Dit herken ik maar al te goed, de Imloth Melui, waar de rozen groeien, een prachtig gezicht. Links op het pad zie ik de herberg verschijnen. Als ik ben aangekomen kijk ik naar binnen. Het is druk, als altijd, maar een ander soort volk zit binnen. Ik besluit de baas te zoeken. Hij is nog altijd gebleven.
Roduin! Goed je weer te zien. Zeg, ik ben op zoek naar een oude vriend, kwam hier wel eens, wellicht ben je niet bekend met zijn naam, maar hij was een oud en wijs man, altijd gekleed in het wit.
- "Maar, maar u! Dat is lang geleden. Wat brengt u hier? Zal ik een kamer voor u gereed maken? En die man, ik heb hem lang niet meer gezien hier. Zijn naam, Jar, Dar?"
Bar Verbeter ik hem. Hij zou me kunnen vertellen wat er gebeurd momenteel.
- "Het zijn rare tijden heer, dat is zeker"
* Ik neem plaats op een barkruk en neem het gezelschap dat in de herberg zit in mij op. Rare figuren, onbekenden, duidelijk niet van hier. Maar wat doen ze hier?
* Na deze mentale boodschap verscheen er midden in de Herberg een geestverschijning van de Questor. Voordat de aanwezigen bekomen waren van de schrik sprak de geest nogmaals tot slechts enkele goedhartigen onder hen.
Aanwezige Helden, Vrijbuiters, Huurlingen en Vogelvrijen, er is een beleg gaande. Goed tegen slecht. Het kasteel van Lord Dreamer wordt belegerd. Als de belegeraars het lukt om het kasteel in te nemen, dan zal duisterenis over het eiland neervallen. Dus kies voor wat je goed acht. Een leger om het kasteel te ontzetten wordt verzameld. Komt naar de afgesproken plek Gro.....
* Zo abrupt als de geestverschijning plaatsvond, zo snel eindigde die ook. De gelagkamer van de Herberg nog steeds in chaos achterlatend.
Ik draai me om en probeer me te oriënteren. Een blik op de sterren doet mij vertellen dat het kasteel ten noorden van mij ligt en dat het geluid dus uit het zuiden kwam. Plots voel ik de spanning opkomen. Weet ik het wel zeker? En als het zo is, wat zal het betekenen voor de uitkomst? En hoe zal het hun vergaan zijn?
Ik kijk naar het kamp van de vijand, onrustig, vuren her en der verspreid en angstaanjagende stemmen krijsen boven het rumoer uit dat altijd aan lijkt te houden.
Paarden zie ik niet, ik zal het te voet moeten doen. Ik draai me om en begin aan de voettocht. Hoe lang deze zal duren weet ik niet, wat ik zal vinden weet ik niet en of ik er goed aan doe weet ik niet. Maar het zal het waard zijn, dat is zeker.
Na de eerste 10 meter besluipt mij de twijfel. Had ik niet beter eerst anderen in kunnen lichten? Lord Dreamer, die zo goed was zich in zijn gezelschap op te nemen. Atrimar, die zo dapper zich in de strijd wierp. Sitethief, de elf die het waarschijnlijk nog het meest zou begrijpen. Of Bar_the_Grey, alhoewel hij, in ieder geval toen ik het kamp verliet, gestrekt lag.
Nee, ik heb hier goed aan gedaan. Het geheim moet bewaart blijven, ik moet vaart maken. Er is geen tijd voor uitleg.
Ik besluit er vaart in te zetten. De maan verlicht helder het veld waar ik over trek. Met snelle passen ga ik op weg, op weg naar mijn hoop.
Een paar uur later begint de zon op te komen. Haar rode stralen verlichten en verwarmen de donkere wereld om me heen. Ik draai me om en kan het kasteel nog nauwelijks onderscheiden. Hier zou ik toch op een redelijke afstand moeten zitten. Hoever zou het geluid gereikt hebben? Ik houd stil en tast in mijn buidel. Ik neem een slok uit mijn fles en verken de omgeving. Er lijkt niets in de wijde omtrek te zijn dat op leven duidt.
Als ze in de buurt zijn moet ik ze nu roepen, hier. Ik tast aan mijn zijde en haal uit een klein gevest dat aan mijn zij gegespt zit een dolk tevoorschijn. De dolk is zo groot als mijn hand. Op het lemmet staan elventekens. In het handvat zit een groen sieraad.
De dolk van Tawar, die mij zo vaak geholpen heeft.
* Ik houd de dolk omhoog en spreek een elvengebed. Het is onduidelijk, onverstaanbaar, lijkt niet elfs. Het is de roep van de strijders van Tawar, in dialect, onverstaanbaar voor anderen. De tekens op de dolk beginnen te gloeien. Ik houd de dolk omhoog en wacht op wat komen gaat.
Enkele seconden later begint het sieraad te gloeien. Mijn hart slaat twee slagen over en mijn blijdschap is onbegrenst.
Ze zijn in de buurt! Ik had gelijk. Zijn ze dan weer bij elkaar? En wie zijn er?
* Vragen spoken door mijn hoofd, maar ik realiseer me dat daar geen tijd voor is. Wederom is haast geboden. De tweede aanval verontrust mij, ik ken de situatie van het kasteel niet. Ik leg de dolk op de grond en deze begint te draaien. Als hij stophoudt wijst hij in zuid-westelijke richting. Ze moeten een stuk naar het westen zijn getrokken. Snel steek ik de dolk terug in mijn gevest en begin aan mijn voettocht in de richting die de dolk aanwees.
Jullie voelden het ook, de roep van een strijder vloog over de vlakte. Vrienden, we worden beetje bij beetje herenigd. Laat mij de roep beantwoorden.
* Thoron pakt zijn dolk uit zijn gevest, steekt deze in de lucht en spreekt enkele elfse woorden in een raar dialect. Ze zijn overstaanbaar, maar de andere ruiters knikken instemmend als Thoron zijn laatste zin uitspreekt.
Het is mij onduidelijk wie het is, maar laat ons hier het kamp opslaan, in afwachting van zijn komst. Een strijder van Tawar zal terugkeren, laat ons rusten en afwachten wat zijn verhaal is.
* De andere ruiters knikken instemmend en laten zich van hun paard afglijden. Ze nemen plaats op de grond terwijl 1 van hun een voorraad voedsel en drank uit een zadeltas pakt. Gezamelijk, onder het genot van hun spijs en drinken, wachten ze op wat komen gaat.
Als ik 2 uur later wat dichter genaderd ben kijk aanschouw ik de groep. Vier paarden staan te grazen. Daarnaast zitten 3 figuren en even verderop loopt iemand rond op zoek naar iets, zo lijkt het.
Blijdschap vervult mijn hart als ik een van de figuren herken. Het is Thoron! Zijn kleding is verandert, waar het vroeger groen en bruin was (zoals mijn kleding nog steeds is), is het nu zwart. Ook de andere 3 hebben zwarte kleding aan. Ik twijfel niet en loop met versnelde pas richting de groep die bij de paarden zit.
Na bijna een half uur lopen verroert de groep zich. Ze kijken. Zouden ze me al gezien hebben? Ze springen op de paarden en galopperen in mijn richting. Binnen enkele minuten zijn ze mij dicht genaderd. Ik zie Thoron, Yrn, Tiro en een onbekende. Momenten van vroeger schieten door mijn gedachte heen, hoe ik ze gekend heb, wat we samen beleefd hebben. Tegelijkertijd probeer ik te achterhalen wie de onbekende is. Over enkele minuten zullen ze hier zijn en zijn we verenigd, na zo'n lange tijd. De gedachte aan de strijd schiet ook door mijn gedachte, een moment was ik het volledig vergeten. Ik zal ze mijn verhaal doen en hen vragen Lord Dreamer en zijn strijders bij te staan in het gevecht.
Het is portier! * schreeuwt Thoron uit. Blijdschap klinkt in zijn stem, hij heeft vele jaren met portier aan zijn zijde gestreden. Portier is een machtig strijder, zeer bedreven met pijl en boog maar ook zeker met het zwaard. Hij is een van de weinigen binnen de Strijders die beide technieken beheerst. Hij zou een prachtige aanvulling zijn op hun gezelschap. Als de Strijders portier genaderd zijn gaan ze over op draf. Vlak voor portier houden ze stil. Groeten, handengeschud en gepraat gaan door elkaar heen. Iedereen wil portier alles vragen en vertellen, maar daar is geen tijd voor. Portier legt de anderen het zwijgen toe.
Ook Yrn en Tiro kijken blij op bij het horen van de naam van de onbekende. Alleen de 4e ruiter houdt zich stil. Zijn grote zwarte kap overschaduwd zijn gezicht en zijn identiteit is onbekend. Hij is geen Strijder van Tawar, maar heeft de groep herenigd. Het gaat goed, de groep van Strijders wordt steeds groter.
Vrienden, mijn blijdschap is groot. Na zeer lange tijd zijn we, deels, herenigd. Ik ben blij mij goede vrienden Thoron, Yrn en Tiro weer te zien, maar wie is de 4e? Vertelt u mij, wie bent u en wat brengt u hier bij dit gezelschap?
* De onbekende houdt zich een tijdje stil en begint langzaam en bijna fluisterend met zijn verhaal.
Mijn naam is niet van belang op dit moment. Mijn positie binnen deze groep evenmin. Mijn enige doel was u allen bij elkaar te brengen. Ik ben op de hoogte van uw problemen portier, dat is waarom wij hier zijn.
U kent mijn situatie? Wie bent u om dat te weten? U die uw naam niet prijsgeeft?
Mijn kennis is groot heer. Mijn identiteit zal ik niet prijsgeven, daar is het de tijd nog niet voor. Maar hier is nu geen tijd voor, haast is geboden. U bent niet voor niets hier. Iedereen is hier met een doel, de strijd tussen het goede en het kwade.
* Een moment is het doodstil. Thoron, Yrn en Tiro kijken elkaar verbaasd aan, niet wetend wat er aan de hand is. Portier kijkt verbaasd naar de onbekende. Vragen schieten door zijn hoofd, maar de antwoorden blijven uit. Wie deze persoon ook is, hij weet van de strijd en weet dat er haast geboden is.
Haast is inderdaad geboden. Uw gezelschap met mijn oude strijdersvrienden geeft mij u het voordeel van de twijfel. Wij zullen terugrijden naar het kasteel en daar gezamelijk steun verlenen aan Lord Dreamer.
We zullen zien * is het antwoord van de onbekende. Portier vertrouwt hem niet, maar door zijn aanwezigheid in dit gezelschap moet hij toch enigzinds te vertrouwen zijn.
Laat ons voort maken! Mijn voetreis heeft mij ongeveer 2 dagen geduurt, te paard moeten wij binnen een halve dag in het kasteel kunnen zijn. Ik zal bij Thoron achterop springen. Laat ons voort maken!
* Portier springt achterop en de ruiters zetten hun paarden aan tot in galop. Met grote snelheid verdwijnen ze in de richting van de strijd.
Er is veel verandert sinds ik weg ben gegaan. Het kwaad heeft nieuwe wapens aangewend om het goede te overwinnen. Zoals jullie misschien zien is een deel van de muur ingenomen door een grote groep ondoden. Binnen moet het gevecht hevig zijn. We moeten voort maken, mijn afwezigheid zal ze reeds zorgen gebaard hebben.
* De onbekende treed naar voren
Alles op zijn tijd heer, u bent zich niet bewust wie u hier in het midden heeft.
* Terwijl portier hem nietbegrijpend aankijkt veranderen Thoron, Yrn en Tiro van houding. Hun blikken staan op woede, dood, verschrikking. Portier weet niet wat hij verwachten moet.
De keuze is aan jou portier. Volg je ons in de strijd met de Valheru, of laat je ons geen andere keus dan een geeerd strijder te laten vallen terwijl hij het strijdperk nog niet genaderd is.
* De woorden kwamen van Thoron, althans, zo leek het. Zijn stem is verandert, naar een zwaar en bijna onverstaanbaar gemompel. In een beweging spring ik van zijn paard en trek ik mijn zwaard.
Verraders! Hoe? In welke macht zijn jullie gekomen? Hoe kan je als jarenlange bestrijder van het kwaad met de Strijders ons nu in de steek laten en de kwade kant kiezen?
* Mijn stem klinkt hees van woede en tegelijk van angst. Mijn blik flitst van langs de vier. Plots blijft deze hangen bij de onbekende, hij heeft ze in zijn macht. De onbekende die zijn identiteit niet prijs wilt geven, die wist waarvoor ik hier was en die nog moest zien of we voor Lord Dreamer zouden strijden. Met een kreet van woede spring ik op en haal ik uit naar de onbekende, die nog steeds op zijn paard zit. In een flits is hij verdwenen, een nieuwe flits doet hem 2 meter naast zijn paard verschijnen. De andere ruiters springen van hun paard af en gaan tussen mij en hem staan.
Thoron en Yrn grijpen naar hun zwaard, Tiro pakt zijn dolk. Dreigend staan de klaar om aan te vallen. Ik kan het niet geloven, mijn oude medestrijders zijn in de handen gevallen van het kwaad. Een dillema overvalt me, ik kan ze niet verwonden, dat zou ik niet over mijn hart verkrijgen, maar erg vriendelijk zullen ze mij niet behandelen.
Wees niet zo dwaas! Kies voor de kant waar je al jaren voor gevochten hebt! Laat de onbekende niet de heerser zijn van je geweten.
* De anderen verroeren geen vin als ik mijn relaas over hun uitstort. Plots vliegt Tiro naar voren, met een woeste kreet haalt hij uit met zijn dolk. In een reflex spring ik weg en sla ik terug. Zwaard treft vlees, althans, zo lijkt het. Maar zo gauw ik mijn zwaard verschrikt terugtrek uit de enorme wond lijkt de wond van Tiro alweer genezen. Verbaasd kijk ik hem aan. Een valse grijns verschijnt op zijn gezicht.
Zwarte magie is een machtig wapen beste portier. Nooit zal je ons verslaan. Kies de kant van de Valheru, nu, of sterf op de grond waar je op staat!
* Verbeten kijk ik hem aan.
Nooit!
* Ik grijp mijn zwaard stevig vast en wacht op een uitval. Plots vallen ze alledrie tegelijk aan. Met grote passen komen ze schreeuwend op mij afstormen. Het geluid dat ze uitstoten is angstaanjagend, een diep gebrom dat lijkt op een woest bosdier.
Ik probeer me te verweren maar de aanval is te sterk, ik voel een steek in mijn been als Tiro zijn dolk daar plant. Een fractie later voel ik helemaal niets meer. Het wordt zwart voor mijn ogen en ik val slap op de grond.
|
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |