De hulp (J) is er nu, gisterochtend ook. Ik zit achter de pc, te bedenken wat ik fijn zou vinden. Hoe ik energie krijg voor vandaag. En de rest van de week.
Ik hou zoveel van Maria. Haar geluk, haar stralende koppie. Wil haar niet laten schrikken van mijn gedrag, ons geruzie. Dat is me alles waard, dat ze het fijn heeft. En toch lukt het me vaak niet. Of niet met z'n vieren.
Ik hou ook van Storm, natuurlijk. En echt. Maar mijn betrokkenheid bij Maria is zo ontzettend groot. Weten dat ze soms dingen niet snapt, dat is zo pijnlijk.
Storm is ’s nachts heel veel wakker. Ik ben boos, kwaad, verdrietig, slachtoffer. Zo stel ik me op, ik kan niet anders. Het is me te veel.
J stelde voor met Maria en Storm een keer te gaan zwemmen. Ik reageerde enthousiast, ging er op in en zei dat ze dat misschien een keer met Maria alleen kon doen, zonder Storm. Daarna dacht ik: maar ik wil zélf leuke dingen doen met mijn dochter.
Ik wil genieten van hoe ze geniet. En niet wegkwijnen in huis, ook al heb ik betrekkelijke rust met alleen Storm.
Ik wil met haar, met haar, met haar. Ik moet zo huilen als ik dit typ, als ik denk aan Maria. Ze is mijn alles, mijn alles.