Ik zit even met een probleem ; namens iemand uit mijn omgeving heb ik bezwaar aangetekend tegen een bepaalde beslissing van de IB-Groep, waar duidelijk van is dat deze op onjuiste gronden is genomen en met ook onjuiste motivatie geargumenteerd is ; het bezwaar faalde (ze halen niet graag bakzijl), een (schriftelijk) beroep bij de rechtbank in roermond heeft het op alle punten (op 1 na) wél gehaald in ons voordeel [de rechter keek over specifiek stuk bewijs van onze kant heen schijnbaar
![]()
].
Nu ligt de zaak bij de Centrale Raad van Beroep in Utrecht, maar de deurwaarder in kwestie blijft maar achter ons aan klieren. Nu heb ik hem de vorige keer succesvol (en eigenlijk in goed overleg) bij het beroep bij de rechtbank af kunnen weren met het argument dat de zaak nog liep bij de rechtbank en de vordering dus niet inbaar is zolang het beroep nog loopt, maar dat heeft deze keer niet gewerkt. Wel heb ik steeds, ook nu, aangegeven aan de IB en aan henzelf, dat ik best wil betalen (zij het de originele hoofdsom), mits wij in het ongelijk worden gesteld en besluiten niet meer verder te procederen. Desondanks heeft men een deurwaarder in de hand genomen, wat ik sowieso geen nette gang van zaken vind, zeker omdat ze al op alle andere punten ongelijk hebben gekregen (i.e. '' klop hebben gekregen '') en de motivatie dit keer wél expliciet en onmisbaar toegevoegd is.
Nu is het zo, dat me iets vaag bijhangt van dat de invordering van schulden binnen het administratief recht onder bepaalde voorwaarden geen opschortende werking kent, maar ik weet niet meer exact hoe en kan dat ook eigenlijk nergens duidelijk vinden. Wel heb ik natuurlijk het betreffende Awb artikel gevonden, dat het verder niet heeft over uitzonderingen:
quote:
II. Publiekrecht
IX. Algemeen bestuursrecht/Bestuursprocesrecht
IX.1. Algemene wet bestuursrecht
Hoofdstuk 6. Algemene bepalingen over bezwaar en beroep
Afdeling 6.2. Overige algemene bepalingen
Art. 6:16. (6.2.8a)
Overzicht
-------------------------------------------------------------------------------
Art. 6:16. (6.2.8a) Geen schorsende werking: Het bezwaar of beroep schorst niet de werking van het besluit waartegen het is gericht, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald.
De vorige keer gaven die deurwaarders zelf aan dat er wel degelijk een opschortende werking uitging van het feit dat de zaak destijds bij de rechtbank in Roermond lag, maar nu schermen ze met het niet hebben van een opschortende werking; ze moeten toch zelf ook consequent zijn?
![]()
Wat kan ik het beste doen? Ik ben wat dit betreft even de weg kwijt; zijn er in dit geval geldige uitzonderingen? Je kunt toch niet van studenten en scholieren zomaar enorme bedragen terugvorderen in afwachting van een rechtszaak, terwijl je al weet dat je de zaak dik gaat verliezen?
en dan heb ik het nog niet eens over de veel te hoge incassokosten
Oja, de hoogte van de hoofdsom is ca. 1000 euro ; ze willen graag 1300 euro hebben voor drie standaardbriefjes