abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
pi_41631258
Na een bezoekje aan Belfast (en de voetbalstadions in die stad) hier een verhaaltje over het voetbal daar. Ik heb ook veel foto's geschoten, maar die kan ik hier niet allemaal plaatsen i.v.m. de bandbreedte. Daarom hier een linkje naar het stuk op mijn site Verhaal Belfast als je alle foto's wilt zien.



When my love said to me,
Meet me down by the gallow tree.
For it's sad news I bring,
About this old town and all that it's offering.
Some say troubles abound,
Some day soon they're gonna pull the old town down.
One day we'll return here,
When the Belfast Child sings again

Brothers, sisters, where are you now?
As I look for you right through the crowd.
All my life here I've spent,
With my faith in God the Church and the Government.
But there's sadness abound,
Some day soon they're gonna pull the old town down.

One day we'll return here,
When the Belfast Child sings again,
When the Belfast Child sings again

So come back Billy, won't you come on home?
Come back Mary, you've been away so long.
The streets are empty, and your mother's gone.
The girls are crying, it's been oh so long.
And your father's calling, come on home.
Won't you come on home, won't you come on home?

Come back people, you've been gone a while,
And the war is raging, through the Emerald Isle.
That's flesh and blood man, that's flesh and blood,
All the girls are crying but all's not lost.

The streets are empty, the streets are cold.
Won't you come on home, won't you come on home?

The streets are empty,
Life goes on.

One day we'll return here,
When the Belfast Child sings again,
When the Belfast Child sings again.


Geschiedenis Belfast

Belfast, een stad waarbij velen denken aan bommen, godsdiensttwisten, de IRA, de loyalistische groeperingen en bezetting. Toch heeft deze stad me altijd getrokken. Heel raar om in een land wat zo dichtbij ligt een burgeroorlog te zien. De laatste jaren is het rustig, maar de ellende was daar altijd schering en inslag. Ik wilde al een hele tijd graag naar Belfast om de Murals eens te gaan bekijken, misschien hét symbool van Belfast. Ik wilde al erg lang naar Ierland en dankzij een mooie aanbieding van Easyjet was het mogelijk om goedkoop op Belfast te vliegen. We zouden de vakantie dus starten in Noord-Ierland en na een paar dagen afzakken naar het zuiden. Ook het Noord-Ierse voetbal heb ik altijd oppervlakkig gevolgd. Namen als Glentoran, Glenavon. Portadown en Linfield zijn regelmatig aanwezig in Europa en spraken me, mede door mijn voorliefde voor het voetbal op de Britse Eilanden, altijd erg aan. Daarom wilde ik tijdens mijn trip naar Belfast ook even wat stadions gaan bekijken, want naar enige research kwam ik erachter dat zich in Belfast enkele juweeltjes bevinden. Een ochtend van mijn vakantie zou ik daar dus aan gaan opofferen.

Belfast (of Béal Feirste in het Iers) is vernoemd naar de rivier de Farset . Bij de monding van deze rivier vestigden zich de eerste mensen in de Bronstijd en sindsdien is er veel veranderd, om maar eens een cliché te gebruiken. De Farset is nu een onbeduidend klein stroompje geworden en de rivier de Lagan is de belangrijke ader die door de stad loopt en waar zich flinke bedrijvigheid naast heeft gevestigd. De stad zelf heeft zo’n 300.000 inwoners en in Greater-Belfast wonen zo’n 580.000 mensen. Op een totaal van zo’n 1.600.000 Noord-Ieren is dat een heel behoorlijk aantal en het is dus logisch dat Belfast de grootste stad van Noord-Ierland is (na Dublin ook de een-na-grootste van het Ierse Eiland).

Ulster, de provincie waar Belfast in ligt, was altijd de meest lastige om onder controle te krijgen voor de Engelsen. De mensen lieten zich niet onderwerpen en de Engelsen moesten er regelmatig troepen naartoe sturen om de zaak weer onder controle te krijgen. Daardoor besloot de Engelse regering in 1609 om een kolonisatiepolitiek te starten. Veel Engelsen, Welshmen en, vooral, Schotten kregen grote stukken land in Ulster als ze zich er gingen vestigen. Zodoende begon er een protestantse gemeenschap te ontstaan die het ook voor het zeggen kreeg in het gebied. In de 17e eeuw begon Belfast erg te groeien en in de jaren daarop groeide de stad uit tot een belangrijke industriële stad. Vooral de scheepsbouw (de Titanic werd er onder andere gebouwd) en de linnenindustrie waren belangrijke bronnen van inkomsten. Belfast trok dan ook veel mensen aan die er werk en geluk zochten, maar met het groeien van de stad kwamen er ook problemen bij. Ierland hoorde destijds in zijn geheel nog bij Groot-Brittannië en daar waren de oorspronkelijke, katholieke, bewoners niet zo blij mee. Regelmatig waren er dan ook conflicten in de grote steden en Belfast hoorde daar ook bij. Door de conflicten gingen de verschillende bevolkingsgroepen steeds minder met elkaar om en begonnen er 100% protestantse (loyalistische) en 100% katholieke (nationalistische) wijken te ontstaan. Dit werkte het sektarische gedrag van de mensen nog meer in de hand en regelmatig vonden er moorden plaats tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Na de Paasopstand in 1916 (vond plaats in Dublin) was de haat tussen beide groepen compleet. Na een aantal jaren Burgeroorlog werd het land in 1920 gesplitst. Drie van de vier provincies werden onafhankelijk en vormden de Irish Free State. Alleen het grootste deel van Ulster (de meeste Noordelijke provincie) bleef bij Groot-Brittannië horen (alleen 3 randcounties met voornamelijk katholieken werden bij de Irish Free State gevoegd, zodat er een protestantse meerderheid bleef). In Ulster woonden ook een meerderheid protestanten en die wilde absoluut niet bij de Irish Free State horen.

Het gevolg van de splitsing was dat de katholieken in Noord-Ierland heel erg met argusogen werden bekeken. Ze waren dan wel in de minderheid, maar hadden flink meegevochten tijdens de Burgeroorlog. Er werden dan ook allerlei discriminerende wetten verzonnen om de katholieken te onderdrukken (waarbij werd gehoopt dat ze zouden vertrekken naar de Irish Free State). Onderling waren er dan ook continue problemen, maar in de jaren-60 ging het helemaal mis. 1969 wordt gezien als het officiële beginjaar van de Troubles. In dat jaar vond de zogenaamde “Battle of the Bogside” plaats, toen een Oranjemars compleet uit de hand liep en in de 2 dagen daarop in heel Noord-Ierland voor rellen zorgde. Ondertussen kwamen er onder de katholieken bewegingen op die voor gelijke rechten streden. Deze bewegingen werden door de protestantse bestuurders gezien als zeer bedreigend en er werd hard op gereageerd. Juist hierdoor wonnen extreme organisaties als de IRA aan populariteit. Het werd steeds meer mensen duidelijk dat vreedzame demonstraties niet hielpen en dat de politie, waar je alleen bij kon gaan als je protestants was, toch iedere keer de kant van de loyalisten zou kiezen. En ook van de Britse soldaten, die vanuit Londen waren gestuurd om als neutrale partij de vrede te handhaven, was niets te verwachten. De IRA (en iedere katholiek die verdacht was) werd keihard aangepakt, terwijl organisaties als de UFF en de UVF zich van alles konden permitteren. De Britse soldaten werden als gevolg daarvan niet meer gezien als neutrale vredesbrengers, maar als vijandelijke bezetters. De soldaten werden dan ook legitieme doelen gezien om aanslagen op te plegen.

Toch bleef de meerderheid van de katholieken SDLP (een gematigde, katolieke partij die met name links was en anti-geweld). Dat veranderde in 1972. Plaats van handeling was niet kruitvat Belfast, maar Derry (of Londonderry zoals loyalisten zeggen). Derry (tweede tsad van Noord-Ierland) is de enige stad in Noord-Ierland die een grote meerderheid katholieken heeft. Op 30 januari 1972 werd er in deze stad een demonstratie voor gelijke rechten georganiseerd door de protestant Ivan Cooper. Hij vond de onderdrukking van zijn katholieke landgenoten onterecht en wilde dat onder de aandacht brengen door middel van een demonstratie in Derry. Cooper was zeker niet de enige protestant die dat vond, maar wel een van de weinige die het openlijk durfde te uiten. Tijdens de demonstratie waren er wat jongeren die de politie ging uitdagen die overal langs de starten stonden opgesteld. Voor de zekerheid waren er paramilitairen opgeroepen om ervoor te zorgen dat alles in goede banen zou worden geleid. Deze paramilitairen waren niet zichtbaar opgesteld achter muren, zodat ze niet als provocatie konden worden gezien. Door een nog onbekende oorzaak liep het opeens helemaal uit de hand. Onafhankelijke commissies wijzen, na jaren van onderzoek, echter de paramilitairen als schuldigen aan. Zonder enige aanleiding werden er 13 ongewapende katholieken doorgeschoten. Veel werden in de rug geschoten of neergeschoten terwijl ze witte zakdoeken droegen om neergeschoten mededemonstranten te helpen. Een betere reclamecampagne kon de IRA zich niet wensen en dezelfde avond nog was de IRA uitgegroeid tot de grootste katholieke organisatie van Noord-Ierland. Vanaf die dag begon ook de bomterreur van de IRA. De eerste grote aanslag was Bloody Friday in Belfast. De IRA plaatste 22 bommen in de stad en ongeveer een uur voordat de bommen zouden afgaan werd er een waarschuwing gegeven. Kwade tongen beweren dat er soms expres geen maatregelen werden genomen om er zo voor te zorgen dat er slachtoffers vielen en dat zodoende de IRA kon worden gekenmerkt als gewetenloze moordenaars. De eerste bom ging af in Windsor Park (voetbalstadion van extreem-loyalistische club Linfield) en anderhalf uur later ging de laatste af. Uiteindelijk waren er 9 doden (zowel katholieken als protestanten) en 130 gewonden. Dit lokte natuurlijk weer een tegenreactie uit en uiteindelijk stond de teller op 500 doden in het jaar 1972.

Daarna ging het op en af met het geweld. Soms werd er een staakt-het-vuren afgesproken, wat maanden later weer werd geschonden. In 1981 vond in de Maze-gevangenis de hongerstaking plaats van mensen als Bobby Sands. In een poging om de status van politieke gevangen te krijgen besloten 10 gevangen zichzelf uit te hongeren. Ze vonden het erg belangrijk om die status te krijgen, want zodoende kon de 800-jarige strijd van het Ierse volk tegen de Britten worden gezien als een vrijheidsoorlog en niet als een ordinair crimineel feit. Sands werd, als vertegenwoordiger van de nationalisten, gekozen in het Britse parlement en dat terwijl hij in de gevangenis zat. 25 dagen nadat hij gekozen was, stierf hij op 27-jarige leeftijd. Zijn dood was een startschijn voor hevige rellen en meer dan 100.000 mensen waren aanwezig op zijn begrafenis. Sands is vandaag nog een symbool tegen de Britse onderdrukking en een grote Mural van hem staat aan de zijkant van het kantoor van Sinn Féin. Zijn dood leverde in heel Europa heftige reacties op. Zowel in Milaan, Oslo, Brussel als Parijs kwamen er rellen. Britse ambassades werden bekogeld, Union Jacks werden in brand gestoken, Queen Elisabeth II werd met tomaten bekogeld en er werd straten naar Bobby Sands vernoemd. Ook in de VS, met zijn vele Ierse immigranten, kon Engeland niet op veel sympathie rekenen en in Iran werd de Winston Churchill Street (waar de Britse ambassade aan lag) veranderd in de Bobby Sands Street. Tot de dag van vandaag is dat nog steeds zo, tot woede van de Britten. Ook in voormalige kolonies als India en Australië werd Thatcher hevig bekritiseerd. Ze had per slot van rekening een medeparlementariër laten sterven. Het enige gedeelte waar de dood van Sands met vreugde werd begroet was het blauwe deel van Glasgow. De Rangers supporters zongen wekenlang kwetsende liederen over Sands die, uiteraard, tot flinke rellen leidde. Vooral in de wedstrijd tegen Celtic liep het compleet uit de hand. In de weken daarop pleegt de IRA veel aanslagen, waaronder een mislukte op Thatcher in Brighton.

De strijd tussen beide groepen blijft doorgaan, met grote aanslagen over en weer. Gelukkig kwam het in 1998 op goede vrijdag tot een akkoord en tot op de dag van vandaag houden alle partijen zich er redelijk aan. Enige punt van ongerustheid is dat een van de architecten van dit akkoord, David Trimble (gematigde loyalist), geen politieke functie meer heeft na een verkiezingsnederlaag tegen de loyalistische mafkees Ian Paisley. Deze Paisley, die meerdere malen zijn steun uitsprak voor diverse sektarische groeperingen en het katholieke geloof een vloek noemt die moet worden bestreden, is leider van de grootste partij in Noord-Ierland vandaag de dag. Een ander standpunt van deze man is dat hij voor het verbieden van homosexualiteit is. Dat ziet hij namelijk als een ziekte. Ik vermoed dat Paisley een stiekeme homo is, die vaak naar plantsoenen gaat om zich daar door katholieke homo’s te laten penetreren. Ook van Joden walgt hij. Hij werd dan ook helemaal gek toen de gematigde loyalistische partij, de UUP, een Jood op de kandidatenlijst hadden staan. Dat was volgens hem onmogelijk, want Joden waren de moordenaars van Christus. Omdat Paisley weigert met katholieken te praten, laat staan regeren, wordt Noord-Ierland de laatste tijd weer vanuit Londen bestuurt. Zolang mensen als deze fascistische dominee de macht hebben in Noord-Ierland is de vrede nog erg broos. Tot nu toe zijn enkele aanslagen van de diverse splintergroepen goed doorstaan en is Noord-Ierland niet teruggevallen in de situatie van voor het Goede Vrijdagakkoord. Het is te hopen dat het zo blijft en Belfast kan uitgroeien tot een stad waarin iedereen kan opgroeien zonder angst te hebben voor bommen of geweld.


Stadshouder Willem III, een held voor de Loyalisten


In deze wijk worden de mannen van het UVF gezien als helden


Bobby Sands, een held onder de Nationalisten

Voetbal in Belfast

Genoeg achtergronden, nu over het voetbal in Belfast. De Noord-Ierse competitie bestaat uit 3 divisies; de Premier League (16 clubs), de First Division (12 clubs) en de Second Division (12 clubs). Onder de Second Division spelen nog wel meer clubs, maar er bestaat geen promotie-degradatieregeling tussen deze divisie. De meeste clubs in de Premier League zijn semi-professioneel (hoewel er full-profs bestaan), maar in de First- en Second Division wordt amper betaald. Hooguit een onkostenvergoeding. Van deze 40 clubs komen er maar liefst 9 uit Belfast. De hoogste divisie heeft het meeste aantal clubs uit de hoofdstad, want maar liefst 5 clubs (Linfield, Glentoran, Cliftonville, Crusaders en Donegal Celtic) komen uit Béal Feirste. De First Division moet het doen met de havenarbeiders van Harland & Wolff Welders, terwijl de Second Division 3 vertegenwoordigers heeft met Brantwood, de studenten van Queens University en de protestantse politiemannen van PSNI (de club die erg populair is bij de katholieke inwoners van Belfast). Eigenlijk hebben alleen de Belfastse clubs uit de Premier League een noemenswaardige aanhang. De andere clubs zijn echte wijkclubs of gelieerd aan een instantie.

De 5 PL-clubs komen ook bijna allemaal uit een ander deel van Belfast. Linfield, de club die vooral populair is bij de wat extreme loyalisten, is de club uit Zuid-Belfast. De club heeft goede banden met Rangers en Chelsea en die drie clubs worden daardoor samen weleens de Britse Alliantie genoemd (ook Millwall wordt er weleens bij genoemd, terwijl Chelsea er wat verder van af komt te staan). De clubs spelen allemaal in het blauw (de tenues van Linfield en Rangers zijn ongeveer hetzelfde), hebben een aanhang die erg fan is van het koningshuis en Groot-Brittannië en hebben een (extreem-) rechtse reputatie. Glentoran is de enige club ten oosten van de Lagan en heeft een, voornamelijk, loyalistische aanhang. Toch is deze minder fanatiek dan die van Linfield en als katholiek kun je zonder problemen gaan spelen bij deze club. Het is de club waarvan George Best, ook een echte Oost-Belfastse jongen, fan van was. Het is een echte volksclub, met veel arbeiders als supporters. Het is de enige club van het Groene Eiland die ooit een Europese prijs won. Cliftonville komt uit Noord-Belfast en was, vanaf 1949 tot aan dit seizoen, de enige club met een katholieke signatuur op het hoogste niveau. De club heeft sterke banden met Shamrock Rovers en St. Pauli. Ook Celtic is erg populair onder de aanhangers. De club heeft overigens nooit een restricties opgelegd wat betreft geloof. Iedereen was welkom en zodoende spelen er al sinds het begin ook protestanten voor de club. Crusaders is de andere club uit Noord-Befast. Deze club is wel protestants en is een echte volksclub. Het rekruteert zijn fans vooral uit de ongure arbeidersbuurten in Noord-Belfast. De 5e club uit Belfast, Donegal Celtic, is dit seizoen een nieuwkomer op het hoogste niveau. Toch wordt er ontzettend veel verwacht van deze club; mensen zien in deze club namelijk de opvolger van het legendarische Belfast Celtic. De club komt namelijk, net zoals Belfast Celtic, uit West-Belfast, het katholieke bastion van Belfast. Daar komt nog een bij dat de club, net zoals Belfast Celtic en het Schotse Celtic, in groen-witte hoops speelt en de naam Celtic draagt. De verwachting is dat de katholieke Noord-Ieren komend seizoen de weg naar het stadion van Donegal Celtic wel zullen vinden.

Harland & Wolff Welders (protestantse club), genoemd naar de wereldberoemde Harland & Wolff rederij (die o.a. de Titanic bouwde) speelt in Oost-Belfast, vlakbij Glentoran. Het trekt vooral mensen aan die iets met de rederij te maken hebben. Brantwood komt uit Noord-Belfast en speelt vlakbij Crusaders. Brantwood is een echte protestantse wijkclub met weinig ambities. Veel mensen gaan bij zowel Brantwood als Crusaders kijken. Queens University speelt in Zuid-Belfast, vlakbij de universiteit. Het is een zuivere amateurclub, waarin alleen mensen spelen die op de universiteit studeren. Het is een neutrale club, de enige in Noord-Ierland. Als 9e en laatste is er ook nog PSNI (voluit Police Service of Northern Ireland). Sinds 2001 heet de club zo, omdat toen de politie in Noord-Ierland deze naam aannam. De vorige naam, Royal Ulster Constabulary (zo heette ook de club), was zo beladen (er zaten heel veel extreme loyalisten bij de politie en vaak werden er wapens doorgespeeld naar organisaties zoals de UFF en de UVF) dat die naam niet meer te handhaven was. Nog steeds is er volop paraatheid als PSNI tegen een katholieke club speelt.

Qua prijzen is Linfield de absolute topper. Ze hebben zelfs de meeste prijzen van alle clubs in de wereld, alleen qua meeste landskampioenschappen moeten ze het afleggen tegen hun blauwe vriendjes uit Glasgow. Glentoran volgt op repectabele afstand op plaats twee (Linfield en Glentoran worden de “Big Two” genoemd in Noord-Ierland en iedere Boxing Day wordt deze klassieker gespeeld). Op plaats drie qua prijzen staat Belfast Celtic (een club die al sinds 1949 niet meer bestaat!). Tot aan het verdwijnen van deze club waren ze de club met de meeste prijzen. Deze drie clubs hebben zo ongeveer alle prijzen onderling verdeeld. Zo nu en dan pakt een andere club de titel (Crusaders, Cliftonville, Distillery Belfast –tegenwoordig Lisburn Distillery geheten-, Portadown en Glenavon slaagden er allen in meer dan 1x kampioen te worden van Noord-Ierland), maar over het algemeen gaat het de laatste jaren weer tussen de Big Two en dat lijkt voorlopig zo te blijven of kan Donegal Celtic toch uitgroeien tot de topper die het in potentie is?

Aankomst in de stad

Na anderhalf uur vliegen kwamen we aan in Belfast. Het vliegveld leek een beetje op dat van Liverpool, klein en overzichtelijk. Wat ontbrak was de gele onderzeeboot voor het vliegveld. We namen de bus richting het busstation, waar tijdens Bloody Friday 10 doden waren gevallen door een bom van de IRA, maar het zag er nu allemaal normaal uit. Geen monument of iets dergelijks was er te zien. Daar aangekomen was het even zoeken welke richting we op moesten gaan en toen konden we richting hotel gaan. Ons hotel (een youth hostel) lag in een zijstraat van het centrum en was dus makkelijk te voet bereikbaar. Vooraf had ik gehoord dat Donegal Street (waar we dus verbleven) een nogal Loyalistische buurt was. Onderweg merkte we er weinig van, aan deze hoofdweg was geen mural of iets dergelijks te zien. Vlak voordat we bij Donegal Street aankomen, kwamen we langs de supportersclub van Noord-Ierland in Zuid-Belfast, daar waren enkele dronken mannen met Engeland-shirts aan te zien (Engeland zou die avond tegen Portugal spelen), maar voor de rest weinig bedreigends. Dat veranderde toen we Donegal Street in liepen. Tegenover ons hotel zat namelijk een pub met de naam “The Royal” en er stonden honderden mannen met Engeland, Nederland, Noord-Ierland en, vooral, Glasgow Rangers-shirts aan. Naast de pub zat ook nog een de “Sandy Row Rangers Supportersclub”. Als klap op de vuurpeil hing de hele straat (en ook de rest van de wijk) vol met Union Jacks, vlaggen van Noord-Ierland, Engeland en Schotland, vlaggen van paramilitaire organisaties en vlaggen van protestantse iconen als Elisabeth II en William III. De stoepranden waren rood-wit-blauw geverfd. Als Celtic-fan voelde ik me hier niet echt op mijn gemak, maar gelukkig had ik in al mijn wijsheid besloten om niet mijn groen-witte shirt aan te trekken. Langs de weg stonden allerlei kraampjes waar je de meest walgelijke merchandise kon kopen. T-shirts met de afbeelding van Michael Stone, de man die op een katholieke begrafenis 3 mensen vermoordde, vlaggetjes van Willem III bij de Battle of the Boyne en vlaggen en shirt met de logo’s van de UFF (een paramilitaire organisatie die veel doden op zijn geweten heeft). Aangename figuren die Rangers-fans. Veel van de mannen stonden in hun blote bast en ik herkende de rode hand van Ulster (het teken van de provincie, vaak gebruikt door Loyalistische paramilitaire organisaties) op diverse dikke, zweterige lijven. Ook het teken van de Rangers was vaak te zien bij deze zatlappen, Na even de spullen te hebben weggelegd hoorde ik een fluit. Het deuntje kwam me erg bekend voor en het leek wel een Oranjemars. We gingen naar beneden en het was inderdaad een oefening voor de grote Oranjemars door Belfast van 12 juli. Nu begreep ik ook meteen waarom er van al die walgelijk merchandise te koop was. De koppen van de vaak nog jonge kinderen die meeliepen waren angstaanjagend om te zien. Het fanatisme droop er vanaf. Als het zou moeten, dan zouden deze kinderen zonder enig probleem de gewapende strijd weer oppakken. Het meest tekende was dat een kind van een jaar of 7 een man van een jaar of 40 de huid volschold omdat hij aan het filmen was. Ik werd wel raar aangekeken dat ik foto’s maakte, maar kreeg geen rare opmerkingen naar mijn hoofd (of verstond ze niet).

Na dit akelige tafereel, Oranjemarsen doen me denken aan de Nazi-marsen, besloten we de wedstrijd Engeland v Portugal maar niet in “The Royal” te gaan bekijken (hoewel we ook voor Engeland waren), maar in de stad. Daar maakten we mee hou erg de stad gesplitst is. De eerste helft keken we in een protestantse pub. Daar was men erg voor Engeland. In de pub hing geen onaangename sfeer en we werden zelfs vriendelijk aangesproken door mensen. Na even een luchtje te hebben geschept, besloten we in een andere pub de tweede helft te gaan kijken. Dit bleek een katholieke pub te zijn en daar was men erg anti-Engels. Het was ook volop feest toen de Portugezen de Engelsen eruit werkten. Terug bij het hotel aangekomen bleek de sfeer bij “The Royal” er niet echt onder te hebben geleden. Ladderzat waren ze buiten de pub aan het schreeuwen en sektarische liedjes als “The Billy Boys”. The Billy Boys is een all-time favourite van de wat fanatiekere Rangers-fans en staat bol van de haat.

Hullo, Hullo
We are the Billy Boys
Hullo, Hullo
You'll know us by our noise
We're up to our knees in Fenian blood
Surrender or you'll die
For we are
The Brigton Derry Boys


Het lied verwijst naar de moorden die protestantse bendes aanrichtte onder katholieke in het Glasgow van de jaren-20. Een van die bendes waren de Brigton Derry Boys, een groep die nauwe contacten had met de KKK in de VS en die als extreem-rechts bekend stond. De leider van deze bende was Billy Fullerton, een fascist die in Glasgow veel moorden op zijn geweten had. Naar deze Billy en Willem III (William in het Engels en afgekort dus King Billy) zijn de Billy Boys genoemd. Fenian is een scheldwoord voor katholieke Ieren. Dit lied wil de clubleiding van de Rangers liever niet meer horen in de stadions, maar regelmatig schalt het van de tribunes (met name tijdens de Old Firm). En ook de Rangers fans in Sandy Row hielden er nogal van, blijkens het zingen van de groep. Ook het “No surrender to the IRA” zongen ze graag, want dat lied werd ook regelmatig ingezet. Ik besloot even de wijk in te lopen en daar zag ik diverse murals. King Billy kwam regelmatig voorbij, de UFF (Ulster Freedom Fighters) bleken erg populair te zijn in deze wijk. Met name van deze groepering hingen er vlaggen en het teken kwam regelmatig terug op de murals. Ook werden er diverse “gevallen helden” geëerd op de zijkanten van de muren. Vreemd genoeg stond er tussen al deze murals ook eentje van George Best, toch meer een man van Oost-Belfast (Sandy Row is in Zuid-Belfast) die niet als fanatiek loyalistisch bekend stond. Na wat foto’s te hebben geschoten ging ik terug naar het hotel. ’s Avonds bleef het lang onrustig, want de hele avond bleven de mannen uit “The Royal” zingen over het vermoorden van katholieken en het eren van protestantse leiders. Om half 4 viel ik uiteindelijk in slaap.


Zelfs de stoepranden waren er loyalistisch


Altijd gezellig; kinderen in uniformen begeleid door marsmuziek. Adolf zag dat het goed was


De enige niet-politieke mural in Sandy Row; een tribute to George Best, the Belfast Boy

[ Bericht 0% gewijzigd door Bomenverzameling op 09-09-2006 22:46:05 ]
pi_41631290
Als eerste een verhaal over het niet meer bestaande Belfast Celtic. Belfast Celtic en Linfield waren in het de eerste helft van de 20ste eeuw twee clubs wiens populariteit de vergelijking kon doorstaan met die van Rangers en Celtic. De rivaliteit was ook even sterk. Met het verdwijnen van Belfast Celtic is ook het Noord-Ierse voetbal gestorven wordt weleens gezegd. De toeschouwersaantallen (destijds 60.000 en nu 4.000 bij bijvoorbeeld Linfield) bevestigen deze theorie.



Belfast Celtic

"When we had nothing, we had Belfast Celtic, and then we had everything."
Bill McKavanagh



Mijn eerste doel van het groundhoppen was geen stadion, maar een winkelcentrum. Dit winkelcentrum was namelijk de hetgeen er over was van Celtic Park, het voormalige stadion van Belfast Celtic. Belfast Celtic, misschien wel de meest illustere naam uit het Noord-Ierse voetbal. De club heeft vandaag de dag nog steeds veel supporters en dat terwijl ze sinds 1949 niet meer bestaan als voetbalclub. Belfast Celtic werd opgericht in 1891 in het westen van Belfast; het katholieke en arme deel van Belfast. De initiatiefnemers hadden het Schotse Celtic als voorbeeld en richtten de club op volgens dezelfde principes; geld inzamelen voor de arme mensen en de onderdrukte katholieken in Belfast zelfvertrouwen geven. Het was sowieso een goede tijd voor dit soort initiatieven; de katholieken kregen steeds meer het gevoel dat het genoeg was geweest met de onderdrukking door de Engelsen en verlangden naar een eigen staat. De Keltische cultuur kreeg rond 1890 ook een opleving; er werden boeken geschreven in het de oorspronkelijke Ierse taal, de Keltische kunst kwam opnieuw in de belangstelling te staan en de geschiedenis van voor de bezetting werd ook met steeds meer interesse bestudeerd. Belfast Celtic paste uitstekend in dat plaatje en werd meteen erg populair (net als het Celtic in Glasgow). Er was ook meteen een grote rivaal; het in de kleuren van de Union Jack spelende Linfield. Dat was een aantal jaren eerder opgericht en werd in 1891 de eerste Noord-Ierse kampioen in de pas opgerichte Ulster League. Linfield was de club van de extremistische protestanten die niets wilden weten van gelijke rechten voor katholieken. Het oprichten van Belfast Celtic was ze dan ook een doorn in het oog en het doel van Linfield was om Belfast Celtic letterlijk te vernietigen en uiteindelijk zouden ze daar nog in slagen ook. Toch stond er bij Belfast Celtic ook duidelijk in de statuten en reglementen dat iedereen, ongeacht ras of geloof, welkom was. Belfast Celtic had dan ook regelmatig protestantse spelers onder contract staan. Bij grote concurrent Linfield was dit onmogelijk; daar kwam je alleen binnen als je een (extreme) protestant was.

Belfast Celtic pakte zijn eerste titel in het nieuwe millennium en zorgt ervoor dat de katholieken trots door de stad kunnen lopen. Hun club is kampioen geworden, ondanks corrupte scheidsrechter, veel problemen bij uitwedstrijden en een tegenwerkende bond. In 1906 zou Cliftonville als tweede katholieke club kampioen worden, maar deze titel had wat minder impact omdat het een gedeelde titel was (met Distillery) en Cliftonville minder werd gezien als een symbool. In 1912 was Belfast Celtic de eerste Ierse club die een tour door Europa hield (een rondreis door Tsjechoslowakije waarin 6 wedstrijden werden gespeeld). Belfast Celtic pakte zijn tweede titel in 1915. Het waren roerige tijden, want de Eerste Wereldoorlog was begonnen en in Ierland broeide er iets. Tijdens Pasen 1916 kwam het tot een uitbarsting en wilden de Ieren onafhankelijkheid. De Paasopstand in het zuidelijker gelegen Dublin had echter niet de steun van de gehele katholieke bevolking en de Ierse onafhankelijkheidstrijders werden na 6 dagen verslagen. De meeste katholieken wilden namelijk op een diplomatieke manier onafhankelijk worden van Engeland en ze hadden weinig op met de opstand die dit in de war kon gooien. De Engelsen maakten toen echter een fout die ze ook tijdens Bloody Sunday zouden maken; ze maakten de katholieken erg kwaad door hard op te treden. De opstandelingen werden geëxecuteerd en juist dat zorgde ervoor dat de houding bij de overige katholieken helemaal omsloeg. Velen sloten zich aan bij de IRA en men ging een guerrillaoorlog beginnen die uiteindelijk resulteerde in een opdeling van Ierland in een zuidelijk deel (waar voornamelijk katholieken woonden) en een noordelijk deel (wat voor het grootste deel uit protestantse immigranten bestond).

De fanatieke protestanten, die voornamelijk voor Linfield waren, konden dit moeilijk verkroppen en zodoende kwam het regelmatig tot ongeregeldheden tussen fans van beide clubs. Het feit dat Belfast Celtic in die jaren op het veld de dienst uit maakte (kampioen in 1919 en 1920), zorgde ervoor dat de rivaliteit ongezonde proporties aannam. Zo vielen er tijdens wedstrijden tussen Linfield en Belfast Celtic regelmatig gewonden en zelfs doden. Het bestuur van Belfast Celtic zag in dat het voor de fans en de spelers te gevaarlijk werd (de politie was namelijk protestants en deed niets als er fans van Belfast Celtic werden aangevallen, terwijl ze omgekeerd er juist als de kippen bijwaren om supporters van Linfield te helpen). De club besloot zichzelf dan ook op te heffen in 1920, om de veiligheid voor de spelers en de fans te garanderen. In 1921 kwam er ook een scheiding tussen de Noord-Ierse en Ierse League, hoewel bijna alle teams uit het noorden kwamen (net zoals alle kampioenen voor 1921).

Pas in 1924 keert Belfast Celtic, sterker dan ooit, terug in de League. Het eerste jaar wordt Belfast Celtic meteen 3e in de League en laat zien dat ze nog steeds serieus genomen moeten worden. Het jaar erop is Belfast Celtic echter helemaal terug van weggeweest en pakt de titel en de beker tot afgrijzen van protestants Noord-Ierland. Men hoopt dat het maar eenmalig is, maar het seizoen erop is Belfast Celtic sterker dan ooit en pakt ongeslagen de titel. De onderdrukte katholieken hebben eindelijk weer een statussymbool. Belfast Celtic maakt ze trots en Belfast Celtic zorgt ook goed voor de arme katholieken in Belfast; de club is namelijk opgericht als “goed doel” en zorgt ervoor dat er geld wordt ingezameld voor de armen. De twee jaar daarop is de club opnieuw ongenaakbaar en pakt weer de titel, waarvan het tweede jaar weer ongeslagen. Daarna volgden er 3 mindere jaren met een 4e, 3e en 3e plaats. In twee van die drie jaren won erfvijand en extreem protestantse club Linfield de titel. Dat mocht niet meer gebeuren en dankzij enkele goede spelers was het Belfast Celtic wat de titel in 1933 weer heroverde op Linfield. Eindelijk weer een titel. De titel was met zulk goed voetbal gehaald dat men bij Belfast Celtic weer rekende op een reeks aaneengesloten titels. Dit viel wat tegen, want in 1934 werden ze 2e en het jaar erop zelfs 3e. Dat laatste jaar waren ze niet eens de beste katholieke club, want Derry City pakte de tweede plaats achter het verfoeide Linfield. In 1936 lukte het Belfast Celtic wel om de titel te pakken. Het was sowieso feest voor katholiek Noord-Ierland, want Derry City werd tweede. De twee jaren daarop gebeurde dit opnieuw tot frustratie van de protestanten in Noord-Ierland, want de rest van de 16 clubs waren protestants.

Derry City werd ondertussen de Joop Zoetemelk van de Noord-Ierse competitie met al die tweede plaatsen. Pas in 1965, toen Belfast Celtic allang niet meer bestond, slaagde de club erin om de Noord-Ierse titel te halen. Het zou de enige titel van Derry City in Noord-Ierland zijn. Vlak na deze titel zouden de pesterijen richting Derry City beginnen. Eerst werd het stadion zonder een geldige reden onveilig verklaard (officieel omdat de protestantse fans er niet veilig zouden zijn, omgekeerd gold dit blijkbaar niet) en daarna werd de club zo dwarsgezeten dat ze besloten in 1973 de sektarische Noord-Ierse competitie te verlaten en zich aan te sluiten bij de Ierse competitie. In de Ierse competitie zou Derry City twee keer kampioen worden; in 1989 en 1997. Ook won Derry City in 1989, 1995 en 2002. Derry City is in Nederland ook bekend als tegenstander van Vitesse in de UEFA Cup. Wat mij toen heel erg opviel was het schuine veld van de club. Maar even weer terug naar Belfast Celtic.

Nadat Belfast Celtic 3x op rij kampioen was geworden met Derry City als nummer 2 werd het tijd voor verandering. Die kwam er ook in 1939 viel Hitler Polen in, maar ook was de top-2 in Noord-Ierland anders dan normaal. Uiteraard werd Belfast Celtic kampioen, maar de nummer 2 was voor een keer geen Derry City. Dat was Ballymena United voor de verandering. Belfast Celtic was in die tijd echt heel sterk en versloeg regelmatig tegenstanders van het andere eiland. Helaas bestond er destijds nog een Europa Cup, want Belfast Celtic was een kandidaat geweest voor die beker. Ook in 1940, 1941 en 1942 werd de club kampioen. De 7 kampioenschappen op rij zijn tot de dag van vandaag een record in Noord-Ierland. Door de dominantie van Belfast Celtic werden de Linfield-supporters steeds gefrustreerder. Wedstrijden tussen Linfield en Belfast Celtic liepen, met name als Linfield thuis speelde, uit op ware veldslagen. Het vervelende voor de Belfast Celtic-fans was dat de politie protestants was en dus gewoon meehielp met de Linfield-fans. Het werd dus gevaarlijk om als Belfast Celtic-fan naar Windsor Park te reizen.

In 1943 werd Linfield dan eindelijk weer eens kampioen na de katholieke overheersing. De frustratie werd echter niet minder, maar juist heftiger. Regelmatig moesten wedstrijden tussen Belfast Celtic en Linfield worden stilgelegd wegens geweld op de tribune. Ook in de straten moest je oppassen om niet met je clubkleuren in de verkeerde wijken terecht te komen, want dan kon je, als je geluk had, een flink pak slaag krijgen. Belfast Celtic slaagde er in 1944 weer om Linfield naar plaats 2 te drukken en hoopte de seven-in-a-row te verbeteren. Dat lukte niet, want in 1945 en 1946 won Linfield weer de titel. Belfast Celtic pakte in die beide jaren de meest vervelende plaats die er is; de tweede. Het begon in Noord-Ierland echt een kopie van The Old Firm te worden, want beide clubs verdeelden in de jaren-40 de titels onder elkaar. Ook kwam er ontzettend veel publiek op die wedstrijden af. Nu trekken de clubs in Noord-Ierland met een beetje geluk een paar duizend man, maar in die jaren liep Celtic Park (waar destijds plaats was voor 50.000 man) helemaal vol. Bij Linfield in Windsor Park was het niet anders. Dit stadion was ook tot de nok toe gevuld met 60.000 man als Belfast Celtic langskwam. De Noord-Ierse competitie was in de jaren-40 dan ook een van de topcompetities van Europa, iets wat nu niet meer voor te stellen is. De winnaar in 1947 en 1948 in deze sterke competitie was Belfast Celtic weer. Ze hadden weer een extreem sterk team gekneed en leken weer onverslaanbaar te gaan worden. De seven-in-a-row werd weer van stal gehaald en stond klaar om verbeterd te worden, want ook in het seizoen 1948/1949 was Belfast Celtic titelfavoriet.

Het seizoen verliep dan ook erg goed voor Belfast Celtic en ze stonden op de eerste plaats toen ze op Boxing Day 1948 naar Windsor Park moesten om tegen Linfield aan te treden. Linfield stond, uiteraard, op plaats 2. Windsor Park zat bomvol met 60.000 man en hoopte dat ze die katholieke honden zouden verslaan. Er hing een enorme spanning in de lucht die dag. De spelers van Linfield waren ook extreem opgefokt om Belfast Celtic van die eerste plaats te verstoten. Het team van Linfield, met louter protestanten die vaak nogal sektarische ideeën hadden, trad vandaag aan tegen een team van Belfast Celtic met daarin 5 katholieken en 6 protestanten. Een van de sterspelers van dat team was Jimmy Jones, een protestantse speler die niet veel moest hebben van dat sektarische gedoe. Juist de protestantse spelers moesten het erg ontgelden bij de Linfield-aanhang. Zij werden gezien als verraders door extremisten op de tribune en werden continue verbaal aangevallen. Belfast Celtic speelde met Linfield en kwam snel op 0-1. Daarna was het wachten op de 0-2 van Belfast Celtic, want Linfield kwam er niet aan te pas. Met kunst en vliegwerk kon Linfield schade beperkt houden. Het publiek maakte echter onophoudelijk kabaal en er heerste een hatelijke sfeer op Windsor Park. Die werd na de rust steeds erger; in een duel tussen Jones en een verdediger van Linfield raakte de laatste geblesseerd. Het publiek kon Jones wel vermoorden en de rest van de wedstrijd werden er allerlei anti-Jones liederen gezongen. Belfast Celtic bleef ondertussen de betere ploeg en Linfield kwam er niet aan te pas. In de laatste minuut scoorde Linfield echter de 1-1 en het publiek werd helemaal uitzinnig. Meteen daarna werd er afgefloten en de woeste barbaren van Linfield bestormden het veld. Als eerst werd Jones gepakt en bewusteloos geslagen. De bedoeling was om het te vermoorden dat lukte niet, maar hij brak zijn been zo erg dat hij nooit meer kon voetballen. De meeste Belfast Celtic spelers werden belaagd en buiten Jones raakten er nog 2 ernstig gewond (waaronder Harry Walker, de protestantse aanvoeder van Belfast Celtic). De politie (de protestantse Royal Ulster Constabulary) stond erbij en deed niets. Achteraf gingen er zelfs verhalen dat ze meehielpen. Die avond besloot het bestuur dat Belfast Celtic nooit op een normale manier wedstrijden tegen Linfield zou kunnen spelen en dat ze er beter mee konden stoppen. De competitie zou nog worden uitgespeeld met de spelers die over waren en daarna zou het over zijn voor Belfast Celtic. Het tuig had zijn zin gekregen. Tevens zou dit het einde van het Noord-Ierse voetbal betekenen. De grote rivaliteit was weg en de Noord-Ierse competitie is vandaag de dag een zeer kleine in Europa. Linfield mag dan wel de Europese recordhouder zijn in prijzen, maar op die prestatie zit een heel grote smet door het geval met Belfast Celtic. Het zou tot 1970 duren voor een weer een voetbalclub in West-Belfast zou komen met Donegal Celtic. Deze club is echter maar een club in de marge en is dit jaar pas voor het eerst gepromoveerd naar de hoogste divisie.

Het seizoen werd uitgespeeld en Belfast Celtic, wat een aantal van zijn beste spelers moest missen, werd tweede achter Linfield. Linfield kon trots zijn op deze titel. Belfast Celtic speelde na dit seizoen nog enkele seizoenen vriendschappelijke wedstrijden overal ter wereld. Een legendarische tour vond plaats na het rampzalige seizoen. Belfast Celtic trok naar de V.S. en Canada om daar enkele vriendschappelijke wedstrijden te spelen. In de V.S. speelden ze onder andere een wedstrijd tegen het Schotse wonderteam. Schotland had net de Home International Championship gewonnen (een competitie waarin de Britse landen tegen elkaar uitkwamen en Schotland had daarin net Auld Enemy Engeland verslagen) en werd gezien als een van de sterkste landenteams ter wereld.

De wedstrijd werd op 29 mei 1949 gespeeld, twee dagen eerder was de verwijdering van Belfast Celtic uit de Noord-Ierse competitie officieel geworden. Belfast Celtic werd vervangen door Crusaders; een protestantse club uit Belfast. Het was dus een vrij emotionele wedstrijd voor de Belfast Celtic spelers. Er kwam veel pers op de wedstrijd af, want iedereen wilde het Schotse wonderteam wel zien en ook Belfast Celtic was populair bij Ierse immigranten. Tot ieders verbazing bleek Belfast Celtic goed weerstand te kunnen bieden aan de Schotten en ze slaagden er zelfs in om op voorsprong te komen. De verzamelde pers was verbaasd over het voetbal van Belfast Celtic, want de Schotten kwamen er niet aan te pas. In de tweede helft, terwijl veel mensen dachten dat Schotland de zaken recht zou zetten, bleef Belfast Celtic de sterkere en dat resulteerde zelfs in een 2-0 voorsprong. Schotland, zeer berucht om zijn sterke aanval, kwam er niet doorheen en het bleef 2-0. Een stukje uit de New York Times over deze wedstrijd:

The New York Times, covering the big game was impressed and surprised by Celtic's win. This is how they saw the Belfast defence: 'This trio (McAlinden, McMillan and Aherne) combined to turn in one of the most outstanding defensive performances here in years. Both full-backs gave the Irish tender plenty of support throughout, but it was McAlinden who captured the fancy of the crowd with his breathtaking saves.'

Katholiek Noord-Ierland werd euforisch toen het nieuws van de overwinning het thuisfront bereikte. De ploeg werd dan ook heel feestelijk ingehaald en werd gehuldigd met een rijtoer door het westen van de stad. Belfast Celtic zorgde er voor de laatste keer voor dat de mensen trots konden zijn op de voetbalclub. De club verdween en de katholieken keerden zich af van het voetbal. Tot op de dag van vandaag is voetbal niet echt populair bij de katholieken in Noord-Ierland. Cliftonville is lange tijd de enige katholieke club geweest die op het hoogste niveau speelde (komend seizoen komt daar Donegal Celtic bij). De meeste katholieke kozen ervoor om echte Keltische sporten als hurling en gaelic football te gaan volgen. Tot op de dag van vandaag is voetbal nog steeds niet echt populair bij de katholieken. Het feit dat het nationale elftal in Windsor Park (volgens de katholieke bevolking het “Theatre of Hate”) speelt draagt daar ook niet echt aan bij. Daarom wil de voetbalbond een nieuw stadion bouwen bij de beruchte Maze gevangenis. Hier zijn de Linfield-fans het weer niet mee eens. Het zal dus nog wel een tijdje duren voor het Noord-Ierse voetbal echt gemengd zal zijn.

Belfast Celtic zelf bestaat alleen nog in de gedachten van de mensen. Sinds 1980 is er ook niets meer van het stadion over. Het werd lange tijd gebruikt voor hondenraces, maar dat is nu ook over. Het enige wat er nog herinnert aan de glorietijden is een plakkaat op het winkelcentrum wat daar nu staat. In november 2003 besloot een groep mensen de stichting “The Belfast Celtic Society” op te richten om toch het historische en cultureel erfgoed van deze club levend te houden. Van een heroprichting zal geen sprake zijn. Het gaat puur om het informeren van de mensen over de club. Het groundhoppen bij Belfast Celtic stelde niet veel voor, want er was alleen een plakkaat vast te leggen. Dit was er dus over van de plek waar een van de roemruchtste clubs uit Ierland speelde; een ordinair winkelcentrum.

Statistieken van Belfast Celtic:

Opgericht: 1891
Stadion: Celtic Park (50.000) –bestaat niet meer-
Bijnaam: The Grand Old Team
Landskampioen: 19x
Beker: 8x
League Cup: 0x




Celtic Park in zijn hoogtijdagen.


Enkele mannen bij een Crash Barrier op Celtic Park.


En dit is alles wat er over is van het stadion; een plakkaat bij een winkelcentrum.
pi_41631350
Dit moet ik lezen als ik de tijd heb.
Lijkt me weer een zeer goed verhaal. Top!
pi_41631442


Glentoran

Nadat we eerst een dagje Belfast hadden bezichtigd was het voor mij tijd om te gaan groundhoppen. Ik zette de wekker extreem vroeg om al voor dag en dauw op pad te gaan. Als eerste zou ik naar Glentoran gaan (de club waar ik geen contact mee kon krijgen), daarna hoopte ik Harland & Wolff Welders mee te kunnen pakken (ligt in de buurt) en om 11:00 had ik een afspraak bij Linfield. Daarna kon ik even richting Donegal Celtic gaan en dan was het weer tijd om de stad in te gaan. Met Cliftonville had ik ook een afspraak gemaakt en ik kon daar vanaf 18:00 langskomen. Die zou ik dan gaan combineren met Crusaders, wat ook in Noord-Belfast lag. Het plan lag er dus. Nu maar hopen dat het zou lukken om overal binnen te geraken. Vooral het bezoeken van The Oval leek me een moeilijke klus te worden. Ik had van tevoren al uitgezocht welke bus ik moest hebben en kocht er een dagkaartje. Ik zat net in het begin van de spits, want het leek wel een bus uit India. Met de kaart in de hand probeerde ik bij te houden waar we zaten. Nadat we de Lagan waren overgestoken richting Oost-Belfast was het opletten geblazen. Hier moest het namelijk ergens liggen. We reden langs de Odessey Hall, de trots van Belfast op sportgebied, waar het lokale ijshockeyteam speelt. Tijdens het kiezen van de naam voor deze ijshockeyclub kwam overigens de zwarte humor van de inwoners van Belfast bovendrijven. Men opteerde namelijk voor de naam Belfast Bombers. Dat werd het niet, dankzij de politiek correcte kerk, en nu heet de club Belfast Giants. Na dit stadion te hebben gepasseerd kwamen we in het mindere deel van Belfast. Hier in de dokken, o.a. van Harland & Wolff, zag het er verloederd uit en ’s nachts moet dit echt een ongure plek zijn waar vrouwen- en drugshandel welig tiert. Het werd steeds desolater en ineens zag ik The Oval liggen. Meteen drukte ik op het knopje en als enige stapte ik uit bij een halte die overwoekerd was met spinnenwebben en waar de tijden niet meer te lezen waren door de verwering. The Oval was in zicht en ik hoopte dat het stadion open was, want dit stadion was, in mijn ogen, de mooiste op het eiland. Glentoran, de vaste bespeler, was ook een grote club op het eiland en behoort tot de “Big Two”. Dit gebeurde pas nadat Belfast Celtic verdween. Hier een stukje geschiedenis over de club:

Glentoran werd in 1882 in Oost-Belfast opgericht. Het was een fusie tussen twee al bestaande club, namelijk Nettlefield en Oakfield. Beide clubs hadden financiële problemen en een fusie, om zodoende tot een grote club in Oost-Belfast te komen, leek de beste oplossing. Een probleem waren echter wel de kleuren. Zowel de mensen van Nettlefield als van Oakfield wilden dat hun kleuren de kleuren van Glentoran zouden worden. De oplossing werd gevonden toen er een cricketteam aan het touren was door Belfast. Ze verbaasden veel mensen met hun moed en doorzettingsvermogen. De mensen van Glentoran besloten dat zij de kleuren van dat team zouden overnemen en hoopten dat Glentoran evenveel moed en doorzettingsvermogen aan de dag zouden leggen als die cricketploeg. Zodoende kwam Glentoran aan met de kleuren groen, zwart en rood. Een combinatie die je zelden ziet in het voetbal. In Nederland speelt alleen N.E.C. uit Nijmegen in die kleuren.

De club was in 1890 een van de 8 Founder Members van de Ierse League. Na een stroef begin in de eerste 4 jaren van het bestaan van de competitie (de club kwam niet hoger dan de 4e plaats) was het in 1894 dan zo ver. De groen-zwart-rode ploeg werd voor het eerst kampioen en eindigde net voor, de huidige grote rivaal, Linfield. De club was al vrij snel heel populair in Ierland. Linfield was voor de wat extreme protestant en mensen die zich daar niet zo fijn bij voelden gingen naar Glentoran. Glentoran is in zijn geschiedenis een stuk gematigder geweest en sprak een publiek aan wat minder geïnteresseerd, maar des te meer in voetbal. De bekendste fan van Glentoran was dan ook George Best, die ook vrij a-politiek in het leven stond. Maar even terug naar de 19e eeuw. Glentoran werd in die eeuw nog eenmaal kampioen (in 1897) en was, samen met Belfast Distillery, de grote concurrent van Linfield.

Dat veranderde toen Belfast Celtic erbij kwam. Glentoran viel wat weg tussen deze twee grootmachten en werd de derde club van Belfast. De club raakte een beetje in de vergetelheid door de knetterende rivaliteit tussen die twee en ook de prestaties werden wat minder. Pas in de jaren vlak voor de Eerste Wereldoorlog kwam de club weer op en in zowel 1912 als 1913 werd de titel gehaald en dat laatste jaar ook nog eens de beker. Die laatste titel zorgde overigens voor een lekker toetje. Glentoran mocht deelnemen aan de Vienna Cup, een voorloper van de diverse Europa Cups. Het was de eerste keer dat die Cup werd georganiseerd (en meteen de laatste, doordat Der Kaiser zonodig oorlogje wilde spelen) en over kwamen clubs vandaan. Vanuit de Britse Eilanden werden de FA Cup winnaar Burnley, Scottish Cup winnaar Celtic en Irish Cup winnaar Glentoran uitgenodigd. Glentoran was de grote onbekende, maar verbaasde alles en iedereen. Eerst werd een Duitse selectie met de naam “Deutsche Mannschaft” verslagen, toen werd Slavia Praag verslagen, daarna ging Hertha BSC eraan en over twee wedstrijden werd het legendarische FC Vienna verslagen. Iedereen was erg verbaasd over Glentoran, wat vooraf werd gezien als een van de minste deelnemende ploegen. Glentoran was de eerste Europese kampioen en is tot de dag van vandaag de enige Ierse club die een Europese prijs heeft gewonnen. Nadat Glentoran de Cup had gewonnen werden ze heel erg in de watten gelegd door de organisatoren. Ze kregen een cruise over de Donau aangeboden en er was ’s avonds een receptie waar diverse leden van het Koninklijk Huis van de Dubbel-Monarchie Oostenrijk-Hongarije aanwezig waren. De Ieren kregen volop complimenten over het gespeelde spel van allerlei notabelen en men hoopte het jaar erop Glentoran weer te zien. Die avond kreeg Glentoran ook de Cup uitgereikt. Een saillant detail was dat Glentoran wel de Vienna Cup kreeg, maar de medailles, die de dag van tevoren waren gestolen, zouden de Glens nooit ontvangen. De Oostenrijkers hadden namelijk beloofd om ze later op te sturen, maar nadat er ene Princip zonodig de Oostenrijkse troonopvolger moest doodschieten hadden de Oostenrijkers daar niet zoveel zin meer in.

Terug in Belfast werd Glentoran ingehaald door de supporters. De club had de stad goed vertegenwoordigd en ook supporters van Linfield en Belfast Celtic hadden veel respect voor de club. Nadeel van dat succes was dat veel van de beste spelers vertrokken naar Engeland of het leger in moesten. Dat was ook meteen het einde van Glentoran als topclub. Linfield en Belfast Celtic verdeelden de prijzen weer onderling en tot aan 1950 werd de titel slechts 3 maal gewonnen. Ook de Irish Cup werd nog 3 maal gewonnen, maar een voor een topclub was dat erg mager in 35 jaar. De dubbel in 1951 werd dan ook begroet alsof de wereldtitel was gewonnen. Glentoran was terug en zou voortaan serieus meespelen om de titel was de verwachting. Belfast Celtic was nu 2 jaar weg en wie kon er beter dat gat opvullen dan Glentoran, de andere erfvijand van Linfield. Bizar genoeg was dit niet het geval. Glentoran won in 1953 nog de titel, maar het was vooral het Glenavon uit het kleine plaatsje Lurgan dat Linfield als enige serieus tegenstand bood. Glentoran besloot daarom begin jaren-60 zijn jeugdopleiding te gaan verbeteren. Alle talenten uit Oost-Belfast zouden naar Glentoran moeten komen en klaargestoomd moeten worden voor het grote werk. Zodoende kon Glentoran het rijke Linfield serieus gaan beconcurreren was het plan. Allerlei jongetjes uit Oost-Belfast besloten zich daarop aan te melden bij die club en die kon de toestroom niet aan. Daardoor vond er een selectie plaats. Een van die jongetjes was een klein, iel 14-jarig spelertje van de Cregagh Boys Club uit Oost-Belfast. Hij was een grote fan van Glentoran en kwam regelmatig kijken met zijn opa. Het jongetje had een fabelachtige techniek en de trainers waren lovend over hem. Bij de selectiewedstrijden waren echter ook bobo’s aanwezig en bobo’s en voetbalverstand is een dramatische combinatie. Een van die bobo’s, Jim Rodgers, vond het jongetje te klein en te iel. Volgens hem zou het nooit iets worden met die spillebeen en het jongetje mocht niet komen spelen bij zijn favoriete club. Wat zou Rodgers later spijt krijgen van deze beslissing, toen hetzelfde jongetje 3 jaar later bij Manchester United ging spelen. Dit jongetje zou uitgroeien tot de beste Noord-Ierse voetballer ooit. Het was namelijk George Best. George Best zou in zijn leven toch een keer uitkomen voor zijn geliefde Glentoran. Dat was tijdens het 100-jarig bestaan van de club, dat werd opgeluisterd met een wedstrijd tussen Glentoran en Manchester United. George Best speelde toen mee met Glentoran. Slechts een keer dus, dankzij een eigenwijze bobo.

Toch had de goede jeugdwerking wel effect, want in de jaren-70 en –80 werden er 6 titels gehaald en Glentoran was een vaste gast in Europa. De eerste Europese duels werden uitgevochten met Real Zaragoza, die de Glens kansloos verloren, maar daarna waren de Noord-Ieren regelmatig bij een verrassing. Van 1964 tot 1970 bleef de ploeg thuis ongeslagen, Europees gezien. En tussen die clubs die langs kwamen zaten geen koekenbakkers, want achtereenvolgens gingen Panathinaikos, FC Antwerp, Glasgow Rangers, Benfica, Anderlecht en Arsenal zonder overwinning naar huis. The Oval was dan ook een van de minst favoriete bestemmingen van de grote Europese ploegen in de eerste ronde. Liever trof men een andere club uit een zogenaamd klein land, want The Glens hadden een goede reputatie in Europa. Ondanks die goede reputatie slaagde de ploeg er niet in om in de jaren-60 een keer de eerste ronde te overleven. Toch komt uit deze jaren-60 een van de meeste heroïsche clashes die de Glens ooit speelden. In het seizoen 1967/1968 trof Glentoran namelijk Benfica. Het grote Benfica met Eusebio wat in 1961 nog de Europa Cup 1 had gewonnen tegen Barcelona en een jaar later een van de beste wedstrijden ooit speelde in het Olympisch Stadion van Amsterdam. Daar werd namelijk Real Madrid met 5-3 verslagen, ondanks een 3 maal scorende Puskas. In 1963 verloor Benfica de finale van Milan en twee jaar later was Internazionale te sterk in de finale, maar dit was echt een van de allergrootste clubs van Europa.

De spelers van Glentoran waren zich nog nergens van bewust toen de loting plaatsvond. Ze bevonden zich namelijk in Detroit voor enkele oefenwedstrijden in de VS. Toen het nieuws de spelers bereikte waren ze helemaal door het dolle heen. Dit was een droomloting voor ze. Zij, simpele arbeiders, mochten het opnemen tegen de Portugese goden met hun prachtige, glimmende zwarte haar. Benfica, wat 2x de Europa Cup 1 had gewonnen en wat Eusebio, de held van WK 1966, in zijn midden had. Dit was echt een mission impossible. In Lissabon werd er wat lacherig over Glentoran gedaan. Cynische opmerkingen als “Oei Benfica, pas op de club die George Best niet nodig had, komt eraan” stonden in de kranten. George Best was namelijk wel een bekende van Benfica, want twee jaar eerder had Manchester United met 1-5 gewonnen in Lissabon en dat was nog nooit gebeurd. Het voetbal in het noorden van Europa was tot die tijd niet echt serieus genomen, want slechts alleen Celtic had als noordelijke club de Europa Cup 1 gewonnen. Voor de rest was het een onderonsje tussen Spanje, Italië en Portugal geweest. Een club uit Noord-Ierland werd dus totaal niet serieus genomen en vooral niet als er bij die club mensen zaten die het talent van George Best niet zagen. Benfica had ooit tegen een Noord-Ierse club gespeeld, namelijk Belfast Distillery, maar dat stelde niet veel voor. Dit Glentoran zou dus ook een makkie zijn. Glentoran was ondertussen ook op scherp gezet door zijn manager, John Colrain. Colrain had zelf jaren voor Celtic en Ipswich gespeeld. Hij wist dus wat grote wedstrijden inhielden en was een motivatie kunstenaar. Hij geloofde dat Glentoran helemaal niet naar de slachtbak hoefde te worden geleid. In een volgepakte Oval (waar 40.000 man inkonden) waren ook Panathinaikos (2-2), Antwerp (3-3) en de vriendjes van Linfield, de Glasgow Rangers (1-1) niet met een overwinning weggegaan. Het kon dus ook tegen Benfica, volgens Colrain.

Op 13 september 1967 was het dan zover. The Oval overstroomde bijna. Officieel konden er 40.000 man in, maar er waren er veel en veel meer. Iedereen wilde Glentoran en, vooral, Benfica met zijn magische Eusebio zien. Colrain had zichzelf ook opgesteld om de jongens om hem heen nog beter in de gaten te kunnen houden. Colrain knalde er ook meteen op door Eusebio een paar meter de lucht in te trappen. Vanaf dat moment was het ontzag van The Glens voor de tegenstander weg en ze knalde er vol in. De eerste minuten was het dan ook een stormloop op het doel van Benfica. In de 9e minuut zat er voor Jacinto niets anders op dan aan de noodrem te trekken. Een overduidelijke penalty die ook werd gegeven. Daarna vond ook de eerste tifoactie ooit plaats; van vreugde gooiden de mensen programmaboekjes en sjaals de lucht in en het veld op. Met het gebrul van de supporters erbij leek het wel een uitbarsting van een vulkaan, verklaarde een fan later. Vaste penaltynemer Bruce durfde de bal niet te nemen en player-manager Colrain nam de verantwoordelijkheid op zich. Snoeihard pompte hij de bal langs topkeeper Henrique en Glentoran stond, tot ieder verbazing, met 1-0 voor. Benfica was ook meteen wakker en begon met een stormloop. Eusebio stond, zoals het een echte vedette betaamd, op en nam het voortouw. Dat resulteerde bijna in een doelpunt in de 20e minuut, maar zijn kopbal belandde op de lat. Een paar minuten later ging Eusebio alleen op de keeper af, maar via de keeper belandde de bal op de paal. Weer een paar minuten later leek Benfica gelijk te komen, maar het doelpunt van Torres werd afgekeurd wegens buitenspel. Een reuzenkans vlak voor de rust werd eruit geranseld door keeper Finlay, zodat Glentoran met een 1-0 voorsprong mocht gaan rusten. De tweede helft verliep hetzelfde, met een dominant Benfica en een vechtend Glentoran. The Oval kolkte die avond en het geluid stortte zich vanaf de tribunes naar beneden. In de 60e minuut leek het dan toch over toen Benfica een discutabele penalty kreeg. Eusebio voelde dat het zijn dag niet was en liet hem nemen door iemand anders. Finlay drukte de bal echter naast het doel. Benfica werd helemaal gek van Finlay, maar in de 80e minuut kwamen ze dan toch gelijk via Torres. Of toch niet? Opnieuw werd het doelpunt terecht afgekeurd en Benfica werd wanhopig. Net toen de Glens in de stunt begonnen te geloven kreeg Benfica een vrije trap op een prachtige plek. Eusebio nam dit keer wel zijn verantwoordelijkheid en ging achter de bal staan. Finlay was aan het zweten als een otter en probeerde zijn muur goed te zetten. Nadat die uiteindelijk goed leek te staan mocht de vrije trap genomen worden. De Parel van Mozambique legde de bal neer en had al een hoek in gedachten waar hij de bal in wilde leggen. Eusebio kuchte een keer, nam de aanloop en krulde de bal geniaal in de hoek. Glentoran v Benfica 1-1 en de droom van een Europese thuiswedstrijd winnen was over. De wedstrijd werd rustig uitgespeeld en het bleef 1-1. na de wedstrijd kregen de gladiatoren van Glentoran een staande ovatie en werd minutenlang toegezongen door de fans. Een van die fans die avond was… George Best.

Van de return werd weinig verwacht. Glentoran ging naar Lissabon toe en veel mensen waren bang voor een afstraffing. Colrain wilde daar niets van weten. Hij was een tactisch genie en onder hem werden er nooit wedstrijden met dikke cijfers verloren en dat zou ook nu niet het geval zijn, bezwoer hij. Hij en de spelers hadden zelfs een officieel trainingskamp in Estoril en daar oefende hij op allerlei verdedigende varianten. Ook liet hij de spelers van tevoren een keertje rondkijken in het Estadio da Luz, zodat de spelers niet te veel geïmponeerd zouden raken van een van de grootste stadions van Europa. Hij vertelde de spelers wat verhalen over het stadion en dat het een heksenketel kon zijn. De spelers moesten zich er alleen niet teveel van aantrekken, was zijn boodschap. Achteraf bleek dat een goede zet te zijn, want de avond van de wedstrijd lag het Estadio da Luz er prachtig bij. Volle tribunes en imponerende stadionlampen maakten het geheel compleet. Glentoran besloot echter stoïcijns te gaan verdedigen en geen muis door de verdediging te laten. Dat lukte niet altijd, maar dan stond de geweldige Finlay er nog om de bal te keren. Zelf kreeg Glentoran weinig kansen, want de counter, waarop Colrain hoopte, liep niet goed. Benfica was namelijk ook een ploeg die goed kon verdedigen. Slechts een speler, een tiener met de naam Johnny Johnston, kwam weleens door de linies, maar echt gevaar werd er niet gesticht. De ruststand was dan ook 0-0. Na de rust hetzelfde beeld met een aanvallend, maar onmachtig Benfica en een Glentoran wat vocht, vocht en vocht. Van aanvallen kwam niet veel tot een kwartier voor tijd. Johnston speelde drie man uit en ging daarna alleen op doel af. Er restte Jacinto niets anders dan aan de noodrem te trekken in het strafschopgebied. Maar terwijl iedereen een penalty voor Glentoran verwachtte, de Benfica spelers incluis, legde de scheidsrechter hem erbuiten. De vrije trap werd niets en het bleef 0-0. Glentoran lag eruit, maar had een schitterende prestatie geleverd. Nog steeds vinden veel mensen dat dit de beste prestatie in Europa is die ooit door een (Noord-)Ierse club geleverd is. Benfica schakelde in de volgende rondes achtereenvolgens St. Etienne, Vasas Budapest en Juventus uit, maar met geen van die clubs hadden ze meer moeite dan met Glentoran. Benfica stond hierdoor in de finale tegen Manchester United op Wembley. Nog waren ze niet helemaal van Glentoran af, want bij Manchester United stond Glentoran-fan George Best in de ploeg. Mede dankzij de deze balvirtuoos werd Benfica helemaal weggespeeld en eindigde de wedstrijd in een 4-1 overwinning voor de Mancunians. Manchester United werd de eerste Engelse Europese kampioen. Het seizoen 1967/1968 was voor zowel George Best als zijn boyhoodclub Glentoran het finest hour, want buiten de goede prestatie in Europa pakte Glentoran ook de titel in eigen land. Extra lekker was dat die titel op de laatste speeldag voor de neus van Linfield werd weggekaapt.

De jaren-70 zagen Glentoran 3 titels pakken en de eerste Europese overwinning. De tegenstander in de wedstrijd was ook geen kleintje, want het was het Engelse Arsenal wat met 1-0 verloor op the Oval. Door de eerder 3-0 nederlaag van Glentoran op Highbury was dit echter een Pyrrusoverwinning. Het was pas in het seizoen 1973/1974 dat Glentoran voor het eerst de eerste ronde overleefde. Meteen kwam de club ook erg ver, want pas in de kwartfinale was Borussia Mönchengladbach (de toenmalige Föhlen) te sterk voor Glentoran. Nooit zou Glentoran de kwartfinale nog ooit halen, maar dit resultaat stond als een huis. Slechts Linfield was er ooit eerder in geslaagd om de kwartfinale te halen in een Europees toernooi en ook zij zouden dat nooit herhalen. In de rest van de jaren-70 kwam Glentoran vooral uit tegen tegenstanders uit IJsland of echte topclubs. Een van die topclubs was Ajax in 75/76. De gloriedagen waren voorbij, maar dat gold ook voor Glentoran. Ajax verpulverde Glentoran 2 maal. Ruud Geels slaagde er in om maar liefst 4x te scoren op The Oval (1-6 winst voor Ajax) en 3x in Amsterdam (8-0 winst voor Ajax). Drie jaar later slaagde Glentoran erin om Juventus wat beter partij te bieden. De spelers van “De Oude Dame” wonnen met slechts 1-0 op The Oval.

Het decennium erop zag dat Glentoran vooral goed presteerde in de Irish Cup. Liefst 5 van de 10 keer ging de beker mee naar The Oval. Vooral de bekerwinst in 1983 en 1985 smaakte erg zoet. Beide bekerfinales werden namelijk gewonnen na veldslagen tegen Linfield en in beide bekerfinales was een replay noodzakelijk geweest. De kwaliteit van de spelersgroep was in de jaren-80 niet echt heel bijzonder, maar de vechtlust was hartverwarmend. Dankzij die vechtlust was het ook dat Linfield niet alle 10 titels in de jaren-80 won. Linfield won er in die jaren 80 en eindigde twee keer op een 2e plaats (in 1981 en 1988), toen wonnen de vechtersbazen van Glentoran de titel. Dankzij deze twee titels en die overwinningen in de bekerfinales tegen Linfield, begon de rivaliteit tussen beide clubs zo nu en dan ongezonde vormen aan te nemen. Een andere reden waarom de beide clubs elkaar niet mochten, was een politieke. In de jaren-80 was de IRA nogal actief in Noord-Ierland en dat was koren op de molen van de Linfield-fans. Glentoran was een club met een minder duidelijke politieke signatuur (ze waren protestants, maar katholieken waren ook welkom) en werden door de Linfield-fans gezien als collaborateurs. Als er weer een aanslag was geweest van de IRA zongen de Linfield-fans over de “Glentoran killers”. Omgekeerd was het natuurlijk ook het geval; de Glentoran-fans zagen de extreme protestanten als de medeaanstichters van het geweld en lieten dat ook duidelijk blijken als Linfield op bezoek kwam. Aangezien voetbalsupporters niet bekend staan als de meest rationele mensen, ging het weleens los tussen beide supportersgroeperingen. Supportersgeweld was in de jaren-80 dus niet alleen een Engels en Schots probleem, ook op het andere Britse Eiland kon men er wat van. Voetbaltechnisch waren de Europese avonturen van Glentoran niet om naar huis te schrijven. Iedere keer, op 1982 na toen een Luxemburgse tegenstander werd verslagen, was de eerste ronde het eindstation. Ook was het jammer dat er niet echt grote clubs werden geloot. Het eindstation was vaak tegen de middelmatige Europese clubs als Fram Reykjavik, Banik Ostrava en RoPS Rovaniemi. Alleen in 86/87 trof men de latere finalist Lokomotive Leipzig, wat in de finale dankzij een doelpunt van Van Basten met 1-0 werd verslagen.

De jaren-90 zagen een heel gevarieerde competitie. Linfield won de titel slechts twee keer, maar Glentoran kon er niet echt van profiteren. Ook de Glens wonnen de titel slechts 2 maal. Tel daarbij 3 maal de bekerwinst bij op en het was een erg gemiddeld decennium voor Glentoran. Er was echter ook het seizoen met de “Seven deadly wins”. In 1989/1990 versloeg Glentoran namelijk Linfield maar liefst 7x in een seizoen. Het is een wapenfeit waar de Glentoran-fans nog graag aan willen refereren als de clubs elkaar treffen. In iedere Cup en ook beide competitiewedstrijden werd er gewonnen van The Blues. Het is een van de meest bijzondere gebeurtenissen in de geschiedenis van de club. De jaren-90 waren echter niet de beste jaren. In 1994 had de club, met een 9e plaats, zijn slechtste jaar uit zijn geschiedenis. Het jaar ervoor was de club al als 7e geëindigd en de club had het financieel erg moeilijk. De tijden van Glentoran als topclub leken over. In 1995 eindigde de club als 5e, maar de 8e plaats van Linfield maakte veel goed. “The Big Two are no longer with us” kopten de kranten, maar dat was, uiteraard, te voorbarig. In 1996 won Glentoran namelijk de beker en dat zorgde ervoor dat er allerlei mechanismen rondom de club weer in beweging werden gezet. Er kwam weer sponsorgeld binnen en ook de toeschouwers vonden de weg naar The Oval weer terug. Op de drempel van het nieuwe Millennium was Glentoran weer helemaal terug; de titel werd binnen gehaald en ook grote concurrent Linfield haalde met de 2e plaats zijn beste resultaat in jaren. “The Big Two are back” schreven de kranten, opportunistisch als ze zijn. Het klopte echter wel. In het nieuwe Millennium zouden de twee weer gaan heersen als vanouds. In Europees verband waren de jaren-90 erg mager. De nieuwe systemen met voorrondes zorgden ervoor dat er vanaf midden jaren-90 zo goed als geen grote tegenstanders meer op The Oval zouden gaan spelen en in de toekomst zal dat niet anders zijn. Ondanks dit was ieder jaar de eerste ronde het eindstation. Waarschijnlijk is Olympique Marseille in 1993, het jaar waarin ze ook de Europa Cup 1 zouden winnen, de laatste grote tegenstander geweest.

Zoals ik al schreef was het nieuwe Millennium het startschijn voor een nieuwe overheersing van “The Big Two”. De eerste 7 titels werden, met uitzondering van 2002 toen Portadown de titel net voor de neus van Glentoran wegkaapte, verdeeld tussen Linfield (4x) en Glentoran (2x). Ook de Irish Cups waren vooral bezit van Linfield (2x) en Glentoran (3x). europees gezien was het huilen met de pet op. Glentoran kwam met geen mogelijkheid door de eerste voorronde heen. De Scandinavische en Oost-Europese competities zijn de Noord-Ierse hard voorbij gehold. In het Noord-Ierse elftal zit ook amper meer een speler uit de Noord-Ierse competitie. Het niveau van de Noord-Ierse competitie wordt dan ook gelijkgesteld aan de Engelse Conference, met hier en daar een superspeler als Peter Thompson van Linfield. Een van de duidelijkste voorbeelden van de matigheid van de competitie was het resultaat van Dungannon Swifts in de Intertoto Cup van dit jaar. Een, op papier, matige tegenstander als Keflavik uit IJsland won zonder enige moeite van de Noord-Ierse club. De Noord-Ierse competitie behoort dan ook tot de zwakste van Europa. De dagen van een Noord-Ierse club in de kwartfinales van een Europa Cup liggen dan ook ver achter ons. Het Noord-Ierse voetbal moet het dan ook duidelijk hebben van de nationale competitie. Die is nog wel heel boeiend.
Beide titels van Glentoran in het nieuwe Millennium waren bijzonder. In 2003 werden de Glens kampioen met een recordvoorsprong op Linfield, maar liefst 29 punten zaten er tussen beide clubs. Nooit was het verschil zo groot. Bizar genoeg werd Linfield het jaar erop kampioen met 29 punten voorsprong op Glentoran. Dit zegt eigenlijk genoeg over de onvoorspelbaarheid van de Noord-Ierse competitie. De mooiste titel ooit, volgens velen, werd in 2005 behaald. Linfield en Glentoran gaven elkaar geen duimbreed toe en op 23 april, met nog 2 wedstrijden te gaan, troffen de clubs elkaar op The Oval. De clubs hadden beide 70 punten en een laatste wedstrijd tegen al uitgespeelde clubs. Aangezien Linfield een veel beter doelsaldo had, moest Glentoran winnen. The Oval was voor het eerst in jaren weer eens uitverkocht. 13.000 Glens en 2.000 Blues lieten zich al voor de wedstrijd verbal goed horen. Eerder het jaar (op 27 december, de datum waarop de twee elkaar altijd ontmoeten) was de wedstrijd in 1-1 geëindigd en er waren wat relletjes geweest, vooral doordat ex-Linfield spelers Chris Morgan de gelijkmaker had gemaakt. Zijn overstap naar Glentoran werd al als verraad gezien, maar dit doelpunt was de druppel. Morgan werd de rest van de wedstrijd uitgefloten en er werden projectielen op het veld en naar de Glentoran-fans gegooid. Na het eindsignaal was het nog lang onrustig in de straten van Belfast, want met een overwinning had Linfield een voorschot op de titel kunnen nemen. Ook de eerdere, onterechte volgens Linfield, nederlaag in de finale van de League Cup (op Windsor Park!) had kwaad bloed gezet bij de aanhangers van The Blues. Er hing dus flink wat spanning rondom de wedstrijd op The Oval. Het had ook weerslag op de spelers, want de eerste helft was spijkerhard. Glentoran kwam in de 24e minuut op 1-0, maar tien minuten later stond het alweer 1-1. Glentoran moest winnen en zette er een extra spits bij. Het had succes, want in de 53e minuut stond het 2-1 voor Glentoran. Daarna besloten ze de boel dicht te gooien en dat leek succes te hebben. Linfield kwam er maar niet doorheen. De supporters van Glentoran waren alvast een voorschot op de titel aan het nemen op de tribune, maar het gezang en gejuich verstomde 5 minuten voor tijd nadat een lucky shot van Linfield in het doel plofte. Linfield had nu zo goed als zeker de titel op zak en het “Billy Boys” werd ingezet. Glentoran ging nu alles-of-niets spelen en er kwam nog een extra spits bij. Alle ballen werden hoog in de pot gepompt en het was daarna op hoop van zegen dat de bal erin zou vliegen. Ondertussen was de blessuretijd aangebroken en er restte Glentoran nog 3 minuten om de zege uit het vuur te slepen. Linfield restte niets anders dan de bal naar voren te pompen en dan maar weer een aanval van de Glens af te wachten. In de 92e minuut kreeg Glentoran een vrije trap aan de zijkant van de 16-meter. Dit was de allesbeslissende actie van de wedstrijd. De scheidsrechter zou deze nog laten nemen en daarna zou hij affluiten. Deze vrije trap zou dus beslissen over wie zich in 2005 mocht kronen tot de kampioen van Noord-Ierland. De vrije trap werd perfect genomen en de boomlange Halliday raakte de bal perfect. Het zweet gutste door de bilnaden van de Linfield-fans, terwijl de bal met een enorme snelheid richting de goal van Linfield ging. Keeper Mannus zweefde naar de bal toe en kon hem nog net uit het doel ranselen. De spelers van Linfield en Glentoran waren te verbaasd om te reageren op een man na, Chris Morgan, de ex-Linfieldspeler, die gaf de bal een tikje en de 3-2 lag in de netten. Vanaf de terrace klonk een orgastische juichgeluid. Glentoran was door dit doelpunt zo goed als zeker kampioen. Dat beseften ook de Linfield-fans en die besloten om het veld te bestormen (Belfast Celtic revisited) en de boel te slopen. De Glens op de tribune pikten dit niet en gingen de Linfield-fans aanvallen. De grootste rellen in jaren volgden. De uitslag werd niet meer gewijzigd en Glentoran kon in de laatste wedstrijd kampioen worden. Een 0-2 overwinning in Noord-Belfast, tegen de Crusaders, bezorgde Glentoran de benodigde punten en dus de titel. Het afgelopen seizoen was erg matig voor Glentoran. Een tweede plaats, achter een enorm sterk Linfield (wat slechts 1 wedstrijd verloor en de Triple pakte), was het maximale.

Overigens is er slecht nieuws op het gebied van het stadion van Glentoran. In 2003 werd de schitterende Oval verkocht aan de ratten van de samenleving; projectontwikkelaars. Het is dus een kwestie van tijd totdat The Oval plat gaat. Een legendarisch stadion dreigt te verdwijnen en daarmee, na het platgooien van Celtic Park, een stukje geschiedenis van het Noord-Ierse voetbal. De supporters zijn dan ook regelmatig actie aan het voeren tegen het verlaten van The Oval en, wat misschien nog wel erger is, de wijk. Het nieuwe stadion zou namelijk ergens buiten de stad komen te liggen en dat is een pure horror voor de meeste fans. De supporters hebben dan ook de actiegroep “Rest in East” opgericht en hopen daarmee en goed pressiemiddel te hebben om het bestuur te bewegen The Oval terug te kopen of in ieder geval voor een alternatief in de wijk te zorgen.

Statistieken van Glentoran:

Opgericht: 1882
Stadion: The Oval (15.000)
Bijnaam: The Glens
Landskampioen: 22x
Beker: 20x
League Cup: 5x
Vienna Cup: 1914


Nadat ik situatie overzag, leek het me nog een hele klus om bij het stadion te komen. Er was namelijk been mogelijkheid richting het stadion te lopen. Overal stonden hekken langs de weg waarachter bedrijven, meestal gesloten, zaten. Bij een van die gesloten bedrijven was erg een gat in het hek geknipt, maar hingen overal borden met waarschuwingen. Omdat ik toch bij The Oval wilde komen, besloot ik het terrein op te gaan. Het was zo rustig, dat ik niet verwachtte dat er een boosaardig persoon mij weg zou gaan jagen. Weinig mensen te zien, alleen heel veel roestige autowrakken en oude olievaten die aan het lekken waren. Het was een erg vies terrein, want het riviertje wat naast het terrein liep had veel olieslib aan de kanten liggen. Misschien was dit bedrijf wel gesloten omdat het illegaal olie loosde in het riviertje? Ondertussen liep ik verder. The Oval kwam dichterbij, maar het leek er ook op dat er een grote weg tussen het terrein en The Oval lag. Een tweede tegenvaller was dat er aan het eind van de weg stond een groot, onsympathiek hek met prikkeldraad. Hier kon ik niet overheen klimmen. Het zou dus afdalen worden, richting het riviertje, en dan zo om het hek heen proberen te gaan en geen natte voeten te krijgen. Dat lukte gedeeltelijk, want met een voet moest ik toch het water in om langs het hek te gaan. Vrij naargeestig, maar alles beter dan weer terug te moeten gaan. Nadat ik weer omhoog was geklauterd kwam er obstakel nummer 3; een grote en drukke snelweg die onmogelijk overgestoken kon worden. Ik liep een eindje door om te kijken of er ergens stoplichten waren, maar die zag ik niet. Er zat niets anders op om te wachten totdat ik de eerste helft kon oversteken. Dat kon na een kwartier en toen stond ik in het midden. Vrij naargeestig, want veel automobilisten keken me vreemd aan en ik hoopte maar dat de PSNI me niet zouden aanhouden. Je hoort weleens verhalen van fietsers die van de weg worden gehaald, dus dat kan ook voor een voetganger gelden. Gelukkig kreeg ik na 10 minuten een kans. Als Ben Johnson in zijn beste tijd (dus inclusief doping) zette ik aan en ik sprintte over de snelweg heen. Slechts een claxonnerende auto was mijn deel. Ik had het gered en besloot om deze weg niet terug te nemen. Daarna kwam er weer een obstakel, het leek wel een slechte film, in de vorm van een spoorweg overgang. Gelukkig was er hier wel een goede oplossing voor, in de vorm van een brug die iets verderop stond. Dubbel geluk was dat ik vanuit deze brug een mooi zicht had op The Oval. Ik zag nu ook in wat voor buurt het stadion lag. Veel lege huizen, rotzooi en vlaggen van foute organisaties als de UFF. Ook hier was er veel rood-wit-blauw te zien en dat verbaasde me, omdat Glentoran niet bekend stond als een fanatiek Protestantse club. Toch leek het hier heel erg op Sandy Row en Shankill Road, zonder Rangers fanclub dan. Het zag er ook allemaal vrij onguur uit en ik besloot van de brug af te gaan om eens het stadion van dichtbij te bekijken.

De huizen vlakbij het stadion bleken leeg te zijn en er waren wat mensen bezig ze leeg te roven. Vooral ijzer en koper waren erg populair, als ik de inhoud van de aanhangwagens een bekeek. Ook stond er nog een goede wasmachine, hoewel die er beroerd uitzag, blijkens het meenemen daarvan. De gasten keken me wat vreemd aan, toen ik daar zo rondliep. Ik besloot om even geen foto’s te maken, want gasten die al interesse hebben in oud ijzer, hebben dat zeker in een digitale camera. Aan deze kant was er geen ingang en ook eroverheen klimmen was geen optie. Ik hoopte maar dat het stadion aan de voorkant open was of dat er in ieder geval iemand was die me zou kunnen binnenlaten. Via een gezellig straatje, vol met Union Jack’s, kwam ik bij de voorkant. De pech leek over, want The Oval was open! Ik liep naar binnen en daar hing een man in benevelde toestand over een crash barrier. Ik liep even naar hem toe om te vragen of het goed was om foto’s te nemen, maar zijn onduidelijk antwoord wees me erop dat hij me niet had verstaan. De bierlucht om hem heen was niet te harden en dat terwijl het pas half 8 was. Ik zei “thanks” en begon als een Japannertje foto’s te maken. Het stadion was namelijk geweldig. Vooral de terraces waren schitterend. Ook opvallend was het bord met daarop "Jesus", wat in de hoek stond. Het leek een enorm oud stadion, terwijl het in WO II helemaal platgebombardeerd was door de Duitsers. Het stadion was daarom pas 60 jaar oud, maar het leek veel ouder. Nadat ik mijn rolletje had volgeschoten ging ik weer weg. De dronkelap keek me na, maar zei niets. Ik besloot om nu een rondje te gaan maken rond het stadion en dat viel zeker niet tegen. Ik zag o.a. de meest onguur uitziende toegang tot een uitvak en dan durven mensen in Nederland nog te zeggen dat de uitsupporters als beesten worden behandeld. Dit zag er zo agressief uit dat het zelfs te erg was voor beesten. Het was een lange kooi richting het uitvak en die kooi bestond uit hekken, pinnen, prikkeldraad, glas en roest. Bovenop deze kooi lagen allemaal stenen die door de Glentoran-fans ooit richting de uitsupporters waren gegooid. Ook lagen er veel bierflessen en stoelpoten op het hek. Ik ben erg benieuwd hoe hier zo’n wedstrijd verloopt, want dit zag er allemaal wel erg intimiderend uit. Ik liep de gang even in om richting de turnstiles van de uitsupporters te komen en overal in die kooi lag rotzooi. Ik vermoed dat de kooi vooral nodig is tegen Linfield, want als dit iedere week zo is dan is het niet echt een pretje om naar een uitwedstrijd van Glentoran te gaan. Ik verliet de kooi en geïmponeerd door al die intimerende dingen in en rond het stadion besloot ik om richting de stad te gaan.

Foto's:


Vanaf een brug die over de spoorweg liep kon ik de vervallen huizen en The Oval mooi zien liggen.


De Railway End.


De terrace met op de achtergrond Goliath, een van de twee kranen van Harland & Wolff.


De Main Stand, de trots van Glentoran.


Via dit roestige hek kon ik naar binnen in de kooi en richting de turnstiles van het uitvak lopen.

Extra foto's
pi_41631648


Linfield F.C.

Linfield is een club waar ik een dubbel gevoel bij heb. Je hebt het cliché dat je voetbal en politiek gescheiden moet houden, maar bij deze club is dat erg moeilijk. De hele geschiedenis van deze club is doordrenkt met geweld en rechts-extremisme. Aan de andere kant moet je ook respect hebben voor de prijzen die deze club heeft gehaald. Slechts de vriendjes van ze in Schotland hebben meer landstitels gehaald, maar in totaal is Linfield wel de wereldrecordhouder in prijzen. Ik had van te voren wat e-mailcontact gehad met een bestuurslid van Linfield die me een rondleiding zou geven. Toen ik onderweg naar het stadion liep was ik wel benieuwd hoe het zou zijn. Linfield staat ontzettend ver van me af en hoe zou die man zijn die me zou rondleiden; een geflipte loyalist of een relaxte gast? Vanaf het hostel was het niet zo ver lopen. Onderweg stikte het van de kerken. Nooit had ik meer kerken in een straat gezien. Ook waren er overal vlaggen van diverse loyalistische organisaties te zien en de Union Jack was hier ook populair. De murals maakten duidelijk dat men hier erg van U.V.F. hield, want overal waren er gebivakmutste mannen met wapens te zien en de gebalde rode hand werd vaak geschilderd. Uiteindelijk zag ik Windsor Park liggen. Het nare was dat ik, om er te komen, recht door de wijk moest gaan. Tot nu toe kon ik via de hoofdweg lopen, maar het avontuur bij Glentoran had me geleerd dat men hier in de wijken niet zo van vreemdelingen hield. In dit geval zat er echter niets anders op dan door de wijk te gaan. Het was een erg warme dag en de zon zorgde ervoor dat de wijk enorm stonk naar vuilnisbelt. Er lag dan ook veel afval op de grond en boosaardige mannen, met spitsen kinnen die zo je hals kunnen doorklieven, keken me wantrouwend aan. Ik moet zeggen dat ik me niet echt op mijn gemak voelde. In de wijk waren de mensen zich al aan het klaarmaken voor de Oranjemars, want overal waren vlaggetjes te zien met de Union Jack en aan veel huizen hingen oranje vlaggen met Willem III erop. De mensen die buiten liepen zagen er allemaal onsympathiek uit, leek wel. Veel gegroefde gelaten en woeste koppen. Ik was blij toen ik eindelijk in de buurt van het stadion was. Ik moest ondertussen enorm pissen, maar besloot dit op een beetje verdekte manier te doen. Ik wilde namelijk nog niet door het leven gaan als Jorientje met al die barbaren hier. De poort naar het terrein van het stadion stond, zoals verwacht, open. Een verroest hek zorgde ervoor dat ik al enthousiast werd en een schitterende mural achter de Railway End wakkerde dat enthousiasme helemaal aan. Ik had alleen een tijd afgesproken en besloot op zoek te gaan naar Andrew Conn, de man met wie ik had afgesproken. Ik zag in de clubshop een aantal mensen staan en vroeg of Andrew Conn er was. Toevallig was het de man die ik aansprak. Hij had een Chelsea-shirt aan, wat al voor wat vooroordelen zorgde, maar voor de rest oogde hij sympathiek. Terwijl we de hoofdtribune opgingen vertelde hij wat over de geschiedenis van de club. De South Stand was een erg mooie tribune. De tribune was ontworpen door Archibald Leitch, waar Andrew Conn nog nooit van had gehoord, en nog redelijk met rust gelaten. De stand was voor een groot gedeelte nog van hout en had een mooie paddock voor zich liggen. Deze paddock mocht alleen niet gebruikt worden tijdens internationale wedstrijden (van de zeikerds van de Fifa), maar tijdens competitiewedstrijden was deze gewoon open. De hekken, waar ik nog normaal niet zo kapot van ben, gaven het geheel een wat rauwe aanblik. Ondertussen vertelde Andrew allerlei verhalen. Onder andere over de bijzondere band met Haarlem (waar ik later nog op terugkom) en een aantal bijzondere wedstrijden die hier had plaatsgevonden. Andrew legde ook zijn voorkeur voor Chelsea uit en hij bleek daar ook regelmatig naartoe te gaan, zowel uit als thuis. De komst van Abramovitsj vond Andrew helemaal niet erg en hij genoot van de huidige successen. Met de Rangers had hij dan weer helemaal niets. Hij legde uit dat de Rangers enorm populair waren bij Linfield en ook de reden waarom. Andrew was juist belast met het uitbannen van het sektarisme en was daar dus niet zo blij mee, want juist van de Rangers werden er vaak sektarische liedjes overgenomen. toch zorgden de Rangers ook voor goede dingen, zoals het zorgen voor extra inkomsten. Over drie dagen zou namelijk de jaarlijkse wedstrijd tussen Linfield en Rangers plaatsvinden en die wedstrijd zorgde altijd voor een volle bak. Ik werd uitgenodigd voor de wedstrijd, maar ik vertelde dat ik tegen die tijd al in Dublin zat.

Ondertussen kwam het gespreksonderwerp toch op het onvermijdelijke onderwerp; politiek. Andrew vertelde dat hij geen oplossing zag. Hij was zelf een protestant en bleef het liefst bij Groot-Brittannië. Hij was echter fel anti-loyalistische bewegingen. Hij vertelde ook dat die vooral in de volkswijken een grote aanhang hadden. Hijzelf woonde in een middle-class buurt (hij is een leraar Frans) en daar was het protestants-katholiek zijn veel minder een issue. Hij vertelde ook dat er onderling veel strubbelingen waren onder de loyalistische bewegingen. Het U.F.F. en de U.V.F. vochten onderling ook een strijd uit, zodoende zag je vaak dat wanneer het U.F.F. een buurt ging regeren (met name om de drugshandel in handen te krijgen), dat aanhangers of leden van de U.V.F. moesten verhuizen uit de buurt en vice versa. Ook van de I.R.A. had hij geen hoge pet op, want die waren hun terrorisme aan het exporteren naar landen als Colombia (waar enkele I.R.A.-leden waren opgepakt wegens het leveren van bommen en kennis daarover). Het beangstigde hem wel dat juist dat fanatieke partijen aan beide kanten (Sinn Féin en de partij van Ian Paisley) de laatste verkiezingen hadden gewonnen. Hij was er dan ook niet van overtuigd dat het geweld definitief tot het verleden hoorden. Hij vreesde dan ook voor de wedstrijd Linfield v Donegal Celtic van het komende seizoen, want daar werd nogal wat van verwacht. Hij vertelde over de vorderingen van het project om de sektarische gezangen uit het stadion te krijgen, maar zei dat hij een eruptie van die gezangen vreesde rondom die wedstrijd.

We gingen het veld op en ik schoot mijn kaartje vol. De grasmat zag er perfect uit voor de wedstrijd tegen de Rangers. We liepen richting de Railway Stand. Dat was vroeger een grote terrace geweest, maar daar zat nu een businessclub in en een restaurant wat verhuurd kon worden. Er werd volop aan verbouwd om nog meer mensen te kunnen trekken. Andrew vreesde namelijk dat de Noord-Ierse F.A. weleens kon gaan besluiten om niet meer de thuiswedstrijden op Windsor Park te laten spelen, maar in het nieuwe, nog te bouwen, stadion op het terrein van de Maze gevangenis. Aangezien Linfield nogal wat geld verdiend met die wedstrijden van het Noord-Ierse elftal was het noodzakelijk om die toekomstige klap te kunnen opvangen. Vandaar dat er allerlei alternatieven werden gezocht, want er wordt zelfs gevreesd dat Linfield het onderhoud van Windsor Park niet meer kan ophoesten als het nationale elftal zal verdwijnen en dat er ergens een nieuw en kleiner stadion moet worden gebouwd. Via de businessclub gingen we richting de bestuurskamer. Deze vond ik geweldig. Het ademde echt de jaren-30 uit met veel ouderwetse dingen. Het rook er ook naar sigarenrook. Prachtig. Linfield enorm veel prijzen, dus ze stonden werkelijk overal. De meest opvallende vond ik een beker die gewonnen was bij VOAB; een amateurclub uit Goirle, wat vlak onder Tilburg ligt. Ondertussen kwam er ook nog een oud mannetje binnenlopen. Hij stelde zich enthousiast voor en vertelde honderuit. Ik verstond er helemaal niets van en knikte maar braaf. Achteraf hoorde ik dat het een Linfield Legend was uit de jaren-50. Na nog een paar kiekjes te hebben geschoten, mijn kaartje zat vol en ik moest nog naar Donegal Celtic, nam ik afscheid van Andrew en ging ik weer op weg. Vlak voordat ik weg was riep Andrew me nog terug. Hij had nog een aantal programmaboekjes voor me (van zowel Linfield als Noord-Ierland) en ik kreeg een Linfield-sjaal mee. Ik wenste hem nog succes tegen Gorica, een overwinning gunde ik Andrew wel, en ging op weg naar katholiek Belfast om de ground van Donegal Celtic te gaan bekijken. Hieronder nog even de beknopte geschiedenis van Linfield, mede gebasseerd op de verhalen van Andrew:

Linfield werd in 1886 opgericht in Zuid-Belfast door arbeiders van de Linfield Spinning Mill. De club werd genoemd naar het bedrijf; nl. Linfield Football Club. Het eerste “stadion” van de club stond achter de molen van de weverij. De club had een paar peilers waarop het leunde; protestantisme, loyalisme, conservatisme en sektarisme. Het was voor katholieken verboden om lid te worden van de club en zelfs verboden om te komen kijken (als er al iemand zin in had). De club was erg pro-Brits, wat tot uiting kwam in het grote aantal vrijwilliger die banden met de club hadden en in de beginjaren van WO I voor Groot-Brittannië wilden sterven in de modder van Vlaanderen en Frankrijk.

De club was eigenlijk al vanaf het begin al succesvol. Het nam in 1889, toen er nog geen competitie was in Ierland, al deel aan de F.A. Cup (die toen toegankelijk was voor alle 4 de delen van Groot-Brittannië) en verbaasde daarin door Nottingham Forest op 2-2 te houden op de City Ground. De club daagde echter niet op voor de replay, aangezien dat te duur was. Het was een van de founder members van de Irish League en won meteen het allereerste kampioenschap van die Irish League in 1890. Ook de volgende twee landstitels waren voor Linfield. In 115 jaar zou Linfield maar liefst 51x kampioen (46x officieel, de andere titels waren onofficiële titels in de twee wereldoorlogen) worden is daarmee veruit de grootste club van Noord-Ierland. Toch heeft die karrenvracht aan titels iets negatiefs over zich. Het terugtrekken van Belfast Celtic is daarvan een van belangrijkste reden. Zoals ik in het stuk over Belfast Celtic al had aangegeven was Linfield, en dan met name de supporters, de belangrijkste reden voor het bestuur van Belfast Celtic om zich terug te trekken uit de competitie. Daarmee is het grootste probleem van de club genoemd; het negatieve imago van de club. Tot de jaren-80, begin jaren-90 deed de club er zelf ook aan mee. De club was erg anti-katholiek en anti-Iers. Mensen met die achtergrond waren niet welkom bij de club. De club behoorde dan ook tot de zogenaamd “Britse Alliantie”. Tot de Britse Alliantie behoorden ook Rangers, Chelsea en Millwall. Al deze clubs staan bekend om hun pro-Britse houding en grote antipathie tegenover andere groeperingen. Hooliganisme werd bij deze clubs dan ook verheerlijkt en het is nog maar een paar jaar geleden dat het voor katholieken verboden was om bij clubs als Rangers en Linfield te spelen. Met Linfield en Rangers zijn ook meteen twee clubs genoemd die een van de meest intieme banden hebben in de voetballerij. Beide clubs spelen in een vergelijkbaar tenue (in het blauw met tinten rood en wit, zoals de Union Jack) en supporters van beide clubs bezoeken regelmatig wedstrijden van elkaar). Ook spelen beide clubs een oefenwedstrijd tegen elkaar aan het begin van het seizoen op Windsor Park. Een kleffe connectie dus. De laatste jaren is Linfield wel begonnen met het aanpakken van de problemen. Mensen die sektarische spreekkoren aanheffen worden aangesproken en het is niet meer verboden voor katholieken om bij de club te komen, hoewel er nog altijd erg weinig zijn. Ook is er het project “True Blue” opgezet in de zomer van 2006, om ervoor te zorgen dat de gezangen en het anti-katholicisme tot het verleden gaan behoren. Men vreest echter de komst van Donegal Celtic, de katholieke club uit West-Belfast en men is erg bang dat er veel figuren op af komen, puur voor het provoceren.

Even weer terug naar lang vervlogen tijden. De club had in het begin van de 20e eeuw namelijk een probleem om zich ergens vast te settelen. Regelmatig werd er van ground gewisseld en dat begon de supporters op te breken, vandaar dat er in 1905 een stuk land werd gekocht ipv gehuurd. Hier werd Windsor Park neergezet. Het stadion lag in het gebied wat Windsor heet en de zeer koningsgezinde fans van Linfield vonden het ook een mooie ode aan de koninklijke familie van Engeland; de Windsors. Ook het clublogo verwijst naar de koninklijke familie, want daarin staat Windsor Castle in afgebeeld. Ik denk ook niet dat er ergens in Groot-Brittannië te vinden waar men meer pro-koningshuis is dan in dit gebied van Belfast. Maar terug naar Winsor Park. Het stadion stond jaren in de schaduw van Celtic Park van Belfast Celtic en dat was de Linfielders een doorn in het oog. In de jaren-30 werd daarom aan de befaamde architect Archibald Leitch gevraagd om het stadion een facelift te geven. Dit resulteerde in een prachtig stadion, waarin 60.000 mensen konden. 10.000 meer dan in Celtic Park en dat vonden de Linfielders erg mooi. Windsor Park werd ook de thuishaven voor de nationale ploeg van Noord-Ierland en dit zorgt er tot de dag van vandaag voor dat er amper katholieken komen in het stadion wat het “Theatre of Hate” wordt genoemd door de vele anti-katholieke incidenten (waaronder het incident met Belfast Celtic) die er hebben plaatsgevonden. Het is niet voor niets dat de IRA ooit een bomaanslag heeft gepleegd op Windor Park, want dat stadion werd (wordt) gezien als een loyalistisch bastion. Er is nu ook een discussie gaande of Windsor Park wel het nationale stadion moet blijven. Linfield heeft er namelijk veel voordelen van. 15% van de recette van wedstrijden van Noord-Ierland gaat namelijk naar Linfield en zodoende heeft de club een flink financieel voordeel t.o.v. de andere clubs. Er zijn nu ook plannen om het nieuwe stadion te bouwen op het terrein van de voormalige Maze gevangenis. Vandaag de dag heeft Windsor Park een capaciteit van iets meer dan 20.000. Alleen de South Stand en de Railway Stand zijn nog redelijk oud. De andere twee stands zijn de laatste jaren verrezen en zijn all-seaters.

Nationaal is Linfield onaantastbaar, maar internationaal heeft Linfield nooit echt aansprekende resultaten geboekt voor een club die zo sterk is in de eigen competitie. Het steekt veel Linfielders dan ook dat het juist Glentoran (met de legendarische wedstrijden tegen Benfica en de winst in de Vienna Cup) en Belfast Celtic (met de overwinning op het onverslaanbare Schotland) internationaal wel resultaten hebben geboekt. Toch was het begin van Linfield erg veelbelovend. Het debuut van de Blues in Europa leverde een overwinning op (2-1 tegen IFK Göteborg in 1959). De return werd echter met 6-1 verloren en na een ronde was het alweer over. Een ander hoogtepunt was het bereiken van de kwartfinale in de Europa Cup I in 1967 (die gewonnen werd door Celtic). Na overwinningen op Aris Bonneweg en Valerenga was CSKA Sofia nipt te sterk. Een 2-2 op Windsor Park en een 1-0 nederlaag in Bulgarije waren niet voldoende om door te gaan. Het “what if” gehalte werd nog groter toen bleek dat CSKA Sofia gelijkwaardig bleek aan Internazionale. Twee keer 1-1 werd gevolgd door een 1-0 overwinning van de Italianen op neutraal terrein. Na dat resultaat werd de club van 1968 t/m 1984 iedere keer uitgeschakeld in de eerste ronde van de diverse Europa Cups (in 1975 bijvoorbeeld tegen PSV wat met 8-0 won in Eindhoven nadat ze ook al met 1-2 hadden gewonnen in Belfast). Tegenstanders die Linfield versloegen varieerden van grote namen als PSV, Benfica en Machester City tot kleintjes als NK Tirana, Beveren en pijnlijke als Dundalk (een club uit het door Linfielders verachtte Ierland). Linfield had als extra handicap dat zo nu en dan op neutraal terrein moesten spelen wegens zijn geweldadige aanhang. De wedstrijd in 1979 tegen Dundalk vond plaats in Haarlem en ook een jaar later trad men aan in Haarlem, ditmaal tegen Nantes. Dit heeft er wel voor gezorgd dat er jarenlang een band is geweest tussen Linfield en Haarlem. Pas in 1984/1985 lukte het Linfield om een ronde verder te komen. In de jaren dat er veel geweld was tussen nationalisten en loyalisten wees het lot uit dat Linfield in de Europa Cup I moest aantreden tegen Shamrock Rovers. Shamrock Rovers was wel een andere club dan Dundalk, wat meer een provincieclubje was. Shamrock Rovers was de grootste club van Ierland, met de gewelddadigste aanhang. Daarbij kwam nog eens dat de Shamrock Rovers in groen-witte hoops spelen en de Shamrock (het teken van Ierland) in de naam en het logo hadden. Wat ook bijdroeg aan de onpopulariteit van Shamorck Rovers was dat de supporters goede banden hadden met Cliftonville, de enige katholieke club op het hoogste niveau in die jaren. Een hele legermacht was dan ook op de been om de wedstrijd in Windsor Park in goede banen te leiden, wat maar gedeeltelijk lukte. Er vonden een aantal rellen plaats, maar de grote, gevreesde confrontatie bleef uit. O ja, de uitslag was 0-0. Bij de return in Dublin was er opnieuw veel politie op de been, maar ook nu was het niet voldoende om de supporters uit elkaar te houden. Nadat het 1-1 werd, en Linfield doorging (doelpunt van Linfield werd gemaakt door huidig manager Jeffrey, die daardoor nog steeds een clublegend is) konden de fans van Shamrock Rovers het moeilijk verkroppen en een aantal Linfield-fans kreeg het zwaar te verduren. Linfield won de wedstrijd, maar de Shamrock Rovers de gevechten. In hooligankringen werd er dus gesproken over een gelijkspel. Ook in de volgende ronde mocht Linfield aantreden (zou het toeval zijn?) tegen een club met een Shamrock in het logo, nl. Panathinaikos. Na een 2-1 nederlaag in Athene stond Linfield na 28 minuten thuis met 3-0 voor en een enorme stunt leek in de maak. De ploeg verkrampte echter en na 90 minuten stond het 3-3 en was het exit Linfield. Sindsdien speelde Linfield nog 14x Europees voetbal en werd het, zeer opvallend, maar liefst 9x uitgeschakeld door een Scandinavische club. Over de resultaten is niet over naar huis te schrijven, want slechts 2x kwam Linfield door de eerste ronde (of voorronde). Een keer werd het uitgeschakeld door Dinamo Tbilisi, maar die werden uitgesloten door poging tot omkoping en de andere keer was een ploeg uit IJsland met de makkelijk naam Hafnarfjördur te zwak voor de Blues. Europees voetbal en Linfield is om een of andere reden geen goede combinatie, want ook dit jaar was het weer over na de eerste voorronde. Gorica uit Slovenië was ditmaal te sterk.

Nationaal gezien is Linfield, na de dip in de jaren-90 toen allebei de leden van de Big Two rampzalig draaiden, weer top. In het nieuwe millenium pakten de Blues 4 titels, 2 bekers en 3 league cups. Het is momenteel de enige club met full-time spelers en was afgelopen seizoen zo oppermachtig dat er wordt gevreesd dat de kampioen voor de komende jaren al bekend is. Linfield verloor slechts een wedstrijd (toen het al kampioen was) en scoorde 88x in 30 wedstrijden. Ook de beker en de league cup werden gepakt, zodat de voor het na 1994 voor de tweede keer de triple pakte (Linfield is de enige club die ooit de triple pakte). Linfield is ook de enige club met een basisspeler van het nationale team in de gelederen; Peter Thompson. Opvallend, want normaliter komen de Noord-Ierse internationals uit in de Engelse Leagues. Afgelopen seizoen werden er dan ook diverse aanbiedingen op hem gedaan van o.a. Crystal Palace en het rijke Gretna uit Schotland. Thompson besloot echter te blijven en hoopt opnieuw de triple (of nog beter allevier de prijzen; de fourble?) te pakken met Linfield. Deze vierde prijs is echter wel de zwaarste om te pakken, namelijk de Setanta Cup. De Setanta Cup is de beker waaraan de beste 4 clubs uit beide Ierlanden aan deelnemen. In 2005 is deze in het leven geroepen door Setanta, een tv-station vergelijkbaar met Sky, om de verhoudingen tussen beide landen te verbeteren (en geld te verdienen natuurlijk). Over het algemeen wordt de Eircom League (van de republiek) als de sterkere beschouwd. Het was dan ook een grote verrassing dat Linfield er in 2005 in slaagde om deze Cup te winnen. In de finale versloegen de Blues het favoriete Shelbourne. Afgelopen seizoen won men wel de poule, (er zijn twee poules met in iedere poule 2 Noord-Ierse en 2 Ierse club) en ging Linfield als enige Noord-Ierse club door naar de halve finale, na o.a. een 6-0 overwinning en een 0-0 in de beladen wedstrijd tegen Derry City. In de halve finale werd er echter thuis verloren van Drogheda United, wat uiteindelijk ook de Cup zou winnen. Voor het komende jaar is de Setanta Cup weer een van de grote doelen voor Linfield, aangezien men in de nationale competitie toch geen concurrentie ziet. Een ander evenement waar veel Linfielders naar uit kijken zijn de wedstrijden tegen Donegal Celtic. Donegal Celtic wordt namelijk door vele mensen gezien als een potentiële opvolger van Belfast Celtic en dat waren vroeger de echte krakers. De autoriteiten zijn er wat minder blij mee, want er wordt gevreesd dat er veel rotzooizoekers op de wedstrijd zullen afkomen.

Statistieken van Linfield:

Opgericht: 1886
Stadion: Windsor Park (20.322)
Bijnaam: The Blues
Landskampioen: 46x
Beker: 37x
League Cup: 8x
Setanta Cup: 1x



Deze mural, op het terrein van Windsor Park, is een eerbetoon aan diverse Noord-Ierse spelers.


De roestige poort die toegang verschafte tot het terrein.


De nieuwe (1998) Alex Russell Stand. Hier stond vroeger de harde kern op The Kop Stand.


De North Stand die in de jaren-80 de afgebrande stand van Leitch verving.


De Railway Stand. Vroeger een imponerende terrace. Nu een kleine stand met veel skyboxen.


De voormalige Main Stand. Nu heet het de South Stand. Hier staat tegenwoordig de harde kern.


Het playershome ademde jaren-50 nostalgie uit.


Extra foto's

[ Bericht 1% gewijzigd door Barnet_Bee op 08-09-2006 22:36:59 ]
pi_41631677


Donegal Celtic

Ik zocht een bushalte richting Suffolk Road, daar waar het “stadion” van Donegal Celtic ligt. Ik wist van tevoren dat ik niet veel hoefde te verwachten, maar het stelde me toch wat teleur. Dit was in Nederland niet eens hoofdklasse waardig. Ik besloot dan ook om geen foto’s van Windsor Park en the Oval te wissen, om deze ground te fotograferen. Gelukkig heb ik een maat in Belfast wonen en die zorgt ervoor dat ik toch nog een aantal plaatjes van deze ground krijg. Het was erg verlaten en na eventjes te hebben rondgelopen, en mezelf te hebben afgevraagd hoe Donegal Celtic v Linfield hier ooit gespeeld kan worden, besloot ik weer om te vertrekken. Dit was niet zoveel. Nu was het even een paar uurtjes in de stad hangen en na het avondeten had ik afgesproken bij Crusaders en Cliftonville. Hieronder nog een bloemlezing over de, korte, geschiedenis van de club. Deze club zou weleens, beweren sommige mensen die ik sprak, heel populair kunnen worden. Het potentieel is er: de club komt uit het overwegend katholieke West-Belfast, ze spelen in groen-witte hoops, de naam Celtic zit in hun clubnaam en ze spelen nu voor het eerst op het hoogste nivea. De toekomst zal uitwijzen of dit daadwerkelijk de opvolger gaat worden van Belfast Celtic.

Nadat Belfast Celtic in 1949 verdween zat West-Belfast (het arme en katholieke deel van de stad) zonder een voetbalclub. Mede daardoor besloten een aantal mannen in 1970 een voetbalclub op te richten, zodat dit stadsdeel ook weer een club zou hebben. Over de naam werd een tijdje nagedacht en uiteindelijk kwamen ze uit op Donegal Celtic. Het eerste deel, Donegal (een provincie in Ierland), werd bedacht omdat de straten waarin ze woonden allemaal vernoemd waren naar plaatsen in het Ierse Donegal. De naam Celtic werd gekozen als een soort verwijzing naar het legendarische Belfast Celtic (een duidelijk statement, vooral in roerige jaren-70) en door het feit dat de populairste in West-Belfast het Schotse Celtic was. Donegal Celtic speelde jarenlang in lagere divisies, maar dat begon naar verloop van tijd te vervelen. Daarop besloten ze zich verkiesbaar te gaan stellen voor de League. Hiervoor werden ze echter keer op keer niet verkozen. Bij Donegal Celtic vonden ze dit zeer vreemd, want op zich was alles in orde. Daarop besloten ze om samen met Lurgan Celtic, die met hetzelfde probleem kampten, de bond onder druk te zetten. Ze hadden namelijk het idee dat beide clubs werden geweigerd doordat het woord “Celtic” in de naam voorkwam en doordat het katholieke verenigingen waren. Er werd zelfs gedreigd om naar de rechter te stappen als ze niet werden toegelaten en aangezien sektarische selectieprocedure uit den boze is, koos de bond eieren voor zijn geld en liet het beide clubs toe in de Second Division. Ook al omdat er totaal geen reden was om beide clubs te weigeren.

Donegal Celtic was de eerste club sinds 1949, het jaar dat Belfast Celtic verdween, uit het westen van Belfast die deelnam aan de Noord-Ierse League. Het was weliswaar in de Second Division, maar dat maakte niets uit. West-Belfast stond weer op de voetbalkaart. Er zou in dat seizoen een herstructurering van de Leagues plaatsvinden na het 2002/2003 seizoen en een plaatsje bij de eerste 8 in de Second Division zou ervoor zorgen dat je het seizoen erop in de First Division mocht uitkomen. Dat lukte de Wee Hoops, die op een 6e plaats eindigden dat seizoen. Ook matenclub Lurgan Celtic promoveerde mee en dus kwamen de beide, lang geboycotte clubs in 2003/2004 uit in de First Division. Hierin was handhaven het doel. Opnieuw een ploeg uit West-Belfast op het hoogste niveau was slechts een droom die een enkeling had, want dat was erg onrealistisch. Donegal slaagde er wel in om zich te handhaven i.t.t. Lurgan Celtic, ondanks dat Donegal Celtic slechts 5 van de 22 wedstrijden won. Het was te danken aan de vele gelijkspelen dat Donegal Celtic erin bleef.

In het seizoen 2004/2005 stelde Donegal Celtic een manager aan met een naam die Ierse dan Iers was, namelijk Paddy Kelly. Donegal Celtic en Paddy Kelly is een combinatie die net zo klopt als destijds VFL Wolfsburg en Wolgang Wolf. Het bleek ook voetbaltechnisch een goede combinatie te zijn, want Donegal Celtic eindigde als 3e, slechts een plaats te laag voor de playoffs-plek. Het seizoen erop (2005/2006) ging het zelfs nog beter. Achter het ongenaakbare Crusaders eindigde de club als 2e en mocht het uitkomen in de promotie-degradatie playoffs. De tegenstander in die wedstrijden was Institute uit Londonderry, zoals ze zelf graag zeggen. Institute is de protestantse club uit Londonderry (zoals de protestanten Derry noemen) en heeft een vrij fanatieke, soms zelfs sektarische aanhang. Derry is de enige stad in Noord-Ierland die overwegend katholiek is. De club van de stad is Derry City, maar komen, dankzij de fundamentalisten van Linfield, niet meer uit in de Noord-Ierse competitie. De plaatselijke bevolking die graag Noord-Iers voetbal wil zien moet dus naar Institute gaan.

Maar de wedstrijd dus. Als eerste zou er gespeeld gaan worden bij Donegal Celtic. Institute had echter geklaagd over de accommodatie van Donegal Celtic en de bond (die Donegal Celtic niet graag zag promoveren, gezien het veiligheidsaspect) was het daarmee eens. Het werd Donegal Celtic dus verboden op eigen terrein te spelen. Gelukkig bood Cliftonville de helpende hand aan zijn katholieke broertje en Donegal Celtic mocht de wedstrijd op Solitude spelen. Toch leek het nog even mis te gaan, want er werden twee, vruchteloze, pogingen gedaan om de wedstrijd te spelen op Solitude, maar telkens werd de wedstrijd afgelast wegens de overvloedige regenval die het veld onbespeelbaar had gemaakt. Er was veel commotie, want Donegal Celtic had het vermoeden dat er wel gespeeld kon worden. Volgens de geruchten deed de scheidsrechter geen uitgebreide controle. Een derde afgelasting was dodelijk geweest, want volgens de regels van de bond bepaald dan het lot wie er wint. Uitwijken naar een ander stadion was niet mogelijk, aangezien niemand de katholieke club wilde helpen. Gelukkig kon het de derde keer wel doorgaan. Buiten de Donegal Celtic- en Institute-fans waren er ook een flink aantal van Cliftonville op de wedstrijd afgekomen om The Wee Hoops te steunen. Favoriet Institute had het er zwaar en al na twee minuten stond underdog Donegal Celtic voor. Institute nam daarna het initiatief over, maar voor het doel lukte niets. Zelfs een penalty was niet besteed aan Institute, zodat Donegal Celtic met een 1-0 voorsprong mocht gaan rusten. Na de rust herhaalde Donegal Celtic zijn kunststukje en scoorde binnen 2 minuten de 2-0. Daarna was weer hetzelfde spelbeeld te zien als in de eerste helft; een Institute wat wanhopig aanviel, maar niet echt potten kon breken. Het was dan ook typische dat ze via een kansloos afstandsschot op 2-1 waren. Echt goed uitgespeelde kansen kreeg Institute namelijk niet. Donegal Celtic was daarentegen erg goed in zijn uitbraken en de ze maakten de 3-1. Deze werd echter onbegrijpelijk genoeg afgekeurd en het vanaf de terraces waren er anti-voetbalbond liedjes te horen. De supporters van Donegal Celtic en Cliftonville waren er van overtuigd dat de bond de club niet op het hoogste niveau wilde en lieten dat ook duidelijk blijken. Dat sloeg over op de spelers die ineens het spelbeeld gingen bepalen. Enkele grote kansen volgden en uiteindelijk viel de terechte 3-1. Er kwamen zelfs nog kansen op 4-1, maar die vielen er niet meer in. Donegal Celtic stond dus al met een been in de hoogste divisie.

De terugwedstrijd vond plaats in een sektarische setting. Er was veel volk van Institute komen opdagen en ze hadden voor de gelegenheid shirts van de Glasgow Rangers aangetrokken en de Union Jack van de zolder afgehaald. De supportersbussen van Donegal Celtic hadden het ook zwaar te voorduren, toen ze bij het Riverside Stadium (niet dat van Middlesbrough) aankwamen. Tijdens de wedstrijd bleef er ook een sektarisch sfeertje hangen, met o.a. het “Billy Boys” (een extreem-rechts lied) wat van de tribunes van Institute rolde. Donegal Celtic had het zwaar, maar kon standhouden tot de rust. Vlak na de rust kreeg Institute weer een penalty mee, maar opnieuw slaagde de keeper erin om hem te stoppen. Daarna was het over met Institute, die er zelf niet meer in geloofden. Het publiek begon ook agressief te reageren op de eigen spelers en vond het verraders. Het bleef uiteindelijk 0-0 en na de wedstrijd vonden er relletjes plaats buiten het stadion. Een bus van Donegal Celtic werd vernield, maar daar bleek het bij. Ondertussen was er groot feest in West-Belfast, want voor het eerst in 59 jaar zal er een club uit dat stadsdeel op het hoogste niveau uitkomen en dan ook nog eens een club met de naam “Celtic” in zijn naam. Het is afwachten hoe het volgend jaar gaat verlopen tegen clubs als Linfield, die bekend staat als erg anti-katholiek. Later in de maand kwam er nog meer goed nieuws voor Donegal Celtic, want ze mogen het komende seizoen toch op de eigen ground gaan spelen. Er moeten wat aanpassingen worden gedaan, maar daarna staat er niets in de weg om daadwerkelijk wedstrijden te gaan afwerken in West-Belfast. Een groundsharing met Cliftonville is dus niet nodig.

Statistieken van Donegal Celtic:

Opgericht: 1970
Stadion: Suffolk Road (2.000)
Bijnaam: The Wee Hoops
Landskampioen: 0x
Beker: 0x
League Cup:0 x


Foto's volgen dus nog, maar echt bijzonder is het niet.
pi_41631953


Crusaders

Nadat we hadden genoten van de culinaire hoogstandjes gingen Evelien en ik richting Belfast Noord. Daar liggen de stadions van Crusaders en Cliftonville. Als eerste zouden we naar Seaview gaan van Crusaders. Van tevoren had ik gemaild met de clubhistoricus had me verteld dat ik via de social club binnen kon gaan en dat gingen we dan maar doen, omdat er totaal geen andere ingang was. Het bezoekje aan de social club was erg leuk. Via een vage ingang kwamen we er binnen en op dat moment viel alles stil in die club. Ze waren blijkbaar niet echt gewend aan vreemde gezichten daar. Ik besloot om naar de bar te gaan en de naam Norman Howells (de clubhistoricus) te noemen. De niet al te snugger ogende barmeid keek alsof ze water zag branden en bleef me een tijdje aanstaren met een domme blik. Nadat ik nog een keer de naam had laten vallen kwam er een man achter een kamertje vandaan. Gelukkig was dat de man die ik via de mail had gesproken. Hij zei dat het geen enkel probleem was om het stadion binnen te gaan en, de mensen met een open mond achterlatend, liepen we het stadion in. Daar lag een dronken lor in een kruiwagen. De dronkelap schonk ons geen aandacht en ik schoot wat plaatjes. Het stadion was op zich niet zo bijzonder. Op de hoofdtribune waren ze bezig om stoeltjes te plaatsen die het woord “Crusaders” zouden vormen. Ze waren nu, na 4 jaar, bij de letter C. Dat schoot dus al op. Voor de rest was het wel aardig dat je bovenin de zee kon zien en dat er in de spelonken van de hoofdtribune allerlei vage dingen stonden. Toch vond ik dit, van de 4 echte stadions die ik had bezocht (Donegal Celtic tel ik niet mee), de minste. In Engeland zou dit echt een Conference ground zijn. Nadat ik foto’s had genomen met een nieuw kaartje, gingen we weer naar de social club om eruit te gaan. Opnieuw viel het stil toen wij binnenkwamen. Daarna was het zoeken naar een bus die ons richting het katholieke deel van Belfast-Noord zou brengen voor de laatste (en oudste) ground van Belfast: Solitude. Hieronder een beknopte geschiedenis van de protestantse volksclub uit Noord-Belfast:

In 1898 besloten een aantal mannen om een voetbalclub te gaan oprichten. Ze waren, dankzij de in 1890 opgerichtte “League of Ireland”, grote liefhebbers geworden van het spelletje, maar hadden niet echt een binding met een van de clubs die uit andere stadsdelen kwamen. Dit kwam omdat ze niet uit Noord-Belfast kwamen, het gebied waar deze mannen vandaan kwamen. Daarom wilde ze er een club oprichten in het noorden van Belfast. Er werd een vergadering belegd en het lastigste punt was de naam. Ze wilde dat de naam wat zou uitstralen en kwamen met de meest bizarre namen op de proppen, zoals Rowan Star, Cultra United, Queen’s Rovers en Lilliputians. Uiteindelijk werd er toch besloten om een wat ruigere naam te kiezen en dat werd Crusaders, genoemd naar de middeleeuwse ridders die het heilige land gingen bevrijden. Ze hoopten dat de naam zoveel indruk zou maken, dat ze bij voorhand al met 1-0 voor zouden staan.

Crusaders was een klein clubje dat lang op amateurniveau speelde. Pas in 1921 werd de club gekozen om een league hoger te spelen. Dit was de Intermediate League, een divisie net onder de “League of Ireland”. Aangezien er geen promotie-degradatie regeling was, moesten clubs zich verkiesbaar stellen. Dat was echter een heel corrupt iets, want alle clubs zorgden ervoor dat de oude clubs werden verkozen. Zodoende speelde Crusaders lang op het een-na-hoogste niveau. 1921 was sowieso een bijzonder jaar, want toen ging Crusaders spelen in Seaview. In dat stadion speelt men tot de dag van vandaag nog steeds en hoewel het door een brand in 1966 gedeeltelijk is verwoest, straalt het nog steeds historie uit.

Doordat Crusaders, ondanks vele pogingen, maar niet werd verkozen frustreerde de club wel een beetje. Ze hadden een grotere achterban dan veel clubs op het hoogste niveau, maar kregen maar geen kans om op dat niveau uit te komen. In de Intermediate League waren ze wel een echte topper en eindigden ze vaak op de eerste twee plaatsen, wat resulteerde in 9 kampioenschappen in 22 seizoenen in die competitie. Ook werd er regelmatig een lagere cup gewonnen. De frustratie over het uitblijven van een uitnodiging voor het hoogste niveau was zelfs zo groot dat Crusaders probeerde deel te nemen aan de Schotse competitie of de Ierse competitie in het zuiden. Het was dat het logistiek gezien erg lastig was om in Schotland te gaan spelen en politiek gezien was het weer erg lastig om in het zuiden te gaan spelen, maar het had dus goed gekund dat Crusaders nooit op het hoogste niveau in Noord-Ierland was uitgekomen.

In 1949 vonden echter de grote rellen plaats bij Linfield v Belfast Celtic, waarna Belfast Celtic zich besloot terug te trekken. Dat betekende dat er een plaatsje over was op het hoogste niveau en die ging naar de kampioen van de Intermediate League en dat was Crusaders. Eindelijk was het ze gelukt om op het hoogste niveau uit te komen. Op 20 augustus 1949 was het dan zover; Crusaders zou zijn eerste wedstrijd op het hoogste niveau spelen. Veel toeschouwers waren erg ontroerd hierdoor en de 1-0 overwinning op Portadown maakte het nog veel mooier. Eindelijk telden ze mee en de hoogste divisie zou merken dat Crusaders mee zou doen, was de verwachting. Dat viel erg tegen, want Crusaders eindigde als 11e en dus een-na-laatste en liet alleen het dramatische Cliftonville achter zich. Crusaders moest nu zelf in de pot voor de re-election, samen met Cliftonville en enkele clubs uit het niveau eronder. Nu profiteerde Crusaders echter van het oude jongens, krentenbrood principe op het hoogste niveau en de club bleef erin.

Daarna begon Crusaders zich te ontwikkelen als een goede, regelmatige ploeg in de hoogste divisie. Meestal eindigden ze in de middenmoot, waarbij soms verlangend naar boven kon worden gekeken en de andere keer weer wat angstig naar beneden. Vrijwel zonder uitzondering eindigde de ploeg van 1950 tot en met 1972 tussen plaats 5 en 9. Slechts een keer was er een verrassende 3e plek (in 1965) en een keer een matige 11e plek (in 1958). In de beker ging het wel een stuk beter. Er werden regelmatig wat kleinere bekers gewonnen, zoals de Ulster Cup en de City Cup en ook in de Irish Cup liet Crusaders regelmatig van zich horen. Het was een echte stuntploeg en ze stonden dan ook al snel bekend als de reuzendoders. Topclubs als Linfield en Glentoran vreesden een loting tegen de Crusaders op Seaview, want dat betekende vaak uitschakeling. Tot een bekerwinst in de belangrijkste cup van Noord-Ierland kwam het echter niet. Dat veranderde pas in 1967, toen Crusaders voor het eerst de finale haalde. Tegenstander op Windsor Park was Glentoran. Buiten Seaview presteerde de club altijd vrij matig, dus Glentoran was de grote favoriet. De Crusaders trokken zich er, gesteund door vele Hatchetmen, niet veel van aan en overklasten Glentoran op het gebied van werklust en passie. Dat bleek genoeg te zijn voor een 3-1 overwinning en de eerste grote prijs was binnen.

Dit betekende ook meteen dat de club Europa in mocht in het kader van de Beker voor Bekerwinnaars. Het lot wees uit dat Crusaders naar Valencia mocht om eerst in het Mestalla de Spaanse Bekerwinnaar partij te bieden. Dit was natuurlijk een lastige, zoniet onmogelijke opgave en Crusaders verloor er met 4-0. De spelers waren echter een ervaring rijker en genoten zoveel mogelijk van deze trip. Deze wedstrijd zou de geschiedenis ingaan als de een-na-grootste die de club ooit gespeeld heeft. Thuis bood Crusaders nog verrassend goed partij en scoorde zelfs 2x. Valencia legde er opnieuw 4 in en het avontuur was over. Het seizoen in de competitie verliep, zoals gewoonlijk, weer erg grijs met een 8e plek. In de beker ging het opnieuw fantastisch en de finale werd opnieuw gehaald. Deze keer moest Crusaders echter tegen Linfield, wat dus eigenlijk een thuiswedstrijd speelde. Maar het was opnieuw aan een enorme vechtlust en gedrevenheid te danken dat Crusaders uiteindelijk de cup voor de 2e keer mee naar Seaview mochten nemen, na een 2-0 overwinning. Opnieuw mocht Crusaders dus in Europa uitkomen, maar dit keer was de tegenstander een stuk minder aantrekkelijk. Het Zweedse IFK Nörrkopping rolde uit de koker en de eerste wedstrijd zou op Seaview worden gespeeld. De Zweden wisten niet wat ze overkwam toen ze aankwamen op het winderige, tochtige hol. Ze hadden in het begin dan ook veel problemen met het kwalitatief zwakkere Crusaders. In de rust stond het slechts 1-1. In de tweede helft probeerden de Zweden de zaak recht te zetten en kwamen snel op 1-2, maar de spelers van de Crusaders waren zo taai als leer en 10 minuten voor tijd kwamen ze weer op gelijke hoogte. Nörrkopping drong nog aan, om niet met een beschamend gelijkspel terug te moeten, maar het was te laat. Het bleef 2-2 en Crusaders had nog een kleine kans. In de terugwedstrijd lukte het Nörrkopping wel om Crusaders te verslaan. Het leek een slachting te worden, nadat het snel 3-0 stond, maar daarna kwam er weer een typische Crusaders eigenschap de kop opsteken; de tomeloze inzet. Daardoor werd het uiteindelijk slechts 4-1 en mochten de Noord-Ieren met opgeheven hoofd de Europa Cup II verlaten.

Daarna was het weer enige jaren rustig op Seaview. Het werd weer als vanouds; een ploeg waar niemand graag naartoe ging, maar die in uitwedstrijden weinig voorstelde en daarom nooit in de buurt van de bovenste plaatsen kwam. Tot het seizoen 1972/1973. Een seizoen dat werd gekenmerkt door rellen en politieke onlusten in Noord-Ierland. De strijd tussen katholieken en protestanten bereikte zijn hoogtepunt en voetbalwedstrijden bezoeken was geen pretje, vooral niet als het tussen een protestantse ploeg en Derry City ging. Na klachten van Linfield (alweer zij) werd besloten om ze in november 1972 uit de competitie te schrappen en ze te vervangen door Larne. Het was schijnbaar te onveilig om naar Derry te gaan voor supporters van fanatiek protestantse club als Portadown en Linfield. De bond liet zijn hypocrisie zien door Derry City te straffen en niet clubs die sektarisch, protestantse liederen zongen en andere supporters bedreigden. Derry City zou sindsdien uitkomen in de Ierse competitie. 1972/1973 was ook het jaar waarin topclubs als Glentoran, Linfield, Portadown en Coleraine een minder jaar hadden. Dit opende mogelijkheden voor de kleinere clubs als Ards en Crusaders. Ze maakten er een two-horse race van en uiteindelijk bleef Crusaders Ards voor met een puntje. Het publiek wist niet wat ze meemaakten, eindelijk was de club weer een keer kampioen. Dat was al geleden sinds ze uitkwamen in de Intermediate League.

Het jaar erop was er dus weer een Europees avontuur, maar dat was er een om snel te vergeten. Tegenstander was Dynamo Boekarest en na een 0-1 op Seaview werd het maar liefst 0-11 achter het IJzeren Gordijn. In de competitie ging het alleraardigst, want voor het tweede jaar op rij eindigde Crusaders boven Linfield en Glentoran en eindigde als 3e. Slechts op doelsaldo eindigde de club achter Portadown en liep zodoende Europees voetbal mis. Twee seizoenen later was het opnieuw feest in het Seaview stadion; Crusaders werd opnieuw landskampioen. De beloning daarvoor was zelfs mooier dan ze in hun stoutste dromen hadden kunnen voorstellen. De tegenstander was namelijk Liverpool (dat voor de eerste maal de Europa Cup I zou winnen dat seizoen) met klinkende namen als Keegan, Heighway, Toshack, etc.. Als eerste mocht Crusaders afreizen naar de heilige grond van Anfield. De laatste Europese wedstrijd was ze slecht bevallen en her en der waren de spelers weer bang voor een slachting met dubbele cijfers. Om dit rampscenario te voorkomen besloten ze keihard te gaan werken en niet op te geven, ook al zou het 4-0 staan. Dit bleek te werken, want toen het bij rust slechts 1-0 stond (n.b. door een penalty) waren de supporters van Crusaders heel erg tevreden, terwijl er vanaf The Kop flink werd gemopperd op de ploeg. Of het kwam door het gemopper, het opspelende eergevoel of doordat veel spelers weinig zin hadden in een veldslag op Seaview is onbekend, maar Liverpool schakelde een tandje erbij en probeerde Crusaders te overlopen. Die gaven niet op en dat zorgde ervoor, samen met een keeper die de wedstrijd van zijn leven speelde, slechts Toshack nog kon scoren na de rust. Een 2-0 nederlaag op Anfield was beter dan de Hatchetmen op de tribune hadden verwacht en ze gaven hun helden een applaus. Ook vanuit de Kop steeg er een schitterend applaus op voor de dappere strijders op het veld. De volgende dag werd in de kranten ook getwijfeld aan de goede naamgeving voor de club. De oprichters hadden de club beter Gladiotors kunnen noemen i.p.v. Crusaders. Veel superlatieven dus voor de ploeg. De terugwedstrijd op Seaview werd het hoogtepunt, qua wedstrijd, in de geschiedenis van Crusaders. Iedereen die ook maar iets met de club had kwam op de wedstrijd af. Aangezien Seaview vrij snel al bomvol zat, besloten de mensen die buiten stonden er toch alles aan te doen om de wedstrijd te zien. Er werd in lantaarnpalen geklomen, bovenop daken gezeten, in de hekken gehangen, zelfs in de lichtmasten werden geklommen; iedereen wilde erbij zijn. Het stadion zat zo vol dat de autoriteiten heden ten dage er een hartverzakking van zouden krijgen. De wedstrijd zelf ging heel gelijk op tot aan de 80e minuut. Slechts Keegan had er eentje gemaakt en Crusaders leek dus een heel aardig resultaat te gaan halen. Jammer voor ze was dat Liverpool er iets anders over dacht en in de laatste 10 minuten lieten ze hun klasse zien, die ze verderop in het seizoen ook zouden etaleren en waardoor ze uiteindelijk de titel en Europa Cup I zouden gaan winnen. Die razende 10 minuten zorgde ervoor dat het uiteindelijk 0-5 werd, maar de fans van Crusaders gingen toch met een fijn gevoel naar huis. Ze hadden immers het grote Liverpool aan het werk gezien en de mensen die later beweerden dat ze erbij waren is in de loop der jaren steeds verder gegroeid.

Daarna trad er een stilte in rondom Crusaders. Na de titel bivakkeerden ze voornamelijk in het rechterrijtje en slechts een verloren bekerfinale tegen Linfield was een lichtpuntje in die jaren. Die verloren bekerfinale zorgde er wel voor (omdat Linfield de titel won) dat ze opnieuw Europa in mochten. Dit keer was het een korte trip naar Newport in Wales. Memorabel was deze clash niet, na een 4-0 nederlaag in Wales. Thuis hield Crusaders ze op 0-0 en daarna moest Europa het lang zonder Crusaders doen. In de competitie werd Crusaders ook steeds kleurlozer, met als dieptepunt een 13e en een-na-laatste plaats in 1990. Het werd tijd om in te grijpen en enkele sponsors grepen in en gaven Crusaders wat extra geld en een nieuwe manager, namelijk Roy Walker. Deze Roy Walker was een Noord-Ier die ervaring had in Engeland bij Luton Town. Hij had zijn carrière afgesloten bij Crusaders en was duidelijk de leider in de kleedkamer. Daarom was er veel vertrouwen in hem en kreeg hij de baan. Hij leidde ze van die troosteloze 13e plaats, via een 10e en 6e naar een knappe 2e plaats in 1993 met evenveel punten als kampioen Linfield. Er was echter een nieuwe regel dat doelsaldo voortaan bepalend was en er dus geen beslissingswedstrijd zou komen. Het betekende wel dat Crusaders na 13 jaar weer Europa in mocht. Servette uit Genève rolde uit de koker en na een knappe 0-0 op Seaview bleken de Zwitser toch te sterk in Genève: 4-0 werd het daar.

Crusaders werd dankzij het uitstekende resultaat in de competitie gezien als een van de favorieten in de competitie het jaar erop. Die rol konden ze niet waarmaken en ze werden “slechts” 4e. het jaar erop was het wel raak en met een grote overmacht werden de Hatchetmen kampioen. In het midden van de jaren-90 was Crusaders sowieso een topteam, want het jaar erop (seizoen 1995/1996) werd Crusaders 2e en het jaar erop werden ze voor de 4e (en voorlopig laatste) keer kampioen van Noord-Ierland. In dat jaar werd tevens de League Cup voor het eerst en laatst behaald. Walker had een uitstekend team neergezet dat vaak aanvallend voetbal en strijd combineerde. Europees gezien waren er tripjes naar Denemarken (Silkeborg), Litouwen (Zalgiris Vilnius) en Georgië (Dinamo Tbilisi). Iedere keer werd Crusaders uitgeschakeld, maar ook werd er voor het eerst een wedstrijd in Europa gewonnen. Zalgiris Vilnius was het slachtoffer op Seaview en ging met een 2-1 nederlaag naar huis. Veel zullen ze er niet om gemaald hebben, want in Litouwen was met 2-0 gewonnen en de Litouwers gingen dus door.

In het seizoen 1997/1998 bestond Crusaders 100 jaar en wat was mooier dan in dat jaar de titel weer te halen. Crusaders was ook de topfavoriet dat jaar, maar het liep van geen kanten. De club eindigde slechts als 6e en Walker kreeg veel kritiek van het bestuur. Die waren echter vergeten dat dankzij Walker de club de voorafgaande 5 jaar 2x kampioen had gemaakt en ze 2x als 2e had laten eindigen. Walker nam echter vlak door vlak voordat de club uitgebreid zijn 100-jarig bestaan zou gaan vieren ontslag te nemen. Hij hield de eer aan zichzelf. Het vertrek van Walker was funest voor de club, want het spel en de resultaten werden stukken minder. Daardoor kwamen er steeds minder mensen naar Seaview en ook de sponsors lieten het afweten. In 2001 moest de club dan ook, als nummer een-na-laatst, playoffs wedstrijden spelen tegen Lisburn Distillery. In Lisburn verloor de club met 2-1, maar gelukkig konden ze het op Seaview rechtzetten met een 3-1 overwinning. Het jaar erop werd de club opnieuw een-na-laatste, maar er waren dat jaar geen degradanten wegens de uitbreiding van de competitie. Ook het jaar erop was er weer een een-na-laatste plaats op de ranglijst, maar opnieuw had dit geen gevolgen, omdat de League had besloten dat alleen de nummer laatst playoffs zou moeten spelen. Toch zou het niet goed kunnen blijven gaan, want eens ga je er echt uit. Dat gebeurde ook in het seizoen 2004/2005. Crusaders eindigde weer op de een-na-laatste plek en moest aantreden tegen het sterke Glenavon; een club die ook jaren op het hoogste niveau uitkwam en een aantal maal kampioen werd. Glenavon was in deze wedstrijd dan ook de favoriet. Dat veranderde echter na een knappe 1-1 in en tegen Glenavon. Nu moest Crusaders het wel af kunnen maken thuis, maar dat ging even anders, want ook op Seaview eindigde de wedstrijd in 1-1. Er waren verleningen nodig om te bepalen wie op het hoogste niveau uit zou mogen komen. Glenavon deed een gouden zaak door in de 92e minuut op 1-2 te komen. Daarna ging Crusaders puur kick & rush spelen, maar niets leek meer te lukken. Het zou 1-2 blijven en voor het eerst in haar geschiedenis degradeerde Crusaders uit de hoogste divisie. 55 jaar waren de bewoners van Seaview een begrip geweest en nu mochten ze uitkijken naar potjes tegen H & W Welders, Coagh United en Moyola Park.

Het seizoen in de First Division was er een om snel te vergeten. De degradatie maakte verschillende krachten los en financieel kwam de club er weer helemaal bovenop. Een heel makkelijk seizoen in de First Division volgde, waarin bijna alle wedstrijden werden gewonnen. Slechts eenmaal was er een nederlaag en ook was er een gelijkspel te noteren. Crusaders mag volgend jaar dus weer uitkomen in de competitie waar ze historisch gezien in thuishoren: de Carnegie Premier League.


Statistieken van Crusaders:

Opgericht: 1898
Stadion: Seaview (9.049)
Bijnaam: The Hatchetmen
Landskampioen: 4x
Beker: 2x
League Cup: 1x




De turnstiles van Seaview. Bovenop aanlokkelijk prikkeldraad.


De Main Stand waar ze met de stoeltjes nog steeds bij de "C" zijn.


De Social Club Stand met links de Social Club.


De Social Club Stand heeft als enige terrace in het stadion crash barriers. Hier staat de harde kern.


De Seaview Stand. Er zou nog meer vegetatie mogen zijn.


Extra foto's
pi_41632264


Cliftonville FC

Als laatste stadion in Belfast stond Solitude van Cliftonville op het programma. Dit stadion is het oudste stadion van het gehele eiland. Samen met The Oval was dit het stadion waar ik het meest naar uit had gekeken om te bezoeken. Ik had al enkele foto’s gezien van de ground en het leek me een schitterende oud stadion. Via e-mail had ik al contact met een clubman gehad en die schreef dat ik na 6 uur via de social club binnen kon komen, want dan zou hij er ook zijn. De straat waar het stadion aan moest liggen was zo gevonden, helaas was ik vergeten het huisnummer van het stadion op te schrijven. Zodoende was het een gok welke kant we moesten oplopen. Dat werd, uiteraard, de verkeerde. Na een tijdje bergaf te hebben gelopen kwamen we daarachter. Er zat niets anders op dan weer bergop terug te lopen om het stadion te gaan zoeken. Aangezien ik nogal lam was na het dagje groundhoppen besloten we met de bus te gaan en de chauffeur te vragen waar het was. Het stadion bleek dicht bij de plek te liggen waar we waren uitgestapt. Het was overigens niet echt makkelijk te vinden, want het lag in een zijstraatje ingeklemd tussen de huizen. We gingen op het stadion af en van buiten zag het er geweldig uit. De mooiste van de 5 die ik had gezien. Het stadion ademde traditie uit en de rode kleur straalde echt wat uit. Ik belde aan bij de social club, maar die was blijkbaar nog gesloten. Daarom gingen we even een rondje rondom het stadion maken. Aan de achterkant bleek dat het in een erg groene wijk lag. Er was een vijver en een park aan de achterkant van het stadion. Ook waren hier tekenen te zien van de gloriedagen van het Noord-Ierse voetbal. Er waren dichtgemetselde turnstiles te zien en bomen die een oude tribune hadden overwoekerd. Het park was een van de mooiste stukken Belfast en de Troubles leken hier ver weg.

Daarna gingen we kijken of de social club al open was. Deze was nog steeds dicht, het was ondertussen al kwart voor 7. Daarop besloot ik maar eens wat deuren te checken en er bleek er eentje open te zijn. Op hoop van zegen duwde ik hem open en ging ik naar binnen. Daar zag ik een verbaasde fysiotherapeut die iemand aan het behandelen was. Ik vroeg aan hem of John Rogan (de man met wie ik mailde) aanwezig was. De fysio zei dat hij hem nog niet had gezien en dat ik het beste nog even buiten kon wachten. Ondertussen kwamen er steeds meer mensen richting de social club, maar die was nog steeds gesloten. Ik raakte met ze aan de praat en vertelde dat ik wat foto’s van het stadion wilde maken. Ze zeiden dat we dan best alvast het stadion binnen zouden kunnen gaan. Daarop liepen we met die gasten weer richting de deur van de fysio en gingen we naar binnen. Een ging ondertussen John Rogan bellen, maar die nam niet op. Voor mij was dat niet zo’n probleem, want we waren nu toch al binnen. Samen met de Cliftonville fans gingen we het veld op (wat er erg slecht uitzag). Ondertussen waren de Cliftonville mannen allerlei verhalen aan het vertellen tegen ons. Zoals de meeste Belfasters die ik tot nu toe had ontmoet zaten ze zeker niet om een praatje verlegen. Ik kwam er al snel achter dat er een club was die ze vervloekten en dat was Linfield. Dat vonden ze maar een stel sektarische hufters (en dan blijf ik nog net). Ook de legendarische titel van een paar jaar daarvoor kwam ter sprake, dat was iets wat ze nog steeds niet konden bevatten, want meestal was het waardeloos wat de club liet zien. Ook het afgelopen seizoen was heel goed verlopen voor de club; ze waren 5e geworden en hadden bijna een plaatsje in de prestigieuze Sentanta Cup verdiend. Voor het komende jaar waren de verwachtingen niet al te hoog, maar als ze Linfield op de eerste speeldag van het seizoen (23 september) zouden verslaan was de start in ieder geval goed. Met Linfield waren er al vaak problemen geweest en met plezier hoorde ik het volgende verhaal van de legendarische keeper van Cliftonville; Paul Straney. Die keeper was en is een echte cultheld bij de supporters. Hij haalt regelmatig de meest rare fratsen uit en met name als de wedstrijd tegen Linfield op het programma staat. Bij de Linfield-supporters is hij dan ook de meest gehate speler in de hele competitie. Twee jaar geleden stond Cliftonville v Linfield op het programma. Het regende hard en het veld was veranderd in een modderpoel. De tweede helft speelde Linfield richting zijn fans, die op de nieuwe tribune achter de goal stonden. Straney van Cliftonville werd uiteraard de hele tijd uitgescholden voor Fenian en meer van dat soort fraaie woorden. Op een gegeven moment kreeg Linfield een grote kans, maar die werd gemist door het enorme modderveld. Straney legde de bal neer om hem uit te trappen. Ineens bedahct hij zich en hij liep naar het Linfield-vak. Daar hing een Union Jack en Straney besloot daar zijn modderhanden aan af te vegen. De Linfield supporters werden helemaal gek en wilden Straney lynchen. Dat lieten de Cliftonville supporters natuurlijk niet gebeuren en het liep uit de hand. Nadat de politie had ingegrepen kon de wedstrijd worden uitgespeeld. De uitslag deed er voor de Cliftonville supporters niet meer toe, want het vernederen van Linfield was de grootste overwinning die ze zich konden wensen.

Nadat ik nog tal van dit soort verhalen had gehoord en helemaal suf geluld was door die gasten ging ik foto’s maken. Het stadion was echt geweldig. De nieuwe tribune voor de uitsupporters vond ik niet veel, maar de rest was geweldig. Tegenover de hoofdtribune was een grote terrace, maar die was in ongebruik geraakt en helemaal overwoekerd met planten en gras. Daarna kwam ik bij de andere tribune achter de goal. Dit was een terrace met veel rottend beton. Ik had nog nooit zo’n gare terrace gezien die daadwerkelijk nog gebruikt werd. Alles lag schots en scheef. Het leek me geen pretje om hier iedere twee weken op te moeten staan, vooral niet omdat er voor het hele vak een hek was gespannen, wat het lastig maakte om alles goed te zien. Het zorgde wel voor een intimiderend geheel. Het kon niet anders of hier stonden echte boeven die mensen aten. De hoofdtribune was de allermooiste tribune. Voor de echte tribune lag een paddock en de tribune zelf zag eruit alsof hij ieder moment kon instorten. Hij was veel jaar geleden opgetrokken uit hout en het leek wel of er sindsdien niets aan veranderd was. Het prikkeldraad en het hek gaven ook deze tribune een wat ruige sfeer. Dit leek me echt een ground waar je niet snel punten pakt. Eenmaal terug bij de groep gingen de verhalen weer verder. Zo hoorde ik nog wat verhalen over legendarische wedstrijden. De mannen vonden het erg dat het Noord-Ierse voetbal niet meer zo leefde. De laatste jaren gingen er ook steeds meer mensen de oversteek maken richting Schotland. Duizenden Noord-Ieren trekken iedere week naar Glasgow om ofwel Rangers ofwel Celtic aan te moedigen. De Cliftonville mannen hadden wel sympathie voor Celtic, maar de band was niet zo hecht als tussen Rangers en Linfield. Cliftonville had meer een band met Shamrock Rovers uit Dublin en ook kwamen er regelmatig supporters over van St. Pauli. Na alle verhalen was het tijd om de social club in te gaan. Daar kwamen we nog de voorzitter tegen van Cliftonville. Hij was wel een grote Celtic-fan en ook GAA (de bond van de traditionele Ierse sporten) vond hij geweldig. Hij raadde ons dan ook aan om naar Croke Park te gaan (wat we later ook zouden doen. We hebben er zelfs een Gaelic Football match gezien). Ik maakte de voorzitter wijs dat NAC het Rangers van Nederland was, zeer tot ongenoegen van Evelien. Hij was zelf ooit bij een wedstrijd van NEC geweest (in de oude Goffert) en vond het een heel leuke ervaring. Het stadion zelf was hij minder over te spreken. Hij vond het erg leuk dat we kwamen kijken bij zijn club en nodigde ons uit voor de wedstrijd van 6 januari tegen Linfield. Het ligt aan mijn financiën tegen die tijd, maar anders is het zeker het overwegen waard om te gaan, want het was erg leuk en gezellig bij Cliftonville. Ik had nog geen echte favoriet in Noord-Ierland (Glenavon vond ik om een of andere reden altijd wel leuk), maar vanaf nu is het Cliftonville. Leuke club met heel leuke supporters. Hieronder nog een korte geschiedenis van de club:

Cliftonville werd in 1879 opgericht en is daarmee de oudste club van op het groene eiland die nu nog bestaat (dus van Noord-Ierland en Ierland). De club werd op een vrij aparte manier opgericht door een jonge zakenman uit Belfast genaamd John McAlery. Die wilde namelijk een voetbalclub hebben en verzon een naam “Cliftonville Association Football Club”. Hij had echter een probleem en dat was dat hij het enige lid was. Daarom zette hij een advertentie in de krant om spelers te rekruteren en een week later had hij een team bij elkaar en kon de eerste wedstrijd gespeeld worden. Aangezien er geen sprake was van enige organistatie besloot McAlery samen met enkele andere mensen een bond op te richten. Hij had dit gezien in Engeland en besloot dat het een goed idee was om dit ook in Ierland te doen. Deze bond werd officieel een orgaan op 18 november 1880 met McAlery als secretaris van deze bond. Een van de eerste acties van de bond was een cupcompetitie te organiseren. In het eerste jaar stond Cliftonville meteen in de finale. Ze kwamen daarin uit tegen Moyola Park (een club die nog steeds bestaat en nu uitkomt in de Noord-Ierse eerste divisie). Moyola Park won de cup (dit is de enige prijs die de club ooit zou winnen in zijn historie), maar toch was McAlery tevreden. De cupcompetitie was een groot succes en zeker voor herhaling vatbaar. Het jaar erop stond Cliftonville opnieuw in de finale, maar opnieuw was er een nederlaag. Ditmaal was Queen’s Island te sterk. Het jaar erop mochten McAlery en zijn mannen wel juichen, want voor het eerst ging de cup naar Cliftonville. De mannen van de Solitude wonnen met maar liefst 5-0 van Ulster. De beker lag Cliftonville wel, want de club zou de beker tot 1910 maar liefst 7x winnen. Daarna zou de club veel nadeel gaan ondervinden van het amateurclub blijven en ondergesneeuwd worden door de (semi-)professionele clubs als Linfield, Glentoran en Belfast Celtic. Cliftonville zou slechts in 1979 nog een keertje de belangrijkste beker van het land winnen, voor de rest heerste er droogte op dat vlak. Dat was ook de eerste keer dat Cliftonville Europa in mocht. Het lot koppelde Cliftonville aan Nantes. Op het eigen Solitude kon Cliftonville Nantes nog wel bijhouden en het verlies beperken tot 0-1. Uit was het een ander verhaal. Cliftonville kreeg met 7-0 klop in Frankrijk. Het Europese avontuur duurde dus precies een ronde.

Titels werden er ook niet veel gehaald door Cliftonville. In 1890 was Cliftonville een van de founder members van de Irish Football League. Sterker nog, Cliftonville (en zijn ambitieuze voorzitter McAlery) was een van de drijvende krachten hierachter. McAlery was erg onder de indruk van de competitie in Engeland en wilde dat ook in Ierland. Hij belegde een vergadering en de uitkomst was dat 8 clubs (Cliftonville, Clarence, Milford, Oldpark, Distillery, Glentoran, Ulster en Linfield) in een competitie gingen spelen die de naam “League of Ireland” zou krijgen. Al deze clubs kwamen trouwens uit het huidige Noord-Ierland waar voetbal erg populair was. In het zuiden werd het toch meer gezien als een Engelse sport en dat is daar geen compliment. De voorzitter van de “League of Ireland” werd een ander bestuurslid van Cliftonville, want McAlery wilde zich toch vooral bezig blijven houden met zijn club. De eerste titel werd gepakt door, hoe kan het ook anders, Linfield. Linfield zou de eerste 3 titels op rij pakken en daarmee zichzelf al meteen laten gelden als dé topclub van Noord-Ierland. Cliftonville haalde niet echt opzienbare resultaten in dat eerste seizoen en eindigde als 4e. In de daarop volgende seizoenen in de 19e eeuw was het ook niet allemaal veel verheffends. Soms deed de ploeg het goed en werden ze 2e en het seizoen daarop konden ze weer als 6e eindigen. Slechts in 1896 was er een grote kans op de titel, want toen eindigden zowel Cliftonville als Distillery Belfast (het huidige Lisburn Distillery) met hetzelfde puntenaantal bovenaan. Helaas voor de club ging het mis in de beslissingswedstrijd en werd er verloren met 1-2. Cliftonville ging dus titelloos de nieuwe eeuw in.

De nieuwe eeuw bracht geen geluk voor Cliftonville, want in de eerste 6 jaar was een 4e plek de hoogst haalbare voor “The Reds”. Ondertussen werd de concurrentie wel steeds groter met het populaire Belfast Celtic (wat evenals Cliftonville katholiek was, maar veel populairder) en clubs uit Dublin (Bohemians in 1903 als eerste) erbij. Bij aanvang van het seizoen 1905/1906 werd er weinig van Cliftonville verwacht. De titel zou toch wel naar een van de grote 4 (Linfield, Glentoran, Belfast Celtic en Distillery Belfast) gaan was de algemene gedachte. Cliftonville speelde echter heel erg goed en bleef tot het laatst meedoen om de titel, terwijl Glentoran, Belfast Celtic en op het laatst ook Linfield moesten afhaken. Uiteindelijk behaalden Cliftonville en Distillery Belfast evenveel punten en moest er een beslissingswedstrijd worden gespeeld. Dit keer hoopte Cliftonville dat ze wel aan het langste eind zouden trekken tegen de mannen van de alcoholstokerij. De eerste wedstrijd eindigde echter in een 0-0. Voor het eerst moest er een replay worden gespeeld, maar ook die eindigde in een gelijkspel, 3-3 dit keer. Hierop besloot de bond om niet nog een replay te laten spelen en beide clubs uit te roepen tot kampioen. Cliftonville was eindelijk kampioen geworden, 16 jaar na de oprichting van de “League of Ireland”.

De jaren daarna zakte Cliftonville weer weg, met als dieptepunt de 9e en een-na-laatste plaats in 1909. De verrassing was dan ook compleet toen Cliftonville het jaar erop uit het niets kampioen werd. En dit keer was er geen beslissingswedstrijd tegen Distillery nodig en mocht Cliftonville de schaal alleen in ontvangst nemen. Dat was de laatste stuiptrekking van Cliftonville, want het begon ze erg op te breken dat ze een zuivere amateurclub bleven en zodoende de beste spelers zag vertrekken richting andere clubs. Gelukkig voor Cliftonville werd degradatie in de jaren-10 afgeschaft (pas in 1995 zou er weer een promotie-degradatie regeling komen in Noord-Ierland), want de club werd vaak laatste of een-na-laatste in de jaren-10 en -20. daarna werd het niet beter, want van 1938 tot 1948 eindigde de club 8 keer als 14e en laatste en twee keer een-na-laatste. Ook van 1957 tot aan 1977 was het erg triest gesteld met de club. Maar liefst 16x werd de club allerlaatste, 3x een-na-laatste en slechts 1x keer kon er gesproken worden van een redelijk jaar met een 9e plaats. Het allerslechtste seizoen was in 1964/1965 toen de club, op een na, alle wedstrijden verloor. De club was echt het lachertje van het Noord-Ierse voetbal. De club was in 1970 dan wel gaan betalen, maar veel effect had het in het begin niet. Pas na 1977 zag je de resultaten veranderen en eindigde club steeds vaker in de grijze middenmoot. Echt bijzondere resultaten werden er niet gehaald, maar in het belangrijke jaar 1995 (de league zou in tweeën worden gedeeld en er zou een promotie-degradatie regeling komen) moest de club bij de eerste 8 eindigen om in de hoogste klasse te blijven uitkomen. Iets wat ze tot dan toe steeds was gelukt. Het lukte Cliftonville om 6e te worden en de club mocht voor het 106e seizoen op rij uitkomen op het hoogste niveau. De competitie bestond het jaar erop uit 8 ploegen en Cliftonville keek angstig naar onderen, maar werd uiteindelijk makkelijk 6e. Het seizoen erop werd Cliftonville aan-na-laatste en mocht dus opnieuw uitkomen op het hoogste niveau, die uit 10 clubs zou bestaan.

Dit seizoen, 1997/1998, zou heel erg memorabel worden voor Cliftonville. Vooraf hoorde Cliftonville, zoals gewoonlijk, bij de degradatiekandidaten. Marty Quinn, een clublegende die meespeelde in de gewonnen bekerfinale van 1979 (de enige grote prijs in 80 jaar), werd manager van de club. Zijn taak was duidelijk: Cliftonville in de league houden. Het verliep echter helemaal anders; Cliftonville speelde geweldig en stond in de winterstop hoog op de ranglijst. Eigenlijk was de club al veilig in de winter, een luxe die Cliftonville jaren niet had gekend. Cliftonville had zelfs nog kans op de titel, maar de bookies zagen dat niet zo optimistisch in en schaalden Crusaders (de kampioen van het jaar ervoor), Linfield, Glentoran en Portadown hoger in. Er werd verwacht dat “The Reds” in elkaar zouden zakken, maar dat gebeurde maar niet. Langzaamaan werd het aantal titelkandidaten steeds minder; eerst viel Crusaders weg, daarna was het over voor Glentoran en tot slot was het seizoen ook voor Portadown te lang. De titelstrijd zou in de laatste weken gaan tussen überfavoriet Linfield en Cliftonville, het voormalige lachertje van de League. Op de 33e (van de 36) speeldag stond de wedstrijd tussen Cliftonville en Linfield op het programma. Solitude (oudste stadion van Ierland) was die dag afgeladen vol. Cliftonville stond namelijk 3 punten voor en met een overwinning zou de titel eigenlijk zo goed als zeker binnen zijn, ondanks het feit dat Cliftonville nog zware wedstrijden tegen nummer 3 Portadown en nummer 4 Glentoran op het programma had staan. Cliftonville stond echter stijf van de zenuwen en ging zwaar onderuit met 0-3. Linfield nam de leiding in de league over en het programma in ogenschouw nemende was de titel eigenlijk binnen. Linfield ging ook heel arrogant al een flink feest vieren en spelers deden uitspraken in de krant als ware de titel al binnen. Deze arrogantie kostte ze de kop, want terwijl Cliftonville won in en tegen Omagh, speelde Linfield gelijk tegen Crusaders. Linfield was weer afhankelijk van Cliftonville en die wonnen van Glentoran, terwijl Linfield opnieuw slechts gelijkspeelde. Door dit resultaat was Cliftonville voor het eerst sinds 88 jaar weer kampioen. Dit was de grootste stunt ooit in de “League of Ireland”. Het is dat McAvery niet gelovig was, want anders had hij glimlachend toegekeken vanuit de hemel.

Het feest kon niet op voor Cliftonville, want ondanks het feit dat de club werd leeg gekocht na de titel, wonnen ze het Charity Shield. De prijzenkast begon dus ineens flink vol te raken in een seizoen. Ook mocht de club opnieuw Europa in. Rolde er de vorig keer (in 1979) en aansprekende tegenstander uit in de vorm van Nantes, nu mocht Cliftonville aantreden tegen het onaantrekkelijke 1. FC Kosice uit Slowakije. Optimisten in Noord-Ierland zagen hiertegen wel een kansje om door te gaan. Dat werd echter snel de kop ingedrukt op Solitude. De Slowaken speelden Cliftonville helemaal weg en na 90 minuten stond er een kansloze 1-5 op het scorebord. Bijna geen enkele supporter van Cliftonville nam de moeite om het team achterna te reizen naar Slowakije en dat was maar goed ook. Cliftonville werd helemaal geslacht daar en had geluk dat het slechts bij 8-0 bleef.

Het seizoen verliep ook echt op z’n Cliftonville’s en de club eindigde een-na-laatste en moest promotie-degradatie wedstrijden spelen tegen Ards, de nummer 2 uit de First Division. Een jaar na het kampioenschap stond de club op degraderen. Van de hemel in de hel. De gifbeker leek al helemaal leeg, toen de club werd gediskwalificeerd uit de beker. Cliftonville had namelijk in de gewonnen halve finale tegen Linfield een niet-speelgerechtigde speler opgesteld. Omdat Linfield het protest te laat had ingediend (het moet eigenlijk 48 uur na de wedstrijd gebeuren) mocht die club niet in de finale tegen Portadown uitkomen. Het zure was dat Cliftonville dat ook niet mocht. Eindelijk had de club voor het eerst sinds 1979 de bekerfinale weer eens gehaald, maar nu mocht men hem niet spelen. De supporters hadden na dit rampseizoen er nog maar weinig vertrouwen in tegen een Ards wat zijn laatste wedstrijd nog simpel met 5-1 had gewonnen. Toch lukte het Cliftonville nog een keer om de rug te rechten en Ards met 0-1 te verslaan op eigen terrein. In de terugwedstrijd speelden “The Reds” definitief de frustraties over het slecht verlopen seizoen definitief van zich af door met 4-2 te winnen. Cliftonville mocht ook in de 21e eeuw uitkomen in de “League of Ireland” uitkomen.

Deze 21e eeuw bracht ook geen geluk. Cliftonville speelde samen met Lisburn Distillery en Ballymena United om degradatie. Met nog drie speelronden te gaan stond Cliftonville er met 33 punten het beste voor. Promovendus Distillery leek playoffs te moeten spelen met 29 punten en voor Ballymena United, met z’n 27 punten, leek het heel zwaar te worden. Op de 34e speeldag stond Ballymena United v Cliftonville op het programma. Cliftonville zou zich in deze wedstrijd kunnen veiligspelen, maar faalde. Het werd 2-2 en Cliftonville kon nog steeds degraderen. Distillery verloor echter vrij kansloos en dat zou de volgende tegenstander zijn van Cliftonville. Op Solitude kon Cliftonville zich dus veiligspelen. Het slechte nieuws was dat Ballymena een verrassende overwinning had behaald op Glentoran en nu op 3 punten stond, maar dat zou geen probleem zijn als The Reds een puntje in eigen huis konden houden. Distillery zat Cliftonville echter niet voor het eerst in de geschiedenis dwars en won verrassend met 0-2. Cliftonville stond er nog steeds het beste voor met 34 punten, maar Distillery had nu 32 punten en zelfs Ballymena United kon Cliftonville nog inhalen met zijn 31 punten. In de huidige vorm zou dat ook geen verrassing zijn. Cliftonville had dus nog steeds maar een puntje nodig, maar was kansloos bij Glentoran en verloor met 3-0. Geen inzet, geen strijd, geen vertrouwen. Nu was de club afhankelijk van de andere resultaten. Het eerste resultaat was negatief, want Ballymena United slaagde er nog in om Cliftonville in te halen door te winnen in en tegen Portadown. Cliftonville was dus minstens veroordeeld tot de playoffs, maar als Distillery zou winnen van Glenavon was het na 110 jaar gebeurd met Cliftonville op het hoogste niveau. Gelukkig kwam het niet zo ver en won Glenavon. Cliftonville mocht hierdoor opnieuw aantreden in de playoffs als nummer een-na-laatst en opnieuw was Ards de tegenstander. Opnieuw bleek deze tegenstander Cliftonville wel te liggen, want zowel uit als thuis werd er gewonnen.

Het seizoen erop werden er flink wat investeringen gedaan om niet weer in hetzelfde schuitje te komen en het resultaat was een heel veilige 5e plaats. Ook de twee jaren erop bleef Cliftonville er makkelijk in. Daarna was het weer raak. In 2003/2004 eindigde Cliftonville weer eens op de een-na-laatste plaats en opnieuw mocht het daardoor aantreden in de verfoeide playoffs. Dit keer was voor de verandering niet Ards de tegenstander (dat was op een veilige 8e plaats geëindigd in de hoogste divisie), maar Armagh City. In tegenstelling tot de jaren hiervoor was Cliftonville nu wel in vorm. De vier laatste wedstrijden in de competitie leverden 8 punten op en bijna had Cliftonville hierdoor nog de playoffs ontlopen. Armagh City was dan ook geen partij voor The Reds en een 0-3 onderstreepte dat nog eens. In de thuiswedstrijd bolde Cliftonville lekker uit met een 1-1 en opnieuw was League voetbal veilig gesteld. Een hoogtepunt in dat seizoen was de winst in de League Cup (voor het eerst in de geschiedenis van de club). Hier was veel geluk voor nodig, want in de poule (waar 2 clubs van de 4 doorgaan) eindigden de nummer 2 t/m 4 gelijk met 6 punten, terwijl poulewinnaar Glentoran maar liefst 18 punten haalde. Via doelsaldo mocht Cliftonville door naar de kwartfinales waar ze een ongeïnspireerd Portadown troffen. Daardoor werd de halve finale gehaald waarin ze na een 1-1 via penalty’s wonnen van Crusaders. De winnaar van Glentoran v Larne zou de tegenstander in de finale zijn. Dat werd verrassend genoeg Larne, want Glentoran had een niet-geregistreerde speler opgesteld. Ook in de finale, gespeeld in een vrij vol Windsor Park, werd het 1-1. Opnieuw moesten penalty’s uitkomst bieden en opnieuw was het Cliftonville wat won. Prijs nummer 12 was een feit.

In 2004/2005 eindigde Cliftonville als 11e en afgelopen seizoen werden The Reds zelfs 5e en kwamen ze 3 punten tekort voor de zeer luctratieve Sentanta Cup, waarbij de nummers 1 t/m 4 van Noord-Ierland aantreden tegen de nummers 1 t/m 4 uit Ierland. Komend seizoen is Cliftonville trouwens voor het eerst sinds het verdwijnen van Derry City niet meer de enige katholieke club. Donegal Celtic komt er namelijk bij. Cliftonville is dus niet meer het buitenbeentje in de Noord-Ierse competitie.

Statistieken van Cliftonville:

Opgericht: 1879
Stadion: Solitude (7.000)
Bijnaam: The Reds
Landskampioen: 3x
Beker: 8x
League Cup: 1x



Solitude ligt goed verscholen tussen de huisjes.


De kleedkamers waardoor we uiteindelijk binnenkwamen.


Solitude ligt prachtig tussen de huizen aan de ene kant en een meer en bergen aan de andere kant.


De Home Stand vond ik een erg mooie tribune. Een van mijn favorieten op het Groene Eiland.


Aan de overkant lag een terrace overwoekerd door gras.


Een zeer intimiderende tribune met al die hekken


De terracing was op diverse plaatsen zeer slecht.


Toch blijft het mooi, zo'n terrace met crash barriers.


Extra foto's

[ Bericht 0% gewijzigd door Barnet_Bee op 08-09-2006 23:22:10 ]
pi_41632276
Al met al heb ik genoten van het groundhoppen in Noord-Ierland. Belfast is een erg leuke en interessante stad. De mensen zijn heel vriendelijk en knopen nogal graag een praatje aan. Dat heb ik nog nergens zo vaak meegemaakt als daar. Zelf houd ik ook wel van een babbeltje maken, dus dat kwam erg goed uit. Het grote nadeel van de stad is de grote verdeeldheid die er nog altijd is. Dat viel me erg tegen, want ik had het niet zo extreem verwacht. Als voetballiefhebber is het ook een erg leuke stad. Er liggen enkele prachtige, oude stadions. Vooral Solitude en The Oval zijn erg mooi, als je houdt van oude, vervallen stadions. Helaas zijn het juist deze twee stadions die op de gevarenlijst staan. The Oval is al verkocht aan projectontwikkelaars en bij Solitude zijn er plannen om de twee oude tribunes te gaan verbouwen (het vak achter de goal is zelfs dit jaar al aan de buurt). Mijn trip heeft voor een paar veranderingen gezorgd; dankzij de sympathieke Andrew Conn is mijn aversie tegen Linfield ver verdwenen. Zelden zo’n aardige man ontmoet. Een andere verandering is dat Glenavon niet langer mijn favoriete club is. Dat is tegenwoordig Cliftonville, met zijn rare supporters. Deze trip heeft ervoor gezorgd dat ik in de nabije toekomst graag een wedstrijdje in Noord-Ierland zou willen bezoeken. Cliftonville v Linfield en Glentoran v Linfield staan hoog op het lijstje. Hopelijk blijven die oude stadions van ze, met die intimiderende aanblik, nog even bestaan. De Noord-Ierse competitie begint op 23 september en ik ga hem dit jaar intensiever volgen dan ooit, want de Belfastse clubs hebben nu een gezicht voor me gekregen.
  vrijdag 8 september 2006 @ 22:51:24 #10
529 twi
Het lichtje is uit...
pi_41632517
Wat een geweldig werk. Ik zet eigenlijk nooit een tvp, maar deze pik ik toch even mee om van 't weekend even door te lezen.
  vrijdag 8 september 2006 @ 22:56:10 #11
123869 Merkie
Surprisingly contagious
pi_41632647
quote:
In de weken daarop pleegt de IRA veel aanslagen, waaronder een mislukte op Thatcher in Brighton.
?

Verder tof topic .

[ Bericht 10% gewijzigd door Bomenverzameling op 09-09-2006 22:52:23 ]
2000 light years from home
pi_41634831
Helemaal zelf getypt?
Vind die murals altijd wel 'mooi'
pi_41634878
Heb je nog fotos van de seaview uit de stand?
  zaterdag 9 september 2006 @ 00:37:18 #14
54310 Keano
PSV / Celtic
pi_41636063
Hulde voor dit verhaal zeer mooi geschreven
"These four walls saw the rise and fall and your midnight getaway"
pi_41636362
Beschouw gaat het echt allemaal lezen, maar nu niet.
Reageren zal ik ook doen.
pi_41641563
quote:
Op vrijdag 8 september 2006 23:57 schreef Erasmusch het volgende:
Helemaal zelf getypt?
Vind die murals altijd wel 'mooi'
Ja, ben er wel een tijdje mee bezig geweest, want mijn vakantie was begin juli.

Ik ben zelf ook een mural liefhebber. Ik heb maar een keer problemen ermee gehad. Dat was bij het stadion van Glentoran, daar waren ze er niet zo blij mee dat ik dat deed.

Die foto waarbij je de zee ziet is niet goed gelukt. Op de onderstaande foto zou je de zee kunnen zien als ik wat hoger had gestaan, maar die is juist niet gelukt.

pi_41642395
Deze ga ik even lezen als ik een sabbatical year neem
pi_41657981
Barnet Bee,
Ik ben diep onder de indruk. Uren bezig geweest om je reisverslag te lezen en me geen minuut verveeld.
Eerst een paar opmerkingen en vragen:
quote:
Vooral in de wedstrijd tegen Celtic liep het compleet uit de hand. In de weken daarop pleegt de IRA veel aanslagen, waaronder een helaas mislukte op Thatcher in Brighton.
Nou was ik ook niet bepaald een fan van Thatcher, maar iets meer neutraliteit was hier wellicht op zijn plaats geweest

Glentoran voert in het logo de Franse spreuk ‘Le jeu avant tout’. In je (zeer boeiende) verhaal over de club mis ik de reden hiervan.

Veel van de door jou bezochte clubs hadden vroeger een ander logo, meer ‘antiek.’ Ze staan hier onder, misschien kan je ze gebruiken.



Jammer trouwens dat je de foto van de dronken lor in de kruiwagen niet in dit topic hebt gezet. Het had het verhaal nog smeuïger hebben gemaakt.

Er staan nogal wat taal- en of typfoutjes in, de lay-out zou iets beter kunnen, maar dit alles neemt niet weg dat je verhaal, vooral door de achtergronden en de beschrijvingen van de situatie ter plekke, bijzonder boeiend is. Ik waande me weer even verdiept in het maandblad Johan.
Grote complimenten dus.


[ Bericht 1% gewijzigd door Beschouw op 10-09-2006 10:56:46 ]
  Trouwste user 2022 zondag 10 september 2006 @ 00:10:40 #19
7889 tong80
Spleenheup
pi_41662057
Dit topic verdient een lintje. Grote klasse


Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !
pi_41663744
Heb al een flink stuk gelezen. Erg interessant. Morgen verder dus.
pi_41666978
De OP is het lezen waard
Tijden gaan voorbij, maar de passie blijft!
Winnaar Serie A-toto 2008-2009
Ja, eind april 2007, de mooiste dag van heel m'n leven!
En daarom zing ik nu, bedankt Phillip Cocu!
pi_41671770
Erg leuk om te lezen. Bedankt voor alle moeite die je er in moet hebben gestoken. Het onderwerp trekt me sowieso erg aan. Klasse dus.

Een puntje van kritiek dan nog. Het is niet erg dat je partijdig bent (wie is het niet?) maar in dit soort verslagen mag je wel enigszins een neutraal standpunt nastreven. Je taalgebruik rondom met name het verslag van die mars op Sandy Row is nogal storend. Terwijl mijn sympathieaan dezelfde kantligt als de jouwe, lees ik dit soort dingen toch liever uit een objectiever oogpunt.

Een vraagje: het klopt dus dat het Noord-Ierse nationale elftal een protestantse aangelegenheid is. De vlaggen die je op TV ziet bij deze wedstrijden deden me dat al vermoeden (plus het feit dat voor katholieken dit land eigenlijk niet zou mogen bestaan). Waarom speelt Noord-Ierland dan wel in het 'katholieke' groen?

Nogmaals mijn complimenten en ik kijk uit naar meer verslagen van je tripjes naar de eilanden.
pi_41672459
Hier ga ik maar eens een tactische TVP plaatsen om morgen eens fijn te lezen. Ik kijk er naar uit .
'Cause it's easier to fly
Than to face another night
In Southern Sun
And your love is all around
pi_42091338
Heb een klein stukje gelezen, erg mooi. Ga me er later nog een keer helemaal doorheen lezen.
Chris van Nijnatten: "Het gevoel dat NAC iets onmetelijks was, iets Bredaas en iets ongelooflijk moois en warms, zelfs zo mooi en warm dat je er letterlijk voor ten strijde wilde trekken"
  maandag 25 september 2006 @ 12:13:11 #25
52164 pfaf
pfief, pfaf, pfoef!
pi_42109297
Pfoe, wat een verhaal. Hulde! Heb er erg van genoten en veel van geleerd. Al had het inderdaad wel wat neutraler gemogen.
Vooral Solitude lijkt me een schitterend stadion zeg!
abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')