Wanneer ik ga slapen ligt de zee nog steeds beneden en altijd is de zon me voor.
Ik sta bij een uitsnede Van donker water en later ben ik bij de boten met zeilen wit zo licht als opgeluchte stemmen en tussen de schaterende meeuwen wel eens opgetogen.
In de ring die ik kreeg sta ik scheef naast een datum. En ik zie hem in de verte gaan, met een zon. Slordig herhaald in het raam.
Hij noemde me Bloem, ook wel Lente, Sexy, Liefste, Liefde, Lief en de laatste tijd steeds vaker Liever niet, Nee later, Alstjeblieft.
Wanneer ik slapen de zee me bevind altijd in onderkanten en altijd ben
de zon voor ga.
Ik bevind me in uitsnede van het sombere water en ik ben soms later
bij de boten met de zeilen wit zo licht dat de stemmen die en tussen
de schitterende meeuwen worden verlicht, opgetogen.
In de ring, wie ik ik bevinden zich vals naast een datum heb verkregen. En ik het zie in ver gaan, met een zon. Négligemment herhaald in het venster.
Hij heeft me de bloem genoemd, net zo goed de lente, Sexy, Het duurst, De liefde, Lief en de laatste tijd altijd aardiger vaker niet -, Evenmin laat, Alstjeblieft.