quote:
quote:Ludwig Josef Johann Wittgenstein (Wenen, 26 april 1889 – Cambridge?, 29 april 1951) was een Oostenrijks/Brits filosoof.
Hij werd geboren in Wenen en was het jongste kind van een extreem rijk Oostenrijkse industrieel. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog meldde hij zich als vrijwilliger voor het Duits-Oostenrijkse leger. Hij had een boekje in zijn rugzak van Tolstoj over de evangeliën. Hij maakte aan het front aantekeningen waaruit later de Tractatus logico-philosophicus zou groeien. Tevens hield hij een dagboek bij dat belangrijk zou worden bij de interpretatie van de Tractatus.
Wittgenstein heeft in zijn filosofie een belangrijke ommezwaai gemaakt. Zo zeer zelfs dat men spreekt van Wittgenstein I en Wittgenstein II
Wittgenstein I
Het hoofdwerk van Wittgenstein I is de Tractatus logico-philosophicus. Dit werk verscheen in 1921/1922. Het bestaat uit een serie genummerde artikelen. Het handelt over de taal ten opzichte van het domein van de kennis, ethiek, esthetiek en religie. Volgens Wittgenstein I kan met taal alleen zinvol worden omgegaan als daarmee "standen van zaken" worden beschreven (hierin volgt hij zijn voorbeeld Augustinus, wiens werk hij later sterk zal bekritiseren). Over het overige zegt hij: Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen. Vandaar dat het boekje in de Wiener Kreis zeer populair was en dat Bertrand Russell zich voor de uitgave ervan ingespannen heeft. Deze heeft er ook een voorwoord bij geschreven. Alleen schijnt Wittgenstein daarover te hebben gezegd dat Russell het (ook al) niet begrepen had. Dat zou er mee te maken kunnen hebben dat er volgens Wittgenstein weliswaar over ethiek en dergelijke niet gesproken kan worden, maar dat deze transcendentale zaken wel heel belangrijk zijn. De uiteindelijke levensvervulling vindt juist hierdoor plaats. Hij heeft een soort van categorische imperatief: "leef gelukkig" dat wil zeggen dat je de wereld ervaart zoals hij is. Overigens beschouwde Wittgenstein I de Tractatus ook als niet zinvolle taal. Maar het was de ladder die nodig was om dat inzicht te bereiken. Daarna kon hij worden weggegooid.
Wittgenstein dacht dat hij met de Tractatus alle problemen van de filosofie had opgelost. Daarom stopte hij met filosofie. Onder invloed van Tolstoj schonk hij zijn fortuin weg en werd onderwijzer en later tuinman in een kloostertuin. Van 1926 tot 1928 werkte hij aan een huis voor een van zijn zusters.
Wittgenstein II
In 1929 keerde hij terug tot de filosofie. Hij werd hoogleraar in Cambridge. In 1952 verscheen postuum het tweede hoofdwerk "Philosophische Untersuchungen". Hier blijkt hij een hele andere visie op taal te hebben ontwikkeld. Taal is niet meer alleen een middel om de werkelijkheid mee te beschrijven, maar hij spreekt nu van verschillende "taalspelen". Binnen de taal zijn er verschillende spelen met hun eigen regels over wat juist is en wat niet. Het taalspel van de wetenschap is iets heel anders dan dagelijks taalgebruik. Het ene taalspel kan niet herleid worden tot het andere taalspel.
In 1947 gaf Wittgenstein zijn leerstoel op en hij overleed in 1951
Wittgenstein's filosofie in Nederland
In Nederland werd het denken van Wittgenstein geïntroduceerd door de schrijver W.F. Hermans, die het pamflet Wittgenstein in de mode schreef, en de Tractatus vertaalde — niet geheel tot genoegen van vakfilosofen.
quote:Rosalind Elsie Franklin (25 juli 1920 – 16 april 1958) was een Brits chemicus die voornamelijk bekend geworden is vanwege haar bijdragen aan de ontdekking van de structuur van DNA.
Rosalind Franklin werd geboren in Londen, Groot-Brittannië, dochter van Muriel Waley Franklin en bankier Ellis Franklin. Zij ging na de lagere school op twaalfjarige leeftijd naar St. Paul's Girls School, één van de weinige meisjesscholen waar les gegeven werd in natuurkunde en scheikunde. Op haar vijftiende besloot ze dat ze wetenschapper wilde worden. Haar vader was echter tegen hoger onderwijs voor vrouwen en wilde dat ze sociaal werkster zou worden. Hij weigerde daarom de kosten van haar universitaire opleiding te betalen, alhoewel zij het toelatingsexamen voor de universiteit van Cambridge met succes al had afgelegd. Hij ging pas overstag toen een tante toezegde haar studie te zullen betalen en zijn vrouw zijn dochter bleek te steunen.
In 1938 werd Franklin toegelaten tot het Newnham College van de universiteit van Cambridge, waar ze in 1941 afstudeerde in de natuurwetenschappen met als specialisatie fysische chemie. Na nog een jaar aan de universiteit gewerkt te hebben, werd ze in 1942 in het kader van de Tweede Wereldoorlog onderzoeker bij de British Coal Utilisation Research Association. Ze onderzocht daar de aard van steenkool met het doel deze zo efficiënt mogelijk (gezien de schaarste in de oorlogsperiode) toe te passen. Dit werk vormde de basis voor haar doctoraat in fysische chemie dat ze in 1945 toegekend kreeg van de universiteit van Cambridge.
Na haar Cambridge periode volgenden drie jaren van studie in Parijs aan het "Laboratoire Central des Services Chimiques de l'Etat". Hier leerde ze de röntgendiffractietechnieken die zouden bijdragen aan de ontdekking van de structuur van DNA. In 1948 keerde ze naar Groot-Brittannië terug om als onderzoeker op het gebied van moleculaire röntgendiffractie te gaan werken aan King's College te Londen onder leiding van Sir John Randall.
Onduidelijkheden in de verantwoordelijkheden voor het DNA onderzoek zorgden voor wrijving tussen Franklin en Maurice Wilkens, een onderzoeker die al langer voor Randall werkte. Wilkens toonde op een gegeven moment Franklins röntgendiffractie foto's van DNA aan James Watson, de concurrent uit Cambridge, die hierdoor het idee kreeg dat de structuur van DNA eruit moest zien als een dubbele helix. Dit resulteerde in een artikel in het blad Nature. In hetzelfde nummer van Nature verscheen ook het werk van Franklin ter ondersteuning van zijn conclusies.
Of Franklin zelf de structuur van DNA zou hebben gevonden en in hoeverre haar naam genoemd dient te worden bij de ontdekking van de structuur van DNA blijft tot op heden reden tot discussie. Feit blijft wel dat zonder haar kwalitatief hoge röntgendiffractie foto's van DNA het langer geduurd zou hebben alvorens de structuur daarvan gevonden zou zijn.
Na de DNA publicaties vertrok ze naar het Birkbeck College waar ze haar eigen onderzoeksgroep kreeg en zich concentreerde op virussen - ze mocht alleen bij het King's College vertrekken als ze zich niet meer met DNA zou bezighouden -, met name het tabaksmozaïekvirus en het poliovirus.
Tijdens een bezoek aan de Verenigde Staten in 1956 werd ze ziek en werd ovariumkanker vastgesteld. Twee jaar later overleed ze op 37-jarige leeftijd.
Ik zou t niet wetenquote:Op vrijdag 2 september 2005 09:47 schreef LodewijkNapoleon het volgende:
![]()
![]()
![]()
ok nieuwe:
Ik ben geboren in een stad met een kasteel op een rots. Van beroep was ik dominee, maar mijn interesses lagen eigenlijk elders, hoewel ik mijn vak altijd ben blijven uitoefenen. Heden ten dage geniet ik vooral (enige) bekendheid als schrijver en ontginner. Het kanaal dat van mijn grote project naar de stad loopt waar ik gestorven ben, draagt nog altijd gedeeltelijk mijn naam...
wie ben ik?![]()
quote:"Barbarische en wreede Reusen, Huynen, Giganten, menschen van grauwelijcke Statuer, groote krachten en beestelijcke wreetheijdt, die God noch menschen gevreest hebben, maer geacht worden geboren te zijn tot verderf des menschelijcken geslachts".
quote:Denkend aan Picardt zie ik een korte gedrongen man met een ernstige oogopslag.
Keurig in het wambuis, een smalle knevel, lange grijze lokken achter een breed voorhoofd. Een wat plechtstatige figuur, zich bewust van eigen belangrijkheid.
Een wat merkwaardige man, een eenzame persoonlijkheid, openlijk geëerd en heimelijk benijd.
IJdel, eigenwijs, koppig en hebzuchtig, maar ook rechtlijnig, ijverig en bovenal……. wilskrachtig.
Denkend aan Picardt zie ik een jonge, veelbelovende dominee in het zeventiende-eeuwse Hollandse dorpje Egmond aan Zee. Een geleerd man, die medicijnen studeerde; getrouwd met een aanzienlijk juffer: Roeka Brederode van Egmond. Een man, die alles mee had, maar weinig bereikte. Een mislukkeling?
Zondag aan zondag preekte hij in een bijna lege kerk.
Als gereformeerd predikant in een nog overwegend rooms-katholiek denkende gemeenschap bereikte hij met zijn evangelische boodschap bijzonder weinig Egmonders. Die lege kerk moet hem toch wel pijn gedaan hebben.
Maar…..heeft Picardt zich wel ingezet om de afzijdig blijvende dorpelingen van de waarde van de nieuwe leer te overtuigen? Was hij wel een man, die het volk aan sprak?
Een zieleherder, die zich onder de mensen begaf en hen als zijns gelijke behandelde?
Zijn idee “van de autoriteit, de waardigheid en de uitnemendheid van het heilige predikambt boven alle hoogheden, digniteiten en officieën van deze wereld” doen vermoeden, dat hij zich ver boven het volk verheven achtte. Geen dienaar, maar een heerser wilde hij zijn, welgesteld en geëerd!
Hij vluchtte weg in zijn liefhebberij: de verbetering van landbouwgronden door vermenging van grondsoorten zonder gebruik te maken van mest. In de nabijgelegen Beemster kocht hij 15 ha grond en hier zou hij de Hollandse boeren wel eens laten zien hoe zij hun landerijen vruchtbaar konden maken. Maar de van water doordrenkte poldergrond was weerbarstig, de bemaling bleef gebrekkig en de met koemest werkende boeren geleidden de pogingen van de geleerde dominee met minachting en spot. Van zijn ideaal, deze mensen iets te leren, kwam niets terecht.
In één opzicht was hij succesvol. In 1628 promoveerde hij in Leiden tot doctor medicus, bevoegd tot uitoefening van de geneeskunde. Hij maakte hiervan ruimschoots gebruik en liet er zich ook ruimschoots voor betalen. Op huize “Tijdverdrijf”, waar hij zich gevestigd had, leidde hij een vrij luxueus leven, dat hij zich van zijn predikantstraktement beslist niet kon veroorloven. De autoriteiten zagen zijn goed betaalde nevenaktiviteiten met lede ogen aan. Zij wezen hem terecht en verboden hem tenslotte zijn medische praktijk uit te oefenen.
Roeka Brederode van Egmond schonk hem zeven kinderen en het gezicht van die uitgebreide nakomelingschap zal hem met zeventiende-eeuwse trots vervuld hebben. Hij mocht ze, tenminste in Egmond, ook allemaal behouden en dat was, in die tijd, met recht een godsgeschenk. Twintig jaar hield Picardt het vol in het Hollandse dorp. Toen vertrok hij!
Naar Drenthe, “waarnaar zijn hart hem krachtig was trekkende”! Zonder de zekerheid van een nieuw ambt, slechts in de hoop, dat hij hier geholpen zou worden.
Geholpen aan een nieuwe predikantsplaats, aan een nieuwe vergunning tot het uitoefenen van de geneeskunde, aan een mogelijkheid opnieuw en met meer resultaat landbouwgronden te verbeteren. Bij zijn afscheidspreek in Egmond was de kerk stampvol – een schrale troost voor de scheidende leraar.
Denkend aan Picardt zie ik een man van middelbare leeftijd, staande voor een lage, langgerekte hoeve in Rhee, even ten noorden van Assen. Die boerderij is niet zijn eigendom; dank zij de bemiddeling van de hoogste gezagsdrager in Drenthe, de Drost Rutger van den Boetzelaer heeft Picardt de voormalige kloosterhoeve mogen huren. Hij kijkt uit over het vlakke woeste land vóór hem, over zijn akker, waar de vruchten kiemen. Dit is zijn wereld, zijn land, hier zal hij de Drentse boeren, meer nog, de Drentse gezagsdragers, overtuigen van zijn gelijk – zijn enige juiste methode om dit land te herscheppen in bloeiende akkers en welige weilanden.
De hooggeleerde predikant Johan Picardt is een boerendominee geworden, Dank zij alweer de hulp van de drost, wordt hij predikant te Rolde. Ondanks het feit, dat de kerkeraad al een ander met algemene stemmen beroepen heeft. Het machtswoord van Van den Boetzelaer bewerkstelligt alsnog de afwijzing van Martinus Stephanus en de beroeping van Johan Picardt, die zonder gewetensbezwaren zijn nieuwe ambt aanvaardt.
De Rolder boeren echter aanvaarden hem niet zo snel. De geleerde dominee is hen té geleerd, hij blijft de vreemdeling uit Rhee; ze mogen hem niet en zijn preken nog minder. Ze zijn er als de kippen bij om de kerkvisitatoren te vertellen, dat dominee zo weinig werk maakt van zijn catechismuspreken, hoewel ze zelf bepaald geen bewonderaars van dit Calvinistische leerstuk zijn. Picardt heeft ook in Rolde geen succes. Zijn grondexperimenten trekken weinig of geen belangstelling. Niet bij de boeren en ook niet bij de gezagsdragers. Maar……hij geeft niet op!
Picardt wordt schrijver. Onder de zware balken van de eeuwenoude boerderij schrijft hij een geschrift, dat hij opdraagt aan drost en gedeputeerde van Drenthe.
Vol van zijn denkbeelden om van “wildt en woest ontvruchtbaar landt goed groen- en weydtland” te maken, “zonder miss”! Het stuk wordt terzijde gelegd, de heren gaan er niet op in!
Er komt verdriet in zijn leven. Twee kinderen sterven. Heino Joachim in 1642, nog geen twee jaar oud en Marie, veertien jaar oud. Picardt schrijft! “Tractaat over de waardigheid des Predikambts”, heet zijn pennevrucht. Vier predikanten zullen het beoordelen – van een verslag of rapport erover is niets bekend.
Picardt lijkt een, mislukkeling te worden, die door machtige vrienden de hand boven ’t hoofd gehouden wordt.
Machtige vrienden! Zij bepalen Picardt verdere levensloop. In 1647 krijgt hij van de graaf van Bentheim, die de familie Picardt goed kende, een echte opdracht.
Het in cultuur brengen van een gebied van 1000 ha. woeste grond in de omgeving van Neuenhaus. Een uitdaging, een kans uit duizend om zijn ideeën eindelijk gestalte te geven. Hoe zal hij echter vanuit Rhee leiding kunnen geven aan een dergelijk reuzenproject?
De andere machtige vriend brengt uitkomst. Rutger van de Boetzelaer zorgt voor een nieuw beroep. Naar Coevorden, als eerste predikant en dit beroep moet voor Picardt gekomen zijn als een geschenkt uit de hemel.
Als hij echter, overeenkomstig het gebruik, de beweegredenen, die hem ertoe brachten het beroep aan te nemen, op moet geven aan de Classis, rept hij met geen woord over zijn Bentheimse opdracht. Wel van de gelukkige omstandigheid, dat hij nu zijn kinderen in Steinfurt kan laten studeren en ook dat er in Rolde altijd “krakeel is wegens het tractement”. De hervormde gemeente van Rolde geeft hem een loffelijk getuigschrift – hij krijgt het heilige kruis na!’
Denkend aan Picardt zie ik een hooggeëerd burger in de kracht van leven, wandelend door Coevordens straten. Eerbiedig gegroet en minzaam teruggroetend. De hooggeleerde doctor in de medicijnen, de eerwaarde predikant, de vermaarde schrijver, de ingenieuze landontginner, de alwetende historicus. Een geslaagd man! Op 16 april 1648 werd hij, samen met de tweede predikant Van Staveren, in de zojuist gereedgekomen hervormde kerk van Coevorden bevestigd. Een glorieuze toekomst lag voor hem. In Coevorden waren geen eigengereide Hollanders en ook geen achterdochtige Drenten. In Coevorden woonden gans andere lieden! Zichzelf respekterende notabelen, van respekt vervulde ambtenaren, naar respekt hunkerende garnizoenofficieren! Verder nijvere middenstanders, hardwerkende boeren en simpele soldaten. Mensen, die hoog opkeken tegen de geleerde doctor-predikant, belast met een zeer belangrijke opdracht van de bevriende graaf van Bentheim.
Die opdracht uit te voeren en tot een goed einde te brengen, werd Picardts vurigste wens. Hij toog aan het werk in een niet te stuiten ijver. Persoonlijk ontwierp hij de tekeningen van het nieuwe landbouwgebied – de sloten en de kavels, de boerderijen en de wegen. Persoonlijk hield hij toezicht op de goede voortgang der werkzaamheden en het aantrekken van de kolonisten, bijna allen uit Nederland. Een lustoord moest het worden: zijn Picardije, zoals de erkentelijke graaf de nieuwe kolonie te zijner ere liet noemen.
Het is eigenlijk onvoorstelbaar, maar tezelfder tijd schreef Picardt zijn meesterwerk – zijn boek over de geschiedenis van Noord-Nederland, Drenthe en Coevorden.
Voor vele historische vraagstukken vond hij een oplossing. Veel te gemakkelijk in onze ogen, maar….hij was wel de eerste, die oplossingen zocht. Hij schreef zijn gedachten neer in zijn eigen taal, soms platvloers, soms spitsvondig, altijd direkt.
Picardt verrichte zelf, op bescheiden wijze weliswaar, archeologisch onderzoek en zijn conclusie doen ons soms de haren te berge rijzen. Maar, al weer, hij was de eerste, die zich hieraan waagde. Niet voor niets draagt een Leids dispuut zijn naam.
Johan Picardt Theologus, Ecclesiae Covordiensis Pastor Primus et Doctor Medicus – de man die door tegenslag achtervolgd werd, werd eindelijk een zeer verdienstelijk burger. Maar toch! Als predikant had hij ongetwijfeld te weinig tijd om zich aan zijn gemeente te wijden. Te weinig tijd voor pastorale zorg, voor hulp en bijstand. Verder gedroeg hij zich zeer onverdraagzaam ten opzichte van zijn collega Van Staverden, met wie hij vaak hooglopende meningsverschillen had.
Als landontginner onderging hij een enorme teleurstelling toen in 1667 de graaf van Bentheim onder druk van de ons welbekende bisschop Bernard van Galen rooms katholiek werd en Picardts zoon, Alexander, inmiddels belast met de ontginning van Picardije, ontsloeg.
Denkend aan Picardt zie ik een oude man langs Coevordens vestingwerken dwalen. Een man, die veel presteerde en die in veel tekort schoot. Een man, aan wie niets menselijks vreemd was. Een geslaagd man, bij wie veel mislukte, Vaak afhankelijk van anderen en toch een doorzetter. Gevoelig voor eerbetoon en toch een zegen voor velen.
Denkend aan Picardt, zie ik een mens, aan wie veel werd gegeven en die veel wist weg te schenken. Een groot Coevordenaar!!!
Nog een tipje graagquote:Op zaterdag 3 september 2005 17:30 schreef LodewijkNapoleon het volgende:
![]()
![]()
![]()
![]()
![]()
En deze dan?
Ik was niet zolang koning van mijn land, maar ik slaagde erin voor zolang als het duurde, de zee waar mijn land aan ligt te veranderen in een binnenzee. In de plaats waar ik een voordelige vrede sloot, wordt nog elk jaar een groot muziekfestival gehouden (al heeft dat niets met mij van doen natuurlijk)
quote:Op dinsdag 6 september 2005 20:25 schreef Nuongirl het volgende:
Vrede van Roskilde bedoel je ?
Ik denk dat het koning Karel X Gustaaf van Zweden is
http://en.wikipedia.org/wiki/Charles_X_Gustav_of_Swedenquote:Karel X Gustaaf (8 november 1622 – 13 februari 1660) was koning van Zweden van 1654 tot 1660. Hij was de zoon van paltsgraaf Johan Casimir van de Palts-Kleeburg en prinses Catharina Wasa, de dochter van Karel IX. Hij was getrouwd met Hedwig Eleonora van Holstein-Gottorp en stierf in 1660 in Gotenburg. Hij had een zoon: Karel XI.
Karel X Gustaaf was neef van koningin Christina. Toen zijn in 1654 aftrad en het land verliet, volgde hij haar op. Hij is een van de meest facinerende koningen van Zweden. Hij zat niet zo lang op de troon, maar had grote invloed op de historie. Hij bracht het grootste deel van zijn regeerperiode door als aanvoerder van het Zweedse leger in Polen, Duitsland en Denemarken. Het leger behaalde vele successen, o.a. een offensief over de Grote Belt dat tot de vrede van Roskilde leidde. Daarbij verloor Denemarken zijn bezittingen in het zuiden van Zweden.
quote:Op woensdag 7 september 2005 09:26 schreef pyl het volgende:
Cleopatra
quote:Op woensdag 7 september 2005 17:22 schreef LodewijkNapoleon het volgende:
Charles Maurice de Talleyrand Perigord wellicht?
quote:Charles Maurice de Talleyrand
From Wikipedia, the free encyclopedia.
(Redirected from Talleyrand)
Charles Maurice de TalleyrandCharles Maurice de Talleyrand-Périgord (February 2, 1754 - May 17, 1838) was a French diplomat. He worked successfully from the regime of Louis XVI, through the revolution and then under Napoleon I, Louis XVIII and Louis-Philippe. Known since the turn of the 19th century simply by the name Talleyrand, he is widely regarded as one of the most versatile and influential diplomats in European history.
Talleyrand was born into an aristocratic family in Paris, but a foot injury in childhood, or possibly Marfan syndrome, left him unable to enter the anticipated military career. He was instead directed by his family into a career within the Church, attending the Collège d'Harcourt and Saint-Sulpice College until the age of 21. He was ordained in 1779. In 1780 he became a Church representative to the Crown, as the Agent-General of the Clergy. In this position, he was instrumental in drafting a general tableau of church properties in France as of 1785, along with a defence of "inalienable rights of church"; a stance he was to deny later. In 1789, due to the influence of his father, the already notably unbelieving Talleyrand was appointed Bishop of Autun.
In the Estates-General of 1789, he represented the clergy, the First Estate. During the French Revolution he supported the revolutionary cause. He assisted Mirabeau in the secularization of ecclesiastical properties. He participated the writing of the Declaration of the Rights of Man and proposed the Civil Constitution of the Clergy that nationalized the Church, leading to his excommunication by Pope Pius VI and his resignation as Bishop. Notably, he promoted the public education in full spirit of Enlightenment. He celebrated the mass during the Fête de la Fédération on the 14 July 1790.
In 1792 he was sent twice, though not officially, to Britain to avert war: Besides an initial declaration of neutrality during the first campaigns of 1792, it ultimately failed. In September 1792, he left Paris for England just at the beginning of September Massacres, yet declined the émigré status. Because of his aristocratic background, Convention issued a warrant for his arrest in December 1792. His stay in England wasn't uneventful as well; in March 1794, he was forced to leave the country by Pitt's expulsion order. He then arrived at the United States where he stayed until his return to France in 1796. During his stay, he subsidized himself by working as a bank agent, involving in commodity trading and real-estate speculation. After the 9 Thermidor and demise of Robespierre, he mobilized his friends (most notably Desrenaudes and Germaine de Staël) to lobby in Convention and newly established Directoire for his return. His name was then suppressed from the émigré list and he returned to France in September 25, 1796. In 1797 he became Foreign Minister. Talleyrand saw a possible political career for Napoleon during the Italian campaigns of 1796/1797. He wrote many letters to Napoleon and they became close allies. Talleyrand was against the destruction of the Republic of Venice, but he complimented Napoleon when peace with Austria was concluded and Venice was finished, probably because he wanted to reinforce his alliance with Napoleon. Together with Napoleon´s older brother, Louis Bonaparte, he was instrumental in the coup d'état of 18 Brumaire, 1799 and soon after he was made Foreign Minister by Napoleon, although he rarely agreed with Napoleon's foreign policy. The Pope also released him from the ban of excommunication.
In March 1804 he was involved in the kidnapping and execution of the Duke of Enghien; in response to those events he made what was perhaps his most famous quip: "That was worse than a crime; it was a mistake". In May 1804 Napoleon made him Grand Chamberlain and Vice-elector of the Empire; during this year, Talleyrand also bought the Chateau Valençay. In 1806 he was made Sovereign Prince of Benevento (or Bénévent). Talleyrand was against the crude treatment of Prussia in the Peace of Tilsit in 1807. The queen of Prussia cried and was consoled by Talleyrand. This gave him a good name among the elite of the European countries outside France. He resigned as minister of foreign affairs in 1807 over his opposition to the Franco-Russian Alliance and by 1809 he was even further from the Emperor, a break completed in 1812 with the attack on Russia. Talleyrand had no responsible occupation between 1807 and 1812. Napoleon appointed him as representative of France at the Congress of Erfurt, because the European leaders wanted this. Tsar Alexander I of Russia wanted his advice in dealing with Napoleon and they met regularly during the congress. It is said that Tsar Alexander changed his attitude towards Napoleon thanks to Talleyrand. Alexander was afraid of Napoleon, because the Russians had been defeated twice. He admired the modern institutions of France and wanted to reform his country. Talleyrand allegedly convinced him that Napoleon's France was a threat to European nation states and that Russia should resist the will of emperor Napoleon. Talleyrand became a Russian secret agent from 1812 onwards, but his political career was over until the fall of Napoleon.
It is said that Talleyrand's continuous intriguing and plotting caused Napoleon to once denounce him to his face as "shit in a silk stocking," [1] to which the minister coldly retorted, "Pity that so great a man should be so ill mannered!"
When Napoleon was succeeded by Louis XVIII in April 1814, Talleyrand was one of the key creators of the restoration of the Bourbons while opposing the new legislation of Louis's rule. Tsar Alexander wanted Talleyrand to become the new ruler of France, but Talleyrand wanted the restoration of Louis XVIII. Talleyrand was the chief French negotiator at the Congress of Vienna, and in that same year he signed the Treaty of Paris. It was due, in part, to his skills that the terms of the treaty were remarkably lenient towards France. At the start, only four countries made the decisions: Austria, the United Kingdom, Prussia, and Russia. France and other European countries were invited, but had no influence on the decision making. Talleyrand became the champion of the small countries and demanded admission with the decision makers. The big four admitted France and Spain to the decision making back rooms of the conference after a lot of havoc making. Spain was excluded after a while, but France (Talleyrand) was allowed to participate until the end. Russia and Prussia wanted to enlarge their territory during the congress. Austria was afraid to lose territories to them and United Kingdom was against their expansion as well. Talleyrand managed to establish a middle position and received some favours from the other countries in exchange for his support. France even returned to its 1792 boundaries with no reparations, with French control over papal Avignon and Salm, which had been independent at the start of the French Revolution in 1789. (Some historians critical of Talleyrand blame his diplomacy for establishing the faultlines of World War I, especially for allowing Prussia to engulf small German states west of Rhine. This simultaneously placed Prussian armed forces at the French-German frontier—which had never happened before—, made Prussia the biggest power in Germany in terms of territorial extent, population and the industry of the Ruhr and Rhineland; and eventually paved the way to German unification under Prussian throne.)
Napoleon's return to France in 1815 and his subsequent defeat, the Hundred Days, was a reverse for the diplomatic victories of Talleyrand; the second peace settlement was markedly less lenient and it was fortunate for France that the business of the Congress had been concluded. Talleyrand resigned in September of that year, either over the second treaty or under pressure from opponents in France. He thereafter restricted himself to the role of 'elder statesman', criticising from the sidelines. Under King Louis-Philippe he was ambassador to the United Kingdom from 1830-34, where he strived to reinforce the legitimacy of Louis-Phillipe which came to power after 1830 Revolution (also known as the July Revolution). As ambassador in London he proposed a partition plan for the Netherlands.
Catherine (Worlée) Grand, princesse de Talleyrand-Périgourd, painted by François Gérard 1805–6Talleyrand was a womanizer. Many women fall for his charms, his fluent conversation and elegant manner, despite his limping leg. He used women for his political networking. He became minister of foreign affairs in 1797, after initial letters of a woman towards Barras, the most powerful politician in France at that time. He lived together with Catherine Worlée, born in India and married there to Charles Grand, who then adventured about before settling in Paris as a notorious courtesan in the 1780s for several years before she divorced Grand and they married in 1802. Talleyrand tried to prevent a marriage, but after a lot of postponement, he was obliged to marry on instigation of Napoleon: otherwise his political career would have been over. Visitors to Talleyrand were shocked by the behaviour of his wife, who was regarded as a beauty, but very stupid.
Talleyrand liked money as well. He got a lot of money from his occupations, for instance his behaviour during the German Mediatization (Reichsdeputationshauptschluss), the consolidation of the small German states. German rulers and elites paid him lots of money to save their possesions, or to enlarge their territories.
Talleyrand was idle. He kept on using his title, prince of Benevento, after Napoleon was defeated, despite his principality being reincorporated into Italy. This irritated king Louis XVIII and his court.
Talleyrand was a great conversationalist, gourmand, and wine connoisseur. From 1801 to 1804 he owned Château Haut-Brion in Bordeaux. He employed the renowned French chef Carême, one of the first celebrity chef known as "chef of kings and king of chefs."
Talleyrand died on May 17, 1838 and was buried at his Château of Valençay.
Today, when speaking of the art of diplomacy, the phrase "he is a Talleyrand" denotes a statesman of great resource and skill.
Kun je zulke lange namen ECHT uit je hoofd op lepelen?quote:Op woensdag 7 september 2005 17:22 schreef LodewijkNapoleon het volgende:
Charles Maurice de Talleyrand Perigord wellicht?
Joseph Smith Jr.?quote:Op woensdag 7 september 2005 17:58 schreef LodewijkNapoleon het volgende:
Ik ben geboren in een gebied genoemd naar de daar aanwezige groene heuvelen. Ik was best wel gelovig ingesteld, maar ik had geen flauw idee bij welke kerk ik me moest aansluiten. Gelukkig kwam een engel me vertellen dat ik maar beter voor mijzelf kon beginnen en dat ik zelf een kerk moest stichten, hij vertelde tussen neus en lippen ook nog even waar de tien zoekgeraakte stammen van Israel gebleven waren, en hoe toevallig, die woonde volgens hem ook in mijn land.
Talleyrand wist ik, de rest heb ik er bij gezocht, mag dat?quote:Op woensdag 7 september 2005 18:37 schreef -DailaLama- het volgende:
Kun je zulke lange namen ECHT uit je hoofd op lepelen?
quote:Op woensdag 7 september 2005 18:48 schreef -DailaLama- het volgende:
Joseph Smith Jr.?
Sorry.quote:Op woensdag 7 september 2005 20:51 schreef Alecks het volgende:
Lodewijk Napoleon, DailaLama: Dat is dan toch wel een beetje valsspelen, hoor...![]()
(Daarom vind ik dit spelletje ook veel moeilijker dan RJP. Ik heb ook moeite met dit soort details...)
Foei he ?quote:Op woensdag 7 september 2005 20:31 schreef -DailaLama- het volgende:
Ik wist dat het de man achter de Mormonen was, maar ik wist zn naam niet meer, die heb ik opgezocht
Correct.quote:Op donderdag 8 september 2005 10:24 schreef pyl het volgende:
Hmmmmmm..........ik twijfelde en verwierp de gedachte, maar nu probeer ik het toch: Idi Amin?
quote:Idi Amin
Idi AminIdi Amin Dada Oumee (ca 1925-16 augustus 2003) was van 1971 tot 1979 dictator in Oeganda. Zijn regeringstijd wordt als een van de bloedigste in de moderne Afrikaanse geschiedenis beschouwd. Hij droeg de bijnaam slachter van Afrika; zijn bewind kostte circa 300.000 mensen het leven. Amin kon niet schrijven en nauwelijks lezen.
Het exacte geboortejaar van Amin is onbekend, de schattingen lopen uiteen van 1924 tot 1928.
Generaal Amin greep de macht in Oeganda op 25 januari 1971, waarna hij een dictatoriaal regime vestigde. De militaire leiders die zijn staatsgreep niet steunden, werden door hem geëxecuteerd. Het gerucht gaat dat hij enkele van hun hoofden in de vriezer bewaarde, om op tafel te zetten als gasten kwamen eten.
In 1972 heeft hij de Indiase gemeenschap van Oeganda (circa 40.000) uit Oeganda verjaagd; hij beweerde daartoe opgeroepen te zijn door God. Indiase inwoners die weigerden te vertrekken, werden uitgemoord door Amins troepen.
In 1976 ondersteunde Idi Amin een terroristische actie van de PLO, door deze organisatie toe te staan een gekaapt toestel van Air France en de passagiers onder te brengen op het Oegandese vliegveld Entebbe en van daaruit eisen te stellen aan Israël. Een bliksemactie van het Israëlische defensieleger op 4 juli 1976 (waarbij de Israelische veldcommandant Jonathan Netanyahu omkwam) maakte een eind aan de gijzeling.
In de loop der jaren heeft Amin zichzelf imposante titels toegekend, variërend van 'president voor het leven' tot 'koning van Schotland'.
In 1978 vielen Amins troepen Tanzania binnen. In 1979 lukte het Tanzania, met behulp van Oegandese guerrillastrijders, om Amin te verjagen. De vroegere president van Oeganda, Milton Obote, kwam weer aan de macht. Amin vluchtte naar Libië. Eind jaren '80 verhuisde hij naar Saudi-Arabië, waar hij met zijn vier vrouwen van een Saudisch staatspensioen leefde.
Forum Opties | |
---|---|
Forumhop: | |
Hop naar: |