Dan alles over de samenvatting maar.
quote:
. DE SAMENVATTING
Als de helft van de tijd om is, dus na ongeveer anderhalf uur, begin dan met de tweede opdracht van het Examen Nederlands: de samenvatting.
Lees eerst de tekst aandachtig, voor dat lezen gelden dezelfde opmerkingen die hier eerder zijn gemaakt over het lezen van de eerste tekst.
DE OPDRACHT
En nu is het ook weer heel belangrijk dat je erg goed de opdracht leest.
De opdrachten zijn doorgenummerd en de samenvattingopdracht is dus de laatste genummerde vraag van het examen Nederlands.
Je wordt gevraagd de tweede tekst samen te vatten in 180 woorden. In sommige jaren stelt men: in 200 woorden. Bekijk de opdracht dus heel goed. Zo was de opgave in het examen 2000-II een samenvatting van 150 woorden te schrijven, in 2001-I was het vereiste aantal 180 woorden en in de examenopgaven van alle andere jaren was het aantal 200 woorden.
Er is meer dat je aandacht vereist.
Er worden in de opdracht aandachtspunten genoemd. Die punten moeten in jouw samenvatting worden opgenomen.
Het kunnen vijf, zes, soms zeven punten zijn.
De tekst die je krijgt is, evenals de eerste tekst, ongeveer 1200 woorden lang. Het is altijd een zakelijke tekst. Het kan een beschouwende tekst, een betogende tekst of een combinatie daarvan zijn. Ook is het mogelijk dat de tekst voor een deel uiteenzettend is.
(Een verhalende tekst is bij een samenvatting nooit aan de orde.)
Het beste kun je nu eens een paar van zulke teksten met opdrachten bekijken.
Probeer de opgaven echt eerst zelf helemaal te maken voordat je het correctievoorschrift inkijkt!
SAMENVATTEND
Als je een opdracht bij een tekst die je moet samenvatten bekijkt, dan valt je het volgende op:
- Er is de opdracht een samenvatting te maken van (meestal) 180 woorden.
- Die samenvatting moet goedlopend zijn en in foutloos Nederlands zijn gesteld.
- Een aantal punten moet duidelijk zijn omschreven, zodat iemand die de hele tekst niet kent, de hoofdinhoud toch kan volgen door jouw samenvatting door te lezen.
- Er wordt een aantal (meestal vijf) punten duidelijk genoemd die je moet bespreken. Soms zijn dat meer dan vijf aandachtspunten.
We nemen nu een aantal belangrijke elementen van zo’n opdracht door.
HET AANTAL WOORDEN
Honderdtachtig woorden is niet veel. Voor je het weet zit je daarboven. En toch is het een van de belangrijkste punten dat je beneden dat aantal blijft. Want de moeilijkheid zit hem nu juist in het compact weergeven van de tekst. Daaruit blijkt je taalvaardigheid. Dat is dus vooral wat gemeten wordt: je moet een tekst goed kunnen samenvatten in tien procent van de oorspronkelijke lengte.
Je begrijpt dat als je jouw samenvatting veel langer maakt … dat je je dan onttrekt aan de moeilijkheid van de opdracht! Een onvoldoende is zeker het gevolg.
Het beste is van tevoren te bepalen hoeveel woorden jij op een regel van een examenblad zet. Dat is meestal vijf, zes of zeven. Er zijn individuele verschillen, je kunt ook zo schrijven dat je tien woorden op een regel zet. Wat vast staat, is, dat dit aantal vrij constant is. Als je dus weet dat je zeven woorden op een regel zet dan weet je ook dat je ongeveer 25 regels kunt maken om nog aan de veilige kant te blijven. In het laatste kwartier tel je dan wel hoeveel woorden je nu precies hebt, zo verlies je geen tijd door het alsmaar opnieuw tellen. Ook kun je steeds na honderd woorden een klein potloodstreepje zetten in je eigen tekst.
Ik raad je aan de tekst niet heel veel korter te maken dan 180 woorden. Wie een erg korte samenvatting maakt, laat zeker belangrijke elementen weg. En dat geeft veel puntenaftrek! Want je samenvatting wordt mede beoordeeld op de aanwezigheid van alle noodzakelijke tekstelementen.
TIEN PROCENT WOORDOVERSCHRIJDING?
Nu een belangrijk punt: is het waar dat je dat aantal woorden met tien procent mag overschrijden? Dus dat je in feite een tekst van 198 woorden mag schrijven waarna er pas aftrek van punten komt als je boven dit aantal zit?
Ja, dat is wel zo.
Ik raad je toch heel sterk aan om je te houden aan het aantal van 180 woorden. (Of, in sommige examenjaren 200 woorden.) Want die marge van 18 woorden is er voor twijfelgevallen, voor de vraag hoe je een getal, een samenstelling of de titel en de auteursnaam mee moet tellen. Die marge is dus nodig voor de correctie. Je kunt hier beter op zeker spelen en je houden aan de 180 woorden. Niet meer!
ZET DE TITEL EN DE AUTEURSNAAM BOVEN JE SAMENVATTING
Het is altijd de bedoeling dat je de titel precies over neemt en de auteursnaam daarvoor plaatst. Niet uitvoeriger dan nodig is. Een voorbeeld: boven de uitwerking van 2002, eerste tijdvak zet je het volgende:
Sander van Walsum – Bevlogenheid verslaat deskundigheid
Dus je laat de aanduiding onder aan die tekst ‘uit: de Volkskrant van 27 november 1999’ weg.
EERST IN HET KLAD, DAN IN HET NET
Wat misschien bij de tekst met de vragen nog niet noodzaak is, moet hier absoluut wel: je begint in het klad. Pas in de laatste twintig minuten ga je de tekst op een overzichtelijke manier overschrijven in het net. Voorkom geknoei. Een doorhaling is niet zo erg. Maar je eindversie moet wel goed leesbaar zijn.
Als je merkt dat je te veel woorden hebt gebruikt, dan moet je woorden die je wel weg kunt laten (bijvoorbeeld: als ook, en, toch, dus, enz.) door gaan strepen. Werk niet met correctie-inkt.
SPELLING, JE VERDERE TAALGEBRUIK
De spellingregels en andere taalvoorschriften moet je goed toepassen.
Voor het niet correct bezigen van de regels voor spelling, interpunctie en zinsbouw bij de beantwoording van de vragen en opdrachten wordt ten hoogste 10% van het te behalen puntentotaal afgetrokken.
Dat kan net iets te veel zijn zodat slordige taalfouten tot een onvoldoende zouden leiden!
Spelfouten zijn absoluut onnodig omdat je de meeste woorden toch goed ziet gespeld in de tekst die je voor je hebt! Overigens: met de in oktober ingevoerde laatste spellingwijzigingen heb je nog niets te maken – die zijn pas na 1 augustus 2006 van kracht.
ALINEA’S MAKEN IN JE SAMENVATTING
Elke tekst heeft een indeling in alinea’s. Dat is absolute noodzaak voor de leesbaarheid. Een alinea is een tekstgedeelte waarvan de zinnen bij elkaar horen, omdat ze samen een bepaalde gedachtegang inhouden. Een alinea bestaat dus meestal uit een groepje zinnen, (al kan in theorie een alinea wel eens bestaan uit een zin).
Nu moet je in je samenvatting ook een alinea-indeling aanbrengen. Je kunt daarbij niet de oorspronkelijke indeling handhaven, omdat jouw samenvatting immers veel korter wordt. Eigenlijk is het niet zo moeilijk om een alinea-indeling aan te brengen: je kunt in principe uitgaan van de indeling die al gegeven wordt door de genoemde punten, dus de tekstelementen die je in je samenvatting moet opnemen. Meestal zal dus je samenvatting bestaan uit ongeveer vijf alinea’s. Maar een aantal van drie of vier alinea’s is ook heel goed mogelijk, zeker als bijvoorbeeld de opdracht zou zijn om een samenvatting van 150 woorden te maken (zoals in het examen van 2000-II het geval was).
Het maken van alinea’s is niet moeilijk: je plaatst samenhangende zinnen in alinea’s.
Het is heel belangrijk dat je niet vergeet die indeling aan te brengen.
Een indeling in alinea’s is typisch iets wat je uiteindelijk aanbrengt als je de tekst in het net overschrijft.
Daarom raad ik je nogmaals aan voor dit in het net overschrijven zeker wat tijd, ongeveer een kwartier, te reserveren.
DE BELANGRIJKSTE EIS VOOR EEN GOEDE SAMENVATTING
En dan is dit de allerbelangrijkste eis voor een goede samenvatting:
Jouw weergave van de tekst, dus jouw samenvatting moet zo duidelijk zijn dat iemand die de oorspronkelijke tekst helemaal niet kent, toch een goed beeld krijgt van de inhoud van die tekst.
HOE ONTSTAAT JE EINDCIJFER VOOR HET EXAMEN NEDERLANDS?
Voor het Schoolexamen heb je uiteindelijk een cijfer in 1 decimaal behaald. Laten we als voorbeeld aannemen dat iemand op dat schoolexamen een 7,1 heeft. Dat is dus een cijfer dat ontstaan is door alle schoolexamenonderdelen op te tellen en te delen door het aantal onderdelen (waarbij per school een bepaalde weging kan worden toegepast).
Het cijfer voor de tekst en de samenvatting wordt ook uitgedrukt in een cijfer met 1 decimaal. Laten we aannemen dat dit cijfer 5,8 is. Die cijfers worden opgeteld. Dat is dan samen 12,9. Dat cijfer wordt gedeeld door 2 en afgerond. Er ontstaat dan een 6,45, het eindcijfer op Nederlands wordt in dit geval een 6. Want op je eindlijst komen alleen maar hele cijfers.
Zo’n berekening onttrekt zich trouwens helemaal aan je waarneming, want alleen de corrector (je eigen docent) en de tweede corrector kennen die gegevens.
Ik heb ¤1.30 moeten betalen op examen.nl om alle samenvattingen te mogen lezen.
![]()
( en leerstof )