abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
  vrijdag 5 september 2025 @ 17:04:44 #1
213134 Momo
WLR en ESF hooligan
pi_218688132
Etapa 13: Cabezón de la Sal - L'Angliru, 202,7 km

Na een dag vol protest in het Baskenland zou het in Cantabrië een stuk rustiger zijn. Er wonen daar minder mensen, dat scheelt. Ze hebben een andere inborst, dat scheelt ook. Luister maar naar de teksten van Oscar Freire, we gaan de volgende keer niet naar hem op zoek als hij weer verdwaald is in het bos. In Cantabrië volgde er een vrij korte rit die net niet helemaal live werd uitgezonden. Bij het begin van de uitzending was net de vlucht van de dag aan het ontstaan, een kopgroep van een man of 20 reed voor het peloton uit. Bij deze groep van 20 sloten er later nog eens 20 aan, en daarna nog eens 10. Een kopgroep van 50 man in totaal, dat is hilarisch. Het peloton deed ondertussen rustig aan, de krachten werden gespaard met het oog op de rit die nu gaat volgen. We trekken de bergen in, dus namen we de dag voor de bergen een snipperdag. De vluchters namen dan weer geen snipperdag, een groep van 50 werkt nooit lekker samen en dus regende het aanvallen. Iedereen probeerde te anticiperen, in aanloop naar de loodzware Collada de Brenes. In de finale van de rit moesten we over een steil geitenpad, je kon daar maar beter met voorsprong aan beginnen. In de kopgroep van 50 zat het eclectische duo Soler en Ayuso, een duo dat elkaar zowaar wist te vinden. Ayuso luisterde ook zowaar naar de ploegleiding, bijzonder. Hij kreeg de opdracht zich rustig te houden, nota bene Marc Soler probeerde hem ook aan het verstand te brengen dat hij beter kon wachten. Niet reageren op alle uitvallen, nee, wacht op de klim en probeer het daar. Nadat we heel wat keer een fuga de la fuga hadden gezien, onder meer met Pedersen die weer eens als een duracellkonijntje aan het rijden was, reed er in aanloop naar Collada de Brenes een groep van zes weg. Met 40 seconden voorsprong begon die groep aan de klim, in de achtervolgende groep zagen we dat Soler zich volledig uit elkaar in het trekken was voor Ayuso. Modelploegmaat Soler, dat zagen we allemaal aankomen. Soler reed het gat dicht en daarna was het aan Ayuso om aan te vallen. Dat deed hij dan ook, hij leek even weg te rijden. Toch ging dat niet zo makkelijk, Javier Romo reed nog naar hem toe. Een van de vijf renners van Movistar vooraan, zij zaten echt massaal in de vlucht. Romo kende een wonderdag, hij reed naar Ayuso toe en Ayuso kwam niet meer van hem af. Brieuc Rolland, een van de zes voormalige koplopers, bleef ondertussen op een paar seconden hangen. In de groep achter hem zagen we onder meer Landa en Beloki, maar de Basken konden niet mee met Ayuso en Romo. Die twee kwamen met een royale voorsprong aan boven op de klim, waarna er alleen nog een afdaling en een vlak stuk in de vallei zouden volgen. Na die afdaling bleef Rolland in de vallei steeds op een seconde of 15 hangen, de arme drommel kon ze aanraken, maar hij kwam er nooit meer bij. In de achtervolgende groep verscheen Pedersen nog maar eens in beeld, met weer een nutteloze aanval. Weer heerlijk met zijn krachten gesmeten, het leverde hem alleen een paar punten voor zijn groene trui op. Hij rijdt op een bewonderenswaardige manier, maar je vraagt je af of alles even slim is.

In ieder geval, Romo en Ayuso reden verder en in een strijd tussen die twee zou normaal het meeste werk opgeknapt moeten worden door Ayuso. De grotere naam en de snellere man, het had aan hem moeten zijn om het meeste werk op te knappen. Romo probeerde dag even, maar hij gaf het snel op. Hij besloot in de laatste kilometers dan maar Ayuso in een zetel naar de finish te brengen, waarna Ayuso met gemak de sprint won. Zijn tweede ritzege in deze Vuelta, deze Vuelta waar hij onder een vergrootglas ligt. Van de ploeg moet hij oprotten, maar hij haalt zo wel twee ritten binnen. Straf sprintje, al hielp het mee dat Romo alles verkeerd deed. Hij kwam met een onvervalste stuurklop op de proppen, dat blijft altijd een leuke rubriek. Movistar was dicht bij eindelijk weer eens een ritzege in de Vuelta, maar als ze op deze manier blijven rijden kan het nog wel even duren voor ze weer eens een rit winnen. Met bijna de hele ploeg in de aanval, maar uiteindelijk toch het onderspit gedolven. In de slotfase kwamen de achtervolgers nog dicht, Ayuso en Romo lieten door hun gepoker de rest bijna terugkeren. Romo werd toen toch maar nerveus en nam het laatste stuk heerlijk voor zijn rekening, om vervolgens in de sprint kansloos te zijn. Een cadeautje voor Ayuso natuurlijk, in de hoop hem naar Movistar te lokken. Lijkt me kansloos, hij heeft al lang en breed getekend bij Lidl-Trek. Goed, Rolland werd nog derde, achter Ayuso en Moro. De jonge Fransman was ontroostbaar, hij schaamde zich een beetje dat hij het werk van zijn ploeggenoten niet af wist te maken. Geeft niets, van een Ayuso kun je verliezen. Campenaerts waagde ook nog een poging om weg te rijden, hij werd uiteindelijk vierde. Mads Pedersen vijfde, toch weer wat punten gescoord voor de groene trui! In het peloton gebeurde ondertussen niets, men nam echt een snipperdag. Alle ballen op de Angliru. Er gebeurde minder dan niets, we kwamen niet in de buurt van enige actie. Dat moet vandaag dan allemaal maar gaan komen. Met 12 ritten achter de rug, waarvan er inmiddels vijf zijn gewonnen door UAE, gaan we nu echt aan de Vuelta beginnen. We duiken Asturië in en daar staat een beklimming van de mythische Angliru op het programma. Een lange rit, die aan het eind heel intens gaat worden. De Angliru levert altijd, we krijgen nu ook weer een fantastische koers te zijn. Als het publiek het toestaat, tenminste. In Asturië zal er meer volk zijn dan in Cantabrië, vooral op de beklimmingen. Het kan wel eens intens worden op de Angliru, vanwege de koers of vanwege een nieuw protest. We hopen nu wel op het eerste, dit is een van de weinige echte bergritten van deze Vuelta en daar moeten de renners gebruik van gaan maken. Dit is de ultieme test, na deze rit weten we wie de Vuelta gaat winnen.




Zoals ieder jaar hebben we te maken met twee aankomsten bergop in Asturië. De eerste van die twee aankomsten volgt op de Angliru, een van de meest iconische beklimming van het land. Voor we de Angliru bereiken moeten we wel een lange weg afwerken, we krijgen zowaar een keer te maken met een rit die meer dan 200 kilometer lang is. Deze lange rit gaat van start in Cantabrië, de regio waar we gisteren ook verbleven. In Cantabrië bevinden we ons in Cabezón de la Sal, een plaats met ongeveer 8000 inwoners. Een plaats waar de Vuelta nog niet vaak is geweest, al zijn we er in 2020 en 2014 wel eens doorheen gereden. In 2014 lag hier een tussensprint op weg naar La Camperona, waar Ryder Hesjedal zou winnen. In 2020 lag hier dan weer een tussensprint op weg naar Suances, waar Primoz Roglic een sprintje heuvelop zou winnen. Na twee tussensprints volgt er nu een start, in dit plaatsje waar met Manuel Martin een voormalig prof vandaan komt. Manuel kreeg het in de jaren '60 voor elkaar om liefst vijf ritten te winnen in de Vuelta, dit deed hij vooral in dienst van het illustere KAS. Met Jairo Samperio komt er dan weer een voetballer vandaan die bij de lokale trots Racing Santader heeft gespeeld, waarna hij nog een tijd voor Sevilla en Mainz mocht spelen. Ze organiseren hier jaarlijks een toertocht, Los 10.000 del Soplao. Deze tocht noemt men ook wel El Infierno Cántabro, de Cantabrische Hel. Vooral een toertocht waarbij het de bedoeling is om op de mountainbike een loodzware parcours af te werken. Liefst 5000 hoogtemeters in 150 kilometer, zoiets komen we in de Vuelta niet tegen. Start en finish in Cabezón de la Sal, een plaats waar de lokale toeristische site het volgende over weet te melden: Het is een stad van groot belang voor de regio, zowel vanwege de ligging als vanwege de commerciële, bestuurlijke en economische activiteiten, met name vanwege de prominente rol die de textielindustrie speelt. De naam Cabezón komt van het woord "cabezo" , het woord dat gebruikt wordt om kegelvormige heuvels te beschrijven. In dit geval heet de heuvel Picu La Torre en is te vinden bij de ingang van de stad. Het tweede deel van de naam komt van zout, een zeer kostbare grondstof die gebruikt wordt voor het conserveren van voedsel en het looien van leer. Het zout werd gewonnen in de mijnen, die, ondanks dat ze vandaag de dag gesloten zijn, nog steeds hun sporen nalaten in de naam en architectuur van de gemeente, aangezien delen van gebouwen verdwenen zijn als gevolg van de methode die gebruikt werd om zout te winnen. De techniek bestond uit het uitoefenen van waterdruk op de ondergrond om het gelaagde zout op te lossen. Nadat de zoutlagen verdwenen, bleef de ondergrond hol en leeg achter, waardoor de funderingen van de gebouwen werden aangetast en ze omvielen. Dit soort praktijken kennen we in Nederland ook. Het hele jaar door is een bezoek aan de gemeente Cabezón de la Sal de moeite waard, want er is zoveel te zien: de traditionele berg- of "montañesa"-architectuur van de dorpen, musea zoals het Natuurmuseum of het Textielkunstmuseum, festivals zoals de Dag van Cantabrië of het Bonen- en Groentenfestival, de natuurlijke omgeving met het pad langs de rivier de Minchón en natuurlijk de heerlijke gastronomie. Zo dan, het klinkt bijna alsof het hier de moeite waard is. Een hondslelijk plaatsje in werkelijkheid, maar de lokale VVV komt alsnog met meer tip. Je moet bijvoorbeeld absoluut naar Poblado Cántabro, een openluchtmuseum. Bij de ingang van Cabezón de la Sal, op de heuvel die bekendstaat als Picu La Torre , begint onze reis terug in de tijd, we kunnen de Cantabrische levensstijl in de pre-Romeinse periode ervaren. De stad is een replica van wat 2000 jaar geleden een Cantabrisch fort zou kunnen zijn geweest. We bekijken de verdedigingsmuur, huizen, kleding en wapens en leren over de gebruiken uit die tijd. Er schijnt ook een bos vol kicken bomen te zijn in Cabezón de la Sal. Wil je weten hoe het is om tussen bomen van meer dan 36 meter hoog te lopen? Kom naar het sequoiabos en maak kennis met deze soort die oorspronkelijk uit Noord-Amerika komt. Je vraagt ​​je misschien af: wat doen ze hier? Nou, deze plantage werd in de jaren 40 aangelegd voor houtverwerking; uiteindelijk werd echter besloten deze prachtige bomen niet te kappen, en nu kunnen we genieten van dit spectaculaire bos dat is uitgeroepen tot natuurmonument. Er zijn meer dan 840 exemplaren van de soort Sequoia sempervirens, ook wel bekend als de kustmammoetboom of Californische sequoia. De hoofdingang van het bos is via een houten loopbrug te bereiken. Het Museo De La Naturaleza De Cantabria, het natuurmuseum, bevindt zich in een voormalig paleis in het zuiden van de stad, je kunt hier alles leren over de unieke natuur van Cantabrië! De textielindustrie is van groot economisch belang gebleken in Cabezón. Veel inwoners hebben gewerkt, of werken nog steeds, bij het textielbedrijf Textil Santanderina , beter bekend als La Fabricona. Het Museo del Arte Textil is dan ook zeker de moeite waard, want hier kunt u het hele productieproces bekijken, van grondstof tot eindproduct. Bovendien is er op de bovenste verdieping een tentoonstelling van de traditionele regionale klederdracht. Kunnen we mee vooruit.





De renners gaan van start midden in Cabezón de la Sal, langs het spoor, op de Avenida Textil Santanderina, niet ver van de lokale textielfabriek. Tijdens de neutralisatie rijden we dwars door het dorp heen, waarbij we onder meer langs het Monumento a la Bicicleta fietsen. Een monument ter ere van de fiets, we zien midden op een rotonde een houten exemplaar staan. Dit allemaal dankzij die lokale tocht die ze hier organiseren, Los 10.000 del Soplao. Als je zoveel affiniteit hebt met de fiets moet de Vuelta ook eens passeren, en voila, daar zijn we. Via enkele straatjes vol huizen met van die typische Cantabrische overhangende gevels laten we voorbij de lokale fietsenzaak waar ze als echte kenners alleen maar Orbea verkopen Cabezón de la Sal achter ons om buiten de startplaats officieel aan de rit te beginnen. In de eerste tien kilometer van de etappe rijden de renners tien kilometer over een brede en vooral glooiende weg naar San Vicente de la Barquera. Tijdens het eerste deel van de etappe gaan we vooral langs de kust rijden, de kustlijn is hier vrij grillig. Cabezón de la Sal ligt een klein beetje in het binnenland, maar tien kilometer later bereiken we in San Vicente de la Barquera de kust. We rijden over een fraaie weg door een ontzettend groene omgeving, waarbij we enkele dorpjes passeren. Zo rijden we langs Lamadrid af, in de buurt van dit kleine dorpje loopt de enorm brede weg via enkele waanzinnig brede bochten een kilometer aan bijna 5% omhoog. Een eerste klimmetje van de dag, er gaan er nog veel meer volgen. Dit lijkt op voorhand een dag voor de klassementsrenners, maar vluchters met ambitie kunnen vroeg in de rit deze strook gebruiken om toch vast weg te rijden. Je weet maar nooit, immers. Lange rit om te controleren, moet ook maar net een ploeg zin in hebben. Voorbij dit eerste klimmetje van de dag dalen we een aantal kilometer probleemloos af over een vrij rechte weg in de Cantabrische bossen. Zonder problemen komen we na tien kilometer uit in San Vicente de la Barquera, een plaats waar we haast jaarlijks doorheen fietsen. In 2023 reden we hier nog doorheen onderweg naar Bejes, de aankomst bergop waar Jonas Vingegaard zou winnen. In de Vuelta van 2019 ging er zelfs een rit van start in dit plaatsje aan de kust, we reden toen naar Oviedo en daar wist een toen zeer sterke Sam Bennett een lastige sprint te winnen. In 2015, 2016 en 2017 reden we drie jaar achter elkaar door San Vicente de la Barquera, het is een stad met enige Vueltageschiedenis. In 2008 ging hier een rit van start die ook zou eindigen op de Angliru, een rit die nog net wat langer was en net wat meer beklimmingen onderweg kende. Aan het eind van een stuk in licht dalende lijn komen we uit bij een rotonde, hier gaan we rechtdoor en dan rijden we via de Puente de La Maza de stad binnen. San Vicente de la Barquera ligt in het Parque Natural de Oyambre, aan een estuarium, de rivier Gandarilla mondt hier uit in de zee. In het historische centrum van San Vicente vinden we het Castillo del Rey, een monument dat sinds 1990 na een grondige restauratie dient als museum. Daarnaast ligt hier op een heuvel boven de stad een mooie kerk, de Iglesia de Santa María de los Ángeles. Ook de brug over het estuarium valt op, maar deze kicken brug hebben we inmiddels heel vaak gezien. Al zal daar vandaag wegens een gebrek aan een integrale uitzending geen sprake van zijn, een foto dan maar ter compensatie. Of twee.




Na de brug trotseren de renners weer een rotonde, daarna rijden de renners dwars door het centrum van dit fraaie plaats, om via een tweede brug San Vicente weer te verlaten. De brede weg buiten het plaatsje loopt twee kilometer omhoog aan 4%, het tweede hupjes waar de renners in het begin van de rit gebruik van kunnen maken om zichzelf in de vlucht te fietsen. Na dit korte klimmetje loopt de brede weg een kilometer of vijf vals plat omlaag. Als we naar rechts kijken zien we in de verte de zee liggen, aan de linkerkant van de weg is dan weer het fraaie heuvellandschap van Cantabrië te zien. De weg is breed, relatief recht en voorzien van goed asfalt, waardoor de tocht richting het dorpje Pesués een simpele is. Van een echte afdaling kunnen we bezwaarlijk spreken, de weg vals plat omlaag biedt de renners vooral de kans om op het gemakje een beetje rond te kijken en te genieten van de omgeving. Vlak voor we Pesués bereiken rijden ze via een brug over de rivier de Nansa, er mondden hier nogal wat riviertjes uit in de zee. In Pesués sloegen de renners in de Vuelta van 2023 rechtsaf, om langs de Ria de Tina Menor een stukje natuurporno mee te pakken. Nu knallen we in Pesués gewoon rechtdoor, we blijven op de doorgaande weg langs de kust en die weg zullen we nog een kilometer of 60 blijven volgen. In Pesués volgt er een klein stukje in stijgende lijn, maar de komende tijd komen we vooral heel veel korte hupjes tegen en weinig echte klimmetjes. Voorbij zo'n hupje van een paar hectometer dalen we vervolgens een kilometer of twee heel voorzichtig af richting Unquera, een plaats gelegen aan de rivier de Deva op de grens tussen Asturië en Cantabrië. In Unquera zijn we in de Vuelta van 2021 nog eens van start gegaan, we gingen toen naar Lagos de Covadonga. Dat was de fantastische rit waar Egan Bernal en Primoz Roglic op de formidabele Collada Llomena ver van de finish al in de aanval gingen, waarna Roglic op Lagos de Covadonga Bernal wist af te schutten. Twee jaar geleden reden we ook eens door Unquera heen, er lag toen een tussensprint in dit dorpje dat vooral bekend is vanwege het produceren van zoetigheden, ook wel bekend als Corbatas de Unquera. De stropdassen van Unquera, het zou een lekkere snack moeten zijn. Voor de renners valt er voorlopig weinig te snacken, ze komen in de buurt van Unquera een rotonde tegen en voorbij die rotonde rijden ze over de Deva, om Cantabrië te verlaten en Asturië te betreden. De route van 2023 volgen we niet, toen reden we voorbij Unquera door de mooie kloof van La Hermida, nu blijven we voorlopig nog even langs de kust. Langs de kust volgen we eerder de route van de Vuelta van 2021, toen er een rit vertrok vanuit San Vicente de la Barquera. In Asturië komen we als eerste uit in het niet onaardige Bustio, voorbij dit plaatsje volgen we een tijd een weg die we in 2021 ook al volgden. Tot aan Ribadasella, na 72 kilometer koers, is het een bekende weg. Buiten Bustio rijden we over een brede weg drie kilometer aan een procent of drie omhoog richting Colombres, een cultureel ingesteld dorpje. Los Indianos hebben hier hun stempel gedrukt, de mannen die naar Zuid-Amerika gingen en later terugkeerden. Vol met opgedane ideeën hebben ze hier meerdere gebouwen uit de grond gestampt, geïnspireerd op de bouwwerken ginderachter. Dat is in meer dorpen in Spanje het geval, het verschil is dat ze hier zelfs een heus museum hebben over dit onderwerp. Zit in een verder niet al te opvallend gebouw, fiets je zo aan voorbij zonder het in de gaten te hebben. Enkele andere gebouwen vallen dan wel weer op.



Voorbij Colombres loopt de brede weg een kilometer of drie vrijwel rechtdoor vals plat omlaag, we rijden naar La Franca toe en komen even verderop uit aan de kust, voorbij La Franca zien we de zee zowaar een tijdje in beeld verschijnen. We rijden heel wat kilometers vooral rechtdoor verder langs de kust, waar het nooit helemaal vlak wordt. Een kilometer of vijf rijden de renners vooral rechtdoor richting Buelna, over een weg die een keer een halve kilometer omhoog gaat aan 8%. Daarna is het wel een aantal kilometer behoorlijk vlak, de enige uitdaging ligt dan in het feit dat er soms wat paaltjes staan tussen beide rijbanen. Voorbij Buelna rijden de renners drie kilometer verder over deze weg, die nog een tijdje vlak blijft. Af en toe is er een mooi uitzicht over de zee en de fraaie kust, maar dat wordt minder aan het eind van deze weg. Bij een rotonde gaat het naar links en dan rijden we weer een aantal kilometer wat meer door het binnenland. Na nog een rotonde gaat het vijf kilometer op een vrij rechte en vlakke manier verder tot aan de volgende rotonde. Voorbij die rotonde hetzelfde verhaal, nog eens vijf kilometer vooral rechtdoor over een vlakke weg. We bevinden ons nu in de buurt van Llanes, waar we bij de eerstvolgende rotonde rechtsaf slaan. Na nog een rotonde rijden we rechtdoor deze kustplaats in, waar de Vuelta de laatste jaren ook al vaker is gepasseerd. Voor we het centrum van Llanes binnenrijden slaan we bij de volgende rotonde linksaf, waarna we kort achter elkaar nog een stuk of vier rotondes tegenkomen. Zonder Llanes echt te zien fietsen we dan verder over een brede en vlakke weg richting Póo. Klinkt als een dorp waar ik een tyfushekel aan zou moeten hebben. Heb dorp zelf is dan misschien kut, het is onmogelijk om een hekel te hebben aan de omgeving.



Voorbij Po rijden we een aantal kilometer verder over een brede weg, die alleen een paar keer wordt onderbroken door een rotonde. Het is voorlopig nog steeds vrij vlak, als we via Celorio langs Balmori rijden. Voorbij dat laatste dorpje komen we een kort klimmetje tegen, het gaat richting Quintana een halve kilometer aan 5% omhoog. Boven komen we dus uit in Quintana, wat natuurlijk een spuuglelijk dorp is. Ze schijnen er veel capibara's te hebben, terwijl er ook veel pijnstillers worden gebruikt. Buiten Quintana gaat het drie kilometer volledig rechtdoor over een vlakke weg, daarna komen we uit op een wat bochtiger deel van de weg. Richting Nueva gaat het een tijdje omlaag, als we beneden zijn bevinden we ons zo dicht bij de kust dat we zelfs een tijdje langs een strand fietsen. Mooi weggetje hier hoor, niks mis mee. Als we het strand achter ons laten wordt de weg weer wat rechter, opnieuw gaat het een aantal kilometer rechtdoor. Vlak wil het overigens nog steeds niet echt worden, het blijft toch steeds een beetje glooiend. Een vervelend deel van de rit, de vlucht zal inmiddels wel vertrokken zijn en dus is het hier vooral heel langzaam de kilometers aftellen richting de zware finale van deze rit. Voorbij Nueva wordt het dan weer wat makkelijker, het gaat zowaar een keer vier kilometer rechtdoor over een weg die echt vlak is. Daarna gaat het dan wel weer een halve kilometer omhoog, maar toch. Langs de snelweg rijden we rechtdoor richting Ribadesella, waar we na 72 kilometer doorheen gaan fietsen. De laatste kilometers voor we Ribadesella bereiken zal het weer wat meer omhoog en omlaag gaan, stuk of drie korte klimmetjes onderweg. Eenmaal in Ribadesella wordt de weg weer wat bochtiger, zo rijden we na een scherpe bocht naar rechts het centrum in en slaan we daar weer vrij snel scherp linksaf. Na deze bocht rijden we over een brug door het estuarium van dit buitengewoon fraaie plaatsje aan de kust. Ook hier zijn we de afgelopen jaren meer dan eens geweest, in 2023 ging hier zelfs een rit van start. In de Vuelta van dat jaar reden we tijdens de 17e rit naar de... Angliru! We werken voorbij Ribadesella bijna hetzelfde parcours af als toen, het is weer een route vol artistieke vrijheid. Ribadesella ligt aan de Costa Verde, in 2023 ging hier voor het eerst een rit van start. In de Ronde van Asturië zijn we hier vaker geweest, vorig jaar won Antonio Morgado hier nog een rit. In een verder verleden won Txomin Perurena hier, geen verrassing want hij won overal. Het stadje ligt aan de monding van de Río Sella, omringd door bergen, kliffen, mooie stranden en wordt door een brug in twee gedeeltes verdeeld. Deze brug dient elke eerste zaterdag van augustus als de finish van een bekend festival in Asturië, de Descenso Internacional del Sella. Blijkbaar is het de bedoeling om tijdens dit festival met behulp van een kano de hele river de Sella af te dalen. Nou, wij gaan na een passage in het centrum van Ribadesella met wat bochten erbij buiten het dorp ook de Sella afdalen, dat treft dan weer. In de omgeving van Ribadesella vinden we enkele grotten die ze in de prehistorie helemaal vol hebben lopen te kliederen, in de stad zelf komen we dan weer een groot zandstrand tegen met aan het strand een boulevard vol fraaie huizen.



Na de doortocht in Ribadesella komen we buiten de stad in de buurt van de rivier de Sella, ook wel Seya, terecht. We volgen de loop van deze rivier tot in Arriondas. De renners rijden een kilometer of 15 over een brede en licht glooiende weg langs de Sella, dankzij de rivier is deze weg licht bochtig maar omdat het zo breed is mogen we het alsnog gewoon recht noemen. De omgeving is mooi, we fietsen langs wat bergen, langs wat rotswanden, maar vooral door het groene binnenland van Asturië. Verder kan ik er amper iets over vertellen. Het is niet 100% vlak, maar wel 99%. Het is wachten op de bergachtige finale van deze etappe, voorlopig gaat er weinig gebeuren. Na 89 kilometer komen we uit in Arriondas, waar de Vuelta vaker te vinden is. We bevinden ons hier in de omgeving van Cangas de Onís, waar de voet van de klim naar Lagos de Covadonga ligt, dan weet u het wel. Vorig jaar nog geweest, naast de Angliru een van de absolute klassiekers van deze koers. In deze omgeving stapte Miguel Indurain ooit af, tijdens zijn laatste dag als wielrenner. In Arriondas rijden we even door het centrum, waar wat mooie huisjes te vinden zijn. Buiten het centrum komen we dan weer op een brede doorgaande weg terecht, we laten hier alleen de Sella achter ons en komen te rijden langs de rivier de Piloña. De route langs deze rivier is vergelijkbaar, we noteren een brede weg vol brede en daardoor flauwe bochten, terwijl de weg hooguit wat vals plat omhoog loopt. In de 20 kilometer tussen Arriondas en Infiesto komen de renners 100 meter hoger uit, dat stelt dus niets voor. De route is prachtig als je puur kijkt naar de omgeving, voor de koers stelt het net iets minder voor. De renners passeren af en toe een gehucht, maar de weg wordt zelfs niet onderbroken door een rotonde of wat drempels, nee, het is bijna continu rechtdoor fietsen over een snelweg zonder obstakels. Dus skippen we maar snel door de route, na 110 kilometer komen de renners uit in Infiesto, in het Asturisch ook wel L'Infiestu genoemd. Hier ging vorig jaar dan weer een etappe van start, tijdens de 15e etappe reden we van Infiesto naar Cuitu Negru en daar wist het absolute fenomeen Pablo Castrillo namens Kern Pharma zijn tweede rit te winnen, door op de mistige slotklim na het betere jojo-werk met Aleksandr Vlasov af te rekenen. In de stad Infiesto vallen de traditionele huizen op, evenals het stadhuis, maar mij viel vorig jaar vooral op dat er een film is met de naam Infiesto. Een heuse thriller speelt zich af op dit grondgebied, ik meteen kijken, bleek het geen aanrader te zijn. Van L'Infiestu rijden we vervolgens 14,5 kilometer verder over dezelfde weg richting Nava, een plaats waar we de afgelopen jaren meerdere keren zijn geweest. In de omgeving van L'Infiestu komen de renners wel wat vluchtheuvels en paaltjes tegen, de grootste obstakels tot nu toe, terwijl ze een licht bochtige tocht afwerken door het centrum. Ze rijden in het centrum over de Piloña en daarna vervolgen ze hun weg langs de andere kant van de rivier, de weg blijft breed en de tocht simpel. Net buiten L'Infiestu komen we een strookje tegen waar het wat steviger omhoog gaat, maar in principe komen we in de 14 kilometer tot aan Nava wederom slechts een meter of 100 hoger uit. Wel een weg met vervelend veel paaltjes, dat is eigenlijk het enige bezwaar. Na 14 brede en vrij simpele kilometers bereiken we na 123 kilometer Nava, een plaats waar de Vuelta in 2022 en 2018 ook al eens passeerde. Nava ligt aan de voet van de absurd steile klim naar Les Praeres, eentje van vier kilometer aan 13%. Niemand minder dan Louis Meintjes won daar in 2022 vanuit de vlucht! In 2018 won Simon Yates dan weer, we keren vast snel weer terug naar deze typisch Spaanse steenpuist. De voet van de klim ligt dus in Nava, een plaatsje waar alles om cider draait. Er is zelfs een heus cidermuseum in Nava, gevestigd in een niet al te mooi gebouw. De inhoud van het cidermuseum ziet er nog best goed uit, je kunt er alles leren over het maken van cider en met name hoe dat vroeger werd gedaan. Daarnaast organiseren ze hier jaarlijks een ciderfestival, met tijdens dat festival onder meer een wedstrijd wie het beste cider kan inschenken. De renners rijden dwars door een ciderstreek, overal zijn de sidrerias te vinden. Een goede cider is niet te versmaden, al is de Asturische cider natuurlijk minder lekker dan de Baskische cider.



We rijden nu voor het derde jaar op rij door Infiesto en Nava heen, de route zal weinig verrassingen herbergen voor de renners. Ook het stuk dat voorbij Nava gaat volgen hebben we de afgelopen twee jaar zien passeren, het blijft voorlopig nog even Groundhog Day. In de omgeving van Nava verlaten we de doorgaande weg, waarna de renners dwars door het centrum van dit ciderstadje mogen rijden. Dat ze hier iets met cider hebben kan niemand ontgaan, meerdere huizen zijn versierd met cidergerelateerde murals. Een beetje het Astigarraga van Asturië, blijkbaar. Na een paar bochten in het centrum verlaten we Nava weer, waarna de weg zowaar eventjes omhoog gaat lopen. Een klimmetje van anderhalve kilometer aan 5,5%, jawel! De brede weg loopt daarna ook weer anderhalve kilometer omlaag, in de Asturische bossen komen we een paar niet al te lastige bochten tegen. Na dit afdalinkje is het een kilometer of drie wat meer vlak, terwijl we ook wat meer rechtdoor over die brede weg naar San Julián fietsen. Hier begint een soort van klimmetje, de weg loopt vier kilometer omhoog aan 3,5%. Dit klimmetje, voor zover we het een klimmetje mogen noemen, is vooral bochtig. In het centrum van San Julián komen we al wat bochten tegen, waarna we buiten het dorp via nog wat meer bochten een soort van snelweg bereiken. Deze snelweg volgen we een aantal kilometer, het gaat voorlopig nog even net wat meer dan vals plat omhoog, terwijl we onderweg ook nog even door een donker tunneltje fietsen. Even verderop bereiken we de top van deze helling, waarna we een kilometer of zes mogen gaan afdalen richting L'Entregu. De brede weg loopt vooral rechtdoor vals plat omlaag, terwijl we continu kunnen genieten van de mooie Asturische natuur. We rijden over een paar viaducten heen en vanuit de hoogte kijken we op al dat moois neer. Aan het eind van deze afdaling die we geen afdaling mogen noemen komen de renners wel een paar bochten tegen, ze rijden over de snelweg en slaan daarna bij een rotonde voor de verandering een keer rechtsaf. De afgelopen twee jaar sloegen we juist linksaf, om vervolgens naar San Martín del Rey Aurelio gaan fietsen. In San Martín del Rey Aurelio begonnen we twee jaar op rij aan de Alto de la Colladiella, nu gaan we na de bocht naar rechts toewerken naar het broertje van deze klim.




Na de bocht naar rechts rijden we dwars door El Entrego, of in het Asturisch L'Entregu heen. We bevinden ons in een vallei waar we jaarlijks te vinden zijn, een vallei waar alles draait om het mijnverleden van deze streek. In L'Entregu vinden we een mijnmuseum, het Museo de la Minería y de la Industria de Asturias. Zoals je van een mijngebied kunt verwachten is het hier niet heel mooi, we rijden dwars door L'Entregu heen over een rechte en brede weg en van alles wat we langs de kant van de weg zien hoeven we niet vrolijk te worden. Vooral de kleur grijs komt hier vaak voorbij, grauwe bende. Voorbij het centrum van het mijndorpje komen we twee rotondes, bij de tweede gaan we naar links en dan rijden we over een licht glooiende weg Ciaño tegemoet. Na een passage na nog wat meer mijnindustrie bereiken we het dorpje Ciaño, behorende tot de gemeente Langreo. De stad Langreo bereiken we alleen niet, als we Ciaño betreden en daar langs een aantal huisjes met war meer kleur fietsen slaan we bij een monument ter ere van de mijnwerkers linksaf. Na die bocht begint de weg omhoog te lopen. Officieel zijn we nog niet bezig met een klim, maar het gaat desalniettemin een kilometer of drie vals plat omhoog. We noteren twee kilometer aan 2% en eentje aan 3%, een voorzichtig begin. Aan het eind van dit stuk vals plat komen de renners uit in het dorpje La Nueva, een plek die volledig in het teken staat van de mijnbouw. Een paar musea, monumentje links en rechts, ze hebben hier in vervlogen tijden nogal wat uit de grond gehaald. In dit dorpje ligt ook de voet van de klim. Het ging al een tijd omhoog, maar om de klim een gaaf gemiddeld te geven laten we de Alto de la Mozqueta pas hier beginnen. Daardoor kunnen we zeggen dat deze klim 6,3 kilometer lang is en dat het gemiddeld aan 8,3% omhoog gaat, dat maakt indruk. Wel net iets minder indruk dan in het verleden, want in 2018 was de klim volgens de organisatie nog 6,5 kilometer aan 8,7%. En in 2020 ging het om 6,6 kilometer aan 8,4%, de Alto de la Mozqueta ziet er volgens Unipublic bij iedere passage net weer iets anders uit. De AltimetriasGoden rekenen de drie vals platte kilometers aan het begin mee en houden het daarom op 9,9 kilometer aan 6,4%. In 2018 reden we hier dus ook al eens omhoog, toen liet men de klim beginnen in La Nueva. In 2022 gaven ze dan weer expliciet aan dat de klim begon bij het Museo Minero, alles om het lokale toerisme een boost te geven. Nu staat er geen locatie vermeld bij de voet van de klim, maar de renners merken vanzelf wanneer het serieus wordt. Welbeschouwd zou je kunnen stellen dat de klim zeven kilometer lang is, in deze zeven kilometer gaat het gemiddeld aan 8% omhoog. Voorbij La Nueva valt het nog wel mee, kilometer aan 5%. Daarna gaat deze klim van de eerste categorie pas echt goed los met een strook aan 9% en daarna een hele kilometer aan 9,5%. In de volgende kilometer gaat het dan weer omhoog aan 8,5%, steeds komen we in deze kilometers stroken boven de tien procent tegen. Een paar piekjes tot 12%, La Mozqueta is een serieuze klim. Lastiger dan La Colladiella, de klim die we de afgelopen twee jaar zagen en die hier om de hoek ligt. Na een eeuwigdurende vlakke aanloop gaan we nu meteen goed los, het drieluik aan het eind van deze rit is de moeite waard. Onderweg rijden we door wat dorpjes en de smalle weg is ook van een aantal steile haarspeldbochten voorzien. Door een uitbundig groene omgeving gaat het omhoog, op een betekenisvolle manier. Na een nieuwe kilometer aan 9% gaat het nog een kilometer aan 8,5% omhoog en in de laatste meters tot de top blijft het klimmen aan 8%. Makkelijk wordt de Mozqueta niet, alleen het begin is goed te doen. De top van dit eerste klimmetje van een buitengewoon lastig drieluik vinden we na een kleine 154 kilometer, op net iets minder dan 50 kilometer van het eind. Een beklimming van de eerste categorie, eentje die voor het eerst sinds 2020 weer van deze kant wordt bedwongen. In 2022 kwam ie dan weer voorbij van een andere kant, een kant waarlangs we nu gaan afdalen.





Tot nu toe hebben we vooral brede wegen gezien, maar zodra de Mozqueta écht begint wordt de weg ineens een stuk smaller. We rijden door een bos, waar het vrij bochtig is. Ook tijdens de afdaling gaat dit zo zijn, we gaan over een smalle weg naar beneden door een bos. Een bochtige weg ook, die na twee kilometer uitkomt in El Gumial. Dit eerste stuk van de afdaling is enorm gevaarlijk, in het verleden hebben we hier meerdere valpartijen gezien. De flinke bochten in combinatie met het smalle wegdek willen nog wel eens consternatie opleveren, in 2020 gingen Amador en Formolo hier bijvoorbeeld onderuit. In 2018 kreeg Michael Woods het dan weer voor elkaar om hier te vallen, maar oké, dat had hem elders ook kunnen overkomen. Meteen veel draaien en keren na de top van de klim, meteen opletten geblazen dus ook. Na twee kilometer dalen komen we uit in El Gumial, waar we bij het opvallende hotel en restaurant Casa Migio rechtsaf slaan. We komen na deze bocht naar rechts terecht op een weg die we kennen. Als we hier naar links gaan rijden we naar de top van de Colladiella, de klim die de afgelopen twee jaar werd opgenomen in het parcours. Van de top van de Colladiella daalden we ook af naar El Gumial, voorbij het gele restaurant komen we uit op dezelfde weg. De afdaling blijft voorbij dit kruispunt voorlopig even lastig, we dalen nog een tijd af aan 8% over een vrij smalle weg, die op dit punt ook nog eens van reeks haarspeldbochten is voorzien. Na deze haarspeldbochten komen we vooral een aantal scherpe bochtjes tegen, het gaat sowieso vrij smal en bochtig blijven tot we beneden zijn. In het dorpje Urbiés is het tijdelijk wat breder, daar komen we dan weer een nieuwe haarspeldbocht tegen. Buiten het dorp dalen we nog een tijd verder in een groen decor terwijl de bochten zich blijven opstapelen. Even later komen we uit in de vallei, in de buurt van La Vegona wordt de weg wat breder. Het wordt ook wat rechter, groen blijft het hoe dan ook. We dalen nog een aantal kilometer lichtjes verder, maar dat is tegen deze tijd amper merkbaar. In totaal dalen de renners net iets meer dan 15 kilometer af, maar het zijn vooral de eerste zes kilometer waar we voor op moeten letten, daarna begint het steeds vlakker te worden. In 2020 gingen er in het tweede deel van deze afdaling wat mensen onderuit, het is en het blijft hier continu verraderlijk. Na het lastige deel rijden we een kilometer of acht door de vallei van de Turón. Prima weggetje, hier valt dan weer weinig op aan te merken. Nouja, op zich is het wel jammer dat het na een tijd weer wat minder groen wordt en dat we de mijnbouw weer in beeld krijgen. Daarna rijden we wat dorpjes binnen, waar vooral de opmerkelijk gekleurde huisjes opvallen. In die toch redelijk grijze dorpjes zie je zo nu en dan een blauw huis, of een groen huis. Goed gedaan wel, maakt zo'n mijnstreek toch net wat minder droevig. In een van die dorpjes moeten we een keer scherp rechtsaf slaan, voorlopig een van de weinige obstakels. Even verderop slaan we in Figaredo linksaf, daarna rijden we de tussensprint tegemoet die na 175 kilometer gaat volgen. Langs het spoor en langs de Caudal rijden we even verder, vervolgens rijden we over de Caudal en gaan dan op weg naar Pola de Lena. Vlak voor we Pola de Lena zouden betreden volgt er in het dorpje La Vega een tussensprint, dit lijkt me weer een ideale gelegenheid voor Pedersen om wat punten te scoren. Licht vals plat omhoog richting de tussensprint, maar deze bekende weg in de vallei is zoals bekend niet lastig. Ieder jaar rijden we hier voorbij, daardoor weten we wel wat het niet lang na de tussensprint serieus gaat worden.



Na een kilometer of zes over een brede weg door de vallei gereden te hebben zonder veel bochten tegengekomen te zijn en hooguit wat vals plat overwonnen te hebben volgt nu bijna de ontknoping van de etappe. Het is wachten tot we bijna in Pola de Lena zijn, het onvermijdelijke Pola de Lena. Daar waar de Ronde van Asturië ieder jaar te vinden is, daar waar de Vuelta ook bijna ieder jaar de vinden is. Nu even niet, want vlak voor we door dit stadje zouden rijden slaan we scherp rechtsaf en rijden we onder een oude spoorbrug door. Daarna begint meteen de volgende serieuze klim van de dag, de Alto del Cordal. Direct loopt de weg een kilometer lang aan 9% omhoog, waarna het in de volgende kilometer wat makkelijker wordt met 6% gemiddeld. Na die makkelijkere kilometer volgt er een kilometer aan 10%, met een paar stroken aan 14%. Met die steile kilometer in de benen zwakt deze onregelmatige klim weer af richting 6%, voor het in de laatste anderhalve kilometer van de klim aan 12% omhoog gaat. In dit zware laatste stuk van de klim bereiken we zelfs stijgingsgraden tot 14%. Na 181,6 kilometer, op 21 kilometer van de top van de Angliru, bereiken de coureurs de top van deze Alto del Cordal. Een klim van de eerste categorie die in totaal 5,4 kilometer lang is, gemiddeld gaat het aan 9,2% omhoog. Dat gemiddelde is al zwaar genoeg, maar dankzij die twee kilometer aan 6% geeft het wel een vertekend beeld. Deze klim is behoorlijk zwaar, met in totaal drie kilometer boven de 10%. De weg is hier bovendien niet al te best, het is smal en het asfalt heeft z'n beste tijd gehad. El Cordal is een klim die bij het meubilair van de Vuelta hoort, na een jaartje afwezigheid keert de klim weer terug. Net als nu was het een voorgerecht, een amuse voorafgaand aan de Angliru. Zo wordt de Cordal vaak gebruikt, al kwam ie in de Vuelta van 2021 ook eens van de andere kant voorbij toen we voor het eerst naar de fantastische Gamoniteiro gingen. Toen we in 2020 nog eens naar de Angliru gingen kwam de Cordal ook al voorbij, het is echt vaste prik. In 2017 hetzelfde verhaal, de Cordal zit bijna altijd voor de Anlgiru. Een beproefd recept, ergens ook geen al te nuttig recept aangezien iedereen toch gaat wachten op de Angliru. De Cordal zit er vaak voor spek en bonen in. Alhoewel, in 2017 was dat niet het geval, tijdens de afscheidsronde van Alberto Contador was hij ruim voor de Angliru in de aanval gegaan. Hij maakte er een showtje van, maar er doet nu geen Contador mee en dus zal de Cordal niet benut worden. In de edities van 2015, 2014, 2013 en 2011 kwam de Cordal ook voorbij, het is echt een vaste klant. Volgens de organisatie gaat het 5,5 kilometer aan 8,8% omhoog, volgens de AltimetriasGoden spreken we van 5,5 kilometer aan 9%. Hoe dan ook een zware klim, maar er komt hierna nog een veel zwaardere klim. Het belangrijkste onderdeel van de Cordal volgt misschien wel op de top, naast een sprintje voor de bergpunten kun je hier ook een sprintje plaatsen voor wat bonificaties. De bonussprint van de dag op de top van de voorlaatste klim, in dit geval vind ik het zowaar nog een kansrijke locatie ook. De bonussprints zijn vaak nutteloos, als dit zoals we verwachten een dag voor de klassementsrenners wordt heeft het nu een keer zin. Al kan het alsnog zo zijn dat de renners gaan wachten op de loodzware Angliru. Daar gaan we nu naartoe.






Na de klim van de Cordal volgt misschien nog wel het moeilijkste deel van de rit, de afdaling. Dit is een beruchte afdaling, iedere keer gaan er hier weer een paar renners op hun plaat. Alhoewel, inmiddels is dit enigszins achterhaal. In 2023 en in 2020 ging het goed, maar in 2017 ging het wel mis. Toen gingen onder meer Soler en meesterdaler Nibali hier onderuit, ach. Van 2017 staat me vooral bij dat Contador in de afdaling in de aanval ging, samen met een nog niet betrapte Pantano. Met z'n tweeën muisden ze er vanonder en sloten ze aan bij de kopgroep. In die kopgroep zat onder meer Enric Mas, die deels werd opgeleid door de amateurploeg van Contador. Mas besloot daarom als een gek op kop te gaan rijden, waardoor Contador met een mooie voorsprong op de groep der favorieten aan de Angliru kon beginnen. De afdaling van de Cordal is acht kilometer lang en behoorlijk technisch. De kant van de klim die we nu afdalen is evenwel de makkelijkste kant, de kant die we beklimmen is een stuk steiler. In de afdaling die we nu doen gaat het gemiddeld aan 6% naar beneden, maar het blijft lastig aangezien de weg smal is en het wegdek niet al te best. Bijna altijd zorgt de afdaling van de Cordal wel voor wat spektakel, aangezien renners hier nog wel eens het skoekeloen van dichtbij willen bekijken. Dat ligt ook wel deels aan het weer. Het regent hier praktisch altijd, voor de verandering wordt er nu een keer geen nattigheid verwacht. Mijn Igor Antón mag ik ook weer een keer noemen, hij viel hier in 2008 uit terwijl hij goed stond in het klassement, toch weer traumatisch. De afdaling heeft een aantal snelle, technische bochtjes, die niet altijd even overzichtelijk zijn. We rijden het grootste gedeelte van de afdaling door een bos, dat heeft een negatief effect op het inschatten van de bochten. Tot het eind blijft de afdaling technisch, met vooral in het laatste stuk nog een aantal gemene bochten. Op 13 kilometer van de streep komen we uit in La Vega en hier is de afdaling gedaan. Over La Vega valt wel wat te vertellen, er woonde in dit plaatsje een man die we officieus de ontdekker van de Angliru mogen noemen. Eladio Llano was een mijnwerker, in het weekend probeerde hij zijn troosteloze bestaan te ontvluchten door de bergen in de omgeving te verkennen. Per toeval kwam hij een keer de Angliru tegen, in die tijd slechts een grindpad. Vroeger gingen alleen de herders en de geiten hier naar boven, de term geitenpad is nog nooit zo van toepassing geweest. Met een mountainbike reed Eduardo Llano vervolgens bijna ieder weekend de Angliru op. Of de Gamonal, zoals de klim eigenlijk door de lokale herders werd genoemd. Toen de klim een paar jaar later werd geasfalteerd kwam de Vuelta vrij snel langs, de geruchten over een of andere onmogelijke klim in Asturië gingen als een lopend vuurtje rond. Het verhaal wil dat Eladio Llano ook op de berg aanwezig was toen José Maria Jimenez de klim ging verkennen in 1999. Het zou de eerste beklimming worden van de Angliru, niemand kende de klim. Eladio legde José Maria uit dat hij beter een ander verzet kon steken en nam meteen de hele klim met hem door. Klopt ongetwijfeld geen klote van, maar toch een leuk verhaal. Vooral omdat José Maria Jimenez meteen de eerste winnaar werd op de Angliru, je verzint het niet, of juist wel. Eladio Llano kwam in 2002 om tijdens een ongeluk in de mijn. Uiteraard.



In La Vega stuiten de renners nog een op scherpe bocht naar rechts, maar bijna direct daarna begint de weg omhoog te lopen. We bevinden ons op 12,5 kilometer van de streep en hier gaat het beest beginnen. De mythische klim naar de Alto de l'Angliru. 12,5 kilometer lang dus, 9,8% gemiddeld. Al maakt de organisatie er dit jaar 12,4 kilometer aan 9,7% van, consequent zijn ze hier nooit. De Angliru is een verschrikking, alhoewel het eerste deel van de klim nog best meevalt. Buiten La Vega gaat het een kilometer omhoog aan 5%, dat is nog goed te doen. Daarna gaat het twee kilometer omhoog aan 8%. Is al lastiger, maar stelt in vergelijking met dat wat komen gaat alsnog niet gek veel voor. De kilometer aan 9% die daarna op het programma staat lijkt er al meer op, maar vervolgens zwakt het weer af richting 7%. De renners hebben nu vijf kilometer geklommen en de klim lijkt alleen maar makkelijker te worden. Tot dit punt bevinden de renners zich op een enigszins brede doorgaande weg, maar daar komt op 7,5 kilometer van de streep verandering in. Er volgt een bocht naar links, waarna het een kilometer zo goed als vlak is. Aan ongeveer twee procent gaat het omhoog, tot op 6,5 kilometer van de streep. Plots begint de Angliru echt en lijkt de weg bijna loodrecht omhoog te lopen. Het gaat een kilometer lang aan 14% omhoog, met een steilste strook van 22%. De kilometer die daarop volgt is iets minder moeilijk, maar met 12% gemiddeld en rampas aan 14% nog steeds niet eenvoudig. Al gaat het sowieso niet meer eenvoudig worden, dat bewaren we voor de laatste kilometer. Op iets meer dan drie kilometer van de streep gaat het gemiddeld aan 14% omhoog, met een paar secties boven de 20%. Het leukste deel van de Angliru is in zicht, want in de volgende kilometer gaat het gemiddeld aan 17,5% omhoog, met in die kilometer de onmenselijk zware strook aan 23,5%, de zwaarste strook van de hele klim. La Cueña les Cabres, zo noemt men deze strook, iets met geiten. Hier kunnen we genieten van kruipende renners, terwijl de Guardia Civil in tegenstelling tot de editie van 2020 weer op de afspraak zal zijn om de vervelende supporters van de berg te knuppelen. Dit jaar zijn ze misschien extra hard nodig, ik sluit het niet uit. Het blijft nu hemeltergend steil, want in de volgende kilometer gaat het aan 13,5% omhoog, met ook weer wat stroken aan 20%. Vooral de bochten zijn hier bijna niet te doen, idioot steil. We komen nu al in de buurt van de top en ook de finish. Op een meter of 800 van de finish bereiken we die top, maar ook in de laatste meters richting de top gaat het nog aan meer dan 10% omhoog, met ook nog een strook aan 20%. Daarna komt de verlossing, want in de laatste meters van de rit gaat het licht naar beneden. Er komt nog een kort knikje naar boven, maar door het afdalinkje hebben de renners een flinke vaart, waardoor ze altijd over dat laatste bultje vliegen. Daarna gaat het in licht dalende lijn verder richting de finish. Na 202,7 kilometer is deze lange rit gedaan. We komen aan op deze onmenselijke klim van de buitencategorie, eentje die dusdanig zwaar is dat we hier altijd koers te zien krijgen. Al is het haast automatisch zo dat we voor de slotklim geen koers te zien krijgen. Maar dan, die slotklim, ja, die mag er vaak zijn.





De eerste van twee bergritten in Asturië eindigt boven op een mythische, legendarische berg. De Alto de l'Angliru debuteerde pas in 1999, maar boezemt toch iedereen angst in. Het is een van de zwaarste beklimmingen in het wielrennen, zonder enige twijfel. Dat de klim pas redelijk laat werd ontdekt ligt aan het feit dat er op de top niets te beleven is. Er is een parkeerplaats, met uitzichtpunt, maar verder vinden er maar weinig activiteiten plaats op de Angliru. In het dagelijks leven is dit het domein van een aantal loslopende paarden en koeien, meer niet. Er kwamen hier wat herders met hun geiten, dat was het wel. De naam van de klim hebben we blijkbaar te danken aan die herders. Op de top van de klim ligt een klein vennetje, waar volgens de overlevering palingen zwommen. Anguilas, ook wel. Anguilas, Angliru, zou het kunnen? Op 12 september 1999 debuteerde de Angliru in de Vuelta, tijdens de achtste rit. De klim werd meteen populair, aangezien José Maria Jiménez de overwinning pakte. Dat was voor de Spanjaarden genoeg reden om de klim in 2000 ook op te nemen in het parcours. Dat jaar ging de zege naar Gilberto Simoni, die eerder in de rit in de aanval was gegaan en op de slotklim een ontketende Roberto Heras achter zich wist te houden. Heras zette de recordtijd neer op de Angliru en sindsdien is niemand ook maar in de buurt gekomen van die tijd. Desondanks won hij niet, maar die fout herstelde hij twee jaar later. In 2002 kwam de Vuelta weer naar de Angliru en nu liet Heras onder meer heel Kelme achter zich. Aitor Gonzalez en Oscar Sevilla werden op een hoopje gereden. Babyface reed in de leiderstrui, maar die moest hij afstaan aan Heras. Met anderhalve minuut voorsprong op de nummer twee, Joseba Beloki, was Heras weer ongenaakbaar. Na zoveel overmacht van Heras durfde de organisatie een aantal jaar niet terug te komen naar deze berg. Pas in 2008 kwam de koers weer langs. Van Heras was geen sprake meer, maar in de tussentijd was er wel een nieuwe Spaanse klimmer opgestaan. Zijn naam? Alberto Contador. Hij reed Alejandro Valverde en Joaquim Rodriguez op een hoopje, won de rit en nam de leiderstrui over van Egoi Martinez. Die leiderstrui stond hij daarna niet meer af. Het duurde drie jaar voor de Vuelta weer naar de Angliru kwam, maar ook toen kregen we een show te zien. De Vuelta van 2011 was een aparte. Een strijd tussen renners die ineens benen hadden die ze helemaal niet hoorden te hebben. De top van het klassement bestond uit Juan José Cobo, Bradley Wiggins en Chris Froome. Van Froome had nog nooit iemand gehoord voor die Vuelta en Juan José Cobo had al bijna anderhalf jaar geen koers meer uitgereden. Toch stonden ze daar, maar er moest toch een keer een moment komen dat ze gingen kraken. Geen sprake van, op de Angliru werd Cobo onder de bezielende leiding van Matxin en Mauro Gianetti naar de top van de klim geblazen. Hij liet geen spaan heel van de concurrentie. Wout Poels werd op 48 seconden tweede. Cobo haalde hier naast de etappezege ook de eindzege binnen, want achter hem blunderde Sky opzichtig. De tijdrijder die plotseling kon klimmen, Bradley Wiggins, kwam voor geen meter vooruit op de steile Angliru. Dat ging Froome een stuk beter af, maar hij moest in de buurt van Wiggins blijven, want Wiggins droeg nu eenmaal de rode leiderstrui. Veel te laat mocht hij zijn eigen ding doen, waardoor ook hij 48 seconden verloor. Tijd die hij daarna niet meer goed wist te maken, waardoor Cobo met 13 seconden voorsprong de Vuelta kon winnen. Achteraf gezien bleek Cobo een beetje stout te zijn geweest. In 2019, acht jaar na de feiten, kwam naar boven dat het geen zuivere koffie was. De eindzege en de ritzege werden hem ontnomen. De eindzege ging naar Froome, de ritzege bevindt zich nu ergens in het luchtledige. Al is Cobo natuurlijk voor altijd onze winnaar. In 2013 kwamen we ook nog eens aan op de Angliru, dat was niet echt een feestje. Het was de Angliru volledig onwaardig. Het peloton liet een groepje vluchters te ver wegrijden, waardoor de Franse pygmee Kenny Elissonde er met de rit vandoor kon gaan. Hij was de sterkste van de kopgroep en wist zo zijn mooiste zege ooit te boeken. In de achtergrond reed Papy Horner met een grote glimlach op zijn gezicht staand Nibali de vernieling in. Nibali dacht op de Angliru wel even orde op zaken te kunnen stellen, maar de taaie Horner plooide geen moment en bleef lachen tot de top, terwijl hij bijna een halve minuut wegreed van Nibali. Hij won daardoor definitief de Vuelta van 2013. We kunnen dus wel stellen dat de Angliru een klim is van vele verhalen.



Ook in 2017 werd er een mooi verhaal geschreven. Nadat Contador was weggereden in de afdaling van de Cordal kreeg hij in het eerste gedeelte van de Angliru steun van de resterende koplopers. Vooral Mas deed z'n best, dat was erg vertederend. Even wat mogen doen voor je grote idool. Een paar jaar later keerde hij terug om voor zichzelf te rijden, maar daarover later meer. Inmiddels is hij een veteraan, we worden oud. Anyway, de voorsprong van Contador liep snel op naar meer dan een minuut. In het peloton waren er allerlei nobuddies aan het rijden, totdat ONZE Twan zich er eens mee ging bemoeien. De Angliru is zijn berg, dat liet hij ook in 2017 weer zien. Hij nam Froome op sleeptouw, met z'n tweeën kwamen ze snel dichter. Contador reed ondertussen in z'n eentje voorop. Soler was het langst overgebleven in zijn spoor, maar moest er uiteindelijk af. Contador liet zich die dag niet stoppen, door niemand. Het werd nog even spannend, de voorsprong ging van een minuut naar een halve minuut en daarna nog minder. Poels reed fluitend rond, Froome leek hem zelfs niet altijd te kunnen volgen. Als Poels die dag voor zichzelf had mogen rijden was het misschien een ander verhaal geweest. Hij bleef nu bij Froome. Nam af en toe een binnenbochtje aan 23% alsof het niets was, dat verhaal. Poels kwam als tweede binnen, 17 seconden na Contador. Net voor Froome, die wel zijn leidende positie wist te behouden. Contador hield stand, wat voor iedere liefhebber een fantastisch moment moet zijn geweest. Een carrière op zo'n manier kunnen afsluiten is natuurlijk een droom, het is een overwinning die is blijven hangen. Hij werd door die overwinning in 2017 ook meteen de eerste die twee keer wist te winnen op de Angliru, dan ben je een grote. Jammer dat hij tegenwoordig met z'n beperkte Engels vooral open deuren aan het intrappen is bij Eurosport, maar goed, we kunnen niet alles hebben. In 2020 keerde de Vuelta terug naar de Angliru en dat werd ook weer een bijzonder memorabele editie. In zekere zin was het de mooiste editie van allemaal. Wegens corona waren er geen fans welkom op de klim, de normaal overvolle Angliru was nu helemaal leeg. Dat was schitterend, want daardoor konden we eigenlijk pas voor het eerst echt zien hoe lastig deze klim is. Alles kon ineens perfect in beeld gebracht worden, er waren geen fans die ons het zicht ontnamen. De lokale notabelen waren er overigens minder blij mee, zij vonden een lege Angliru maar sfeerloos en daarom moest de Vuelta snel terugkeren voor een volle Angliru. Vandaar dat we in 2023 weer terugkeerden, en vandaar dat we er heel snel daarna weer eens zijn. In de Vuelta van 2020 was de rit naar de Angliru heel kort, amper 100 kilometer. De vluchters hadden daarom weinig kans, Jumbo en Movistar kregen het met vereende krachten voor elkaar om de kopgroep binnen schot te houden. Op de Cordal volgde er blijkbaar een versnelling van Froome met in zijn wiel Carapaz, dit was ik helemaal vergeten. Een leuke poging, maar het zou toch echt allemaal weer op de Angliru gaan gebeuren. Tijdens de Vuelta van 2020 reden er namens Jumbo-Visma drie renners op kop op de Angliru. Drie renners die we heel goed kennen. Drie renners die bij de volgende passage op de Angliru het podium zouden bezetten. Het was de toen nog relatief onbekende Jonas Vingegaard die in het eerste deel van de Angliru het kopwerk op zich mocht nemen. Het was zijn eerste grote ronde, een ronde waarin hij zich nog niet echt kon onderscheiden. Op een losse flodder in de Ronde van Polen na had Vingegaard sowieso nog niets laten zien, maar op de Angliru ontwaakte het beest. Hij zette zichzelf op kop en het duurde een eeuwigheid voor hij de kop afstond. De ontdekking van Vingegaard de klimmer, hier, op de Angliru, een jaar of vijf geleden. Toen de lange beurt van Vingegaard voorbij was zette Kuss zich op kop, terwijl godbetert Enric Mas in de aanval ging. Roglic reageerde niet op die aanval, hij had een matige dag. Kuss reed op z'n gemakje naar Mas toe, maar Roglic zat niet op het wiel. De Amerikaan moest continu wachten op Roglic, die op een gegeven moment bijna aan het zwalken was. Iedereen reed weg van Roglic. Carapaz leek het eerst even moeilijk te hebben, maar hij sloot weer aan en demarreerde daarna zelfs. Terwijl Roglic Kuss weer eens moest laten gaan, de Amerikaan reed met dichtgeknepen remmen omhoog. Dat begint wel een beetje het verhaal van de Angliru te worden. Als Froome in 2011 niet op Wiggins had moeten wachten had hij kunnen winnen, als Poels in 2017 niet op Froome had moeten wachten had hij kunnen winnen, en als Kuss in 2020 niet op Roglic had moeten wachten had hij kunnen winnen. In 2023 volgde er ook weer een bijzonder verhaal, dat komt zo aan bod. Toch snel ik nu opnieuw dezelfde vraag: Wie wordt vandaag de meesterknecht die een spartelende kopman op sleeptouw moet nemen? Het coronajaar 2020 leverde enkele bijzondere resultaten op, zo ging de ritzege op de Angliru uiteindelijk naar Hugh Carthy. Die bleek aan het eind simpelweg de sterkste te zijn. Geen mooie naam, na Kenny Elissonde weer een mindere god op de erelijst. Die Vuelta was Carthy bizar sterk, dat niveau haalde hij daarna nooit meer. Tegenwoordig is hij helemaal weggedeemsterd, er is niets van klimmer Carthy over. Vlasov werd tweede, net voor Mas en Carapaz. Die laatste nam de leiderstrui over van Roglic, die met de hulp van Kuss in staat was de schade enorm te beperken. Het was een mindere dag voor de Sloveen, maar dankzij de steun van Kuss wist hij uiteindelijk in Madrid toch de rode trui mee naar huis te nemen. Tot zover weer een memorabele editie, vooral dankzij het gebrek aan publiek en een spartelende leider. En natuurlijk de ontdekking van Jonas Vingegaard als ultramythische klimmer. Dat Carthy won blijft het smetje, maar anders was het Vlasov geweest, of Mas. In 2023 kregen we met bekendere namen te maken, nu waarschijnlijk ook.


abonnement Unibet Coolblue Bitvavo
Forum Opties
Forumhop:
Hop naar:
(afkorting, bv 'KLB')