* Puc pakt een stopt z'n pijp en steekt hem aan. onder het genot van z'n pijp en een glaas wijn laat hij de Abt simpele vormen van magie zien. van het aansteken van een kaars tot het naar zich toehalen van een glas.
Ziet u waarde abt, u kunt het best wel als u er maar in gelooft.
Geweldig! Als je het zo bekijkt is het best wel goed te doen eigenlijk.
* Dagobert klooit nog wat verder totdat hij er uitgeput van raakt.
Pfoei! Ik moet nog flink wat leren zo te zien.
* Dagobert gaat weer zitten als hij plots zijn zwaard voelt bewegen. Dagobert pakt het Zwaard Der Waardheid uit zijn schede.
* Het zwaard schittert in het zwake licht van de kaars.
Ik moet gaan, tot later.
* Dagobert rent naar beneden, zet zijn staf veilig weg en kleed zich voor een rit op zijn paard. Hij loopt naar buiten en tuigt het dier op. Hij bestijgt het en spoort het aan.
Hort Sik! Go.... euh....
* Dagobert beseft zich plots dat zijn rijdier geen naam heeft. Het duurt even. Een ogenblik van stilte. Dan stijgt hij af en kijkt het dier diep in de ogen.
Hidalgo.... * Mompelt hij. De nobele. Een prachtnaam.
* Dagobert stijgt weer op en vertrekt. Op zoek naar waar zijn zwaard hem zal brengen.
Als de abt verdwenen is gaat hij weer verder in z'n boeken en geniet daarbij nog steeds van z'n pijp en z'n glaasje wijn.
Dagobert loopt naar binnen, drinkt wat water, kleed zich om en gaat naar bed
* Hij pakt één van de boeken die hij meegenomen heeft en begint er in te bladeren. Bij het hoofdstuk over de Valheru stopt hij en begint het aandachtig te lezen.
Verbannen van de eeuwig durende strijd om de macht. Niet in staat om nog te handelen, noch voor het goede .. of het kwade. Al had hij gezworen het kwaad nooit meer te dienen.
* Asschen bekeek het zwaard waar hij de god met van het lijf had gehouden.
"Als ik jou niet had .... als ik jou niet had"
Het zwaard begon lichtjes te gloeien. Eerst blauw, daarna groen. Van groen naar rood. Van rood naar fel wit. Het zwaard begon te zweven .. en met een flits was het verdwenen.
"Wat .. wie .. .. hoe .. " De verbazing was van zijn gezicht af te lezen.
Toen verscheen er in het witte licht een gedaante. Zijn gezicht bedekt .. zodat hij niet herkend zou worden.
"Je zult dienen voor mijn god. En terug keren naar de heilige plaats op het eiland."
De duisternis trad in.
Dagobert draait zich om. De dekens liggen chaotisch op het bed. Hij slaapt verder.
* Langzaam keerde zijn zicht terug, voor hem rees een imposant gebouw op. Zeven grote torens rezen op tot in de wolken. Allen markeerde ze een van de grote goden van Asschens rijk. In een cirkel stonden 6 torens om de zevende toren, heen. Alsof die ene toren de meester over hen was. Langzaam liep Asschen naar het gebouw toe. Aangetrokken tot die ene toren liep hij door.
Betreed je citadel, Heer. Heers als nooit tevoren. Je zult weer de ene boven allen zijn.
* Weer die vreemde stem in zijn hoofd. Het beeld van de torens voor hem vervaagde, alleen de middelste, tevens de grootste, bleef nog zichtbaar. Toen hij de poort aanraakte verdween ook dit beeld van de toren. Nu stond hij weer in het zwarte niets. Voor hem verschenen de torens weer. Maar nu als ruines. Chaos regeerde, en vreemde wezens op draken vielen de torens, en hun bewoners aan. De enige die zich in staat waren te verzetten stonden boven op die torens. Zes wezens, bestaande uit pure macht. Alle zes weerden ze de aanvallers af. Het wezen op de zevende toren moedigde de aanvallers aan. Alsof het zijn strijdkrachten waren. Om Asschen heen lagen al vele kleinere torens plat. Gesneuveld in de veldslag om de macht. Er waren slechts nog twaalf kleine torens intact. Toen pas begon het Asschen te dagen. Hij was in het hemelse huis, waar de goden verbleven, en het land regeerde. Elke toren stelde een Godheid voor.
Zonder na te denken liep Asschen naar het gebouw toe. Als de toren zijn citadel was, moest hij er plaats nemen.
De vreemde wezens waren de valheru.
Je weet genoeg. Je weet wat je taak is. Ga nu!
* Beelden vervaagden, en nieuwe speelden op. Torens vervaagden, en een nietszeggend gebouw rees op, op de plaats waar ooit de torens stonden, stond nu een abdij.
De winterdepressies komen tot hun piek, na vandaag zal het weer bergopwaards gaan. De vreemde gedachten van de laatste tijd stromen langzaam Dagobert hoofd uit. Ze maken plaats voor de lammetjes in de wei en de vogels in de lucht.
Dagobert ontwaakt, hij knijpt zijn ogen bijna dicht. De zon schijnt in zijn ogen. Lamgzaam staat hij op, neemt een douche en loopt naar de keuken. Hij kookt een eitje, toast een broodje en perst wat verse jus. In de eerste zon van de lente geniet hij op het balkon van een heerlijk ontbijtje.
Hij denkt terug aan de gebeurtenissen van de laatste tijd. Het lijkt plots allemaal zo onwerkelijk. de realiteit is zo krom.
Dagobert gaat naar binnen en maakt zich klaar voor een ochtendwandeling. Niet veel later staat hij buiten. Een lichte wind waait door zijn haren. Zijn cape wappert achter hem aan als hij door het veld loopt. In de verte ziet hij de bergen.
Rustig loopt hij door. Genietend van de rust kijkt hij om zich heen. De stilte de leegte, het is vreemd, onwennig, maar het voelt goed om eens geen zorgen te hebben.
Het loopt tegen negenen als Dagobert op het Het uitzichtpunt aankomt.
Hij had gebroken met zijn verleden. Niet langer was hij de valheru die hij eeuwenlang was. Alle krachten verloren voor een groter goed.
Het was een mooie tijd, en hij dacht er met vele goede gevoelens aan terug. Maar over was over. En geen vezel in zijn lichaam dacht er nog aan terug te keren.
Zijn leven zou nu in het teken staan van de verloren God der elven.
De torens waren verwoest, en deze abdij was er voor in de plaats gekomen. De citadel der goden was verwoest, of toch niet. Hadden de goden hem misleidt, en was dit niet de plaats waar ooit de machtige citadel had gestaan.
Vastbesloten de citadel te vinden vertrok Asschen. De abdij achter zich latend. De valheru was er niet meer, hij had plaats gemaakt voor de verloren god.
In de verte ziet Dagobert wat licht van het dorp en het en der krinkelt een vrolijke rookpluim de lucht in. Hij neemt nog een slok bier en loopt naar binnen. In de bibliotheek pakt hij een boek en begint te lezen.
Hij leest over de Kerk van de Universele Waarheid en haar geschiedenis en aanhangers. Maar ook over kerken op het vaste land. Hoge torens, lange schepen. Dagobert heeft altijd al een vreemde relatie met geloof gehad.
Na een korte pauze en kopje thee gaat hij weer verder. Slaapt krijgt hij de laatste dagen amper en zijn hoofd staat naar niets anders dan de kerk.
Weer slaat hij een pagina om. De klok tikt rustig verder terwijl Dagobert weer een hoofdstuk verder is. Plots is het stil. Dagobert slaat zijn boek dicht en luisterd.
Niet veel later zit de Abdij op slot en is er geen teken van leven te bekennen.
Waarom zou de abt hem insluiten en waar is iedereen ? Puc loopt door de abdij en zoekt de voorraadkamer, daar maakt hij wat eten voor zichzelf en steekt de grote haard in de ontvangstkamer aan.
Dan pakt hij uit z'n mantel een boek maakt zich zelf gemakkelijk voor de haard en leest verder onder het genot van een hapje en wat wijn. De abt zal vast wel terug komen met een goede verklaring.
Dagen achtereen zat Dagobert tot laat in de nacht met haar te praten in de bar van de herberg waar Dagobert zijn nachten doorbracht. De wijn vloeide rijkelijk en dat kwam het geld niet ten goede. Uur na uur, dag na dag, week na week werd het minder, totdat het op het einde niets over was en zijn geliefde hem in de steek liet. Het aantal nachten waarop hij voor een tweede gast moest bijbetalen was niet tot één beperkt gebleven en ook dat geld ging naar de herbergier die er zeer wel bij voer. Het leek allemaal te perfect voor woorden, totdat het geld op was, de interesse van Naïmoë verdween en ze van de een op de andere dag niet meer in de herberg kwam.
De eerste dagen waren moeizaam en ook later bleef hij nog vaak aan haar denken, maar hij is haar vergeten. Het leven gaat door en dus komt de abt terug naar zijn abdij. Een spoor van waterdruppels vormt zich op het geplaveide pad, dan doet hij de poort open en is hij eindelijk weer thuis. Een illusie armer, zonder geld, maar met een hele hoop herinneringen.
Dagobert loopt terug naar zijn Abdij. Hij staat er altijd zo vredig bij in het maanlicht. Een echte thuiskomst. Eenmaal binnen groet hij Puc, loopt naar de keuken en komt even later terug met een potje thee.
Ook een kopje mijn beste?
* Puc knikt zonder te praten. Hij houdt zijn concentratie op het boek waarin et lijkt alsof hij sinds het moment dat Dagobert is vertrokken heeft zitten lezen. Dagobert schenkt twee koppen thee in en gaat erbij zitten.
Alles goedgegaan met Zilea tijdens mijn afwezigheid? * Vraagt hij de zwarte magiër
Lekker een kopje thee, dat gaat er wel in.
* Puc laat het boek los dat even in de lucht blijft zweven, waarna er een boekenlegger verschijnt die zich tussen de opengeslagen bladzijden wurmt, waarna het boek dichtslaat en op de tafel neerdaalt.
Ik denk dat alles goed gaat met de Zilea, Er is wel een storing in het veld geweest ,maar ik heb nog niet gekeken wat het was. Iets of iemand heeft hier wat neergezet, maar het straalde geen kwaadaardigheid uit.
* Puc neemt een slok van de thee en leunt achterover
Ik heb eigenlijk amper gemerkt dat u weg was. Alleen dat het stiller werd.
Fijn te horen dat alles goed verlopen is.
* Een slok thee volgt en een stilte. Dagobert denkt na over wat nu volgt. Hij is er weer, de dwerg lijkt niet dè dwerg te zijn. Zijn huis levert ookal niets bijzonders op. De staat op en loopt andermaal naar de keuken. Dit maal eet hij een klein hapje en verdwijnt daarna in de bibliotheek.
Een volgende keer zal ik niet zo genadig zijn, Zarr....ga nu, je bent vrij, ik hou me aan mijn afspraken...
Met die woorden trekt de aanwezigheid van Samaell zich weer terug uit de abdij...
* Plotseling verschijnt er uit het niets een flits...
En opeens verschijnt er een Transdimensional Gateway in dit topic!
Dit topic staat nu in verbinding met een ander topic.
Welk ander topic? Only one way to find out:
Dagobert's voetstappen klinken door de gang totdat hij in zijn kamer stopt. Hij steekt een klein kaarsje aan en trekt zijn pij uit. Uit de kast komt zijn oude vertrouwde cape. De cape valt om zijn schouders en dan loopt Dagobert naar buiten. Hij haalt Hidalgo uit de stal en verdwijnt in de nacht.
* Op zoek naar zijn lichaam doelde zijn geest op het eiland rond. Hij zag de barbaren die geleid werden door de balor. Dat maakte hem razend. Zijn wil om zijn lichaam te vinden werd 10x sterker. hij voelde dat hij dichterbij kwam.
* zonder enige aanleiding schokte het lichaam van de barbaar dat nog altijd in één van de kamers van de abdij lag. Na de eerste schok, volgde een tweede en bij de derde kwam de barbaar overeind.
* Zarr proeste het uit, hij moest enkele malen diep ademen om weer tot het volle besef te komen dat lichaam en geest een waren. Vlug stond hij op, hij voelde zich krachtig en dat kwam voornamelijk door zijn sterke wil, want zijn lichaam was zwak. Snel controleerde de Akeï of hij al zijn spullen nog bij zich had. Toen hij zeker wist dat de belangrijkste uitrusting niet verdwenen was, maakte hij de deur van de kamer open. Het was tijd om de abdij te verlaten en iemand een bezoekje te brengen. Op zijn hoede en met getrokken zwaard liep hij door de gangen van de abdij, hij was tenslotte in een onbekend gebouw. Aangekomen in de eetzaal gritste hij snel wat fruit bijeen, slurpte het bord soep leeg dat daar voor iemand klaar stond en verorberde het stuk brood dat ernaast lag. Het stuk kaas nam hij ook maar mee, net als het tweede brood. Net toen hij uit het raam wilde klimmen, bedacht hij zich. Hij voelde in zijn rugzak en haalde daaruit 2 goudstukken die hij met een welgemikte worp op tafel gooide.
Zarr dankt voor eten.
* Zarr besloot toen echt de abdij te verlaten, zijn wil droeg hem en wraak voedde zijn lichaam. hij wist dat hij de uitputting nabij was, maar slapen zou hij onderweg wel doen, dan zouden zijn krachten vanzelf weer terugkomen. Maar hij had haast. Iemand had hem van iets bestolen. zijn volk!!!!!!!
|
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |