Ode aan de strontZaterdag 18 maart 2006 - Eindelijk ligt het boek in de winkel: ‘Komrij's kakafonie. Encyclopedie van de stront'. Gerrit Komrij verzamelde meer dan veertig jaar teksten over menselijke en dierlijke fecaliën. Het resultaat is een vrolijk, satirisch boek over wat we iedere dag doorspoelen, maar waar we nauwelijks aandacht aan besteden. Ten onrechte.
Wist u dat Gulliver door de Yahoos op zijn hoofd werd gepoept? In de jeugdversie van Gullivers reizen zoals iedere jongen die heeft gelezen, kan ondergetekende zich geen poepende wezentjes herinneren. En dat is vreemd voor een jongen die, net als vele jongetjes van zijn leeftijd over de hele wereld, in kranten verpakte drollen door brievenbussen duwde en rond oud en nieuw het liefst een superkanonslag in een vers gedraaide hondenbolus drukte om de stront in de rondte te laten vliegen.
Bekentenissen omtrent stront. Het is, net als praten over de stoelgang, nog steeds not done. Het laatste taboe. Mannen onder elkaar hebben er al minder moeite mee, maar als man met een vrouw over uitwerpselen of winden praten is dat niet slim. Lees de geestige dialoog van Martin Bril in Gerrit Komrij's Kakafonie. Encyclopedie van de stront.
Met dit schitterende werk over stront heeft Gerrit Komrij taboedoorbrekend werk verricht. In het Vooraf schrijft hij: ‘Minutieuze aandacht schenken we aan hoe het erin gaat – de structuur, de kook- en baktijd, het kleurenpalet – maar hoe het eruit gaat, daar doen we giechelig over. En het gaat er weer uit, bij iedereen. Het boek dat u nu in handen heeft is een omgekeerd kookboek, onafscheidelijk deel uitmakend van een tweedelig gastronomisch hoofdwerk. Het toont het ware gezicht van de mens.’
Komrij gaat nog verder. ‘Stront is schandalig en toch giert iedereen om een scheet. Zo veroordelen we onszelf tot hypocrisie. Zolang dit strontboek in de Nederlandse literatuur ontbrak was de Nederlandse literatuur niet volwassen. Met dit boek wordt de laatste handicap genomen. De laatste drempel van de moralisten is nu geslecht.’
En dan volgen ruim driehonderd rijkelijk geïllustreerde, prachtige bladzijden over stront. En lezer, laat ik u verzekeren: lezen over stront is toch echt iets anders dan stront zien en stront ruiken. Of, zoals Komrij – buitenlid van de Orde van de Bruine Boon, schrijver van De Idylle van de Achterpoort – zegt: ‘Het woord stront stinkt niet.’
Gerrit Komrij is, laten we het maar gewoon zeggen, een liefhebber van stront. Om het iets minder plat te maken, kunnen we ook zeggen dat Komrij de scatologie aanhangt; de liefde voor al wat op uitwerpselen betrekking heeft. (U kent in uw omgeving vast ook aan scatomanie lijdende personen. Dat zijn figuren die dwepen met de eigen feces. Die handenwrijvend van het toilet terugkeren met de mededeling: ‘Ik heb me nu toch een...') Maar goed. Als één ding duidelijk wordt, dan is het wel dat er al eeuwen over stront wordt geschreven. Men raakt niet van het onderwerp los, zogezegd. Kakafonie is geen wetenschappelijke studie, maar een ode aan de stront. Komrij voert ons mee op zijn reis door de scatologische literatuur.
Kakafonie is opgedeeld in zeven grote hoofdstukken. We komen alles te weten over het aarsgat, laxeermiddelen, geur, scheten (ordinaire en sublieme winden), latrines en coprofagen (poepeters), de structuur – waarover de Haarlemse biljartkoning Kuvener ooit zei: ‘Poep is pas goede poep als je er poppetjes van kunt kneden’ – en het kakken zelf.
En zo komen we bijvoorbeeld terecht bij Jonathan Swift en zijn Gulliver's Travels’ (uit 1726). Ook geen kleine jongen, die Swift, als het om voorliefde voor stront gaat. Hij belijdt zijn voorliefde voor het poepen in de open lucht. En hij laat in zijn roman iemand op een academie menselijke poep analyseren met als doel die terug te leiden tot het oorspronkelijke voedsel.
En dan is er de interessante kwestie van de benaming. Wat is het verschil tussen drol, kak, schijt, stront en poep? Wanneer spreken we over wat? Van H.J.A. Hofland zijn delen van zijn in 1986 in het Nieuw Wereldtijdschrift verschenen sublieme artikel getiteld Stront opgenomen. Hij vraagt zich terecht af waarom niet de hele stofwisseling tot de grote thema's van de literatuur behoort, en heeft een duidelijke voorkeur voor het titelwoord. ‘Het is stront, omdat dit woord het wezen van de substantie het best uitdrukt: het dichtbij zijn, de vertrouwdheid ermee, in alle opzichten, in de geladenheid van zijn ambivalentie. Ook bij veelvuldig gebruik gaat er niets van de sterkte van dit woord verloren.’ Stront is het woord.
Normaal lees ik de VPRO-gids op het toilet.
Maar ik ga snel dit boek kopen.
Iemand het boek al in huis ?
Ik noem een Tony van Heemschut,een Loeki Knol,een Brammetje Biesterveld en natuurlijk een Japie Stobbe !