quote:
Op dinsdag 29 november 2005 15:29 schreef sanger het volgende:Als Tom en die nieuwe eigenaar aannemelijk kunnen maken ten goeder trouw te zijn geweest lijkt mij er niets aan de hand. Al zet ik mijn vraagtekens bij de koopprijs van Tom (¤ 400,=), die is dusdanig laag dat je kan verwachtten dat er iets mis is.
Dat is volgens mij de 'goeder trouw' die een rol speelt bij de vraag of Tom en de volgende koper zich schuldig hebben gemaakt aan (een vorm van) heling. Hier speelt echter in hoofdzaak een verbintenisrechtelijke kwestie die in zoverre bijzonder is dat partijen in beginsel vrij zijn een prijs te bepalen.
Zoals al gezegd, nu de scooter gestolen blijkt, is Tom geen eigenaar geworden. Ook niet op grond van de derdenbescherming van 3:86 BW nu de scooter gestolen is, door Tom niet bij een winkelier is gekocht en de revindicatietermijn voor de eigenaar nog niet verstreken is. Tom heeft dus als beschikkingsonbevoegde verkoper de scooter aan zijn koper overgedragen, waardoor ook die koper in beginsel geen eigenaar geworden is. Ook deze koper heeft m.i. geen beroep op 3:86 en wel om dezelfde redenen.
Vraag is of de koper aanspraken heeft op Tom. Die zou hij m.i. hebben indien Tom op enige wijze wanprestatie heeft geleverd. Daarvoor is van belang na te gaan welke verplichtingen Tom uit hoofde van de koopovereenkomst heeft gehad. Tom is in ieder geval verplicht tot levering en volgens mij heeft Tom aan die verplichting voldaan door de koper het bezit van de scooter te verschaffen. Tom heeft op zichzelf niet de verplichting tot het verschaffen van (onaantastbare) eigendom, doch die eigendomsoverdracht is het resultaat van het vervullen van de vereisten van overdracht, als vermeld in 3:84. Een van die vereisten is de levering door bezitsverschaffing en dat vereiste is, zoals gezegd, door Tom vervuld. Als ik het goed zie is er dus geen sprake van enige wanprestatie aan de zijde van Tom en heeft de koper geen enkele aanspraak op teruggave van de koopprijs.
Dat is wellicht nogal zuur voor de koper, maar de derdenbescherming van 3:86 BW is een doorbreking van de fundamentele regel dat een eigenaar niet meer kan overdragen dan hij heeft. Immers, op grond van 3:86 BW verkrijgt een koper de eigendom, terwijl hij van een niet-eigenaar heeft verkregen, zodat dan een niet-eigenaar wel eigendom (de eigendom van een ander) heeft overgedragen. Dat is een zware uitzondering, maar omwille van het economisch (handels)verkeer noodzakelijk geacht. De uitzondering gaat niet zover dat gestolen zaken evenzo eenvoudig van eigenaar kunnen wisselen. Een dergelijk verregaande bescherming heeft de wetgever de derde te goeder trouw die verkrijgt van een beschikkingsonbevoegde verkoper, niet willen geven.
Consequentie is dat de derdeverkrijger niet beschermd wordt tegen mogelijke gebreken in de eigendomsoverdracht en aldus geen enkele goederenrechtelijke verhouding tot de gekocht zaak krijgt, hetgeen betekent dat hij vatbaar blijft voor de revindicatie van de ('echte') eigenaar. Dat is zijn economisch risico, als tegenwicht voor de verregaande bescherming die hij zou genieten indien de zaak weliswaar door een onbevoegde was geleverd, maar niet was gestolen.
Iemand zal het risico moeten dragen dat onherroepelijk speelt indien de zaak gestolen is, zijn intrede heeft gemaakt in het handelsverkeer door (een of meerdere keren) subject van koopovereenkomst te zijn, terwijl de 'echte' eigenaar naar de zaak op zoek is met de bedoeling te revindiceren. De revindicatie richt zich per definitie op degene die de zaak zonder recht onder zich heeft, en dat is dus de koper die de zaak het laatst 'onder zich' heeft, of hij nou de eerste, tweede of vijfde koper is geweest. Zolang de termijn van drie jaar maar niet verstreken is. Ik zie geen reden om dat risico te verplaatsen naar kopers eerder in de 'keten', zeker niet voorzover zij op grond van 3:86 of 3:84 hebben verkregen.
When you're racing, it's life. Anything that happens before or after is just waiting.