Helaas wel ja. Zaterdag bij LRC - Meerkerk zag ik er één, daar heb ik me deels door laten inspireren. Valt me altijd op als ik een potje in de eerste klasse zie en is steevast een bron van ergernis.quote:Op woensdag 7 maart 2007 18:22 schreef Beschouw het volgende:
Bij mijn oude club hadden ze ook een"' Henk' als grensrechter die vlagde op elk moment dat de bal de middenlijn passeerde. Toen hij genegeerd werd door de scheidsrechter, gooide hij zijn vlag op de grond, liep het veld op en verkocht de scheidsrechter een daverende dreun. Gevlagd heeft deze 'Henk' nooit meer. Jammer dat er zoveel Henken zijn. Herkenbaar stukkie Mich.
Grappigquote:Op donderdag 8 maart 2007 19:02 schreef methodmich het volgende:
[..]
Helaas wel ja. Zaterdag bij LRC - Meerkerk zag ik er één, daar heb ik me deels door laten inspireren. Valt me altijd op als ik een potje in de eerste klasse zie en is steevast een bron van ergernis.
quote:ROTS
Wat was hij blij, afgelopen woensdag. Voor één keer toonde hij zijn emoties, liet hij zijn vreugde de vrije loop. Alex Rodrigo Dias da Costa stormde na de gelijkmaker tegen Arsenal naar het vak waar de PSV-supporters zaten en explodeerde daar van blijdschap. Zijn treffer betekende dat PSV in de Champions League een ronde verder kwam en dat moest gevierd worden, nietwaar?
Normaal gesproken is Alex niet zo’n emotionele man. Stoïcijns, haast met een uitgestreken gezicht doet hij zijn werk. Aan hem merk je niets. Hij kijkt altijd een beetje boos, maar dat is slechts schijn. Het is de concentratie die zijn gezicht tekent. Door zijn defensie mag geen tegenstander glippen. Nog geen muis. Alex is de verpersoonlijking van de ideale stofzuiger. Hij klopt, veegt en zuigt en feitelijk doe je hem daarmee nog te kort. Alex is meer dan de stofzuiger van PSV. Veel meer. Hij is de Braziliaanse rots in de branding. Elke bal is voor hem, aanvallers krijgen bij hem geen poot aan de grond.
Hij ziet er imposant uit, de verdediger die via een samenwerkingsverband met Chelsea bij PSV terecht is gekomen. Massief als een rotsblok, hard als graniet en wonderlijk genoeg ook verrassend wendbaar. Snel is hij niet, maar meestal staat hij wel op de juiste plek om de bal te onderscheppen of bij een tegenstander te ontfutselen. Als hij het leer naar een medespeler heeft getransporteerd blaast hij zijn wangen even bol, heeft een kort oogcontatct met zijn maatje Gomes in het doel en neemt dan zijn positie op het veld weer in, klaar voor de volgende klus.
Er zijn mensen die hem dolgraag van PSV naar Chelsea willen overplanten. Per slot van rekening is hij grotendeels eigendom van de club van de rijke Roman Abramovich. Verschillende kranten weten te melden dat coach Mourinho dat vooralsnog nog tegenhoudt. Hij vindt de Braziliaan te dik, zegt onder meer het Algemeen Dagblad. Het is een misrekening, die doet denken aan de uitspraak van de voormalige Feyenoordvoorzitter Van den Herik over trainer Martin Jol, die vond dat de Hagenaar te dikkig was om Feyenoord te kunnen trainen.
Alex ziet wat er wel van komt. Weg bij PSV hoeft hij nog niet, zegt hij. In Eindhoven heeft hij het prima naar de zin en nu zijn club de kwartfinale van de Champions League heeft bereikt, heeft weer iets nieuws om naar uit te zien.
Bij terugkeer in Nederland na de wedstrijd tegen Arsenal was een heuse volksmassa aanwezig. Toen deze PSV-supporters Alex ontwaarden, toonden ze dezelfde blijdschap die hun held een avond eerder na zijn doelpunt had laten zien. Ze scandeerden zijn naam en klopten hem massaal op de imposante schouders. Hij werd er een beetje verlegen van, Alex. Terwijl alles en iedereen in euforie was over het eindresultaat van de wedstrijd tegen Arsenal, ging hij nog in gedachten nog even terug naar de 58e minuut, toen via zijn been de bal in het eigen doel verdween. Hij kon wel door de grond zakken toen. Alles dreigde in duigen te vallen, maar dat moment duurde gelukkig maar kort. Hij herpakte zich, met de verlossende kopbal als uiteindelijk resultaat. Voor- en tegenspoed; het is in het voetbal ontegenzeggelijk met elkaar verbonden. “Als ik kort voor tijd het verlossende doelpunt niet gescoord had, hoe zouden de mensen hier nu staan”, vroeg hij zich af. “Wellicht stond er dan niemand.”
Alex Rodrigo Dias da Costa is geen voetballer die zich op de toppen van gelukzaligheid laat meevoeren. Aan zijn lijf geen polonaise, vedetteneigingen zijn hem vreemd. Hij weet dat het morgen allemaal weer anders kan zijn en morgen staat er alweer een volgende wedstrijd op het programma. Dan moet hij er weer staan, letterlijk en figuurlijk.
Mourinho is blind als hij de capaciteiten van Alex niet ziet. Maar laat de Portugees maar blind zijn. Dan kunnen ze in Eindhoven veel plezier blijven beleven aan de Braziliaan, die met een uitgestreken smoelwerk afbraakwerkzaamheden verricht in de PSV-defensie en bij vrije trappen en corners oprukt naar vijandelijk gebied om daar vernietigend toe te slaan.
Alex is een held. Kapot kan hij niet in Eindhoven. Dat kan ook niet, want de man is van bikkelhard graniet. Nog geen steensplintertje kan je er bij hem afkrijgen, al timmeren ze hem met tien slopershamers op zijn kop. Hij zal zijn wangen nog eens opblazen, zijn rug nog eens rechten en onverstoorbaar blijven doen waar hij goed in is: verdedigen. Hadden we maar zulke Nederlandse achterhoedespelers.
quote:Klaas-Jan en Wesley
Ze maken het elkaar moeilijk was te lezen in het AD van afgelopen week.
De schrijver van het artikel had de wedstrijden waarin Huntelaar zijn doelpunten had gemaakt voor Ajax er nog eens op nageslagen en had gezien dat daar maar 1 assist van Sneijder bij zat.
Ook scoorde de spits beduidend minder als de kleine middenvelder meespeelde.
Leuke statistieken, maar nog beter natuurlijk dat de twee de dag na publicatie van het stuk het onmiddellijk naar het rijk der fabelen verwezen.
Persoonlijk ben ik wel gek op dit soort cijfers en er ontstaat na lezen van dergelijke artikelen dan ook altijd een soort van neurotische drang om zelf ook op zoek te gaan naar dit soort dingen.
Maar goed, waar begin je, hoe gek wil je zijn, wat is het onderzoeken waard en wat niet.
Ik zet wat gegevens onder elkaar, begin verbanden te zoeken en te leggen die er waarschijnlijk helemaal niet zijn en beland van het ene gekke feit in het puzzelen naar andere nog gekkere statistieken. Ik pak de competitiedoelpunten van Klaas-Jan Huntelaar voor Ajax er maar eens bij.
Alsof het iemand kan schelen dat Huntelaar bij Ajax, onder leiding van zowel scheidsrechter Temmink als zijn collega Nijhuis in totaal 7 keer het net wist te vinden.
Bas Nijhuis was een keer getuige van vier goals en een keer van drie terwijl René Temmink op vier wedstrijdformulieren de naam van de goalgetter mocht invullen. In drie wedstrijden scoorde hij dus twee keer (deze wedstrijden won Ajax overigens wel allemaal) en in één wedstrijd scoorde hij één keer.
Ajax verloor die wedstrijd die wedstrijd met 3-2, uit bij Feyenoord.
“Zou Klaas-Jan vaak scoren als Ajax verliest in de competitie?”; is dan zo’n vraag die meteen bij mij boven begint te borrelen .
Afgelopen seizoen kwam dat maar liefst drie keer voor, dit seizoen echter nog niet.
“En hoe zit het dan met uit- en thuiswedstrijden?” zul je je misschien afvragen.
Huntelaar verdeelt zijn doelpunten keurig, voor zover je daar bij 31 treffers van kunt spreken natuurlijk. Vijftien keer in de ArenA en zestien keer daarbuiten .
Vaak wordt de jonge doelpuntenmaker omschreven als een veelzijdige spits, die alle facetten van het scoren beheerst. Ik pak de statistieken erbij en warempel, elf doelpunten door een schot en twaalf keer raak met het hoofd, en zelfs die weet hij weer prachtig onder te verdelen over zijn uit- en thuiswedstrijden. Het wordt wel heel saai op deze manier.
De treffers die te boek staan als intikkers, rebounds, omhalen, strafschoppen of vrije trappen laat ik hierin even buiten beschouwing. Wat wel opvalt, is dat de voorzetten op zijn kopdoelpunten altijd gegeven worden door rechtsbenige spelers of door Urby Emanuelson.
Zou daar een mooi verhaal in zitten? Ik twijfel en zoek nog even door.
De eerste goal voor een spits bij een nieuwe club is altijd speciaal en nu blijkt het dat het bij Huntelaar helemaal het geval is, want wat zeggen de cijfers (en die liegen natuurlijk nooit):
-Het is het enige doelpunt dat hij heeft gemaakt in het laatste kwartier in een uitwedstrijd
-Het is het enige doelpunt dat hij heeft gemaakt bij een achterstand van Ajax waardoor de club niet op gelijke hoogte kwam.
Als Ajax namelijk achterstond en Huntelaar scoorde veranderde hij vier maal de stand van 0-1 in 1-1 (2x met een schot en 2x met een kopbal) en 2x (beide met een kopbal) van 1-2 in 2-2.
In zes wedstrijden wist hij de score te openen (4x met een kopbal en 2x met een schot) en vier keer werd maakte de in Drempt geboren aanvaller de 2-1 (maar nooit met het hoofd!)
Van de veertien goals die hij maakt als de Amsterdammers al op voorsprong staan, valt het mij op dat hij maar twee keer het net vindt als de tegenstander ook heeft gescoord (hij maakt twee maal de 4-1). De rest van de twaalf verdeelt hij redelijk netjes tussen de 2-0, 3-0, 4-0, 5-0 en zelfs één keer de 6-0.
Verder kom ik tot de conclusie dat hij in thuis wedstrijden het meest trefzeker is in het laatste kwartier van zowel de eerste als tweede helft en bij uitwedstrijden tussen de 16e en 30e minuut.
En dat terwijl ‘de Hunter’ in die periode ‘thuis’ het net maar moeilijk kan vinden, hij scoorde tot op heden slechts één doelpunt, een omhaal tegen Willem II.
Al met al maar weinig reden tot logische verbanden, prachtige conclusies en duistere complotten, of het moet zijn dat Maarten Stekelenburg bij alle wedstrijden op doel stond waarin Klaas-Jan Huntelaar scoorde.
laat anders even een goed voorbeeld van eigen hand zien, wellicht dat we ons aan dat niveau kunnen optrekken ?quote:Op woensdag 7 maart 2007 22:19 schreef NiGeLaToR het volgende:
Pffff... 'my first column'?
Op internet is iedereen schrijver, zullen we maar denken
quote:STRATEGO OP HET VELD
“Shit!” Het was de hartgrondige reactie van PSV-trainer Ronald Koeman, toen hij vorige week op televisie zag hoe het lot zijn club in de kwartfinales van de Champions League aan Liverpool koppelde. Die ploeg kwam de Eindhovense formatie namelijk in de eerste ronde ook al tegen. Naast het feit dat het resultaat over twee wedstrijden toen in Engels voordeel uitviel, vond Koeman het vooral jammer dat het voor de supporters en de spelers geen nieuwe tegenstander werd. Dat is gewoon leuker. PSV zal het er echter mee moeten doen.
In de eerste twee weken van april zal men de strijd aan moeten binden met de Engelsen. Het worden dus drukke weken voor Tonnie Bruins Slot. De assistent van Koeman was aan het begin van dit seizoen best wel een vreemde eend in de bijt op trainingscomplex de Herdgang. Men was de gemoedelijke klanken van de Tukkers Fred Rutten en René Eijkelkamp gewend en ineens was daar een man met een Amsterdamse tongval. Het was een lichte cultuurshock, maar PSV zou PSV niet zijn als men daar niet snel aan was gewend. Na een paar trainingen wisten de toeschouwers al niet beter meer.
Voor Bruins Slot was het ongetwijfeld veel minder wennen. Zijn rol is namelijk al jaren hetzelfde. Johan Cruijff ontdekte in Bruins Slot ooit een meesterspion en maakte gretig gebruik van diens analyses. Door er zijn eigen unieke visie aan toe te voegen kon Cruijff de tegenstander altijd een stap voor zijn. Ronald Koeman onderkende de kwaliteiten van Bruins Slot en was dan ook blij dat hij hem aan zijn staf kon toevoegen, toen hij bij Ajax begon. Hij nam de analyticus mee naar Lissabon en vervolgens naar Eindhoven. Opnieuw lijkt hun verbond zijn vruchten af te werpen. Met de jonge honden van Ajax bereikten ze de kwartfinale, met Benfica deden ze ten koste van enkele gerenommeerde opponenten hetzelfde en nu bij PSV staan ze daar weer.
Dat is geen toeval meer. Sowieso is toeval een woord waar Tonnie Bruins Slot van gruwelt. Hij geniet van het puzzelen met de aanwezige kwaliteiten. Als er een tegenstander uit de koker rolt, begint zijn werk. Dan gaat hij kijken. Ondertussen registreert hij gretig alle zaken die hem opvallen. Dat is veel meer dan de gewone toeschouwer ziet. Bruins Slot denkt al vooruit. In gedachten ziet hij zijn elftal al spelen. Die trage vleugelverdediger bij de tegenstander? Bruins Slot heeft al precies bedacht wie daar tegen moet spelen en ook nog eens hoe. Hij zoekt de zwakheden van de tegenstrevers en plaatst daar de kracht van de eigen spelers al tegenover. Hij ziet hoe PSV moet gaan opbouwen, hoe het de aanvalsopzetten van de tegenstander kan neutraliseren, waar de ruimtes liggen en wie daar in moet duiken. Bruins Slot is als de mineur in het spel Stratego. Hij ontmantelt de vijandelijke bommen. Zijn handen maken overuren, zoveel schrijft hij op. Het liefst op een oud kladblok.
Na twee of drie wedstrijden gaat hij definitief aan de slag. Dan zijn de patronen wel duidelijk, is een eventuele eenmalige tactische vondst van een trainer uit te sluiten en speelt ook de vorm van de dag een kleinere rol. Indien noodzakelijk zet hij zich achter een stapel DVD’s en bekijkt hij wedstrijden tot hij er lasogen van heeft gekregen. Hij kijkt en denkt tot hij elke hoekschop kent. Hij analyseert looplijnen, doorziet moeiteloos waar de sleutelspelers zich bevinden en puzzelt de te volgen tactiek in elkaar. Als hij vervolgens met een grote glimlach het kantoor van Ronald Koeman opzoekt, weet die al hoe laat het is. Daar ontvouwt Bruins Slot zijn plannen en knikt de trainer ter goedkeuring. Zo gaan we het doen en niet anders.
De meesterspion geniet vervolgens als zijn tactiek de juiste blijkt. Bruins Slot hekelt de incidenten. Een overwinning die zijn ploeg dankt aan een niet in te calculeren, gruwelijke verdedigingsfout levert hem veel minder vreugde op. Goed, hij is blij voor de jongens, maar zijn wedstrijd is pas geslaagd als de tegenstander volledig machteloos blijkt door een slimme vondst van zijn hand. Een eigen doelpunt van de tegenpartij? Leuk, maar liever niet. Hetzelfde geldt voor arbitrale dwalingen. Nee, geef Bruins Slot maar een overwinning door die ene door hem bedachte aanval. Waarvoor hij zich niet op de borst klopt. Het geeft hem slechts plezier in zijn werk.
Ik vermoed dan ook dat Tonnie Bruins Slot vorige week niet ontevreden was met Liverpool als tegenstander. Die ploeg staat namelijk onder leiding van Rafael Benítez, de bezeten Spaanse genius. Rafa denkt en doet net als Tonnie. Qua tactisch inzicht mag je de trainer van Liverpool best de maarschalk noemen. Wie Benítez wil verrassen met een foefje moet zelf bijzonder goed zijn. Dat is Bruins Slot. Ronald Koeman zal het ongetwijfeld ook weten en zijn assistent spoedig aan het werk zetten. Wie de maarschalk wil verslaan, heeft namelijk de spion nodig.
Klopt, was ook wel eens scout natuurlijk. Maar het was toch weer even wennen aan "kooltjes schieten" natuurlijk.quote:Op woensdag 14 maart 2007 15:36 schreef PyTh het volgende:
Leuk column maar het is niet de eerste keer dat Tonnie bij PSV aan de slag gaat
ging ook alleen over de competitie wedstrijdenquote:Op dinsdag 13 maart 2007 20:32 schreef Beschouw het volgende:
Je conclusie dat Huntelaar alleen scoort wanneer Stekelenburg meedoet klopt niet helemaal, Bjoro. In de bekerwedstrijd tegen Jong RKC keepte Gentenaar en toen scoorde KJ ook, als invaller.
quote:VOETBALHUMOR
Op weg naar het trainingscomplex van Bayern München moet Mark van Bommel een paar kilometer over binnenwegen rijden. Op de Autobahn kon hij met zijn bolide nog 160 kilometer per uur voortrazen en dat gaf hem een heerlijk gevoel, hoewel hij af en toe in moest houden omdat er een bestuurder zo nodig met een slakkengangetje op de linkerbaan moest rijden. Kloten is dat. Maar nu kan hij het gaspedaal helemaal niet meer beroeren. Oh, wat baalt hij daarvan. Iedere keer die langzame, voorzichtige weggebruikers, die hem het doorrijden beletten. Doodziek wordt hij ervan. Nog maar eens claxonneren en met de lichten seinen, kijken of die eikel aan de kant wil gaan. ‘Zal wel eens wijf zijn’, denkt hij bij zichzelf en als hij even later en gaatje ziet en inhaalt, wordt hij in die gedachte bevestigd. Maar dan moet hij alweer inhouden. Het is goed dat hij op tijd van huis weg is weggegaan, anders zou hij nog te laat komen. Scheisse. Inwendig moet hij toch een beetje lachen. Dat hij nu al vloekt in het Duits. Sjonge, jonge.
Als hij eindelijk de parkeerplaats bij het Bayerncomplex aan de Säbener Strasse opdraait, heeft hij nog tien minuten voordat de training begint. Normaal gesproken tijd genoeg, maar nu kan hij zo snel geen parkeerplaats vinden. Grommend en mopperend parkeert hij zijn wagen op een achterafplekje. Snel beent hij naar de kleedkamer. Ja hoor, als hij het niet dacht. Zit die verdomde Podolski weer op zijn plek. Hij pakt de spullen van zijn ploegmaat en smijt ze in een hoek van de kleedkamer. “Ga daar maar zitten”, snauwt hij de Duitser toe, “hier zit ik altijd.” De overige Bayernspelers bezien het tafereel zwijgend.
De training verloopt zoals altijd. Warming up, wat tactische oefeningen en dan een partijtje. Dat laatste is altijd het leukst. Al dat geouwehoer tussendoor kan hem gestolen worden, maar als er een bal aan te pas komt, kan hij zijn geluk niet op. Dan is hij op zijn best. Vergeten is de ellende op de weg en die verdraaide Podolski, die op zijn plekje zat. Voetballen, daar gaat het om. Dat is zijn lust en zijn leven. Hij tackelt en schoffelt, onderbreekt talloze aanvallen en als hij kort voor het einde het beslissende doelpuntje maakt, zijn teamgenoten hem jubelend omringen en hij vanuit zijn ooghoeken ziet dat trainer Hitzfeld waarderend staat te knikken, kan zijn dag niet meer stuk.
Enkele uren later is hij weer thuis. Veel te doen heeft hij die middag niet. Rust pakken is ook belangrijk voor een voetballer, weet Mark. Hij heeft nog een opgenomen DVD liggen, het programma Voetbal Insite van een paar dagen geleden. Dat moet hij nog bekijken, want maandagavond was hij daar niet aan toegekomen. Hij vindt het wel leuk dat die snor iedere aflevering opnieuw tussen neus en lippen door even vertelt dat Van Bommel in het Nederlands elftal thuishoort. Hoor, daar zegt Derksen het weer. Mooi is dat. Achteroverliggend op de bank spoelt hij de DVD terug. Dat wil hij nog wel een keer horen.
Dan rinkelt de telefoon. Van Bommel neemt op. “Hallo Mark, mit Marco von Basten hier.” Plots zit Marc van Bommel rechtop. Met de afstandsbediening zet hij het geluid van zijn televisietoestel uit. “Ja”, antwoordt Marc. “Wat nu weer”, denkt hij erbij. “Mark, ik wil het haben over je wedstrijden gegen Real Madrid”, vervolgt de bondscoach het gesprek. “Allereerst proficiat met het bereichen van de kwartfinale. Je doelpunt in Madrid war van grosse klasse en in de thuiswedstrijd nam je je ploeg ook al zo prachtig op sleeptouw. Das ist mooi. Maar toch moet mij iets van het hart en je weet wel wat dat is, denk ich.” Van Bommel zwijgt. Als een flits gaat de film van de twee wedstrijden tegen Real door zijn hoofd. Kippenvel krijgt hij er van. Geweldige wedstrijden waren dat. “Nou?” Het woord klinkt meer kortaf dan hij bedoelt.
Aan de andere kant van de lijn wordt even gekucht. “Mark, ik mache vrijdag de definitieve selection van het Nederlandsche elftal bekend en ik moet je mitdelen dat je daar nicht bij zit”. “Dat is geen verrassing, want ik zat niet bij de voorselectie”, antwoordt Van Bommel. “Nee, das ist waar”, vervolgt de bondscoach. “Toch hebben we even overwogen je op te roepen, maar je ruzie met Podolski in Madrid en het kinderachtig gedoe mit Realspieler Diarra en de gelbe kaart die dat tot gevolg had, hebben ons doen besluiten je toch maar nicht te selectieren.”
Van Bommel staart naar zijn mobieltje. ”Wat is dit voor gelul”, denkt hij. Op de club was hij een gevierd man en de twee wedstrijden schorsing die hij van de UEFA had gekregen, waren met de mantel der liefde bedekt. Hitzfeld had er geen woord aan vuil gemaakt en zijn ploegmakkers hadden gezegd dat ze voor hem nog een stapje harder zouden gaan lopen. “Milan gaat er aan”, hadden ze hem verzekerd, ‘dan kan je in de halve finale weer meespelen.” Alleen Podolski had niks gezegd, maar dat was toch een eikel. Die kerel was gek.
“Marco”, neemt hij de draad van het telefoongesprek weer op. “Was ik een paar maanden geleden niet duidelijk genoeg? Ik heb toch gezegd niet meer onder jouw leiding in Oranje te willen spelen”, zegt hij en schakelt dan abrupt zijn mobiel uit. Tot laat in de avond blijft het telefoongesprek met Van Basten door zijn hoofd spoken. Plots weet hij het, dat was Marco van Basten niet. Het klonk helemaal niet als de bondscoach, de spreker had een verdacht Duits accent. Scheisse. Ditmaal moet hij niet inwendig lachen.
De volgende dag, als Mark van Bommel na de nodige ergernissen onderweg, de Bayernkleedkamer binnenkomt, staan zijn ploegmaten hem grijnzend op te wachten. “We hebben gehoord dat Marco van Basten je gisteren heeft gebeld”, zeggen ze lachend. Podolski staat in een hoekje toe te kijken. Ineens weet Marc van Bommel het zeker. Hij was het! Hij stormt op Podolski af en verkoopt hem een daverende dreun. Als hij door Kahn en Schweinsteiger weggetrokken wordt, stamelt Podolski, over zijn pijnlijke kaak wrijvend: “En dan maar zeggen dat Duitsers geen gevoel voor humor hebben.”
quote:MAIL VAN EEN ROEMEEN
Het was aan het einde van de jaren tachtig. Roemenië was in de aanloop naar de totale bevrijding, maar zuchtte nog onder het bewind van Ceaucescu. Wij hadden er als jongetjes van rond de tien geen weet van. Wat wist je wel, behalve het strikt noodzakelijke? We gingen naar school en tussendoor voetbalden we. We speelden urenlang op straat en op tradveldjes, waarbij we ons inbeeldden dat wij de beroemde spelers uit die tijd waren. Er liepen wat Van Bastens, Koemannen, Gullits en Rijkaards in die tijd. Het waren er zoveel dat je soms maar iets anders verzon, omdat het anders wel saai zou worden. Dan was je een buitenlandse speler, hetgeen extra spannend was. Afhankelijk van de op dat moment heersende landen en clubteams werd er gekozen. De ploegmaats van de Nederlanders bij AC Milan waren populair, tijdens het WK van 1990 viel iedereen voor Kameroen. Zelf was ik van alles en ook een tijdje Roemeen.
Steaua Boekarest was in die tijd gigantisch afgedroogd door een ontketend PSV, maar had toch iets magisch. Ze speelden technisch verzorgd voetbal en hadden mooie spelers. Zo werd ik Hagi, maar bovenal Lacatus. Ten tijde van het WK van 1990 was laatstgenoemde een prima spits. De commentator van de NOS, ongetwijfeld Hugo Walker, kon zijn naam zo mooi rekken. “Lacatuuuuuuuuuusssssssssss!” klonk het dan. Het had iets magisch. Heerlijk om als jongetje lekker te voetballen, raak te schieten en dan deze kreet over het veld te laten schallen. De keepers werden er wanhopig van, weer die dekselse Roemeen.
Op een dag meldde zich een nieuwe jongen op het veld. Hij was een jaar of vijf ouder, maar voetbal kent vrijwel geen leeftijdsgrens. De jongen had zwart haar van het soort dat je niet direct bij Nederlandse jongens zag. Het leek wel of het net iets meer glans had, beter paste in ieder geval. Hij sprak met een accent dat we niet konden plaatsen. Hij had voor ons overal vandaan kunnen komen, maar Victor bleek een Roemeen te zijn. Zijn ouders waren gevlucht, vertelde hij later wel eens. Victor was dol op voetbal, maar durfde nooit echt te vragen of hij mee mocht doen. Tot hij ineens hoorde dat Lacatus ook op het veldje liep. Zoiets schept een band.
Jarenlang voetbalde Victor met ons mee. Hij vond Nederland zo goed, altijd aanvallend. Wij vonden de Roemenen wel goed, een beetje mysterieus. Hoe ze in 1994 eigenlijk uit het niets ineens weer een goed WK speelden en een gedenkwaardige match afwerkten met de Argentijnen, dat was prachtig. Victor straalde dan ook en vertelde ons mooie verhalen. Over keeper Ducadam, de held van de Europacupfinale tegen Barcelona. Zijn hand werd verbrijzeld door de veiligheidsdienst. Een grof schandaal, vonden wij. Stel je voor dat ze de hand van Ed de Goeij of Edwin van der Sar zouden…. Nee, dat kon in Nederland niet! Wij begrepen ineens een stuk beter waarom Victors ouders dat vreselijke land verlaten hadden.
Zo rond mijn achttiende vertrok Victor uit Nederland. Hij had tijdens een vakantie in Roemenië een leuke vrouw ontmoet en besloot zijn leven met haar te delen. Sindsdien mailden we regelmatig. Het ging snel met Victor en zijn geliefde, want amper een jaar later had hij al een zoontje. In die mails schreven we vooral over voetbal overigens. Victor vond het jammer dat zijn vaderland niet echt toonaangevend meer was en dat de echte sterren als Hagi en Lacatus al verdwenen waren. Toch kon hij incidenteel trots zijn, bijvoorbeeld toen Roemenië op het EK van 2000 de Engelsen uitschakelde. Of op spelers als Adrian Mutu en Cristian Chivu, die in Europa naam maakten.
Zo werd het zomer in 2003, toen er ineens aangebeld werd. Victor stond op de stoep. Hij had zijn vrouw en zoontje meegenomen. Het ventje was een jaar of vier en leek op zijn vader. “Kiwoe Kiwoe” zei het jongetje. Victor meldde apetrots dat zijn zoontje nu al dol op voetbal was en vooral op Ajax. Hij zou hem meenemen naar een training. “Ai!” zei ik, omdat ik zojuist op teletekst had gezien dat de Roemeense aanvoerder van Ajax was verkocht aan AS Roma. Victor besloot het een dag later toch te proberen. Helaas, Chivu was er al niet meer. Hij wist het, ik ook. We hadden namelijk een avond eerder al op het sportjournaal gezien hoe Chivu wegreed in zijn auto, de Arena uit. De Ajax-merchandising floreerde een dag later echter wel, want het zoontje van Victor kwam terug als een wandelende Ajax-reclamezuil.
Gisteren kwam er ineens een email binnen. Van Victor. In de aanloop naar Nederland – Roemenië van vanavond herinnerde hij zich het voorval in 2003. Hij schreef dat hij eigenlijk naar de wedstrijd had gewild, maar dat toch niet deed. Chivu zou er niet zijn en die wilde hij graag treffen, in het buitenland. Daarnaast voorspelde Victor een saaie wedstrijd, vol schuiven. Voetbal is niet meer zoals vroeger. Een intrigerend zinnetje. Ik wilde de mail al beantwoorden toen zich aan de onderkant langzaam een bijlage ontvouwde. Ik zag een foto van een man, een jaar of veertig oud. Naast hem het zoontje van Victor. Op het trainingspak van de man stond UT Arad. Ik dacht even grinnikend aan Feyenoord en probeerde de man te herkennen. Opeens wist ik het en kon ik me volledig vinden in de zin van Victor. Het mysterie is weg, slechts de nostalgie overleeft. Ik begon fluisterend, maar na drie keer schalde het door mijn woning: “Lacatuuuuuuuuuusssssssssss!” Zo mooi wordt Nederland – Roemenië nooit meer.
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |