c) financiële randvoorwaarden
Het kabinet is samen met de SER van mening dat het individu een meer
pro-actieve houding in moet nemen ten aanzien van de eigen scholing en
inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Het individu moet dan wel voldoende
zeggenschap hebben over de te volgen scholing. Een belangrijk element
daarbij vormen de financiële mogelijkheden om de juiste keuzes te
kunnen maken.
De hogeronderwijsinstellingen vraaggerichter maken is een van de achterliggende
doelstellingen van het nieuwe bekostigingsmodel dat het kabinet
voor dit onderwijs heeft gepresenteerd in zijn beleidsbrief over financiering
in het hoger onderwijs. Kern van de voorstellen vormt de introductie
van leerrechten in het hoger onderwijs. De student en zijn leertraject
komen in de financiering van het hoger onderwijs centraal te staan. De
verwachting is dat de student daarmee geprikkeld wordt om zijn leertraject
bewust in te richten en vooral ook dat de instelling geprikkeld
wordt om de individuele student een passend leertraject aan te bieden.
Studenten kunnen hun leerrechten met een onderbreking en bij verschillende
instellingen opnemen. Voor de werkenden biedt het nieuwe
bekostigingsmodel daarmee kansen. Zo kan het voor hen de drempel
verlagen om een hogeronderwijsopleiding te gaan volgen. Werkenden
hebben immers duidelijk andere behoeftes dan studenten die net van
school komen, inhoudelijk en planningstechnisch (zij moeten werk, privé,
en onderwijs combineren).
Voor het middelbaar beroepsonderwijs start de evaluatie van het in 2000
geïmplementeerde bekostigingsmodel dit najaar. De resultaten van deze
evaluatie zullen uitmonden in een programma van eisen voor een nieuw
bekostigingsstelsel. Dit programma van eisen zal naar verwachting medio
2005 gereed zijn. Bij het opstellen van dit programma van eisen zal in elk
geval worden meegenomen dat, in het perspectief van een leven lang
leren en erkenning van verworven competenties, een nieuw bekostigingssysteem
een brede variëteit aan deelnemers en opleidingssituaties moet
faciliteren en de aansluiting op de beroepspraktijk moet verbeteren.
Ten aanzien van een leven lang leren ziet het kabinet een rol van de overheid
in het stimuleren van acties gericht op het bevorderen van eigen
initiatief en het stimuleren van bepaalde doelgroepen. De introductie van
de Levensloopregeling in 2006, gericht op het sparen voor perioden van
onbetaald verlof, beoogt mede de combinatie van leren en werken te
bevorderen. Zowel de Onderwijsraad als Stichting Nederland Kennisland
benadrukt het belang van financiële maatregelen die erop gericht zijn
volwassenen individueel te stimuleren om te leren. Uit de evaluatie van
de experimenten met de individuele leerrekening kwam naar voren
dat een eigen leerbudget gunstig werkt op het leergedrag van mensen.
Niet kon worden vastgesteld in welke mate de inzet van een eigen leerbudget
voor laagopgeleiden werkt. In 2005 worden experimenten gestart
die antwoord moeten geven op de vraag of en onder welke omstandigheden
een eigen leerbudget laagopgeleiden stimuleert tot leren. Tevens
hebben de experimenten tot doel het draagvlak voor vraaggestuurde
stimulering van scholing in branches te versterken. Het op termijn in te
voeren onderwijsnummer is voorwaarde voor implementatie van vraaggestuurde
bekostigingsarrangementen.We kunnen constateren dat bestaande maatregelen voor een leven lang
leren niet altijd doeltreffend en doelmatig zijn en/of aansluiten bij de
vraag. Daarom is het CINOP gevraagd de effectiviteit van financiële en
andere scholingsinstrumenten te onderzoeken en voorstellen te doen om
die te verhogen. Bij de uitwerking van het actieplan zal het kabinet binnen
bestaande budgetten actie ondernemen om de belemmeringen in wet- en
regelgeving te inventariseren en weg te nemen.