BRUCE SPRINGSTEEN VIERT EEN FEESTJE
The Boss heeft het al aangekondigd: de Pete Seeger Sessions-concerten moeten een feestje worden. En dat wordt het in de volgepakte HMH ook.
Al bij openeningsnummer O Mary Don’t You Weep No More staat de zaal op zijn kop. Bij opvolger John Henry, door Springsteen briesend gezongen, doen we het nog eens dunnetjes over. Ook visueel is het feest. Kroonluchters, rode gordijnen, een kleine twintig man op het podium, Bruce links, violiste Soozie Tyrell centraal. Vier blazers, driekoppig gospelkoortje, een blanke krullenkop die banjo speelt, een wat slemielig ogende zwarte gitarist (Mark Thompson) die een waanzinnige stem blijkt te hebben, een (staande) bassist, drummer, steelgitarist en pianoman die ook ook nog excelleert op accordeon. Plus een violist die zo in een zigeunerorkest past.
Ze zouden een uitgebreid Dixieland-orkest kunnen zijn, maar ontpoppen zich gaandeweg als meesters van alle Amerikaanse volksgrenres: van geslepen bijna James Brown-achtige funk in Johnny 99 tot Texmex, van onversneden Ierse folk in Mrs. McGrath, van rock & roll tot gospel, soul en jazz, het hele evangelie (inclusief een soms haast Hollywood-achtige muscial-sound) van de Amerikaanse popcultuur komt langs. We krijgen solo’s van vrijwel alle instrumentalisten, schetterend in het geval van de blazers, klaterend in het geval van de toetsenisten. En we zingen zelf ook vaak mee, de zaal is enthousiast en de bereidwilligheid zelve.
Springsteen (weer iets grijzer ringbaardje, vrijwel steeds de akoestische gitaar omgebonden) is energiek als altijd en vocaal in bloedvorm. Hij voelt zich in folktunes als Old Dan Tucker, Erie Canal, Jesse James, Oklahoma Home, Eyes On The Prize, Jacob’s Ladder en Pay Me My Money Down als een vis in het water. Het publiek ook. Aparte vermelding verdienen het aan New Orleans opgedragen How Can A Poor Man Stand Such Times And Live (met in de aankondiging een sneer naar Bush), het bijna sacraal vertolkte We Shall Overcome en (opnieuw een hoogtepunt) My City Of Ruins. Ook horen we een aantal volstrekte nieuwe versies – qua arrangementen – van E Street Band-classics als Cadillac Ranch en You Can Look (But Better Not Touch).
De avond eindigt met een zeer spannende (want eerder ingetogen dan clichématig uitbundige) uitvoering van When The Saints Go Marching In (opnieuw met een verwijzing naar rampgebied New Orleans) en een vrolijk Buffalo Gals. De hele avond zien we – in de zaal, maar ook op het podium – alleen maar blijde gezichten. Horen alleen maar mensen uit volle borst meezingen. Vorig jaar zomer stond Springsteen solo in Ahoy heel sober zijn Devils And Dust-concert te brengen, en hij was adembenemend. In Amsterdam (hij refereert nog even aan zijn show in de RAI in 1975, ‘that was before I was born.’) is hij nu losser en vrolijker bezig, zichtbaar genietend met zoveel meer muzikanten om zich heen, maar ook nu is het resultaat verbluffend.
Soms denk ik dat veel muziekliefhebbers zich niet beseffen dat de enige echte erfgenaam van Elvis leeft en zich zelf telkens blijft vernieuwen (al is het dan nu via een terugkijken naar Amerika’s folkverleden). Elke toernee van Springsteen is weer anders en vele malen beter dan je van te voren zou bedenken. Dat begint een soort wet te worden. De man is inmiddels ongeëvenaard. Hij is de Grootste. Door zijn discipline, power, veelzijdigheid, diepgang, entertainerschap, menselijkheid en zijn klasse. Oja, het optreden duurde tweeeenhalf uur. Niemand verveelde zich ook maar een seconde, je leest het goed.
It's been a long time since we laughed together
It's been a long time since we cried
Raise your glass for the comrades we've lost
My friend it's been a long, long time