In de wind kan het kouder aanvoelen dan uit de wind, windchill genaamd. Het warmteverlies onder invloed van de wind wordt uitgedrukt in een soort gevoelswaarde van de temperatuur, ook wel gevoelstemperatuur genoemd. De bekendste berekeningsmethode is die van Robert Steadman, die uitgaat van het evenwicht tussen warmteverlies en warmteproductie van een gezond persoon. Het KNMI vermeldt de gevoelstemperatuur alleen als het snijdend koud is, bij gevoelstemperaturen van -15 graden of lager. De gevoelstemperatuur geldt ook voor hitte: warm en vochtig weer dat drukkend aanvoelt. Robert Steadman ontwikkelde daarvoor de hitte index, waarin de warmteoverdracht tussen lichaam en omgeving is ondergebracht. De hitte index, die geldt voor zonnig weer, wordt bepaald uit een combinatie van temperatuur en vochtigheid.
Voor de berekening daarvan bestaan verschillende methoden, waardoor in de media voor dezelfde dagen uiteenlopende getallen opduiken. Het KNMI maakt gebruik van de formule die de Amerikaanse textielfabrikant Robert Steadman heeft ontwikkeld. Zijn berekening is gebaseerd op het evenwicht tussen warmteverlies en warmteproduktie van een gezond persoon. Hij gaat ervan uit dat de kleding is aangepast aan de weersomstandigheden en dat de persoon in de buitenlucht wandelt met een snelheid van bijna vijf kilometer per uur.
Bovendien betrekt Steadman in zijn berekening gegevens van de windsnelheid, luchtvochtigheid en zonnestraling. Een wandelaar zal een paar graden vorst bij een matige wind (windkracht 3) als enkele graden kouder ervaren. Bij een stormachtige wind is het voor zijn gevoel nog zeker 10 kouder. Een fietser zal de kou weer heel anders ervaren, waarbij het natuurlijk ook uitmaakt of hij wind tegen heeft. Onder extreme weersomstandigheden zijn in Nederland gevoelstemperaturen opgetreden van -20C tot -25C. Tijdens windvlagen kan de gevoelstemperatuur dan onder -30C komen.
![]()
Het KNMI vermeldt de gevoelstemperatuur in de weeroverzichten alleen als de omstandigheden daar aanleiding toe geven; bijvoorbeeld als het voor het gevoel snijdend koud is. In de regel is dat het geval bij gevoelstemperaturen van -15C of lager. Vanaf die waarde bestaat er, afhankelijk van de persoonlijke conditie, in de buitenlucht gevaar voor bevriezing van de blote huid. Als het voor het gevoel kouder is dan -20C dan raakt men ook bij goede winterkleding gemakkelijk door de kou bevangen. Extra winddichte kleding strekt dan tot aanbeveling.
Het begrip gevoelstemperatuur is zeker niet van toepassing op levenloze objecten zoals machines, gewassen, het antivries in de auto of kwik. We kunnen de gevoelstemperatuur dan ook niet meten met een thermometer. Wel heeft de wind invloed op de snelheid waarmee afkoeling optreedt. Daarom bevriezen waterleidingen en verwarmingselementen sneller als het bij vorst bovendien hard waait.
Zeer koude dagen met extreme windchill en gevoelstemperaturen van -17C of lager kwamen in deze eeuw in De Bilt op 10 dagen voor, het laatst op carnavalsmaandag 14 februari 1994. Het KNMI geeft in zulke gevallen een extra waarschuwing in verband met het gevaar voor bevriezing van onbedekte delen van de huid. De meest extreme windchill deed zich in De Bilt voor op 11 februari 1929 en 15 januari 1987, toen de gevoelstemperatuur gemiddeld respectievelijk -28 en -25C bedroeg. Tijdens windvlagen was het voor het gevoel -31 tot -33C. In zo'n ijzige wind raken zelfs goed geklede mensen gemakkelijk bevangen door de kou.
Hier Kun je de gevoelstemperatuur berekenen.
Bron: KNMI
[ Bericht 2% gewijzigd door Drugshond op 20-01-2007 11:52:11 ]