abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
pi_41795880
Het onderwerp voor de wedstrijd is "Rommel" en de inzendingen worden verdeeld in 4 categorieën. Op elke categorie mag je één keer stemmen. Je hoeft niet mee te hebben gedaan aan de wedstrijd om te mogen stemmen. Je kan stemmen tot en met donderdag 21 september.

Voor de spelregels en wijze van stemmen: De grote TTK wedstrijd
In dit topic graag uw jurering, in dit topic TTK Wedstrijd SC 'Twee' uw slowchat, commentaar etc.

Opmerkingen, wijzigingen en dergelijke over je eigen inzending kan je doorgeven via een topicreport. Je wijziging wordt zo snel mogelijk ingevoerd. Als je een vraag hebt en je wilt een antwoord, dan graag je e-mailadres erbij zetten.

ps: excuses voor de uitlijning, maar daar is de nieuwe lay-out debet aan

[ Bericht 6% gewijzigd door Isabeau op 14-09-2006 11:18:36 ]
"Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
pi_41795972
* Categorie dichtkunst

Er zijn 3 inzendingen:
  • Orde
  • Vervuild
  • Oorlogskind
  • "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796005
    Orde

    Hij haalt een kar uit de rij en
    grijpt in zijn zak:
    hij haalt zijn lijstje erbij.

    Boodschappen doen zonder
    is een regelrechte rommel.

    Hij zet de televisie aan en
    pakt de televisiegids
    waar zijn lijstjes in staan.

    Die leiden hem precies
    naar het juiste kanaal.

    Hij gaat naar bed en
    kijkt op de spiegel:
    "niet vergeten, slaaptablet."

    Anders had hij waarschijnlijk
    uren liggen woelen.
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796048
    Vervuild

    Ongezien gegaan
    Ongehoord vertrokken
    Ongewenst geleden
    Achtergelaten zooi
    Aanblik van de dood
    Troosteloos verleden
    Tussen eenzame rommel
    Tranen ongehuild
    Hopeloos vergaan
    Het leven vervuild
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796225
    Oorlogskind

    Weerlicht
    Ik duik weg onder mijn laken
    Donder
    Rolt over de daken

    Geschreeuw
    In mijn hoofd gevangen
    Rust
    Mijn vurige verlangen

    Regen
    Geen kogels maar water
    Angst
    Van toen voor later

    Stad
    Van wanorde en rommel
    Speeltuin
    Met een eenzame schommel

    Flitsen
    Achter het gordijn
    Ellende
    Terug in mijn brein

    Gerommel
    De natuur kent nog geen vree
    Oorlog
    Draag ik voor altijd met me mee
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796255
    Gereserveerde ruimte voor eventueel niet doorgekomen inzending. Doorgeven via een topicnote oid, niet melden in het slowchat topic.
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796305
    * Categorie verhalen

    Er zijn 3 inzendingen:
  • Na zonneschijn komt regen
  • Versiering
  • De Vlieger
  • "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796314
    Na zonneschijn komt regen

    Terwijl regendruppels in groten getale zijn huid raken, krabbelt Hans wankelend omhoog. Met zijn rechterhand steunt hij tegen de met graffiti besmeurde muur naast hem. Zijn linkerhand steunt op zijn buik, terwijl hij voorovergebogen naar adem hapt. Wanhoop heeft zich meester gemaakt van zijn gedachten. De vraag waar het mis is gegaan, blijft door zijn hoofd spoken. Een antwoord heeft hij niet. Voor het eerst in zijn leven mist hij het overzicht en is hij de controle kwijt. Hij hoest en voelt een stekende pijn in zijn borstkas. In gedachten flitst een vuist voorbij. Hij krimpt ineen en laat zich langs de muur op de grond zakken. Met opgetrokken knieën en gekruiste armen voelt hij hoe tranen over zijn wangen rollen.

    “Mag ik?” De woorden worden gevolgd door een dranklucht, die je op kilometers afstand kan ruiken. Hans kijkt op. Zijn blik valt op twee vermoeide ogen in een grauw gezicht, dat wordt bedekt door een grote baard. De man tegenover hem draagt een oude jas vol gaten en staat naast een winkelwagentje vol plastic tassen. Hij wijst naar de groene vuilnisbak die op een aantal meter bij Hans vandaan staat. “Mag ik?” Hans kijkt de man vertwijfeld aan. Zonder zijn antwoord af te wachten loopt de man naar de vuilnisbak. Met zijn handen begint hij te wroeten in het afval.

    “Zoekt u iets?” De man draait zijn hoofd om. “Je wilt niet weten wat mensen weggooien. Neem dit bijvoorbeeld. Zonde.” De man pakt een half opgegeten appel uit de vuilnisbak. Hij bestudeert hem even en neemt dan een hap. “Heerlijk.” Hans kijkt de man vol afschuw aan. De man bij de vuilnisbak herinnert hem eraan waarom hij altijd neer heeft gekeken op zwervers. “Het meest verachtelijk soort mensen. Luie schooiers, die je geen blik waardig zou moeten gunnen,” zoals hij ze altijd omschreef. Zelf stond hij aan de andere kant van de sociale ladder. Sinds een aantal jaar stond hij aan de leiding van een grote multinational in verpakkingsmaterialen. Het verbaast hem dan ook niet dat hij tussen de rotzooi die de zwerver uit de vuilnisbak heeft gegooid enkele lege chocoladewikkels en flesjes van energiedrank ziet, die onder zijn bewind op de markt zijn gebracht.

    “Ben je nieuw hier?” De zwerver kijkt Hans, kauwend op de appel, aan. Hans, die inmiddels weer is opgestaan, schudt zijn hoofd. “Oh, ik heb je hier nog nooit gezien. Ik ben Jos. Maar je mag me ook wel Kees noemen hoor. Iedereen noemt me namelijk al Henk.” De zwerver steekt zijn hand uit. Hoewel hij weerzin voelt, besluit Hans om de zwerver niet meteen tegen zich in het harnas te jagen. Nog meer ellende kan hij niet aan. “Hans,” zegt hij, terwijl hij voorzichtig de hand van de zwerver schudt. Laatstgenoemde knijpt zijn hand echter bijna fijn als hij hem enthousiast op en neer schudt. “Zo noemt nog niemand me.” “Nee, ik ben Hans.” De zwerver kijkt hem peinzend aan. “Oh. Dat is wel moeilijke naam om te onthouden hoor. Vind je het goed als ik je Zacharias noem? Dat is een stuk eenvoudiger.” Hans haalt zijn schouders op.

    “En wat brengt je hier?” Hans zucht. “Een onverwachte wending van het lot.” De zwerver, die zijn speurtocht in het afval heeft voortgezet, begint hard te lachen. Hij stopt pas als hij een kadetje, met iets erop wat ooit paté geweest zou kunnen zijn, in zijn mond stopt. “Wat is daar zo grappig aan?” Als antwoord op de vraag begint de zwerver weer te lachen. “Dit is ons lot, Zacharias. Alleen weten veel mensen het lot te bedotten. Wat ik je brom! Maar wij, Zacherias, wij kunnen het lot van de mensheid niet ontlopen. En zeg nou zelf, wie zou ons leventje nou niet willen?”

    Vol afschuw kijkt Hans naar de zwerver. “Ons leven? Man, je weet niet wat je zegt. Ik ben niet… niet zoals jij.” De zwerver kijkt Hans ernstig aan. “Ik weet dondersgoed wat ik zeg. We zijn allemaal hetzelfde. Kom eens mee.” De zwerver trekt Hans aan zijn arm en loopt met grote passen in de richting van de winkels aan de andere kant van de straat. Voor een van de etalages stoppen ze. “Kijk eens goed, en vertel me wat je ziet!”

    Hans kijkt in de etalage. “Paspoppen met lingerie waar ik Helène zo graag in zag.” De zwerver kijkt hem verbaasd aan. Hij beweegt zijn hoofd dichter naar de etalage. “Verdomd! Gisteren zag ik er minder goed uit en had ik ook nog een baard.” Hij begint te grinniken. “Een van de jongens zal wel weer wat hebben uitgehaald met me!” Hans schudt zijn hoofd. “ Die paspoppen staan in de etalage.”

    Hans wil weglopen, maar een stevige hand op zijn schouder verhindert dat. “Kijk nu eens naar jezelf.” Met tegenzin kijkt Hans nogmaals in de etalage. In de invallende schemering ziet hij een reflectie van de zwerver. Naast hem staat een man die hij niet kent. Zijn haren zitten warrig, zijn overhemd hangt half uit zijn broek en zijn stropdas is verdwenen. Hij grijpt naar zijn pols als hij ziet dat zijn gouden horloge ook ontbreekt. “O mijn god!” “Zie je, je bent net als ik!” Hans schudt zijn hoofd. “Het is nog erger! Mijn 24 karaats gouden horloge is weg!” “En? Er hangen genoeg klokken in de stad hoor. Ik weet altijd wanneer een nieuw uur is aangebroken. De kerkklok vertelt me dat. Bim bam. Bim bam. Bim bam. Het is nu 3 uur, Henk!” Hans sluit zijn ogen en haalt diep adem. “Je begrijpt het niet. Dat horloge is een fortuin waard. Het was erfstuk. Mijn grootvader heeft het 74 jaar geleden gekocht. En het is gestolen. Ik moet naar de politie.” De zwerver begint weer te lachen. “Die geloven ons niet. Wij zijn juist de mensen die ze als eerste verdenken.”

    Hans kijkt nog eens in de etalage. Nu pas dringt tot hem door wat er van hem geworden is. Achtenveertig uur geleden verliet hij zijn luxe kantoor, niet wetend dat dat de laatste keer zou zijn. “O god. Wat is er toch allemaal gebeurd?” De zwerver loopt terug naar zijn winkelwagen. Hij doorzoekt een paar tassen en haalt er dan een fles jenever uit. “Hier, dit zal je goed doen.” Hans aarzelt, maar bedenkt dat hij best een borrel kan gebruiken. Hij pakt de fles en schroeft de dop los. Met de mouw van zijn overhemd veegt hij de fles schoon en zet hem aan zijn lippen. Als hij het goedje heeft doorgeslikt, pakt de zwerver de fles uit zijn handen en neemt ook een slok. “Weet je,” zegt Hans, “het leven is gewoon niet eerlijk. Ik verdien dit niet!” Hij laat zich weer op de grond zakken. Tranen spoelen de opgedroogde regendruppels van zijn gezicht. “Als je erover wilt praten, ik luister wel hoor,” spreekt de zwerver hem toe, terwijl ook hij zich op de grond laat zakken. “Maar zorg wel dat je klaar bent voordat de kerkklok negen maal slaat. Dan moet ik naar een chic restaurant. Vandaag mag ik de restjes van de gasten opeten!”

    “Vier jaar geleden stierf mijn schoonvader. Hij was directeur van een bedrijf dat hij zelf groot had gemaakt. Na zijn dood werd ik benoemd tot directeur. Mijn vrouw Helène was eigenlijk degene die die titel erfde, maar zij vond, zeer terecht overigens, dat ik meer geschikt was voor die baan. Zij werd grootaandeelhoudster, en ik had de feitelijke leiding. Om haar na haar periode van rouw een beetje op te vrolijken, nam ik haar mee naar de kermis. Helène vindt het geweldig om geld over de balk te smijten. En waar kan dat beter dan op een kermis?

    Er was daar een waarzegster, tenminste, zo noemde dat mens zich. Ik heb nooit in die onzin geloofd, maar omdat mijn vrouw aandrong, ben ik toch dat tentje in gegaan. De vrouw die binnen zat, noemde zich ‘Madame Zelda’. Ze zat achter een tafeltje waarop een grote glazen bol prijkte. Hoe cliché kun je het maken! Toen we betaald hadden, moest ik op de stoel tegenover haar gaan zitten. Ze sloot haar ogen, brabbelde wat onverstaanbare woorden en bewoog haar handen over de glazen bol. Ineens opende ze haar ogen en keek me strak aan. “Ik zie voorspoed. En macht. Veel macht! En aanzien. Maar pas op. Uw eigen kind zal tot uw ondergang leiden.” Toen we naar huis reden maakten we er grapjes over. Beiden wilden we geen kinderen, en Helène kon ze wegens medische redenen sowieso niet krijgen.

    De jaren die volgden, dachten we niet meer aan die onzinnige voorspelling. Waarom zouden we ook? In ons leven zou nooit een kind komen. We waren gelukkig samen, en het bedrijf ging steeds beter presteren. We breidden uit in binnen- en buitenland, en in de zakenwereld was ik een graag geziene gast op allerlei feestjes en andere bijeenkomsten. Zakenmensen netwerken immers graag. En op zo’n feestje kan de basis worden gelegd voor een vruchtbare samenwerking.

    Zo sprak ik een paar weken geleden op het verjaardagsfeest van de burgemeester een oud klasgenoot. Zijn vrouw is ambtenaar, en heeft het een stuk beter gedaan dan hij. Hij is maar een huisman. Werkt drie halve dagen in de week bij de plantsoenendienst, en de rest van de tijd besteedt hij aan het huishouden en de zorg voor hun twee dochtertjes. Daarnaast is hij als vrijwilliger betrokken bij een amateur voetbalclub. Hij kwam naar me toe, we haalden wat herinneringen op en toen vroeg hij of ik misschien zijn club wilde sponsoren. Door het faillissement van hun hoofdsponsor zaten ze met een financieel probleem. Ik zei dat ik erover na zou denken.

    Een week later belde hij weer op. Ik sprak met hem af op de club. Ik had er goed over nagedacht, en besloten om ze te sponsoren. Het kon immers nooit slecht zijn voor het bedrijf, als we wat maatschappelijke betrokkenheid toonden. Dolblij stelde hij me voor aan andere mensen binnen de club, waaronder de trainer van een van de jeugdelftallen, Paul. Hij vertelde dat zijn stiefzoon dit nieuws geweldig zou vinden, en hij nodigde me zelfs uit om bij hen te komen dineren. Om mijn betrokkenheid te tonen, nam ik zijn aanbod aan. En god, ik wou dat ik me nooit met die club had ingelaten.

    Helène en ik verschenen keurig op tijd bij het huis van Paul en zijn gezin. Toen de deur geopend werd, schrok ik. Tegenover me stond Marleen. Zij was mijn vroegere secretaresse. Ze keek me even aan met een felle blik. Het volgende moment glimlachte ze alweer en nodigde ons uit om binnen te komen. Paul had gekookt, en verontschuldigde zich dat hij het simpel had gehouden. Eerst diende hij een bord tomatensoep op, gevolgd door macaroni. Eigenlijk vond ik dat niet eens zo heel erg. Het was een welkome afwisseling van de luxe spijs die ik dagelijks verorberde.

    De avond vorderde, en we dronken nog wat in de woonkamer. Paul liet ons alleen, om Sebastiaan, hun zoontje, naar bed te brengen. Toen hij weg was vroeg Marleen wat ik van het jochie vond. Ik antwoordde dat het een leuk knulletje was, tenminste niet zo’n ettertje waar er al genoeg van zijn. Toen keek ze me met een serieus gezicht aan en zei:”Dat is nu jouw zoon.” Ik wist even niet meer hoe ik het had. Hoe kon ik een zoon hebben?

    Ja, een keer lieten we ons gaan tijdens een zakenreis. Teveel wijn had de seksuele remmen gesaboteerd. Een paar weken later vertelde ze me dat ze zwanger was, maar ik gebood haar het te laten weghalen. Ze respecteerde me, en deed altijd alles wat ik zei. Dat kind zou mij niet beschadigen! Op een dag kwam ze op het werk en vertelde dat ze het had laten weghalen, maar dat ze zelf ook weg zou gaan. Ze kon het niet aan om nog langer met mij samen te werken. Achteraf bleek dat ze het helemaal niet heeft laten weghalen.

    Mijn vrouw vroeg verbijsterd of haar verhaal van die vrijpartij in het Hilton in Parijs klopte. Ik kon niet meer liegen. Ze eiste dat ik een DNA-test liet doen. Twee dagen geleden kregen we de uitslag. Daaruit bleek dat ik inderdaad een zoon heb. Helène was ziedend. En Ze heeft meteen echtscheiding aangevraagd, en mij ontslagen als directeur. Het huis mag ik niet meer in. En niemand die zich nog om mij bekommert.

    Achtenveertig uur waren genoeg om mijn gelukkige leventje als succesvol zakenman te verwoesten. Ik heb niets meer. Niemand. Marleen heeft me meteen duidelijk gemaakt dat ik niet op haar steun hoef te rekenen. Niet dat ik die überhaupt zou willen. Dat verachtelijke mens is mijn aandacht niet waard. En dat bastaardkind al helemaal niet. En zo liep ik vanmiddag na te denken in de stad. Ik heb nog een privérekening, waar Helène niks vanaf weet. Met het geld dat daarop staat zou ik me wel even kunnen redden. Maar ineens stonden er drie mannen om me heen. Eentje had een mes, en zette dat op mijn keel. Een ander doorzocht mijn kleren, en haalde mijn portemonnee uit mijn broekzak. Weg bankpas, weg toekomst. Ik heb echt niets meer.”

    De zwerver kijkt hem knikkend aan. “Ja, die Zelda kan er wat van hoor!” “Ken je haar dan?” “Natuurlijk, Zacherias. Wij kennen haar allemaal.” In de verte slaat een kerkklok negen keer. “Ik moet gaan. Hier, dit is voor jou.” De zwerver geeft Hans een oude handspiegel. “Kijk er eens in als je je verhaal weer vertelt. Misschien is niet iedereen zo goed of slecht als jij denkt, en liggen de verhoudingen heel anders.”

    Met de winkelwagen voor zich uit, loopt de zwerver weg. Hans blijft verbouwereerd achter. Hij kijkt in de spiegel en ziet zijn eigen gezicht. Het is ouder. Veel ouder dan toen hij het de laatste keer zag, ruim twee dagen geleden. “Ik ben een van hen geworden,” fluistert hij tegen zijn spiegelbeeld, “ik ben geworden wat ik heest minacht. Verachtelijk, dat is wat ik nu ben.” Hij zwijgt even en bijt op zijn onderlip. “En misschien ben ik dat altijd wel geweest.” Diep van binnen voelt hij woede, angst en verdriet opborrelen. Hij loopt naar de waterkant. “Dit leven is niet voor mij!,” roept hij uit. Hij klimt op de rand van de brug, spreidt zijn armen en springt.

    “Kapitein, kapitein!” Hijgend rent een van de matrozen de kajuit binnen. “We hebben een verstekeling. Een zwerver volgens mij, met een onverzorgd uiterlijk en een ontiegelijke dranklucht om hem heen.” De kapitein knikt. “We leveren hem in de volgende haven wel af aan de havenpolitie.” Op het voorschip komt Hans langzaam bij. Hij vloekt in zichzelf, als hij de vuilniszakken om hem heen ziet liggen. Hij richt zich op en ziet hoe lichtjes op de wal langzaam voorbij schuiven, terwijl afvalschip Oraculis voortbeweegt op het water van de rivier.
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796348
    Versiering

    Met het puntje van zijn tong naar buiten stekend probeerde hij zo recht mogelijk stroken te knippen van het gekleurde papier dat voor hem lag.
    Rood, geel en blauw had hij. Het was een heel karwei, maar hij deed er zijn best op. Straks kwam mama thuis en voor haar deed hij het. Ze was een hele tijd weggeweest en nu was papa haar weer op gaan halen. Zolang moest hij alleen thuis zijn. Het was wel een tijd, maar volgens papa kon hij dat best. Alleen thuis. Hij mocht alleen de deur niet open doen als er iemand aanbelde.

    Zo voorzichtig mogelijk knipte hij langs de randjes die hij gevouwen had. Eindelijk had hij een hele berg strookjes. Hij pakte een rode, maakte er een cirkeltje van en plakte hem met de plakstift met de uiteinden aan elkaar vast. Nu had hij een rondje. Hij stak er een geel papiertje doorheen en plakte deze ook vast, zodat hij nu twee rondjes aan elkaar had. Nu een blauwe erdoorheen. Vastplakken. En nu weer een rode. Hij lette goed op welke kleur hij moest pakken. Na een tijdje had hij al een hele rij met rondjes. Hij hield het omhoog. Het onderste vastgeplakte strookje lag op de grond. De slinger werd prachtig! Tevreden ging hij door totdat alle stroken papier vastgeplakt waren. Trots bekeek hij het resultaat van zijn werkje. Mama zou het vast ook erg mooi vinden.

    Voordat ze wegging vond ze niets meer leuk. Ze was vaak boos op hem geweest. Toen ze weg moest had hij het heel erg gevonden. Maar papa had gezegd dat de dokter heel veel met mama moest praten en dat ze zich dan weer beter zou voelen. Want ze was ziek, al kon je dat niet aan haar zien.
    Hij had een mooi plekje gevonden om de slinger op te hangen. Hij pakte een stoel en schoof deze naar de muur. Maar hoe kon hij zijn papieren werkje nu ophangen? Opeens wist hij het. Uit de la pakte hij een rol plakband en haalde er een hoop stukjes vanaf. Deze plakte hij aan het eerste rondje van de slinger. Hij klom op de stoel met het plakkerige uiteinde in zijn hand en plakte het zo hoog mogelijk boven zijn hoofd aan de muur.

    Nu naar de andere kant van de kamer. Daar maakte hij de slinger op precies dezelfde manier vast. Hij schoof de stoel weer terug naar de eetkamertafel en keek naar de versiering. Het was schitterend. Nu hoefde hij alleen maar te wachten tot mama terugkwam.
    Vol verwachting keek hij uit het raam waar ze bleef. Daar kwam de auto van papa de straat ingereden. Hij voelde opeens zijn hart kloppen, zo fijn vond hij het dat hij mama weer zou zien.
    Ze stapten uit de auto. Terwijl papa een grote weekendtas uit de auto haalde, liep mama al naar de deur. Hij rende snel naar de voordeur en deed deze open. ‘Hoi mama!’ riep hij en hij stak zijn armen naar haar uit. ‘Hoi,’ zei mama, en ze aaide hem even over zijn hoofd, maar ze keek hem niet aan en liep verder de woonkamer in. Papa kwam nu ook de gang in en deed de deur achter zich dicht.

    ‘Verdomme!’ riep zijn moeder vanuit de woonkamer. Samen met papa ging hij snel naar mama toe.
    ‘Wat is dit voor een zooi hier?’ krijste ze. ‘Haal verdomme onmiddellijk die troep weg!’
    Ze trok de slinger van de muur en scheurde hem helemaal stuk.
    ‘Maar mama,’ zei hij stilletjes, want hij kon bijna niet praten doordat zijn keel opeens dicht leek te zitten.
    ‘Ja, jij!’ gilde mama terug. ‘Ruim je verdomde rommel eens een keer op! Jullie maken het me zo moeilijk! Ik ga wel weer terug!’ Ze gooide de gescheurde stukken papier op de grond, stampte de trap op en smeet de deur van de slaapkamerdeur achter zich dicht.
    Papa bukte zich voor hem en veegde de tranen van zijn ogen.
    ‘Het geeft niet,’ zei papa terwijl hij hem een knuffel gaf. ‘Het was een mooie versiering.’
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796402
    De vlieger

    Ik wil een vlieger. Wanneer ik in de tuin speel, zie ik altijd boven de eiken naast het huis een rode vlieger koppetje duiken. De vlieger is van mijn buurjongetje Joris. Hij al acht, hij kan zelf sprookjes lezen en vindt zichzelf véél te groot om nog met meiden te spelen. Ik wil ook een rode vlieger met een groene staart, eentje die door de lucht tuimelt en salto's maakt, ver boven de bomen daar, de bomen die opa geplant heeft toen hij nog met lemen knikkers speelde en een door bretels opgehouden korte broek droeg.
    Ik mag niet meer in de tuin komen, heeft mama gezegd. Want ik moet huilen als ik die vlieger zie. Maar dit is ook niet leuk zo. Ik speel graag in de tuin. Mijn schommel hangt aan de grote appelboom. En er zitten beestjes tussen de planten. Pissebedden, die zijn het mooist. Zal ik je een geheim vertellen? Als je die grote witte kei optilt, die daar, vlakbij mijn schommel, dan zie je er bijna altijd wel eentje. Ooit heb ik er zelfs zes pissebedden tegelijk gevonden! Slakken vond ik eerst ook geweldig, maar nu heeft mama het zout op de hoogste plank in de keuken gezet.
    Ik vind dieren heel erg leuk. Spooky is grappig. Spooky kan stierenvechten. Dat vind ik knap voor een hond. Dan wapper ik met een rode theedoek voor zijn neus, en dan wordt hij helemaal gek. Maar dat mag niet meer, Spooky snapt het verschil niet tussen de theedoeken die ik voor zijn neus houd, en de theedoeken die buiten aan de waslijn hangen. Mama moest de theedoeken toen nog een keer wassen, dat lukte niet, nu poetst ze er papa's nette schoenen mee. En we hebben nu nieuwe blauwe theedoeken met schaapjes erop.

    Ik verveel me zo.
    Net heb ik tegen papa gezegd dat ik een vlieger wil. Een rode, maar een gele mag ook. Maar hij zei dat ik al heel veel rommel heb. Met "rommel" bedoelt hij speelgoed, en dat is geen rommel. Als ik zijn spullen "rommel" of "troep noem", dan loopt hij een beetje rood aan en dan krijgt hij rare zwarte ogen. Soms staat hij op uit zijn stoel, en dan moet ik heel hard wegrennen. Anders... Anders krijg ik rode vlekken op mijn huid en die doen dan pijn.
    De meeste binnenspelletjes zijn niet leuk om in je eentje te spelen. Mens-erger-je-niet, bijvoorbeeld. Dan speel ik tegelijk met vier kleurtjes. Ik win altijd. Vanochtend had ik bijna een kaarthuis van vijf lagen hoog. Maar bij de laatste twee kaarten ging het mis. Spooky rende er te hard langs. Eerst zag je het supererg wiebelen en toen stortte de hele boel in, en toen had ik geen zin om opnieuw te beginnen. Ik heb 23 My Little Pony's, maar mama heeft ze achter slot en grendel gezet. De paardjes ruiken naar aardbei chocolade, ijsjes, allerlei lekkere dingen, maar ze smaken heel anders dan dat ze ruiken, en ik ben er heel erg misselijk van geworden.
    Papa zei dat ik maar moet gaan tekenen, dat ik dat goed kan. Ik heb al twaalfhonderdmiljoenduizend tekeningen gemaakt. Bijna dan. Allemaal van vliegers in de lucht met een lachende zon erbij, en met wolkjes en vogels en als er dan nog plaats is een regenboog en daaronder ons huis en Spooky en Joris die gemeen lacht. Papa kijkt mee hoe ik een nieuwe tekening maakt. Mijn rode potlood is bijna op, het is niet meer dan een stompje en dat tekent niet fijn dus maak ik nu maar een roze vlieger, want roze lijkt nog het meest op rood. Papa zegt dat hij het een mooie tekening vindt, dat ik heel goed vliegers kan tekenen. Maar het is als acht uur, en dus moet ik mijn tandenpoetsen en daarna meteen gaan slapen.
    Bij het tandenpoetsen ga ik op een stoeltje staan. Dan kan ik bij de wasbak en zie ik mezelf in de spiegel. Tandpasta is echt heel vies. Mijn ogen gaan er altijd van tranen, en als er veel tandpasta op mijn borstel zit, dan knijpt mijn keel een beetje dicht net zoals bij spruitjes of bloemkool. Snel poetsen dan maar.
    "Laat eens zien," zegt mama. En ik doe mijn mond wagenwijd open. Mama kijkt. Ze komt heel dichtbij. Ik zie een snotje in haar neus, en het beetje dons op haar wangen. Ze ruikt heel zoet, want ze heeft net een koekje op bij de koffie. Een stroopwafel. Een grotemensenkoekje dus. Soms mag ik er een hapje van, mama zegt dat stroopwafels veel te groot zijn voor mij, en dat ik wel een lange vinger mag, maar dat vind ik babykoekjes, dus pak ik meestal niks.
    "Noem je dat tanden poetsen? Ik kan de restjes van de rode bessen nog zien zitten! Wij hadden een afspraak jongedame, jij zou niet in de buurt van de bessenstruik komen. Sterker nog, de hele tuin is voor jou verboden terrein!"
    Ze doet wat ze altijd doen als ze kwaad op me zijn. Zwarte ogen, rode vlekken. Ik poets mijn tanden opnieuw, deze keer blijft mama erbij staan kijken. En ik moet bijna overgeven van de smaak. Vroeger mocht ik wel eens bij Joris logeren. Dan was er tandpasta met sinaasappelsmaak en soms zelfs aardbei, maar in ieder geval nooit dat viezige pepermunt. Mama vindt dat "nieuwerwetse" rommel.
    Ik moet huilen als ik in bed lig. Ik weet niet eens waarom, omdat ze boos op me zijn of omdat ik geen vlieger mag. Ik besluit dat ik om het laatste huil. Niet te hard. Dan worden papa en mama nog bozer, en dan zeggen ze weer dat ik al genoeg rommel heb, en dat ik toch naar Joris kan gaan en dan samen met hem met zijn vlieger spelen. Papa en mama snappen echt helemaal niet van jongens. Jongens zijn stom omdat ze meisjes stom vinden. Zullen jongens ook over vliegers dromen? Ik in ieder geval wel.

    We ontbijten bijna nooit met zijn drietjes, want papa moet altijd heel vroeg opstaan en mama en ik blijven dan nog altijd even lekker op bed liggen. Maar vandaag is papa vrij, hij is jarig. En we eten zelfgemaakte croissantjes met héél, héél, héél veel jam en er is ook chocoladeboter en in plaats van melk drinken we sinaasappelsap. De sinaasappelsap zit in een heel mooi bol glas dat op een voetje staat. Normaal drinkt mama donkerrood spul uit dat soort glazen, en dan wordt ze heel gezellig.
    Ik heb een cadeautje voor papa gekocht. Tenminste, mama heeft een cadeautje gekocht, en ik geeft het nu aan papa. Ik weet ook niet wat het is, maar mama wel. Het is een lekkergeurtje of zoiets. Ik weet eigenlijk niet zo goed waarom mama het een lekkergeurtje noemt, want het stinkt. Papa doet alsof ie er blij mee is, en spuit het meteen op. Ik had een tekening van een vlieger bij het cadeutje gedaan, maar die heeft hij over het hoofd gezien. Hij gooit hem tenminste gelijk weg met het mooie glimmende papiertje wat eerst om het cadeautje zat. Ik heb niet zo'n honger meer.
    Ik help mama met het feest. Ik mag voor deze ene keer de tuin in om rode bessen te plukken en aardbeien, want mama gaat bowl maken vanavond. Mama zegt dat ik niet alles direct van de struik op moet eten, dat ik dan buikpijn krijg. Vanavond zijn er zat dingetjes om te eten. Mama geeft me een heel grote plastic com mee. "Als die vol zit, kun je weer naar binnen komen."
    De kom is nog niet half vol met fruit, en ik hoor Joris. Even later zie ik de vlieger boven de bomen verschijnen. Het is oneerlijk. Ik ga naar binnen.
    "Hé, de kom is nog lang niet vol, hoe kan dat nu?"
    Ik zeg dat ik alles heb geplukt, dat de struiken helemaal leeg zijn. En dat ik even op de bank ga liggen omdat ik heel erg veel buikpijn heb.
    "Dat zal ik papa eens vertellen..."

    Papa heeft vandaag geen zin in zwarte ogen. Hij wil mij een gedichtje leren. Ik weet niet of ik dat wel zo leuk vind. Met vaderdag had ik ook een gedichtje uit mijn hoofd geleerd. Dat moest van de juffrouw, en het was een gedichtje van vier regeltjes. Sommige kindjes uit mijn klas konden het niet onthouden. Ik kon het wel onthouden, heel gemakkelijk zelfs, maar toen ik het heel trots had opgezegd zei papa dat het geen gedicht was maar een versje, een rijmpje, en dat hij zoiets stoms nooit meer wilde horen, en toen draaide hij om in zijn bed en ging verder slapen, en ik moest heel hard huilen.
    Papa zegt dat ik een vlieger krijg als ik vanavond een gedicht uit mijn hoofd ken. Hij pakt een heel dik boek uit de kast, bladert erdoor. Hij krijgt er rimpels van in zijn voorhoofd. Na vijf weet hij het. Ik moet een gedicht leren over een tuinman die ergens heel bang voor is en daarom naar Ispahaan gaat. Ik snap er niks van, maar ik zeg mijn vader na, en na een tijdje dreun ik de woorden automatisch op en is mijn vader echt heel erg blij.

    Het feest is in de schuur. Papa heeft grote houten schotten over de biljarttafel gelegd, mama heeft daar een papieren kleed overheen gegooid. Morgen mag ik een grote tekening maken op dat kleed. Het feest is saai. Niemand ziet mij.
    Ik sleep mijn stoel naar de hoek van de schuur, want daar hangt een dikke spin. Ik stap op de stoel, grijp de spin en roep dwars door de schuur heen: " Kijk eens, een spin!" Het pikzwarte beestje maakt gelijk een draad van mijn hand af naar beneden. Een hoop damesgegil, een tante rent zelfs bleekjes naar buiten. Alles wordt overstemd door bulderend mannengelach.
    Papa haalt me van de stoel af, en tilt me op het biljart.
    "Sara kent een gedicht uit haar hoofd, zeg het eens op meisje!"
    En ik dreun het gedicht op, en sommige mensen kijken heel raar, maar dat maakt niet uit. Ik krijg een vlieger!

    Het is een paar dagen later, en papa is aan het knutselen in de schuur. Ik zit op de werkbank met een discolollie in mijn mond. Die heb ik net van papa gekregen, want ik zat de hele tijd te kletsen, en daar wordt hij zenuwachtig van. Spooky is net opgesloten in zijn hok, want daar werd papa helemaal nerveus van. Ik mag mijn tong nooit uitsteken, dat is onbeleefd. Maar papa is aan het werk en een stukje tong komt tussen zijn lippen door naar buiten.
    Papa is bezig twee latjes tegen elkaar aan te timmeren. Het ene latje is kort, het andere is wat langer. Papa zet ze aan elkaar met een heel dun spijkertje, en plots ligt er een kruis op de werktafel. "Dit wordt hem dan Sara, je vlieger."
    Ik zie het nog niet helemaal. Maar papa zegt dat ik nog eventjes moet wachten. Hij heeft een grote klos met touw. De ene kant van het touw maakt hij heel ingewikkeld vast aan het houten skeletje (zo noemt papa dat kruis), de andere kant laat hij opgerold zitten.
    Dan haalt hij een grote rol papier uit een van de lades van de werkbank.
    " Een bruine vlieger is neem ik aan ook goed?"
    Bruin is een jongenskleur. Het papier is echt niet mooi. Het is lichtbruin met donkerbruine streepjes. Het lijkt een beetje op de papieren zakken die de groenteman altijd om de spulletjes doet.
    "Je kunt er met je potloden straks ook een mooi lachend gezicht op tekenen."
    Papa vouwt het papier om het kruis heen, en inderdaad, opeens lijkt het echt op een vlieger. Ik ren naar binnen om mijn tekenspullen te pakken. Ik ga de vlieger een grote rode neus geven, net zoals clowns dat hebben. Het wordt een mooie vlieger. Ik moet wel heel voorzichtig kleuren, want anders prik ik door het papier heen en dan is alles verpest.

    We gaan de vlieger testen, in het weiland achter ons huis. Joris kijkt toe. Ik ook. Papa wil eerst zelf de vlieger uitproberen voordat ik hem stuk maak. Je moet niet stil blijven staan met de vlieger in je hand zegt hij, je moet vaart maken, als je maar hard genoeg rent, dan komt de vlieger vanzelf van de grond. Net als een vlieguig.
    Als papa een stukje wegrent met de vlieger zegt Joris dat het een lelijke vlieger is, een echte meidenvlieger. Ik zeg niks. Ik ben bang dat ik ga huilen als ik mijn mond open doe. De vlieger heeft een groot en een klein oog, en de neus zit niet helemaal in het midden geloof ik. En dan zegt Joris ook nog dat het onzin is dat je moet rennen om een vlieger in de lucht te krijgen.
    Papa rent, hij rent en rent, maar de vlieger wil niet. Hij is al een kwartier bezig, en zelfs vanaf de andere kant van het weiland zie ik, voel ik dat papa's ogen inktzwart worden. Hij komt onze kant op gerend.
    "Saar, houd jij de vlieger even vast, ik ga mijn fiets halen. Dan kan ik meer vaart maken."
    Terwijl papa de fiets haalt, probeer ik ook om de vlieger op te laten stijgen. Ik hobbel met de vlieger door het weiland, en Joris lacht me uit, en schreeuwt dat die lelijke vlieger van me zal gaan scheuren straks. Ik stop meteen, ik wil geen stukke vlieger. Meteen komt papa aangefietst. Hij neemt de vlieger van me over, en hij fietst harder dan hij ooit gefietst heeft, zelfs veel harder dan Joris kan op zijn mountainbike. Het helpt allemaal niks. De vlieger heeft de vorm van een vlieger, maar hij doet het niet. Natbezweet stopt mijn papa met fietsen.
    "Papa, ik heb dat gedicht gedaan. Ik zou een vlieger krijgen, ik wil een echte vlieger, niet zo'n mislukte. Deze heeft niet eens een staart!"
    Papa gooit zijn fiets op de grond. Daar staat hij met de lelijke bruine vlieger. Het is stil, ik hoor geen vogeltjes meer. Ik wil rennen, maar ik kan me niet meer bewegen. Papa doet zijn ene knie omhoog, pakt de vlieger met beide handen vast, en breekt hem op zijn bovenbeen doormidden. Knak. Ik breek ook, ik voel in ieder geval ook iets knakken binnen in me.
    Ik staar naar de resten van de vlieger. Joris sluipt het weiland uit zonder iets te zeggen.
    "Gooi die troep in godsnaam in de prullenbak, Sara." Ik pak mijn vlieger op, loop naar huis, naar de container. En daar ligt de vlieger nu in, tussen een kapotte My little pony en een tekening voor de verjaardag van papa. Ik pak al mijn tekeningen en gooi ze ook in de vuilnisbak. Rommel is het, allemaal rommel.
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796417
    Gereserveerde ruimte voor eventueel niet doorgekomen verhalen. Doorgeven via een topicnote oid, niet melden in het slowchat topic.
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796442
    * Categorie 55 fiction

    Er zijn 2 inzendingen:
  • Proefles yoga
  • Straatvuil
  • "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796460
    Proefles yoga

    "Maak je hoofd leeg", instrueert de lerares, "ontspan." Ze probeert het, maar er blijven gedachtes komen. Over de uitverkoop bij de Hennes, de smerige koffie van haar oma, het boek op haar nachtkastje, de afwas die op haar wacht… Na een kwartier hersengerommel pakt ze haar spullen. Een leeg hoofd is voor haar niet weggelegd.
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796477
    Straatvuil

    Ik was acht jaar en liep met mijn oma over straat. Plotseling viel ze op de grond. Ik weet nog goed wat ik in mijn jeugdige onschuld antwoordde toen ze me vroeg haar overeind te helpen. “Sorry oma, maar mama zegt dat alles wat op straat ligt rommel is. En dat mag ik niet oppakken!”
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796500
    Gereserveerde ruimte voor eventueel niet doorgekomen verhaaltjes. Doorgeven via een topicnote oid, niet melden in het slowchat topic.
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796537
    * Categorie kunst

    Er zijn 2 inzendingen:
  • Verfrommel
  • Kunstrommel
  • "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796544
    Verfrommel



    [ Bericht 84% gewijzigd door Isabeau op 14-09-2006 12:21:26 ]
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796546
    Kunstrommel



    [ Bericht 57% gewijzigd door Isabeau op 14-09-2006 12:21:04 ]
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796556
    Gereserveerde ruimte voor eventueel niet doorgekomen kunstwerken. Doorgeven via een topicnote oid, niet melden in het slowchat topic.
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41796613
    quote:
    Hieronder mag je je stemmen plaatsen t/m donderdag 21 september.
    Voorbeeldstem:

    Gedichten
    3 punten:
    2 punten:
    1 punt:

    Verhalen
    3 punten:
    2 punten:
    1 punt:

    55 fiction
    3 punten:
    2 punten:
    1 punt:

    Kunst
    3 punten: --
    2 punten:
    1 punt:

    Bij de categorieën waarbij maar 2 inzendingen zijn, alleen 1 of 2 punten geven.
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
      vrijdag 15 september 2006 @ 12:58:43 #21
    63594 Lienekien
    Sunshower kisses...
    pi_41832543
    Gedichten
    3 punten: Oorlogskind
    2 punten: Orde
    1 punt: Vervuild

    Verhalen
    3 punten: De vlieger
    2 punten: Na zonneschijn komt regen
    1 punt: Versiering

    55 fiction
    3 punten:
    2 punten: Straatvuil
    1 punt: Proefles yoga

    Kunst
    3 punten: --
    2 punten: Kunstrommel
    1 punt: Verfrommel
    The love you take is equal to the love you make.
    pi_41859420
    Gedichten
    3 punten: Oorlogskind
    2 punten: Vervuild
    1 punt: Orde

    Verhalen
    3 punten: De vlieger
    2 punten: Versiering
    1 punt: Na zonneschijn komt regen

    55 fiction
    3 punten:
    2 punten:
    1 punt: Proefles yoga

    Kunst
    3 punten:
    2 punten: Kunstrommel
    1 punt: Verfrommel

    Hihi, toch een nieuwe post.
    I intend to live forever, or die trying.
    pi_41883616
    Ingezonden stemmen:

    Gedichten
    3 punten: --
    2 punten: Oorlogskind
    1 punt: Orde

    Verhalen
    3 punten: --
    2 punten: De vlieger
    1 punt: Na zonneschijn komt regen

    55 fiction
    3 punten: --
    2 punten: Proefles yoga
    1 punt: Straatvuil

    Kunst
    3 punten: --
    2 punten: --
    1 punt: Kunstrommel
    "Dear life, When I said "can my day get any worse?" it was a rhetorical question, not a challenge."
    pi_41920240
    Gedichten
    3 punten: --
    2 punten: Orde
    1 punt: Oorlogskind

    Verhalen
    3 punten: De vlieger
    2 punten: Versiering
    1 punt: Na zonneschijn komt regen

    55 fiction
    3 punten: --
    2 punten: --
    1 punt: Proefles yoga

    Kunst
    3 punten: --
    2 punten: --
    1 punt: Kunstrommel
      vrijdag 22 september 2006 @ 16:14:11 #25
    85235 Tha_Erik
    Erik Jezus Klaas.
    pi_42050018
    Gedichten:
    Drie punten: Vervuild, fijne korte zinnen, spreekt me op een of andere manier aan.
    Twee punten: Oorlogskind, op zich een mooi gedicht, al vind ik de moraal wel wat nadrukkelijk aanwezig. Ook vind ik het gedicht net te veel strofen heeft en het rijmschema wat gaat irriteren.
    Eén punt: Orde, dit gedicht doet me vrij weinig. Eigenljik geen idee waarom.

    55-fiction:
    Drie punten: -
    Twee punten: Proefles yoga, leuk en realistisch stukje, en ik kan me goed inbeelden hoe je hoofd absoluut niet leeg rakt van yoga.
    Eén punt: Straatvuil, ik kende de grap al, en daarom voor mij niet meer origineel, helaas.

    Kunst:
    Drie punten: -
    Twee punten: Kunstrommel, leuk, verstoring van het eeuwige rust en evenwichtssymbool.
    Eén punt: Verfrommel, hoewel ik goed snap dat het rommel moet uitstralen, vind ik het te netjes. Het tafelblad heeft geen spetters verf, de meeste verftubes liggen nog netjes in de doosjes... Maar wat ik wél erg leuk vind is de dubbelzinnige titel; verf-rommel (als in rommel van verf) en ver-frommel (als in het kreukelend samendrukken van het papier), dat is wel leuk!
    Al die willen te kaap'ren varen, moeten mannen met baarden zijn.
    Hoogachtend,
    Erik.
    abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
    Forum Opties
    Forumhop:
    Hop naar:
    (afkorting, bv 'KLB')