abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
pi_35684062
Dit is het stemtopic.

Je mag maximaal 1x stemmen per categorie. In elke categorie mag je 3 stemmen uitbrengen (maar je mag ook 1x stemmen in 1 categorie). Je geeft 3 punten aan jouw nummer 1, 2 aan nummer 2 en 1 aan nummer 3. Zie het stemvoorbeeld met fictieve titels onderaan.

Het is niet toegestaan om op jezelf te stemmen en de moderators van TTK zullen ook niet meestemmen om het eerlijk te houden.

De inzendingen vind je hieronder.
En kletsen over de inzendingen kan hier: TTK-Wedstrijd Slowchattopic #5

Er kan gestemd worden tot ???? ??:??


De inzendingen:

Categorie: gedichten


  • Vliegende vis

  • Neanderthaler

  • 'Globalisering'

  • Voor altijd kwijt

  • Het laatste afscheid


  • Verloren gevecht (nagekomen, onderaan geplaatst)


    Categorie: verhalen


  • Remi

  • Wedden?

  • Jong geleerd

  • Vermoeid Verloren

  • Onbewust verloren

  • Levenloos

  • Als ik een vlieg zou zijn geweest

  • De rand (nagekomen, onderaan geplaatst)


    Categorie: FiftyFive


  • Gewonnen

  • Russische verliezer

  • Weggespoeld

  • Bril kwijt

  • Jij verloor

    Categorie: kunst


  • Gestorben<-->Verloren

  • Living a lie
    quote:



    Stemvoorbeeld:


    Gedichten
    3 punten: Rood licht
    2 punten: De rode loper
    1 punt: Mooi rood is niet lelijk

    Verhalen
    3 punten: Rood, wit, blauw
    2 punten: Inspiratie zonder eind
    1 punt: Robijnen voor de zwijnen

    Kunst:
    3 punten: Kaars
    2 punten: Rode bloemgloed
    1 punt: Acrylverf op hout
    Voor het geval je geen 3 inzendingen kan kiezen is het toegestaan om een - stem uit te brengen.
    Maar dit is alleen toegestaan als een - stem altijd boven een echte stem staat. Je kan dus nooit iets 3 punten geven als je gebruik maakt van het recht om - te stemmen.

    Voorbeeld als je maar 1 inzending een stem waard vindt;
    3 punten: -
    2 punten: -
    1 punt: blabla

    En als je 2 inzendingen punten wil geven;
    3 punten: -
    2 punten: blabla
    1 punt: blablo

    De titels zijn dus VOORBEELDEN, deze bestaan dus NIET ECHT, daar kan dus ook NIET OP GESTEMD WORDEN!!

    Op jezelf stemmen is ook niet toegestaan. De mods zullen dit controleren bij het tellen van de stemmen. Zodra alle inzendingen hieronder geplaatst zijn zal dit topic open gaan en kan er gestemt worden.

    Vragen? Geen vragen. Mooi! Aan de slag

    [ Bericht 1% gewijzigd door Automatic_Rock op 03-03-2006 18:27:32 ]
  • pi_35684153
    Vliegende vis

    Verloren
    in een zee van wolken
    vliegend over de regenboog
    dacht ik: 'Zwom ik maar in een rivier,
    zodat ik niet hier de lucht bevloog'
    pi_35684261
    Neanderthaler


    Ik wandelde onlangs
    lukraak wat in het rond,
    staarde naar de grond
    en telde elke pas
    Niet wetend wie ik was
    of waar ik mij bevond.

    Het maakte me niet uit
    Ik liep passief vooruit
    en dwaalde door het woud
    met onbekend bezaaid
    en zonder klatergoud
    toch ongekend verfraaid

    Vlak voor een helder meer
    bleven mijn benen staan,
    kon ik niet verder gaan
    Mijn voeten stonden stil,
    mijn lijf bewoog niet meer
    buiten mijn eigen wil.

    Ik blikte in het meer,
    nu voor het eerst bevreesd
    door wat aan mij verscheen
    Ze keken mij strak aan;
    twee ogen van een geest
    Ik zag mezelf staan.

    Maar na de eerste schrik
    kon het mij wel bekoren
    Ik zag dat ik bestond
    en had mijzelf gevonden
    zonder dat ik wist
    dat ik mij was verloren.
    pi_35684309
    "Globalisering"

    De zon die zijn akkers verlicht is de enige die hem nog waardeert.

    Toch werkt hij door,
    stug,
    vastberaden,
    soms niet wetend waarvoor.

    Zijn inspanningen zullen verloren gaan.

    Er zit immers geen droog brood meer
    in Hollands graan.
    pi_35684391
    Voor altijd kwijt

    Je liet me vallen in alle commotie
    Alleen, eenzaam en heel erg bang
    Bleef ik achter in de volle trein

    Smachtend wachtend op promotie
    Kwam mijn redding van de ondergang
    Toch bleek deze hoop niet waar te zijn

    Besef, ik zal nooit meer van je horen
    Het heeft mij snijdend zeer bezeerd
    De waarheid is zo hard en scherp

    Voor altijd voel ik me net zo verloren
    Als voor ik werd gepromoveerd
    Van verloren tot gevonden voorwerp
    pi_35684434
    Het laatste afscheid

    Vochtige ogen
    Een gesloten kist
    Hoop vervlogen
    Hoofd vol met mist

    Oneerlijke strijd
    De ziekte gewonnen
    Eind van jouw tijd
    Eeuwigheid ontgonnen

    Alle hoop vervlogen
    Nooit meer je lach
    Ooit stralende ogen
    Nu toe, nacht en dag

    Een hart vol pijn
    Geluk laten verstoren
    Nooit meer samen zijn
    Onze dromen verloren
    pi_35684486
    Remi

    Waarom deden ze zo kut tegen hem? Wat had hij misdaan? Waarom keken de
    mensen op straat hem zo vaak aan? Hij wreef over zijn gezicht, over zijn
    mond, rond zijn lippen... nee, geen etensresten. Hij betaste zijn haar, en
    voelde dat het stond zo als normaal, in korte stekeltjes, niet te lang, want
    dan leek zijn hoofd zo dun.
    Het begon langzaam te sijpelen. Remi fietste verder, de winkelstraat uit en
    sloeg het hem nu zeer vertrouwde zijstraatje in. Het sijpelde nu harder; de
    regen tikte op de slordig geplaatste vuilnisemmers in het steegje. Langzaam
    begon zich al een beekje te vormen, van beide kanten van het steegje, naar
    het midden stromend, om daar kletterend in een put te verdwijnen.
    Remi stapte af en zette zijn fiets neer tegen de muur. Hij deed niet de
    moeite om hem op slot te doen, er kwam hier toch nooit iemand. De regen
    tikte steeds harder op de straattegels en de rommel in het straatje.
    Remi bedekte zijn hoofd met zijn arm en rende een trapje af, die naar een
    ijzeren deur leidde. De groene verf die er vroeger had opgezeten was flink
    afgebladerd en de roest had flink zijn best gedaan. Remi beukte met zijn
    schouder tegen de deur, hij klemde nogal, en kwam zo zijn “huis” binnen. Een
    flauwe glimlach sierde zijn gezicht.
    Hij gooide de taperollen die hij zojuist had gekocht op een gammel tafeltje,
    hing zijn natte jas op aan een haak en plofte neer op een luid krakende
    bank. Het stof vloog op. Hij keek tevreden rond, dit was zijn huis, dit had
    hij toch even voor elkaar gekregen.
    Al een paar maanden negeerde hij het feit dat hij niet herinnerde waar hij
    het spul – de meubels, de koelkast en het fornuis – vandaan had gekregen.
    Hij herinnerde zich eigenlijk bijster weinig. Ja, dat zijn ouders hem de
    deur uit hadden geschopt, samen met zijn hond. En dat de hond na een week
    was dood gegaan.
    Maar hoe hij aan dit huis was gekomen...
    Het geritsel van de ratten hoorde hij al niet meer, net als het gebonk tegen
    de deur achter zijn kleerkast.

    Hij stommelde naar de koelkast en haalde er een blik knakworsten uit, en
    liep ermee naar het kleine aanrechtje. Uit de la haalde hij een
    blikkenopener.
    Even later verdreef het geur van worst de muffe stank van zijn huis een
    beetje. Hij pakte een broodje uit de zak en legde daar de worstjes op.
    Remi nam een grote hap en plofte weer op de bank neer, en at tevreden zijn
    broodje op.
    “Morgen krijgen jullie ook weer wat,” mompelde hij tegen de deur achter zijn
    kleerkast.
    Hij ging languit liggen en probeerde in slaap te komen. Door de regen die
    tegen het kleine hoge raampje, net boven de straat, tikte, viel hij best
    snel in slaap.

    De volgende dag regende het nog. Remi nam zijn ontbijt en bedacht dat hij
    wel even kon wachten tot de regen ophielt. Hij ging op de bank zitten en
    keek voor zich, naar een leeg, gammel tafeltje. Hij stelde zich voor hoe het
    zou zijn om een tv te hebben.
    Een uur later deed hij de tv uit en keek door het kleine raampje bovenin de
    kamer, en zag dat de regen was opgehouden. Hij deed zijn jas aan en liep
    naar buiten. Een verlegen zonnetje priemde even door de wolkenflarden heen
    maar verschool zich bijna direct weer.
    Remi stapte op de fiets en reed zijn steegje uit, de straat in waar hij
    gister zo hard door heen had gecrost. Het bord van de supermarkt doemde op
    en Remi minderde vaart.
    Hij keek niet om zich heen aangezien hij dan toch gezichten zouden zien van
    die mensen, die hem zo aanstaarden.
    Remi wandelde de winkel binnen. Daar stond een oud vrouwtje te priegelen aan
    het slot van haar karretje, de euro paste er niet goed in.
    Remi liep op haar af en zei beleefd: “Ik doe het wel even voor u.” Na even
    duwen en trekken schoot de euro op zijn plaats en kwam het karretje los. Het
    mevrouwtje dankte hem hartelijk. “Het gaat allemaal wat moeilijk
    tegenwoordig,” vertelde ze hem, met een aardige, warme stem, “mijn vingers
    gaan steeds stroever en stroever...”
    “Maar u ziet er nog beeldig uit,” zei Remi vriendelijk en hij bukte om haar
    handtas op te pakken, die ze had laten vallen. “En u gaat toch helemaal
    alleen naar de winkel, op uw....”
    “80 jaar alweer, m’n jongen, 80. Mijn man zou 85 zijn geweest, maar hij is
    niet meer... God hebbe zijn ziel.”
    “Ik had 70 gezegd,” zei hij, en gaf haar de handtas weer terug. “De
    boodschappen wachten,” zei hij en knikte naar haar, waarna hij door het
    klaphekje stapte.
    Hij liep naar de broodafdeling, deze was helemaal achteraan de winkel. Toen
    hij zeker wist dat het mevrouwtje van zo straks hem niet meer kon zien
    haalde hij haar portemonnee uit zijn mauw en deed hem open.
    “Niet hard gespaard voor uw pensioen?” mompelde hij toen hij er een briefje
    van twintig uithaalde en de portemonnee op de grond liet vallen. “O, wat
    lijkt ze aardig. Maar ondertussen wil ze me dood hebben. Heb ik haar iets
    misdaan? Ik dacht het niet!”
    Hij koos grof volkoren. “Net zo als mijn ouders. Ze willen me allemaal dood
    hebben.”

    Hij deed de boodschappen en ging met een omweg via het stadspark naar huis.
    In het stadspark had hij zijn fiets tegen een boom gezet en de helft van het
    brood aan de eendjes gegeven. Lekker op het bankje zitten en van de zon
    genieten. Zoals gewoonlijk.
    En in het steegje zette hij zijn fiets neer, maar deed hem niet op sloot.
    Dat hoefde niet, aangezien toch niemand in het steegje kwam.
    Binnen keek hij op de kalender en zag dat het maandag was. Vandaag moesten
    ze weer eten. Hij schoof zijn kleerkast opzij, deze was niet groot, en
    gooide een paar broodjes door het luik. Zoals gewoonlijk.
    Het gestommel dat hierop volgde betekende dat ze nog leefden. Maar de hond
    hoorde hij niet meer, en de rotte geur van 4 dagen geleden leek wel weg te
    zijn.
    Hij schoof de kast weer terug en schreeuwde tegen zijn ouders: “Een keer
    laat ik jullie vrij”.

    Zoals gewoonlijk
    pi_35684509
    "Wedden?"

    Hij kijkt nog eens achterom. Haar zal hij nooit meer zien, dat is
    zeker. Zuchtend stapt hij in zijn auto en rijdt hij weg. Ver weg.

    Een weddenschap, meer was het niet. Ze hadden altijd al van die gekke
    weddenschappen met elkaar, dit keer wilde ze iets wezenlijks op het
    spel zetten. Hij had geld altijd wezenlijk genoeg gevonden. Zij gaf er
    niet om.

    Een weddenschap over de naam van een leerkracht. Ze kenden elkaar al
    vanaf de basisschool, maar hij wist 100% zeker dat de meester Gerard
    Verbruggen heette, zij beweerde stellig 200% zeker te weten dat het
    Gerard Versteeg was.
    In een oude nieuwsbrief stond dat zijn naam inderdaad Gerard Versteeg
    luidde. Hij had verloren.

    Samen reden ze naar hun favoriete plekje aan de waterkant. "Dus, nu
    moet jij dood, hè," zei ze luchtig, "maar eigenlijk vind ik het niet
    zo eerlijk. Als ik jou dood, beland ik in de cel." "Dan doe ik het
    toch bij mezelf," probeerde hij. "Dat zal ik nooit kunnen bewijzen. Ik
    wil dat jij mij doodt, en dat jij naar de gevangenis gaat." Ze klonk
    zeker van haar zaak. Hij kon niet anders dan accepteren.

    Hij gooit haar in het water en loopt van haar weg. Van haar lichaam
    althans, want hij heeft geen idee hoe lang het duurt voor ze dat
    verlaat. Misschien zweeft ze al ergens rond. Hij trapt het gaspedaal
    hard in. Hij heeft de weddenschap wel verloren, maar zal er alles aan
    doen om niet ook nog eens zijn leven aan gevangenschap te verliezen.
    pi_35684567
    Jong geleerd...

    PRRFFFT!
    Bleegh weer zo’n plakkerig hoopje in mijn luier.
    Ondertussen heb ik nog meer zaken waar ik me zorgen over moet maken:
    Beer.
    Mijn grote vriend, de liefde van mijn leven tot nu toe, de rots in de
    branding en de enige waarop ik met alle rust en vrede mijn kleine
    speekseltjes kwijt kon.
    Doordat ik, op een zeer slechte dag, onder mijn okseltjes werd gepakt ging
    de kracht in mijn handje weg en viel je oorverdovend hard op de grond. Ik
    hoorde je, door de snelheid waarmee ik opgetild werd een zachte pijnscheut
    uitschreeuwen, arme jij.
    Dit is het laatste wat ik van je vernomen heb.

    Nu, ongeveer 6 baddergenotjes later, begin ik iets te voelen dat ik nog
    nooit eerder had gevoeld.
    Het gevoel alsof iemand iets van me gestolen heeft. Waar is beer? probeer ik
    te vragen, maar er komt niet uit wat ik wil zeggen, alleen maar een soort
    gehuil en gebrabbel. Wat oneerlijk!
    Dan geef je me een leven, mond en brein en leer je me niet hoe deze te
    gebruiken. Mama help me! Beer is kwijt!

    7 jaar later.

    Ik heb leren leven, praten en denken en ben tot de conclusie dat ik je ben
    verloren, Beer.
    Het lef om aan mijn moeder te vragen waar je bent gebleven wil nog steeds
    niet in mijn lichaam en geest doordringen. Ik heb je, zodra ik kon, overal
    gezocht, maar tevergeefs.
    Of wil je niet gevonden worden? Is de liefde niet wederzijds? Dit doet me
    nog meer pijn dan het feit dat iemand iets van me heeft gestolen.

    Rot op stomme Beer!
    Ik wil je nooit meer zien.

    Ik pak mijn duim en zuig erop, op mijn duim kan ik ook met alle rust en
    vrede speeksel kwijt. En mijn duim zal altijd bij me blijven.

    Puh.
    pi_35684641
    Vermoeid verloren

    Ik ben moe. Ik wil slapen. Mijn ogen vallen dicht. Ik lig in mijn bed. Ik
    zink. Ik zink door mijn matras en ik val. Ik val in de wereld, de wereld
    achter mijn ogen. Mijn herinneringen flitsen mij voorbij. Tot ik ophoud met
    vallen. Ik ben verloren. Verloren in mijn herinneringen. Verdwaalt in mijn
    verleden. En alles gebeurt nog eens. Een nachtmerrie.

    Ik open mijn ogen. De grond voelt koud onder me. Doods. Ik probeer op te
    staan en ik wrijf mijn ogen uit. Waar ben ik? Ben ik hier niet al eerder
    geweest? Waar is dit? Om me heen staan kasten. Grote kasten vol met spullen.
    Ik kijk, ik probeer het tenminste. Maar over alles hangt een schaduw. Ook
    over mij. Want ik ben verdwaald. En ik weet niet waar ik ben.

    Ik kijk nog eens om me heen. Mijn ogen wennen al aan de lichtval. Ik zie de
    letters op de pakken staan. 宋抉抗抉抖芍忱. Ik weet niet wat het betekend.
    Het ziet er vaag bekend uit. Maar waar heb ik het eerder gezien? Waar ben
    ik? En waar zoek ik naar? Ik weet nog iets. Het was een pen. De pen, die
    moet ik vinden. Maar waar is de pen in dit doolhof. En hoe vind ik de
    uitgang?

    Ik loop door de gangen. Eindeloze gangen. Ik kan beter zeggen dat ik dwaal,
    omdat ik niet weet waar ik heen loop. En ik zoek naar de pen. De pen die me
    hier verloren heeft achtergelaten. De muren van spullen reiken nog steeds
    torenhoog. En ik dwaal al uren rond. Mijn benen worden moe. Maar ik zie
    mensen. Het zijn reuzen. Ze zijn gigantisch groot. Maar ik loop naar ze toe.
    Want ik wil mijn pen. En daarna wil ik naar huis.

    Hij heeft een kar. De reus heeft de kar helemaal volgestopt. De reus is wel
    anderhalf keer zo groot als ik. Ik loop naar hem toe en ik stel hem vragen.
    Of hij mijn pen heeft gezien. Of hij weet hoe ik hier weg kom. Maar hij zegt
    niets terug. Hij kijkt alsof hij het niet begrijpt. En dan zegt hij iets
    tegen me. Het is gebrabbel. De reus kan niet praten. Hij kan alleen
    mompelen.
    Ik loop door, want de reus snapt me toch niet. En ik snap hem niet. Maar de
    reus komt me achterna. &忍忱快 找志抉攸 技忘找抆* vraagt hij. Maar ik
    luister er niet naar. De reus is toch stom. Hij kan me niets vertellen.

    Ik denk na. Waar heb ik de pen verloren? Waar ben ik hem kwijt geraakt? Ik
    weet het niet meer, want ik ben verdwaald in dit doolhof van schappen. Ik
    ben verloren. Ik wil huilen. Ik wil mijn pen en ik wil naar huis. Maar dan
    zie ik de pen. Hij ligt daar, op de grond. Hij wacht op me. De verloren pen.
    Ik heb hem gevonden. Eindelijk. Hij ligt bij dingen die ik herken aan de
    verpakking als koekjes. Ik herinner me waar ik ben. Ik ben niet meer
    verdwaalt. Ik ben niet meer verloren.

    Ik weet het weer. Ik weet weer waar de uitgang is. Ik kan het zo vinden. Ik
    pak de pen en loop. Ik loop langs reuzen, die allemaal brabbelen. Ik loop
    langs gigantische kasten die volgestouwd zijn met spullen. Ik loop. Ik ren
    bijna. Ik ren door het pad. Naar het einde. Want het einde is de uitgang. Ik
    ben er bijna. En ik ben eruit. Weg uit het dolhof. En ik zie haar daar. Ze
    vraagt me: ※heb je je pen nog gevonden?§ Ik knik.

    Ik word wakker. Ik weet weer waar ik was. Rusland. Het was onze vakantie in
    Rusland. Ik en mijn moeder. Ik was nog klein. Het was die vakantie. De
    vakantie waarin ik mijn moeder ben verloren. Het was een ongeluk. Een
    vrachtwagen reed tegen onze auto. Mijn moeder stierf. Ik heb nog steeds
    nachtmerries. Die ben ik nog niet verloren.
    pi_35684675
    Onbewust verloren

    Gedachten fladderen ongecontroleerd door mijn hoofd tot ze plaats maken voor nieuwe chaotische woorden en beelden die ik probeer te negeren. De tijd is verwrongen. Een minuut zou een dag kunnen vullen, een uur kan in een seconde voorbijgaan.
    Nauwelijks besef ik nog dat ik een lichaam heb wat mij voortbeweegt. Links, rechts, links, rechts, de ene voet voor de andere, een oneindige herhaling van steeds maar dezelfde ritmische beweging die mij als vanzelf in een trance houdt.
    Waar ik ben of waar ik naar toe ga is mij onbekend. Ik besef wel waar ik vandaan kom en dat ik niet meer terug wil. Het was druk om me heen. Ik voelde de zwaarte van de spanning mijn schouders naar beneden duwen. De herrie maakte dat ik me afsloot voor mijn omgeving. Angst voor een onbekend gevaar liet mijn lichaam ineenkrimpen. Mijn geest raakte gevangen in mijn benauwende omgeving.
    Ik moest weg, ik kon niet anders. Ik dacht dat ik niet kon vluchten, maar het was zo makkelijk en hoewel ik geen doel heb voel ik me opgelucht.
    Het was geen laffe daad om te verdwijnen, dat realiseer ik me nu. Ergens diep van binnen weet ik dat ik mezelf zal gaan tegenkomen, maar ik laat het niet toe. Nog niet.

    Ik blijf stilstaan in het gras. Ik verplaats mijn blik van vlak voor mijn voeten naar de horizon. Om me heen, zover als ik kan kijken zie ik weiland. Het is of ik midden op een zee van gras drijf, met mijn lichaam als een vlot. De lucht boven me is strakblauw, geen wolkje te zien. Groen en blauw, meer is er niet.
    De volledige stilte wordt onderbroken door gezoem. Langzaam verandert het gezoem in geraas en als ik achter me kijk zie ik een wit vliegtuigje met brede vleugels dat niet eens zo hoog in de lucht vliegt. Het is klein, er zouden maar een paar mensen in kunnen zitten.
    Met een donderend kabaal vliegt het over me heen. Ik zie hoe het toestel steeds kleiner lijkt te worden terwijl het verder van me vandaan vliegt.
    Opeens is er een flits, gevolgd door een enorme knal, waarna twee brandende stukken naar beneden vallen. Zonder na te denken ren ik erop af en hoewel het vliegtuig ver van mij vandaan was, ben ik erg snel bij de twee uitgebrande wrakstukken. Het is alsof het toestel door een enorm zwaard is gevlogen en door midden is gekliefd. Precies door de helft. De linkerhelft en de rechterhelft liggen symmetrisch een paar meter van elkaar af.
    Zwartgeblakerd, maar leeg. De brand is blijkbaar erg snel opgehouden, ondanks dat ik zojuist in de lucht de vlammen nog uit de vallende stukken zag slaan. Het gras is echter nog gewoon groen. Nergens zijn mensen te zien, terwijl er toch minstens een piloot in het vliegtuig zou hebben moeten zitten.
    Ik loop precies tussen de twee helften door. Links en rechts kijk ik, maar ik zie niemand. Alleen een paar lege stoelen. En een lege cockpit. Ik voel me angstig. Er hangt hier iets in de lucht wat me bijzonder onrustig maakt.
    Voor de zekerheid loop ik nog een keer om het uitgebrande vliegtuig heen. Niemand te zien, ook niet als ik om me heen kijk in de groen-blauwe omgeving.

    Ik besluit de binnenkant van de vliegtuighelften nog maar eens goed te bekijken. Ik buk me om onder de stoelen te kijken. Op mijn knieën kruip ik naar de voorkant van het linkerdeel en dan zie ik iets roods tussen het zwart liggen.
    Liggend met mijn arm helemaal uitgestrekt kan ik het net met mijn vingers naar me toehalen.
    Het is een sokje, rood met een wit beertje op de zijkant. Ik kijk nog een keer goed onder de stoelen.
    ‘Hallo?’ hoor ik mezelf onzeker vragen. Er komt geen antwoord.
    Ik ga weer rechtop staan. Mijn gevoel zegt me dat ik weg moet van deze plek. Het sokje stop ik in mijn broekzak en ik begin te lopen in de richting waar het vliegtuig naar toe vloog.
    Langzaam begin ik weg te lopen van het wrak, maar iets in mij maakt dat ik mijn tempo steeds versnel, zodat ik na een tijdje aan het rennen ben. Steeds harder, tot mijn keel brandt en ik door ademnood niet verder meer kan. Hijgend van inspanning kijk ik achterom. De brokstukken van het vliegtuig zijn uit mijn gezichtsveld verdwenen.
    Ik ga zitten op het gras en ik haal het sokje tevoorschijn om het nog eens goed te bekijken. Het is voor een klein voetje gemaakt. Een kind van een jaar of zes, zeven schat ik. Het beertje op de sok kijkt me lachend aan. Ik glimlach terug.
    Dan ga ik liggen en sluit mijn ogen. Het voelt of ik langzaam wegzak in het zachte gras onder me. Als een donderslag komt opeens neemt mijn gevoel van nietigheid mijn lichaam en geest weer over. Het gevoel waar ik juist voor probeerde te vluchten.
    Ik schiet omhoog en zie ik dat ik nog steeds in het gras van het uitgestrekte weiland lig. De zon staat hoog aan de wolkeloze helblauwe lucht.
    Dan besluit ik om verder te lopen. Waarheen weet ik niet, maar alles lijkt me beter dan te blijven wachten op iets wat misschien nooit komen gaat.

    Opeens zie ik iets in mijn ooghoek. Ik loop er naar toe in de verwachting een bloem in het gras te zien staan. Ik schrik als ik zie dat het een rood sokje is. Zou ik het verloren zijn en in een rondje hebben gelopen? Nee, uit mijn broekzak haal ik het sokje dat ik uit het vliegtuigwrak gehaald heb. Ik pak het andere op uit het gras en ook nu weer zie ik een beertje dat me vrolijk toelacht.
    Ik hou de sokjes naast elkaar. Eentje in mijn linkerhand, de ander in mijn rechterhand. Twee losse symmetrische delen. Toch horen ze bij elkaar, net als het in tweeën gespleten vliegtuig.
    Ik huiver als ik daaraan denk en ik stop de sokjes bij elkaar in mijn broekzak.

    Hoe verder ik loop, hoe kaler het gras wordt. Ik zie het bruine zand tussen de groene sprietjes.
    Mijn gevoel zegt me echter dat ik door moet blijven lopen in deze richting en na een tijdje bevind ik me in een woestijn van kale aarde, met hier en daar nog een plukje verlaten gras. Het waait. De lucht wordt grijs en donkere wolken schuiven van alle kanten tot boven mijn hoofd. Om me heen zie ik nergens een schuilplek, dus ik moet wel hier blijven wachten tot de storm die ik verwacht voorbij zal zijn. Het wordt steeds donkerder en zonder het licht van de maan en sterren is het een pikzwarte duisternis die me omringt.
    Ik ga zitten op de harde grond en sla mijn armen om mijn knieën. Het blijft doodstil om me heen terwijl ik zo rustig mogelijk het noodweer afwacht. Ik voel de wind geluidloos langs me heen suizen, steeds harder, tot ik moeite heb om te blijven zitten. Ik probeer mezelf zo klein mogelijk te maken zodat de wind me niet om kan blazen en ik sluit mijn ogen tegen de windvlagen die de tranen over mijn wangen laten lopen.

    Opeens houdt het op. De wind stopt, ik doe mijn ogen weer open en ik zie dat ik op het gras zit in een open plekje tussen hoge loofbomen. Langs de boomstammen proberen zonnestralen het bos binnen te dringen.
    Voor me is een rimpelloos meertje. Het blauw van de lucht spiegelt in het heldere water en de weerkaatsing van de zon glinstert zo fel, dat ik er niet naar kan kijken zonder mijn ogen halfdicht te knijpen. Het is volledig windstil en zelfs de bladeren van de bomen hangen geruisloos bevroren in de lucht.
    Aan de overkant van het vlakke meer zit een klein meisje op de rand. Ze heeft een rood jurkje aan en haar beentjes hangen in het water. Haar voetjes gaan langzaam heen en weer waardoor er kleine rimpelingen in het gladde wateroppervlak verschijnen. In haar handen heeft ze een witte teddybeer.
    Ze kijkt op en als ze mij ziet lacht ze naar me. Dan klimt ze op de kant en rent blootsvoets het bos in. Snel sta ik op en ik ren achter haar aan.
    Wat dieper in het bos staan de bomen dichter tegen elkaar aan, waardoor ik maar langzaam vooruit kom. Hierdoor raak ik haar even kwijt, maar dan zie ik steeds weer iets roods tussen de bomen doorschieten. Ik probeer erop af te gaan, maar het gaat moeizaam door de laaghangende takken en dichtbegroeide struiken. Toch kom ik langzaam dichterbij, ik zie dat ze bij een grote rechte boom met hoge dichtbegroeide takken op me staat te wachten.
    Als ik bijna bij haar ben glimlacht ze naar me en ze gebaart dat ik moet gaan zitten bij de boom. Ik ga op het gras zitten en leun met mijn rug tegen de dikke bruine stam aan. Het voelt stevig en ik zit comfortabel. Het meisje gaat tegenover me zitten.

    Ze kijkt me aan en haar sprankelende blauwe ogen wekken een gevoel van herkenning en vertrouwen bij me op. Het is alsof een diep weggestopte herinnering langzaam naar boven komt drijven, maar nog net ongrijpbaar blijft voor mijn bewustzijn.
    Het meisje zet de witte beer die ze nog steeds vast hield nu tussen ons in op het gras. Dan denk ik opeens aan de sokjes die ik gevonden had. Ik haal ze tevoorschijn en laat ze zien.
    ‘Zijn deze van jou?’ vraag ik.
    ‘Ik heb ze achtergelaten, omdat ik dacht dat ik ze niet meer nodig had,’ antwoordt ze.
    Ik begrijp niet precies wat ze bedoelt. ‘Zou je ze weer terugwillen?’ vraag ik dan.
    Het meisje knikt en zegt: ‘Soms besef je ineens dat je iets mist, hoewel je niet precies weet wat het is.’
    Ik raak in verwarring door haar woorden. Er is iets dat mijn bewustzijn binnen wil dringen, maar ik wil het niet toelaten.
    Ze staat op en ik steek mijn hand uit om haar de sokken te geven. Ze pakt mijn hand vast en komt tegen me aan zitten. Eén sokje pakt ze zelf en ze vouwt mijn hand om andere sokje dicht. ‘Ze horen bij elkaar en ze zijn van ons,’ zegt ze.
    ‘Je hebt toch niets aan de ene zonder de ander?’ vraag ik.
    Ze lacht vrolijk en met een dreun slaat de waarheid mijn bewustzijn in. Opeens weet ik waarom ik had moeten vluchten van waar ik vandaan kwam. Zonder te weten dat ik er naar op zoek was, had ik teruggevonden wat ik wilde verdringen.
    Het besef van deze verloren herinnering neemt me volledig over, ik laat het gebeuren, ik wil er niet meer tegen vechten.
    Ik word verzwolgen. Het bos verdwijnt, mijn lichaam bestaat niet meer. Er ligt iets op de loer, een bedreiging voor mijn gevoel en gedachten. Een zwarte golf van angst en paniek overspoelt me volledig.

    Dan voel ik de geruststellende aanwezigheid van het meisje vlak bij me. Ik merk hoe ze langzaam mijn donkere vrees lichter maakt, tot een helder wit gevoel van vertrouwen. Nu durf ik haar te accepteren en ik omhels haar met mijn gedachten vol liefde.
    Ik twijfel niet langer aan mijn volmaaktheid en hoewel ik me realiseer dat het moeilijk zal zijn, weet ik dat ik nu terug kan gaan.
    Terug naar waar ik voor gevlucht was, maar dan samen met dit meisje, samen met het deel van mezelf dat ik was verloren. Ik laat haar gedachten door de mijne lopen en haar gevoelens verstrengelen zich met de mijne. Een warme deken van gelukzaligheid valt zacht over ons heen en verlicht ons met de helderheid van duizend sterren. We versmelten met elkaar als twee rivieren die samen één stroom vormen.

    Met een klap word ik me weer bewust van mijn lichaam. Ik voel hoe mijn hart het bloed door mijn aderen pompt en hoe mijn longen zich met lucht vullen.
    Stijve witte lakens liggen tot aan mijn schouders over me heen. De ritmische piepjes van het apparaat naast me herinneren me aan een plaats waar ik eeuwig door had kunnen blijven lopen, zonder ooit ergens te komen.
    Pijn neemt mijn lichaam over, maar het wordt verzacht door de kracht van mijn geest die mijn lichaam versterkt. Met mijn hele vermogen zal ik de confrontatie aangaan, er is een strijd die ik moet gaan voeren en ik ben er klaar voor.
    Vanaf mijn voeteneind kijkt een witte pluchen beer me lachend aan. Vol vertrouwen glimlach ik terug.
    pi_35685006
    Levenloos

    We deelden zoveel, zoveel dat niets meer echt van onszelf was. We deelden onze gevoelens, onze ervaringen en al het materiele dat we bezaten. Dat was mooi, en fijn omdat we elkaar zo vertrouwden, maar die nacht werden we erom gestraft. Misschien moest ik je niet alles geven, misschien was het slecht om één persoonlijkheid te worden, samen met jou.
    Maar ik hield immens veel van je, dat ik wilde dat alles van jou was. Het putte me uit om jou altijd tevreden te houden en altijd van mij te laten blijven houden, terwijl je daar niet eens om vroeg. Het putte me uit en ik functioneerde slechter, overal, behalve bij jou in de buurt.

    Dan openen je ogen zich, kijken angstig onze slaapkamer rond. Er zit nog stof rond je ogen, van de slaap. Uit je keel komen nijpend piepende geluidjes, je hapt naar adem. En ik lig naast je, roerloos, en bewonder je. Ik observeer elke beweging die je maakt om je zo realistisch mogelijk na te kunnen dromen, en een vage glimlach zweeft om mijn lippen. Mijn lieve, ik ben zo trots op je.
    Ik heb de hele nacht wakker gelegen, heb nagedacht over jou. Over wie jij bent, over hoe ik je verwaarloosde. Over hoe jij was toen ik je leerde kennen, hoe je bent uitgebloeid tot wie je nu bent en ik je beschouw als mijn meesterwerk. Want ik houd je in toom, door mij ben je wie je nu bent, jij bent in feite de reflectie van al mijn goede kanten.
    Mijn hand tintelt en ik wil niets liever dan hem over je zachte wang laten glijden, als jij je hoofd met geweld in je kussen drukt. Je begint onrustiger te ademen, meer door je mond dan door je neus. Je voorhoofd glimt van het zweet. Ik bewonder je.
    Je kreunt mijn naam, onrustig woelend en met je ogen knijpend. Ik kan alleen maar een zucht slaken van verwondering. Wat ben je mooi.

    De duisternis die tot dan in onze kamer overheerste trekt weg en er komt een fel, maar prachtig licht voor in de plaats. Gedachtes zijn niet langer onzichtbaar, maar cirkelen in witte slierten tussen het mooiste landschap dat ik ooit heb gezien. Onbestaande bronnen verlichten de contouren van je gezicht, ik vind je uitgelopen mascara prachtig. Ik hoor stemmen, een hoog, sereen gezang, het stelt me gerust.
    Als je het toppunt van de pracht bereikt hebt, gaan alle lichten uit, is alles stil, beweegt niets meer. Zelfs jij niet meer, je straalt geen angst, geen geluk, geen levenslust uit.
    Je bent een lichaam zonder ziel, en ik ben degene die jouw ziel je heeft zien verlaten. Ik ken je ziel, ik ken haar op haar mooist.

    Ik had tot dit moment in een depressie gezeten, en deed, volgens de mensen, rare dingen. Ik dacht vreemd, in hun ogen. Maar nooit in de ogen van jou, want jouw ogen waren mooi en glanzend en oprecht. Jij kon nooit liegen, want jouw ogen vertelden altijd de waarheid.
    Ik heb onze relatie altijd beschouwd als goed, alles wat ik deed met jou was goed, goed voor iedereen.
    Ik weet niet hoe jij dacht over onze relatie, want jij dacht nooit, en praatte nooit. Jouw visie op onze relatie was zelfs niet te zien in je ogen, je dacht er gewoon niet over na. Onze relatie was meer zoiets als vanzelfsprekend, we hoorden bij elkaar, wat we ook deden, en hoe we ook veranderden. Dat zou altijd zo blijven.

    Het wordt donkerder en weer licht, het wordt de volgende dag. De geleidelijke verandering van het licht maakt me wakker, maakt me er bewust van dat dit weldegelijk realiteit is, en geen ludieke droom. Ik adoreer je, zelfs nu je daar levenloos ligt, op het kussen naast me. Ik had me dode mensen anders voorgesteld, ze zouden moeten kwijlen uit één half openhangende mondhoek. Doden zouden niet meer symmetrisch zijn, ze zouden niet meer lijken op een mens, maar meer op een, nou ja, een object.
    Maar bij jou is dat niet zo, zelfs nu, een paar uur na je dood, geur je nog naar bloesems, lig je er vredig bij, en je ogen zijn gesloten. Het is alsof je slaapt, alsof je droomt van dingen die je gelukkig maken. Ik had je gelukkig moeten maken.

    En je bent er nog. Ik ben je niet verloren, dat kan gewoon niet.

    [ Bericht 0% gewijzigd door Automatic_Rock op 03-03-2006 18:25:25 ]
    pi_35685041
    Als ik een vlieg zou zijn geweest

    Als ik een vlieg zou zijn geweest, dan had ik op dit moment te kampen met
    een onoverkomelijk trauma. Dan zou ik nu, door de aanblik van
    confronterende en naargeestige thrillerbeelden in het verleden, voor het
    leven zijn getekend.

    Een zwarte gestalte loert naar iets ritselends. Twee groene, bijna
    lichtgevende ogen houden de omgeving scherp in de gaten. Ik geef het
    zwarte beest een aai over zijn kopje, wat met een tevreden “mrauw” wordt
    ontvangen. Dan vervolg ik mijn weg over het grindpad. Ik word nu omringd
    door verschillende fruitboompjes, nog jong en ongeschonden. Een aantal
    meter verderop ligt een groentetuintje en daar tegenover een parkje met
    een vijver. Er heerst een serene rust, alles lijkt te zijn zoals het
    hoort. Zelfs het avondzonnetje laat zich nog even van haar beste kant
    zien.

    Mijn oog valt op een glazen stolp in één van de boompjes. Zowel aan de
    onder- als bovenkant is een kleine opening, maar de bovenste opening is
    afgesloten met een kurk. De bodem rondom het onderste gat is gevuld met
    een gele vloeistof. Deze vloeistof dient, zo blijkt als ik het van
    dichterbij bekijk, een hoger doel.

    Het is niets minder dan een biologisch wapen. Vanuit mijn vlieg-
    zijnstoestand bezien althans. Als ik een vlieg zou zijn geweest, dan zou
    de geur van het goedje een bijzondere aantrekkingskracht op mij hebben
    gehad. In totale extase zou ik in de richting van de vloeistof worden
    gevoerd. Iedere cel in mijn lijf zou zich inspannen om zo vlug mogelijk in
    contact te komen met deze bron van genot. Volledig in de ban van de
    intense geurenmelange, zou ik begerig door de onderste opening van de
    stolp omhoog vliegen. Pas dan zou ik de niet mis te verstane hoeveelheid
    alcohol in de glazen ruimte bemerken. Maar ik zou me er niet door laten
    weerhouden. Weliswaar wat licht in mijn hoofd, zou ik vastberaden op mijn
    tijdelijke levensdoel afgaan.

    Op het moment dat ik er van overtuigd ben dat ik het heb gehaald, voel ik
    een forse ruk aan één van mijn ledematen. Er blijkt een flinke kleefkracht
    verbonden aan de vloeistof. Al gauw wordt een tweede ledemaat opgeslokt
    door het spul. Met mijn ogen wijd opengesperd, gevoed door een intense
    angst, probeer ik te bevatten wat er voor apocalyptische gebeurtenis in
    gang is gezet. Terwijl ook mijn vleugels en overige vier pootjes door een
    golf van het gele plakgoedje worden ondergedompeld, zie ik hetgeen te
    afgrijselijk is om te bevatten.
    Honderden karkassen drijven om me heen. Ik word omringd door lijken in
    alle mogelijke kleuren. De meeste drijven levenloos in de vloeistof,
    anderen verkeren al in staat van ontbinding. De enkeling die het leven nog
    gegeven is, vecht om dat te behouden. Een strijd tegen de zuigende massa,
    die op voorhand al verloren is.

    Zo zou het ook mij vergaan. Zodra een nieuwe golf ook mijn kopje heeft
    ondergedompeld, begint de onvermijdelijke doodsstrijd. Uit volle kracht
    werk ik mezelf omhoog. In de paar seconden dat het me lukt mijn hoofd
    boven water te houden, hap ik wanhopig naar lucht. Maar al gauw word ik
    door een nieuwe golf overspoeld. Minutenlang spant iedere spier in mijn
    lijf zich in en aan om naar boven te zwemmen, vliegen, springen. Volledig
    uitgeput door mijn inspanningen en de uitzichtloosheid, zink ik steeds
    dieper en verlies ik uiteindelijk mijn bewustzijn.
    Ik val in een diepe, zwarte tunnel. In een gevoelsmatig eindeloze
    kolkbeweging, word ik naar het hiernamaals gezogen. Het einde van mijn
    aardse vliegenleven. Bruut en pijnlijk op zijn minst. Het leven verloren
    door verdoemenis. Iets dat ik niet zomaar loslaat. Ook niet ná mijn
    reïncarnatie tot mens. Oog om oog, tand om tand.
    pi_35685120
    Gewonnen

    Van achter de balie twinkelden haar ogen. Hij straalde terug.
    "Verdomd," mompelde hij.
    "Ja," wist zij uit te brengen.
    Ze waren verliefd. Voor de rest van hun leven.
    Thuis wachtte zijn vriendin tevergeefs tot hij terugkwam van 'Gevonden
    voorwerpen'. Met de ring waarvan hij pas ná zijn aanzoek had gemerkt
    dat hij die verloren was.
    pi_35685138
    Russische verliezer

    Nerveus keek hij naar zijn twee voorgangers. Hij probeerde kalm te blijven. Nu was het zijn beurt. 'Bij mij gaat het altijd goed!' riep hij tegen zijn gespannen medespelers.
    Ervan overtuigd dat er niets zou gebeuren zette hij het pistool tegen zijn hoofd en met een grijns op zijn gezicht haalde hij de trekker over.
    pi_35685155
    "Weggespoeld"

    Ze ligt in het water en voelt niets. Een rode shawl, laklaarzen en
    enorme oorbellen sieren haar niet. Net had ze nog seks met hem, nu is
    ze verdwenen. Ze ziet haar lichaam met de stroom mee bewegen. Hij is
    haar verloren, als hij haar vindt zal zij het niet meer zijn. Ze is
    vrij.
    pi_35685170
    Bril kwijt

    Met het water tot onze oksels stonden we drijfnat bij het gammele
    bruggetje. Hoofschuddend keken we elkaar aan. Mijn bril was door het
    water van mijn hoofd gerukt. We waren al diverse keren naar beneden
    gedoken, waarbij we al negentien brillen vonden. Zuchtend keek ik
    ernaar. Zoveel brillen, maar de mijne leek voor altijd verloren.
    pi_35685198
    Jij verloor

    Ik lag al op de grond. Het bloed in mijn mond deed me kokhalzen. Je keek nog
    wel naar me, maar door je overwinningsroes zag je me niet. Je zag niet hoe
    ik een laatste keer mijn pistool pakte. Je zag niet dat ik je ontdeed van je
    kostbaarste mannelijke wapen. Laatste kans. Ik win.
    pi_35685425
    Gestorben <--> Verloren

    [ Bericht 58% gewijzigd door Automatic_Rock op 03-03-2006 18:09:13 ]
    pi_35685433
      vrijdag 3 maart 2006 @ 18:12:59 #21
    36763 Automatic_Rock
    Onaangepast eerlijk..
    pi_35686665
    Nagekomen verhaal




    De rand


    De rand van de flat. Een barrière die vele ervan weerhoudt om eraf te
    springen. Mij niet. Voor mij is de tijd daar. Nog drie meter, en dan sta ik
    op het randje. Het randje van de flat, het randje van mijn leven. Het begint
    pas als het afgelopen is. De rand is de startlijn.

    Nog twee meter, tot de rand. Het komt al dichterbij. De verraderlijke wind
    steekt op. Wind, verplaatsende lucht. Het doet me aan mezelf denken. Ik
    verplaats me, zonder dat iemand er iets aan kan doen. Ik verdwijn, je zult
    me niet zien. Ik zal winnen.

    De laatste meter. Die lijkt het moeilijkst. Het punt breekt aan. Bijna moet
    ik op de rand klimmen, bijna is het laatste gevecht. Een mistroostig
    zonnetje breekt door. De wolken openen voor dat waterige licht, alsof de
    natuur voelt aankomen wat er gaat gebeuren. De zon, ze geeft me hoop en
    vertrouwen. Het is alsof die bevestigt dat ik een overwinning zal behalen

    De rand is hoger dan ik dacht. Voorzichtig sta ik, met mijn benen licht
    gespreid, op die laatste drempel. Ik kijk naar beneden en zie niemand. Niet
    vreemd voor dit tijdstip. Het perspectief van de steeds kleiner lijkende
    flat doet me denken aan een tunnel. Mijn tunnel.

    Vanaf het moment dat mijn tenen niet meer op de rand sta, en ik door de
    lucht zweef, weet ik dat ik de foute beslissing heb genomen. Dit is niet wat
    ik wilde. De stilstaande lucht suist langs mijn vallende zelf. Je leven
    flitst niet aan je voorbij. Het lijkt niet alsof je vliegt. Je valt. Er is
    geen ligt aan het eind van die tunnel, die eigenlijk ook niet bestaat. De
    grond komt dichterbij en met de tranen die uit mijn ogen stromen, weet ik
    dat ik heb verloren.
    Have you ever picked your feet in Poughkeepsie?
      vrijdag 3 maart 2006 @ 18:13:57 #22
    36763 Automatic_Rock
    Onaangepast eerlijk..
    pi_35686702
    Nagekomen gedicht




    Verloren gevecht

    Je vele gebreken
    Zijn messensteken
    Die zich wreken
    Toen zij keken

    Terwijl zij staren
    Lieten we varen
    Iets wat wij waren
    Om klus te klaren

    Vuisten tegen koppen
    Bloed loopt in je doppen
    Vechten tot we stoppen
    Niets lijkt meer te kloppen

    Geen klap meer kunnen vuren
    Door spieren die verzuren
    Tergend lang gaat dit duren
    Seconden lijken uren
    Have you ever picked your feet in Poughkeepsie?
    pi_35718813
    Komt'ie dan, hè!

    Gedichten
    3 punten: Globalisering
    2 punten: Vliegende vis
    1 punt: Neanderthaler

    Verhalen
    3 punten: Levenloos
    2 punten: Als ik een vlieg zou zijn geweest
    1 punt: De rand

    55 fiction
    3 punten: Gewonnen
    2 punten: Jij verloor
    1 punt: Weggespoeld

    Kunst
    3 punten: --
    2 punten: Living a lie
    1 punt: Gestorben <--> Verloren
    Ja, die met de ballen in de bek.
    pi_35740384
    Gedichten
    3 punten: Neanderthaler
    2 punten: Vliegende vis
    1 punt: Voor altijd kwijt

    Verhalen
    3 punten: Wedden?
    2 punten: De rand
    1 punt: Als ik een vlieg zou zijn geweest

    55 fiction
    3 punten: Russische verliezer
    2 punten: Gewonnen
    1 punt: Bril kwijt

    Kunst
    3 punten: --
    2 punten: Gestorben <--> Verloren
    1 punt: Living a lie

    Hoezee
    Hallo
    pi_35754025
    Gedichten

    3 pt. Neanderthaler
    2 pt. Verloren gevecht
    1 pt. Vliegende vis

    Verhalen

    3 pt. De rand
    2 pt. Als ik een vlieg zou zijn geweest
    1 pt. Levenloos

    Fiftyfivefiction

    3 pt. Jij verloor
    2 pt. Russische verliezer
    1 pt. Bril kwijt

    Beeldende kunst

    3 pt.
    2 pt. Living a lie
    1 pt. Gestorben <-> Verloren
    abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
    Forum Opties
    Forumhop:
    Hop naar:
    (afkorting, bv 'KLB')