Etappe 20: Nantua - Pontarlier, 184,2 kmDe laatste bergrit van deze Tour werd een bijzondere. Dat begon al voor de start, wegens een besmettelijke ziekte die bij wat koeien op de Col des Saisies werd vastgesteld werd het parcours aangepast. De ziekte zou zich nog verder kunnen verspreiden als de Tour zou passeren, zoiets was het idee. Of de boeren die hun koeien geruimd zagen worden zouden gaan protesteren, ook zomaar een optie. Draaien ze hun hand niet voor om, een protest meer of minder. De eerste twee beklimmingen van de dag werden geschrapt en niet vervangen, we rijden dwars door de vallei naar de voet van de Col du Pré, zonder opwarmertjes op voorhand. De tocht in de vallei was simpel, er werd voorlopig niet aangevallen want er volgde na een kilometer of 13 al een tussensprint en Lidl-Trek reed op kop om de boel tot die tussensprint bij elkaar te houden. Dat lukte makkelijk, Milan kon ook weer makkelijk de puntjes ophalen en nu hoeft hij alleen nog maar Parijs te halen om de groene trui binnen te slepen. Voorbij de tussensprint gingen we vrij snel klimmen en op de zware Col du Pré zagen we al heel snel Primoz Roglic weer in de aanval gaan. Twee ritten in de Alpen, twee keer een aanvallende Roglic. Hij speelde alles of niets, waarschijnlijk om twee redenen. Hij stond vijfde in het klassement, maar dat zegt hem niets. Met zijn aanvallen ontstond in ieder geval de mogelijkheid dat ze hem zouden laten rijden en dat hij nog richting het podium kon gaan. Tegelijkertijd zorgde hij er met zijn aanvallen voor dat hij niet voor zijn ploeggenoot Lipowitz hoefde te werken. Roglic is wel een beetje snugger, en op basis van deze Tour ook echt wel een lul. Was gewoon Lipowitz gaan helpen, joh. Maar nee, hij reed alleen voor zichzelf en daarom bleef hij gas geven op de Col du Pré. Eerst was er een flink groepje vooruit, terwijl in het peloton heel Visma al aan het lossen was. De ploeg had het opgegeven, waarschijnlijk liet iedereen al snel lopen zodat ze de komende dagen nog wat in de benen hebben om voor een ritzege te gaan. Tim Wellens beukte ondertussen op kop in het peloton, waardoor de voorsprong van Roglic nooit meer dan een minuut bedroeg. Na meerdere versnellingen kreeg hij alleen Lenny Martinez en Aurelien Paret-Peintre mee, Lenny raapte nog mooi wat puntjes op. Ditmaal zonder plakbidon, chapeau. Ondanks zijn gesprokkelde punten verdween de bergtrui tijdens de rit definitief uit zicht, Lenny gaat zijn opa dan toch niet trots maken. Na de Col du Pré reden we naar de Roselend en met drie renners op kop en het peloton daar kort achter gingen we afdalen. De afdaling van de Roselend is altijd eng, het ging nu een beetje regenen en dat maakte het nog enger. Toch ging het goed, gelukkig. Roglic daalde sneller af dan lichtgewichten Paret-Peintre en Martinez en hij kwam in z'n eentje in de vallei aan. In die vallei verloor hij zijn voorsprong op het peloton, Tim Wellens kent deze Tour geen genade. Hij brommerde het gat van een minuut in een mum van tijd dicht, daar had hij maar een paar kilometer vallei voor nodig. Hilarisch, toch wel.
Roglic werd ingerekend vlak voor de voet van de slotklim naar La Plagne en na een paar klimmende meters liet hij al lopen op de klim. Hij had het perfecte excuus gevonden om niet te werken voor Lipowitz, het is fascinerend hoe een groot renner dan toch ook zo klein kan zijn. Op La Plagne zette Pogacar zijn mannen op kop, waarna hij zelf een stevige demarrage zou plaatsen. Vingegaard kon zowaar een keer mee met die demarrage, hij zat op z'n gemakje op het wiel. Vingegaard had daarna zelf kunnen aanvallen, maar daar koos hij niet voor. Visma was hier voor geel, dat zeiden ze een dag eerder nog, maar na het mislukte plan op de Loze werd het geweer van schouder veranderd. Nu moesten ze dan toch maar voor de rit gaan, en dat konden ze het beste doen door Pogacar al het werk op te laten knappen. De Sloveen zag dat echter niet zitten, toen Vingegaard weigerde over te nemen liet Pogacar het tempo zakken en daardoor konden enkele renners terugkeren. Een van die renners was Thymen Arensman, de man die we tot voor kort nog kenden van de neerslachtige interviews. Arensman is helemaal opgebloeid tijdens deze Tour, wat een ritzege al niet kan doen. Arensman is ook een rasechte regenrenner, hij genoot van de omstandigheden op La Plagne. Het was eigenlijk best guur, voor een zomerdag. Nat en koud, daar kan hij wel wat mee. Hij besloot aan te vallen, wat op zich dapper is. Aanvallen terwijl je net bent aangesloten bij Vingegaard en Pogacar, eigenlijk doe je dat dan tegen beter weten in. Dat bleek bij zijn eerste poging ook zo te zijn, Pogacar reageerde en het gat was zo weer dicht. Maar Arensman had wonderbenen, dus probeerde hij het nog een keer. Weer reageerde Pogacar, die even later ook nog een keer zelf een demarrage plaatste. Weer kwam hij niet af van Vingegaard, weer nam Vingegaard niet over en weer viel het stil. Daardoor besloot Arensman dan nóg maar een keer aan te vallen en ditmaal reageerde Pogacar niet. Hij keek naar Vingegaard, die net deed of hij van niets wist. De aanhouder wint soms, na meerdere pogingen kreeg Arensman nu wel een voorsprong. Dat leek nog steeds meer een beetje voor de vorm, bij de eerste de beste versnelling van Vingegaard of Pogacar zouden ze het gat zo dicht kunnen rijden. Het leek niet reëel dat Arensman 13 kilometer in z'n eentje naar de top van La Plagne zou rijden, ze zouden hem vroeg of laat wel weer oprapen. Maar dat gebeurde dus niet. De voorsprong liep op naar een halve minuut en het bleef altijd zo rond die halve minuut schommelen. Vingegaard deed niets en liet al het werk aan Pogacar, Pogacar wist niet echt wat hij daar nou precies mee moest doen. Hij reed wel op kop, maar toch ook niet van harte. Daardoor konden andere renners terug blijven keren, zo kwam Gall er nog eens bij. Onley en Lipowitz waren er ook bij, waarbij het vooral opviel dat Lipowitz echt op het wiel van Onley aan het rijden was. Hun onderlinge strijd om de witte trui en de laatste podiumplek was vermakelijk om te volgen, vooral omdat het steeds veranderde. Onley kende een slecht moment, maar daarna had Lipowitz het dan weer zwaar. In de finale haakte Onley dan toch definitief af, ondanks hun blunder van een dag eerder zou Lipowitz het podium dan toch gaan halen. Hij besloot het zekere voor het onzekere te nemen en hij ging dan maar op kop rijden, met Vingegaard en Pogacar achter zich. Dit was een tamelijk groot probleem voor Arensman, ineens kwamen de achtervolgers dichterbij.
Arensman hield knap stand, maar het idee dat de andere favorieten er nog naartoe zouden kunnen knallen verdween niet. Alleen kwam de aanval niet. Er gebeurde eigenlijk net als op de Loze niet veel. De neutrale kijker zal het waarschijnlijk een saaie klim hebben gevonden, vooral met dank aan een passieve Vingegaard. Al had hij groot gelijk passief te zijn, dommekracht Pogacar rijdt toch wel. En daarna ging dommekracht Lipowitz ineens hard op kop rijden, dat was perfect voor Vingegaard. Hij ging voor de rit en zijn grootste kans om de rit te winnen was hopen dat Pogacar teveel werk moest doen op de klim, waarna hij te kloppen zou zijn in de sprint. Met een aanval van ver had hij het ook kunnen proberen, maar op basis van de rest van de Tour was dat een zeer risicovolle strategie geweest. Hopen dat je Pogacar kunt uitputten, zelf je benen sparen en het dan gokken op een sprintje is zo'n gekke tactiek nog niet. Het is niet echt sexy, maar keihard op kop gaan rijden en Pogacar de ritzege in de schoot werpen is natuurlijk nog veel minder sexy. Vingegaard is geen sprankelende renner, maar zijn tactiek hier was prima te volgen. Als Pogacar de rit wilde moest hij er zelf maar voor werken, dat hoefde Vingegaard niet voor hem te doen. Pogacar wilde de rit wel, maar hij wilde ook niet Vingegaard gratis naar de streep brengen. En van dat spelletje profiteerde Arensman mooi, ook dat is wielrennen. Hij dwong het af door zelf meermaals in de aanval te gaan, een andere renner had het misschien na de eerste aanval wel opgegeven. Hij zette door, hopende dat Pogacar en Vingegaard een keer naar elkaar zouden kijken. Dat bleek dus inderdaad zo te zijn, slim bekeken van Arensman en hij had opnieuw de benen om het af te maken. Het werd richting het eind nog wel penibel, door het werk van Lipowitz kwamen Vingegaard en Pogacar rap dichterbij. En dan moest de sprint nog komen. Maar, het zat Thymen weer mee. Vingegaard besloot zijn sprint te bewaren tot op een meter of 100 van het eind, goed man. Hij gooide er wel een sterke sprint uit, een sprint die hem de ritzege had kunnen opleveren als hij wat eerder was gegaan. Pogacar kwam niet uit zijn wiel, al weet je nooit zeker of dat van niet willen of niet kunnen was. Ik neem aan dat hij het wel had gekund, maar dat hij het verder ook wel geloofde. Die gele trui is binnen, met vier ritzeges op zak maak je je verder toch minder druk om een eventuele vijfde. Twee secondjes hield Arensman uiteindelijk over, meer dan genoeg. Na 23 jaar keerde de Tour terug naar La Plagne en wederom won een Nederlander. La Plagne is nu de NEDERLANDSE berg. Laten we maar hopen dat het weer 20 jaar duurt voor ze naar deze berg trekken, anders krijgen we hier dezelfde toestanden als op Alpe d'Huez. Het was leuk om de denker Arensman ineens met zelfvertrouwen te zien koersen en het was spannend tot op de finish, maar het was wel alleen spannend als het ging om de ritzege. Verder liet de spanning te wensen over, de Alpen stelden eigenlijk teleur. Natuurlijk, het vlaggetje, maar in andere landen zijn ze voor de tv in slaap gevallen. Dat zal vandaag hopelijk niet gebeuren, na twee aankomsten bergop in de Alpen trekken we nu naar de
Jura en in de
Jura heeft de organisatie een rit uitgekend voor de vluchters. De dag voor Parijs een dag voor de vluchters, geen dag voor de klassementsrenners. Een gewaagde keuze, maar na die dagen in de Alpen ben ik eigenlijk best wel toe aan een overgangsrit. Parijs is nu heel dichtbij, nog maar twee ritten te gaan. Alles ligt nu wel vast. Het geel is voor Pogacar, het groen voor Milan, wit is na La Plagne zeker voor Lipowitz en de bollen zijn zonder dat hij er erg in had toch ook maar weer naar Pogacar gegaan. Die spanning is allemaal volledig verdwenen, maar er staan nog wel twee ritzeges op het spel. Het halve peloton moet deze rit kunnen winnen, hopelijk gaan ze er ook voor en bieden ze ons een mooi schouwspel.
![09c45]()
![837c4]()
Voor de tweede keer in de Tourgeschiedenis gaat er een rit van start in het dorp Nantua, waar ongeveer 3600 mensen wonen. In 2017 debuteerde Nantua in de Tour, toen reden we over de Mont du Chat richting Chambéry. In de afdaling van de Mont du Chat vond een nogal lelijke valpartij plaats, waardoor we die zeer zware klim sindsdien helaas niet meer hebben gezien. Beneden in Chambéry wist Rigoberto Uran dan weer de sprint van een klein groepje naar zich toe te trekken, hij klopte toen een verrassend sterke Warren Barguil. We bevinden ons inmiddels in het departement Ain, regio Auvergne-Rhône-Alpes. We hebben ons van de Alpen naar de
Jura verplaatst, tijdens deze rit maken we vooral in het begin kennis met dit gebergte. In het dorpje Nantua is weinig te doen, hoewel ze er wel een rechtbank hebben. Ook een aardige kerk, uit de 11e eeuw. In deze kerk hangt een schilderij van Eugène Delacroix, de belangrijkste Franse kunstschilder van de romantiek. Ook het orgel uit de 19e eeuw schijnt de moeite waard te zijn. Een abdijkerk gebouwd in romaanse en gotische stijl, toe maar. Nantua, dat in de historische provincie Bugey ligt, was vroeger een ommuurde stad. Het enige zichtbare overblijfsel van de stadsmuur is de Tour de la Lâte. Verder moet je vooral in Nantua zijn voor het meer. Het Lac de Nantua, in vroegere tijden ontstaan dankzij een gletsjer en omgeven door kalkkliffen. Het meer en de stad liggen in een vallei die gevormd werd tijdens het tertiair, tijdens een plooiing van de Jura. Tijdens de ijstijd werd de vallei verder uitgesleten. Het blauwe, soms groene water leent zich voor verschillende watersporten, zoals zeilen, waterfietsen en zwemmen. Rustig meertje dus, geen extremere watersporten. Je kan hier ook vissen, er schijnen hier vooral veel snoeken te zijn. Deze kan je dan vervolgens weer verorberen in het dorp, want de lokale specialiteit is een quenelle van snoek met nantuasaus. Jazeker, Nantua heeft z'n eigen saus. Het speciale van de saus is dat je er gehakte rivierkreeftjes doorheen moet mieteren. Vervolgens flikker je er een hoop cognac en wijn bij, want zo zijn die Fransen ook wel weer. Nantua is verder de geboorteplaats van Jean-Louis Aubert, de voormalige zanger en gitarist van de Franse band Téléphone. Weer zo'n band die ik niet ken, maar die in Frankrijk vroeger nog vrij populair schijnt te zijn geweest. Ze mochten zelfs nog shows openen voor The Rolling Stones, dan ben je niet slecht bezig. Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er groepen van het verzet actief in en rond de stad. Bij een razzia op 14 december 1943 werden 150 mannen opgepakt en gedeporteerd. De meesten van hen kwamen tijdens de oorlog om. Ook later volgden nog razzia's van de Duitsers. Na de oorlog werd aan de stad de médaille de la Résistance française toegekend en ter nagedachtenis aan het verzetsverleden van Nantua is er in het dorp ook een heus oorlogsmuseum te vinden, het Musée de la Résistance et de la Déportation de l'Ain.
Bekijk deze YouTube-video![ace72018b005b80bd41ee39a576b617b-24018001-1440x900.jpg]()
![nantua_1.jpg]()
Net als in 2017 gaat de koers van start langs het meer van Nantua, op de Avenue du Lac. Van start in een schitterend decor, tussen bergen en duizelingwekkende rotswanden in die je uitnodigen voor een spectaculaire fietstocht. Na het
départ fictif rijden we van Nantua naar Les Neyrolles, tijdens de neutralisatie is de weg nog vlak maar als we voorbij Les Neyrolles het
départ réel tegenkomen loopt de weg meteen omhoog. In de eerste twee kilometer na de start rijden we rechtdoor over een waanzinnig brede weg aan 3,5% omhoog. Een vervelende strook om mee te beginnen, de mannen met ambities mogen zich meteen vol gaan smijten. En dat gaan er vandaag veel zijn, dit is voor veel renners de laatste kans om nog een rit te winnen. Na deze beginstrook in een decor dat nog steeds schitterend is, rijden we over de brede weg heel kort even omlaag. We komen een paar vluchtheuvels tegen, maar verder is dit een heerlijke weg om over te rijden. Na de bochten rijden we dan weer een paar kilometer zo goed als rechtdoor langs het Lac de Sylans, nog zo'n mooi meer. Ook langs dit meer zijn er indrukwekkende rotswanden te zien, net zoals er ook indrukwekkende bergen vol bomen te bewonderen zijn. Langs het meer is het een paar kilometer zo goed als vlak, voorbij het meer loopt de weg wel weer een halve kilometer merkbaar omhoog. Vervolgens is het drie kilometer zo goed als vlak, over een weg die je bijna een snelweg zou willen noemen rijden we door de bossen heen, het is behoorlijk recht en op wat vluchtheuvels na hebben de renners nu niets te klagen. Na de vlakke kilometers volgt er dan weer een strook van een kleine drie kilometer in licht dalende lijn richting Saint-Germain-de-Joux. Wel wat bochtjes hier, maar het is nog steeds eenvoudig fietsen. Uiteindelijk slaan we linksaf een iets smallere weg in, waarna we via nog wat meer bochten door Saint-Germain-de-Joux gaan rijden. Ook wat drempels hier, in dit dorp van de dichter en schrijver Jean Tardieu. Bij het verlaten van het dorp nemen we aan de rechterkant een smal weggetje, door een bos fietsen we na een bruggetje toe en dat vormt ook vandaag weer een keer een magisch startsignaal. Aan de andere kant van het bruggetje beginnen we aan de eerste echte klim van de dag, in de 14,5 kilometer voorbij de brug gaat het aan 4% omhoog naar de top van de Col de la Croix de la Serra. De organisatie maakt er overigens een klim van 12 kilometer aan 4% van, zij hanteren een ander startpunt. Voorbij de brug gaat het meteen een kilometer aan 6% omhoog over een smalle en slingerende weg in een donker bos, maar daarna is het bijna twee kilometer zo goed als vlak, met zelfs een paar knikjes omlaag inclusief wat bochten tussendoor. Voorbij deze strook rijden we over nog een brug en daarna gaat het drie kilometer aan 5% omhoog, dat is voor de organisatie pas het officiële beginpunt. Die kilometer aan 6% net butien Saint-Germain-de-Joux zal alleen al meteen gebruikt worden om het verschil te maken, toch maar niet zomaar over het hoofd zien. We zijn duidelijk in de
Jura, het is echt weer zo'n klim. De beklimmingen hier zijn vaak lang genoeg, maar de percentages laten te wensen over. Weinig steil werk, zeker in dit deel van het Juragebergte. Wel een mooie klim, we rijden continu door een dicht bos omhoog over een kronkelende weg. Typisch asfalt ook wel in deze streek, wat meer van dat stroeve gedoe. Na een paar kilometer redelijk fatsoenlijk aan 5% geklommen te hebben is het weer een kilometer of drie vals plat, omhoog aan een procentje of twee. Aan het eind van deze makkelijkere strook verlaten we het bos als we passeren in het dorpje Belleydoux, we komen hier op een bredere weg terecht terwijl we langs de kenmerkende huisjes van het dorp rijden. Toch weer een heel ander stukje Frankrijk, dat zie je aan alles. In Belleydoux begint de weg weer wat steviger omhoog te lopen, we komen nog eens twee kilometer aan 5% tegen. Het is geen rit voor de klassementsrenners en dit is ook geen klim voor de klassementsrenners, maar de vluchters kunnen op zo'n klim wel echt hun lol op. Wat meer langs de bergweides af vervolgen we over de bredere weg de route richting de top van de klim, na twee weer wat lastige kilometers is het nog eens twee kilometer vals plat voordat we na een laatste kilometer aan 4% na 25 kilometer koers de top van de Col de la Croix de la Serra bereiken. Een beklimming van de derde categorie, qua spektakel tussen de aanvallers wordt het hopelijk buitencategorie.
![col-de-la-croix-de-la-serra-saint-germain-de-joux.png?v=1594537321]()
![0c0819bdd85a1e1de66eccac1db793ab-8107441-cd31c3f5f2524118a5e60494e7197a85-1600x0.jpg]()
![12913271.jpg]()
Vlak voor de top verlaten we het departement Ain en rijden we het departement
Jura binnen, nu weten we zeker waar we zijn. Mooi klimmetje, vooral het eerste deel. Het tweede deel is meer open en ook wat meer agrarisch, toch minder charmant. De Col de la Croix de la Serra is een klim die al een paar keer eerder is voorgekomen in de Tour, in 1996 bijvoorbeeld. Toen kwam ONZE Leon van Bon als eerste boven, in een rit die een eind verderop zou eindigen in Aix-les-Bains. In Aix-les-Bains won Michael Boogerd dan weer, hij reed op een kletsnat parcours op het eind weg uit het peloton samen met Melchor Mauri. Mauri schoot even later uit een bocht en zodoende kon Boogerd naar de zege soleren, het peloton ging heel traag door de natte bochten en kwam daardoor net te laat. Toch maar weer even de beelden teruggekeken en vooral genoten van Smeets die hem Bogaard noemt, fenomeen. Deze beelden had Thymen Arensman ook gezien, hij dacht alleen dat het La Plagne was, oeps. In de Tour van 2010 reden we ook nog eens over de Col de la Croix de la Serra, wel grotendeels langs een andere zijde. We waren toen op weg naar Station des Rousses, een aankomst die we vaker hebben gezien in de Tour. In 2010 won Sylvain Chavenel daar vanuit de vlucht, om toch maar meteen ook weer aan te tonen dat deze klim geen klim is waar de klassementsrenners zich meteen zullen roeren. Vorig jaar kwam de klim voorbij in de Tour de France Femmes, een koers die toevallig vandaag ook weer gaat beginnen! Aansluitend op de rit bij de mannen te zien, laat die tv maar aanstaan en blijf nog wat langer met je dikke reet op het bankie liggen. ONZE Puck was vorig jaar als eerste boven op deze klim, al reden we 'm toen wel van de andere kant omhoog. Vanuit Saint-Claude, we gaan nu juist afdalen richting deze plaats. De renners rijden langs het extreem lullige kruis op de top, een kruis dat wellicht uit beeld zal verdwijnen omdat op deze klim zomaar de fanclub van Clément Berthet te vinden kan zijn. Clément is aanwezig in deze Tour, we hebben deze liefhebber van het anonieme aanklampklassement deze Tour zowaar al een paar keer in beeld zien rijden. Ook een paar keer op kop mogen rijden voor Gall, maar misschien wordt dit wel zijn dag. Hij komt uit Longchaumois, dat ligt hier maar een paar kilometer vandaan. Eigenlijk nog net wat dichter bij Saint-Claude, waar de voet van de volgende klim ligt, hij zal deze wegen goed kennen. Hij zal weten dat de afdaling van de Col de la Croix de la Serre 12 kilometer lang is en dat het gemiddeld aan 5% omlaag zal gaan. Deze kant van de klim is net wat lastiger, vooral omdat we nu geen stroken vals plat aantreffen. Continu aan 5% omlaag, over een brede weg die vrij recent nog van een nieuwe laag asfalt is voorzien. In het begin dalen we op een makkelijke manier af door een bos, we rijden vooral rechtdoor en komen hooguit wat flauwe bochten tegen. Af en toe rijden we langs een gehucht, maar heel spannend wordt het nog niet. Verder naar beneden wordt de bocht die tot dan toe verrassend recht is dan toch iets bochtiger, al zijn de meeste bochten alsnog goed te zien. Ik zie op een gegeven moment een paar blinde bochten verschijnen die ook wat scherper zijn, maar dit is het grootste gedeelte van de tijd een enorm eenvoudige afdaling. Een afdaling met vooral als we bijna beneden zijn een prachtig zicht op de vallei, je kunt heerlijk ver kijken. We passeren ook nog langs wat rotswanden, het is hier best aangenaam. Na een fase met wat meer bochten gaat het in de laatste paar kilometer dan weer vooral rechtdoor zonder dat we echte bochten tegenkomen, tot we beneden in Saint-Claude op een rotonde botsen. Hier gaan we schuin naar links, daarna rijden we over een brede weg in licht stijgende lijn het centrum van Saint-Claude binnen. Saint-Claude is een bisschopsstad die bekend is wegens de productie van tabakspijpen en het slijpen van diamanten, dat zijn nog eens specialiteiten. Al in de 17e eeuw was de stad een gereputeerd centrum voor het bewerken van edelstenen. Hierbij werd gebruik gemaakt van de aanwezige waterkracht. Dit was mee een gevolg van de nabijheid tot Genève en haar uurwerknijverheid. In de 19e eeuw werden zelfs diamanten aangevoerd door Antwerpse diamantairs om in Saint-Claude geslepen te worden. En al in de 16e eeuw werd Saint-Claude een centrum voor de productie van tabakspijpen. In de jaren 1920 werkten bijna 5.000 personen of bijna een derde van de inwoners in deze bedrijfstak, amai. Er is een museum waar je alles te weten kunt komen over de beide specialiteiten van Saint-Claude, daarnaast hebben ze hier ook nog een kicken kathedraal. Ooit de hoofdstad van de Haut-Jura, het kan niet op hier.
![BELVEDERE-HERMITAGE-JUILLET--LUDOVIC-PAUL-LOUBIERE--5-.jpg]()
![saint-claude-mn-photo-2-1600x900.jpg]()
Saint-Claude is niet alleen de stad van tabakspijpen en diamanten, het is ook de stad van Pikachu! Niemand minder dan Alexis Vuillermoz is uit Saint-Claude afkomstig. De voormalig mountainbiker die op de weg ging rijden en in 2015 zijn naam als groot talent wist te vestigen door in de Tour te winnen op Mûr-de-Bretagne. In de jaren daarna reed hij nog enkele mooie aanklampklassementen in de Tour, waarna zijn carrière langzaam als een nachtkaars uitging. Nog een keer per toeval een ritzege geboekt in de Dauphiné, vanuit de vlucht, daarna deemsterde hij nog verder weg. Een renner met een opmerkelijke stijl op de fiets, hij viel vooral op door bij een zware inspanning als een vis op het droge naar adem te happen. Pikachu werd een Magicarp, als het ware. Saint-Claude ligt verder in een fraaie vallei, een van de beste eigenschappen van deze vallei is dat je bij letterlijk iedere uitgang van Saint-Claude aan een klim begint. In 2017 deden we dat nog eens, toen gingen we net als in 2010 naar Station des Rousses en dat deden we via de Montée de la Combe de Laisia. Een klim met de voet in Saint-Claude, een veel lastigere klim dan de klim waar we nu aan gaan beginnen. Da's dan weer het nadeel, je kunt vanuit Saint-Claude aan een stuk of vijf verschillende beklimmingen beginnen en wij krijgen het voor elkaar om de makkelijkste te nemen. Minpunten voor Thierry, we hadden bijvoorbeeld vanuit Saint-Claude op een veel lastigere manier kunnen klimmen naar het Longchaumois van Clément Berthet. Clément wordt bestolen, en wij ook. De Tourrit in 2017 waarin we een klim zagen vanuit Saint-Claude werd overigens gewonnen voor Lilian Calmejane, ONZE Robert Gesink eindigde toen helaas op de tweede plaats. Hij leek nog even kans te maken op de zege na opkomende krampen bij Calmejane, maar dat bleek het betere acteerwerk te zijn. In ieder geval, de renners rijden nu dwars door het centrum van Saint-Claude en dat wordt best een technische passage. Ze rijden langs de kathedraal en het eerder vermelde museum, daarna komen ze in het centrum nog wat meer rotondes en vluchtheuvels tegen, terwijl we door een winkelstraatje gaan rijden waar het heel smal wordt. Voorbij de winkelstraat nemen we een paar bochten naar links, daarna rijden we over een mooie brug en daar kun je pas echt zien hoe mooi het hier is. Een brug over het diepe dal dat de Bienne heeft weten uit te slijpen heen, de steile hellingen zijn aan beide kanten van het water volgebouwd met best aardige appartementen. Aan de andere kant van het dal slaan we bij een rotonde rechtsaf en daarna gaan we aan een makkelijke klim beginnen. Er liggen hier sowieso geen beklimmingen van de buitencategorie, maar we hadden bijvoorbeeld 14 kilometer aan 5% kunnen klimmen. Doen we niet, we rijden bij het verlaten van Saint-Claude 5,7 kilometer aan 4,2% omhoog naar Valfin. Een brede weg omhoog, eerst nog door een buitenwijk van Saint-Claude, daarna in de natuur. We volgen de loop van de Bienne, een rivier die omgeven is door groen. Het is een mooie klim, met mooie vergezichten, maar de percentages laten ons in de steek. Het gaat bijna continu tussen de vier en vijf procent omhoog, met tussendoor een kilometer vals plat. Spijtig genoeg is het lastig voor te stellen dat deze klim veel impact gaat hebben, het is vooral een klim voor de mensen die alleen naar de Tour kijken vanwege de mooie beelden. Aan de ene kant van de weg passeren we langs indrukwekkende rotswanden, aan de andere kant van de weg zien we het dal van de Bienne liggen, met langs het dal een hoop groene heuvels. Zonder ver terug te hoeven schakelen komen we na 45 kilometer uit op de top van de Côte de Valfin, een beklimming van de vierde categorie. Al maken die categorieën nu niets meer uit, de bergtrui is voor Pogacar zonder dat hij daar veel moeite voor hoefde te doen. De enige renner die dit jaar voor de bergtrui ging was Lenny Martinez en Lenny beschikte niet over de juiste benen. De rest waagde niet eens een poging, zoals we eigenlijk in geen enkel klassement echt strijd hebben gezien. Ja, Bora probeerde strijd om het wit nog spannend te maken, maar ook dat lukte niet. Na 45 kilometer komen we uit in het dorpje Valfin en voorbij dit dorpje moet er nog 10 kilometer geklommen worden. Of, nouja, klimmen, dat is wellicht wat veel eer. Na de klim rijden we vier kilometer verder richting het plaatsje La Rixouse. Over een brede weg kachelen we rechtdoor in het bos, terwijl we in die vier kilometer amper 60 meter hoger uitkomen. Da's nog niet eens twee procent gemiddeld, dus. Als we passeren in La Rixouse, waar in het centrum een paar kleine obstakels liggen, gaat het vervolgens zes kilometer aan 3% omhoog in de richting van Château-des-Prés. We blijven rijden over brede wegen door zeer fraaie bossen, het is nog steeds een heerlijke omgeving. De percentages stellen teleur, maar de vlucht van de dag zal inmiddels wel gevormd zijn en dan zijn dit toch een beetje de dode kilometers van de rit. Na 56 kilometer passeren we in Château-les-Près, hier zijn we helemaal boven en hier rijden we even een tweetal kilometer over een plateau waar het volledig vlak is. Dit plateau verlaten we vervolgens door een dikke drie kilometer over een enorm brede weg vooral door de bossen vals plat omlaag te rijden richting het volgende meer van de dag. Na 62 kilometer komen we uit in L'Abbaye-en-Grandvaux, gelegen aan het Lac de l'Abbaye.
![cote-de-valfin.png?v=1751627985]()
![arcadienne_f_jeanparis-86.JPG]()
![juratourisme_11797_a5-gg8jzyu469ah.jpg]()
Een aantal kilometer vals plat omlaag zonder een echte bocht tegen te komen, het parcours is momenteel tamelijk eenvoudig. De passage in L'Abbaye-en-Grandvaux is wel wat smaller, maar de rest van de weg om het meer heen is nog steeds enorm breed. Het is weer een gletsjermeer, langs het meer ligt een abdij - vandaar de naam - en de renners rijden langs deze abdij, om vervolgens het meer weer achter zich te laten. Voorbij het meer rijden we twee kilometer over een zo goed als vlakke brede weg, door een terrein waar vooral veel boeren en weilanden vol koeien te vinden zijn. Hopelijk geen besmettelijke ziektes hier, altijd een risico met die terrorboeren. Na heel lang over brede wegen gereden te hebben slaan we ineens linksaf een smal weggetje in, tussen nog wat meer weilanden door klimmen we vervolgens een kilometertje richting Saint-Pierre, een kleine rurale gemeenschap. Voorbij Saint-Pierre rijden we nog eens een paar kilometer verder over de smalle weg, terwijl het terrein een licht glooiend karakter kent. Klein beetje op en af, maar dat stelt niets voor. Uiteindelijk slaan we linksaf een brede weg in en deze weg voert de renners door een donker bos richting de tussensprint. Het is een kilometer of twee zo goed als vlak, daarna dalen we over de brede weg een kilometertje af zonder dat we gekke bochten tegenkomen. Hierna is het even een kilometer zo goed als vlak, waarna we het plaatsje La Chaux-du-Dombief betreden. In dit plaatsje volgt na 72,3 kilometer de tussensprint van de dag, een tussensprint die waarschijnlijk niet meer zo fel betwist zal zijn. Theoretisch gezien kan Pogacar het geel nog binnenhengelen, in de praktijk lijkt dat echter tamelijk onwaarschijnlijk. Hij zal hier niet in de vlucht zitten en hij zal deze rit normaliter ook niet winnen, hij zal zelfs niet eens in de punten rijden. Dan moet hij daarna de volle mep binnen gaan halen in Parijs om qua punten gelijk te komen met Milan, nee, dat is wel klaar. Richting de tussensprint loopt het wel weer omhoog, liefst 650 meter aan 3,5%! Na de tussensprint loopt de weg in het centrum van La Chaux-du-Dombief nog wat verder omhoog, maar buiten het dorp rijden we dan weer een paar kilometer over een brede weg omlaag. De komende 20 kilometer zal sowieso voornamelijk in dalende lijn afgewerkt worden, zonder dat we echt een interessante afdaling gaan treffen. Vooral vals plat omlaag, met tussendoor ook nog wat kleine strookjes vals plat omhoog. Het stukje in dalende lijn buiten La Chaux-du-Dombief is dan nog het meest boeiend, het gaat twee kilometer omlaag richting het Lac de la Motte ou d'Ilay, je mag zelf de naam kiezen. Weer een meer, vandaag is meertjesdag. Een afdaling van slechts twee kilometer, maar we komen wel een stuk of vijf haarspeldbochten tegen. Eerst rijden we over een brede weg langs wat rotswanden af, daarna slaan we een iets smallere weg in en dan volgen er wat scherpere haarspeldbochten. Valt allemaal wel mee, we rijden alleen wel door het dorpje Ilay heen en hier ligt een stiekeme haarspeld tussen de huizen in. Goed, we slaan beneden rechtsaf en daarna rijden we langs het meer af. De weg is nu een kilometer of vijf zo goed als vlak, we rijden vooral rechtdoor langs wat weilanden af, met in de verte zicht op het meer en wat bergen langs het meer. We komen uit in het dorpje Le Frasnois, hier wordt de weg iets bochtiger. De weg loopt hier ook even een paar meter omhoog, terwijl we buiten het dorp dan weer een kilometer of vier vals plat omlaag verder mogen rijden. Het volgende meertje komt in beeld, ditmaal het Lac de Narlay. Het diepste meer van de
Jura! Op sommige plekken 40 meter diep, toe maar. De weg om het meer heen is breed en goed, terwijl we afwisselend langs weides en bossen rijden. Een stukje route van niks, het mag dan wel voorzichtig omlaag lopen, door de brede bochten hier is er geen enkel gevaar te bespeuren. Aan het eind van deze weg komen we uit bij een kruispunt waar we naar links gaan, op dit kruispunt vinden we Bar Restaurant Les Lacs. Die naam is goed uitgekozen, geen gebrek aan meren hier. Vier meren bij elkaar! Na de bocht naar links rijden we acht kilometer over dezelfde weg in de richting van Champagnole, een plaats waar we de afgelopen jaren regelmatig zijn geweest. Door een prachtige omgeving gaat het een kilometer of drie sluipenderwijs omlaag, we rijden door de kloof van de rivier Le Lemme heen en in deze kloof komen we naast een hoop bomen ook een aantal prachtige rotswanden tegen. De weg slingert hier een beetje, maar het is een brede en goede weg en het gaat nu ook weer niet zo steil omlaag. Een kilometer met wat stevig bochtenwerk, daarna gaat het weer een tijdje wat meer rechtdoor verder. In de buurt van de kloof vinden we ook de Cascade de La Billaude ou Saut Claude Roy, een fraaie waterval met twee verschillende namen. Voorbij de waterval loopt de brede weg twee kilometer rechtdoor vals plat omhoog. Hierna loopt de brede en rechte weg dan weer een kilometer of vier vals plat omlaag, we rijden vooral weer door de bossen. Na een tijd slaan we linksaf een andere weg in, een weg die ons naar Champagnole brengt. Via het dorpje Cize, waar wat drempels liggen, rijden we rechtdoor omlaag in de richting van Champagnole. Vlak voor we deze plaats bereiken wordt het zowaar even een beetje technisch, we komen een paar bochten tegen als we via een brug over de Ain de stad betreden.
![339001862-9-2.jpg]()
![Chaux-des-Crotenay%2C_gorges_de_la_Lemme_et_cascade_de_la_Billaude.jpg]()
We rijden in dalende lijn naar de brug over de Ain, aan de andere kant van de brug klimmen we dan weer 400 meter richting het centrum van Champagnole. Dat was ooit relevant, in 2020 om precies te zijn. Toen betraden we ook via deze brug Champagnole, heel dicht bij de aankomst van een rit. De 19e etappe van die Tour eindigde hier en die etappe zou vanuit de vlucht een prooi worden voor Soren Kragh Andersen. Tijdens de Tour van 2020 was Team Sunweb niet te stuiten. Ze kwamen als een stel kanonskogels uit de coronaperiode geschoten. Vooral Hirschi en Kragh Andersen deden enorm bijzondere dingen. In Champagnole was het weer eens Kragh Andersen die de show stal. Hij was duidelijk de sterkste van een groep vluchters en met een minuut voorsprong kwam hij aan in Champagnole. Gepiekt in 2020, daarna een schim van zichzelf. Af en toe een opflikkering, maar verder is hij eigenlijk altijd geblesseerd. Die dag kwam hij solo aan, hij reed in de finale weg van zijn vluchtgenoten en ze zagen hem niet meer terug. Opmerkelijke vluchtersgroep was dat sowieso, met Bennett en Sagan die allebei in de aanval gingen in hun strijd om de groene trui. Ja, Bennett was ooit bij zo'n strijd betrokken, hilarisch. Sindsdien zijn we vaker in Champagnole gepasseerd, in de Tour van 2023 passeerde hier eveneens de 19e rit. We rijden aan het eind van de Tour vaak door de
Jura, net zo vaak komen we in deze regio een vluchtersrit tegen. Ditmaal was het Matej Mohoric die met de zege aan de haal ging, in een millimetersprint klopte hij Kasper Asgreen. Dat was dan weer de rit dat Philipsen en Van der Poel in de aanval gingen, maar ze kwamen nooit meer bij de kop van de koers. Ook in de Tour van 2022 reden we nog eens door Champagnole, op weg naar Lausanne. Zwitserland is dichtbij, maar dit jaar blijven we mooi in Frankrijk. In Lausanne won Wout van Aert een sprintje heuvelop, dat behoorde toen nog tot de mogelijkheden. Champagnole zien we dus regelmatig de laatste jaren, ze noemen het hier ook wel het hart van de
Jura, of zelfs de parel van de Jura. In deze parel komen de renners een aantal rotondes tegen, terwijl de weg zo nu en dan wat smaller wordt. Zodra we Champagnole verlaten wordt de weg weer breed, we rijden eerst over een industrieterrein en voorbij een laatste rotonde komen we ineens op een soort van snelweg terecht in de bossen. Deze licht glooiende weg volgen we een kilometer of vier, daarna slaan we rechtsaf een andere weg in en die weg volgen we een kilometer of 11 tot in Pont-d'Héry. Het is een weg waar je veel over zou kunnen zeggen, maar dat is vrij overbodig. We rijden over een brede weg vooral langs wat weilanden verder, terwijl we af en toe ook in een dorpje passeren. Le Pasquier, bijvoorbeeld. De weg is vrij recht en kent een licht glooiend karakter ook weer. Het loopt overwegend vals plat omhoog, met een paar kleine knikjes omlaag tussendoor. In feite mag je het ook gewoon vlak noemen, daar zou weinig aan gelogen zijn. Voorbij Le Pasquier rijden we dan weer een paar kilometer volstrekt rechtdoor richting Vers-en-Montagne, in dit dorpje liggen dan weer wat vluchtheuvels en we komen in het centrumpje ook wat bochtjes tegen. We rijden daarna verder langs de akkers en de weilanden, met wat bomen tussendoor. Vlak voor we Pont-d'Héry bereiken rijden we onder twee spoorbruggen door en komen we wat bochtjes tegen, maar het is een poepsimpele route. Haha, poep. Vorig jaar waren er de uitlaatgassen, dit jaar zijn er de fecale transplantaties. Het blijft een merkwaardige sport, hè. In de omgeving van Pont-d'Héry gaan we beginnen aan een heuse afdaling richting Salins-les-Bains. De komende zeven kilometer loopt de weg omlaag, hallo zeg! Dat we nog niet eens 300 meter lager uitkomen in dit stuk ga ik dan maar niet melden. We komen onderweg, met wat fantasie, twee scherpere bochten naar links tegen. Voor de rest loop de brede weg vooral rechtdoor, met wat flauwe bochten op de koop toe. Het is een waanzinnig makkelijke afdaling, een afdaling die je eigenlijk amper een afdaling mag noemen. Beneden komen we uit in Bracon, een plaatsje dat net voor Salins-les-Bains ligt. Als we in Bracon rechtsaf zouden slaan moest er stevig geklommen worden. Van Bracon kun je fietsen naar Thésy, iets wat we deden tijdens de afgelopen Dauphiné. Tijdens de vijfde rit kwam dit klimmetje van drie kilometer aan 9% voor. Het was genoeg voor Jonas Vingegaard om het hele peloton overhoop te fietsen. Hij had slechts drie kilometer nodig om iedereen belachelijk te maken. Een maand later is er weinig veranderd. Deze laatste paar zinnen komen uit mijn voorbeschouwing van de 19e rit van de Tour van 2023 richting Poligny, tijdens die rit reden we ook door Champagnole en zouden we via een net wat andere weg uitkomen in Pont-d'Héry om vervolgens op dezelfde manier als nu af te dalen naar Salins-les-Bains. Ik vroeg toen om de Côte de Thésy, maar mijn gebeden werden niet verhoord. Nu, twee jaar later, worden mijn gebeden wel verhoord. We gaan nu in Bracon wél rechtsaf slaan, we gaan nu wel beginnen aan de Côte de Thésy. Schitterend, ik dank de organisatie.
![20230608CDD1060-A.S.O_Billy_Ceusters-scaled.jpg]()
![Salins-les-Bains-5.jpg]()
De vijfde etappe van de Dauphiné van 2023 eindigde in Salins-les-Bains, na een afdaling van de Côte de Thésy. Op die klim maakte Vingegaard de tegenstand belachelijk, waarna hij in de afdaling niet meer in de problemen kwam. Met een voorsprong van een halve minuut op Alain Philippe en de rest van de geklopte favorieten kwam hij aan in Salins-les-Bains, een plaatsje waar we nu officieel net niet passeren. We slaan in Bracon rechtsaf, bij een bocht naar links waren we dwars door het centrum van Salins-les-Bains gereden. Wel een mooi plaatsje overigens, een thermenstadje, een van de mooiste dorpjes van de Jura. Het dorp is vooral vanwege zijn zoutziederij die op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO staat. Door de aanwezigheid van zoutbronnen wordt de omgeving van Salins-les-Bains al bewoond sinds de prehistorie. In latere eeuwen kwam mijn vriend Vauban hier nog eens langs om een van de forten in deze omgeving te herbouwen, ik weet hem na enkele dagen afwezigheid dan toch weer even de voorbeschouwing in te fietsen. De stad was eeuwenlang een centrum van zoutwinning en dankte hier haar rijkdom aan, sinds 1982 staat de zoutziederij van Salins zelfs op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Maar goed, we rijden nu dus helemaal niet door Salins-les-Bains, we tikken hooguit de buitenrand van deze plaats aan. Na de bocht naar rechts beginnen we aan een zware klim, een klim die de laatste jaren regelmatig te zien is in koers. De Dauphiné kwam hier dus langs in 2023 en toen maakte Vingegaard echt gehakt van de tegenstand. Het was een redelijk simpele rit met een paar eenvoudige ritten onderweg en dan deze klim als uitsmijter. Richard Carapaz was enthousiast en begon vol op kop te beuken, maar Richard kan zichzelf nog wel eens overschatten. Hij reed weg, met Vingegaard in het wiel, maar Carapaz blies zijn brommer al snel op. Vingegaard ging er heel snel vandoor en ondanks het feit dat de klim maar een paar kilometer lang is reed hij toch een indrukwekkende voorsprong bijeen. We zouden daarna nog drie dagen in de bergen rond moeten rijden, maar op de Côte de Thésy trok Vingegaard die Dauphiné al naar zich toe. Het was een voorbode op wat later in de Tour zou volgen, in 2023 was Vingegaard haast ongenaakbaar. Misschien kan de toevoeging van de Côte de Thésy hem inspireren om vandaag iets aanvallender te koersen, wellicht kan hij hier van Tadej Pogacar de nieuwe Richard Carapaz maken en hem lossen als een baksteen. In dalende lijn nemen we een terugdraaiende bocht naar rechts, een iets smallere weg in. Na deze bocht beginnen we aan een klim van 3,6 kilometer aan 8,9%. De Côte de Thésy is een klimmetje van de tweede categorie, met vooral een buitengewoon lastig begin. In de eerste twee kilometer van de klim gaat het continu boven de 10% omhoog, met wat stroken aan 11%. Na de bocht naar rechts zal de snelheid niet heel hoog liggen, het is in dat kader wel te begrijpen dat de boel in de Dauphiné volledig ontplofte op deze klim. Als een ploeg er nu werk van maakt kan dat ook zomaar gebeuren, maar dat gaan ze in het peloton natuurlijk niet doen. Wel wordt dit alvast een belangrijke klim voor de vluchters, als er een grotere groep weg is gereden zou ik hier zeker alvast een schifting doorvoeren. Optisch is het niet de mooiste klim, het is vooral een kale klim. We rijden in het begin langs wat huisjes en wat boompjes af, de smalle weg kent hier ook wat steile bochten, maar daarna komen we tussen de bergweides terecht. Alleen maar gras om ons heen, terwijl het steil omhoog blijft gaan. Na twee loodzware kilometers vlakt de klim iets af, in de derde kilometer gaat het gemiddeld aan 7% omhoog. We rijden richting de top een bos in en hier gaat het in de laatste halve kilometer dan weer vals plat omhoog. Na 121,6 kilometer komen we voor het eerst in de Tourgeschiedenis boven op deze Côte de Thésy, een prima ontdekking. Hier kan de rit zomaar beslist worden, ook al is het nog een kleine 63 kilometer fietsen tot de finish na deze klim. De Côte de Thésy hebben we de afgelopen jaren ook zien verschijnen in de Tour du
Jura, zo'n Franse 1.1-koers die onderdeel uitmaakt van een heel blok 1.1-koersen in verschillende heuvelzones in het oosten van het land. Tijdens de Tour du
Jura rijden de renners altijd over deze berg heen op weg naar Mont Poupet, een klim die begint in Salins-les-Bains en een klim die ook wel eens ontdekt mag worden door de Tour de France. Ideaal in combinatie met deze Thésy, levert gegarandeerd koers op.
![cote-de-thesy-salins-les-bains.png]()
![jonas-vingegaard-a-laisse-faire-richard-carapaz-avant-de-s-envoler-photo-a-s-o-billy-ceusters-1686238520.jpg]()
Voorbij de top van de Côte de Thésy rijden de renners drie kilometer verder over een plateau, het is na de klim een tijdje zo goed als vlak. Een heerlijke strook voor een Tim Wellens om na de klim nog eens door te trekken en daarna richting de finish te soleren, al hopen we vandaag natuurlijk op een spannender scenario. Door de bossen rijden we naar het dorpje Thésy, de naamgever van de klim. Een klein boerendorpje, de renners slingeren via een paar bochten door het centrum heen en rijden daarna langs de weilanden af op een glooiende manier verder naar Abergement-lès-Thésy. Het is zo goed als vlak, maar we komen toch ook een paar korte knikjes omhoog tegen, dat maakt het terrein nog geschikter om hier je aanval te plaatsen als er na de Côte de Thésy nog wat in de benen zit. Door de volledige leegte hier blijf je wel lang in het zicht, da's dan weer een nadeel. Als we Abergement-lès-Thésy betreden pakken we in het dorpje een paar bochtjes in dalende lijn mee, buiten het dorp gaat de korte afdaling van de Côte de Thésy pas echt beginnen. We hoeven maar twee kilometer te dalen, deze kant van de klim maakt minder indruk. We komen wel wat bochtjes tegen, maar ik zie weinig problemen hier. Het terrein is open, dus alles kondigt zich mooi op tijd aan. De weg is ook best oké, dus dit afdalinkje mag weinig brokken veroorzaken. Beneden slaan de renners rechtsaf, ze bereiken een veel bredere weg en die weg volgen ze zes kilometer tot in Villeneuve-d'Amont. De brede en rechte weg is eerst een kilometer vlak, daarna loopt de weg in een bos twee kilometer vals plat omhoog. Na een kort stukje vals plat omlaag volledig rechtdoor is het nog even een tijdje vlak tot in Villeneuve-d'Amont. We bereiken dit plaatsje, waar ze het vooral van de veeteelt moeten hebben, na 132 kilometer. In het dorp volgt er een bocht naar links, we duiken een smallere weg in en die weg volgen we een kilometer of zes. We hebben inmiddels het departement
Jura verlaten, we rijden nu de rest van de rit verder door het departement Doubs. In de Doubs rijden we eerst een kilometer aan 3% omhoog, daarna betreden we voorbij vele weilanden maar weer eens een bos. In dit bos loopt de weg een paar meter omlaag, maar daarna is het eigenlijk een kilometer of twee zo goed als vlak tot in het dorpje Gevresin. Op een bochtige manier rijden we door het dorpje Gevresin, een dorpje met een buitengewoon opmerkelijke kerk. Opmerkelijk is ook dat de weg in het dorp omhoog begint te lopen, we beginnen nu aan een klimmetje van bijna vier kilometer aan net iets meer dan 3% gemiddeld. Er zitten wel een paar wat steilere stroken tussen, het gemiddeld zakt wat door een paar kleine knikjes omlaag tussendoor. Dit ongecategoriseerde hobbeltje kan dan ook zomaar de plek zijn waar de rit in de plooi valt, het kan het terrein zijn om op de macht weg te knallen bij je vluchtgenoten. Vlak voor de top van de klim slaan we linksaf een brede weg in, de weg loopt nog een kilometer aan 4% omhoog en na een wat vlakkere halve kilometer beginnen we vervolgens aan een afdaling van vier kilometer. De weg omlaag is breed en voert voornamelijk door een bos, maar we komen tijdens deze afdaling ook door het dorpje Déservillers gevlogen. Het is in het begin een makkelijke afdaling, vooral rechtdoor over een brede weg zonder veel fratsen, maar in Déservillers komen we allerlei toestanden tegen. Drempeltjes, haarspeldbochten, het wordt zowaar even opletten geblazen. Zal uiteindelijk ook wel meevallen, maar ik probeer er ook maar iets van te maken. Déservillers heeft ook een opvallende kerk, blijkbaar een dingetje van deze regio. Net buiten het dorp slaan we na een bocht naar links ineens rechtsaf een andere weg in, opletten voor de vluchtheuvel hier. Na deze bocht zijn we beneden, we rijden nu drie kilometer volledig rechtdoor langs velden vol gras op een zo goed als vlakke manier. Lichte glooiingen, maar de weg naar het dorpje Bolandoz toe is toch vooral heel recht en heel vlak. Het terrein heel open, maar het lijkt opnieuw niet echt te gaan waaien. Een beetje zijwind hier, maarja, niet genoeg om plotseling uit te kunnen pakken met waaiergeweld. Wel is het zo dat we over een paar kilometer een andere richting op gaan rijden, vanaf dat moment hebben de renners tot de finish wind in de rug. Een wat vroegere aanval is in die zin zeker aan te raden.
![Gevresin_-_img_42619.jpg]()
![1200px-Gevresin%2C_%C3%A9glise_-_img_42620.jpg]()
Na 146 kilometer, op 38 kilometer van het eind, bereiken we Bolandoz. In het centrumpje van dit plaatsje slaan we bij het enige bezienswaardige gebouw van het dorp rechtsaf, daarna rijden we langs wat boerderijtjes af en verlaten we Bolandoz in de richting van Reugney. Over een vrij brede weg rijden we vooral door de bossen heen naar dit plaatsje, de weg loopt gemiddeld gezien een kilometer of drie aan 2% omhoog. Heeft allemaal weinig betekenis, maar er komt wel bijna weer een echte klim aan. We rijden dwars door Reugney heen en springen over wat drempels heen, daarna volgen we buiten het dorp zes kilometer lang dezelfde weg in de richting van Longeville. Het is een brede en licht glooiende weg, die vooral langs een eindeloze hoeveelheid weilanden zal voeren. De renners komen wat korte knikjes omhoog en omlaag tegen, maar ik denk dat ze dit zelf toch al snel zouden omschrijven als volledig vlak. Zonder veel bijzonderheden tuffen we verder richting Longeville. Aan de rechterkant van de weg zien we in de verte steeds een heuvelzone liggen, als we na 157 kilometer Longeville bereiken gaan we die heuvelzone eens van wat dichterbij bekijken. In de aanloop naar Longeville gaat het eventjes een halve kilometer merkbaar omlaag, met in die halve kilometer een lang doordraaiende bocht naar rechts, eentje waar wel nog enige stuurvaardigheid voor nodig is. Daarna draaien we na een linkse bocht Longeville binnen en in het dorp loopt de weg meteen omhoog. Volgens de organisatie gaan we zo beginnen aan een klim van 2,5 kilometer, maar stiekem is de klim net iets langer. Meteen in Longeville moet er al geklommen worden, we komen eerder aan een klim van 3,5 kilometer. In het dorp gaat het in de eerste kilometer aan 4% omhoog, dat telt toch gewoon mee. We slaan voorbij het centrum rechtsaf een smallig weggetje in en dit weggetje voert ons naar de heuvel die we al een tijd zagen liggen. We duiken het bos in en in het bos gaat het nog eens 2,5 kilometer aan 5,5% omhoog naar de top van de Côte de Longeville. In totaal klimmen we 3,5 kilometer aan 5,5%, wat nog steeds niet zo spannend klinkt, maar dit klimmetje is toch nog net iets lastiger dan je zou denken. De bosweg kent meerdere haarspeldbochten, in een aantal van die haarspeldbochten gaat het ook wat steiler omhoog. We komen wat stroken aan zes en zeven procent tegen, richting het eind van de rit en richting het eind van de Tour gaan die stroken pijn doen. Ideaal terrein om de beslissende slag te slaan, voor zover er nu niet al heel lang iemand vertrokken is. Een stuk of vier haarspeldbochten in dit donkere bos, in de zones tussen de haarspeldbochten in vlakt de klim soms wat af, waarna we dan weer wat steviger moeten klimmen zodra de bochten in beeld verschijnen. Een mooi klimmetje, vooral voor de vluchters. Het peloton zal er niet veel mee doen, daarvoor is het zeker niet lastig genoeg. Na 160 kilometer, op 24 kilometer van de finish, komen we boven op de Côte de Longeville. Een klimmetje van de vierde categorie, waar we op de top de fanclub van Romain Grégoire mogen verwachten. Grégoire is afkomstig uit de Doubs, uit Besançon om precies te zijn. Dat is een kilometer of 50 van hier, naar Franse maatstaven ben je dan de
régional de l'etape, al deelt hij vandaag die eer dus met Berthet. Het is ook wel echt een rit voor Grégoire, ik verwacht hem wel in de kopgroep. In een lokaal krantenartikel staat dat er zelfs een speciale Romain Gregoire-bocht gaat komen. Er staan ook allerlei fantastische foto's in dat artikel, die ik sowieso met jullie ga delen.
![cote-de-longeville.png?v=1751627774]()
![WhatsApp-Image-2025-07-16-at-01.49.27-e1753264384227.jpeg]()
![WhatsApp-Image-2025-07-16-at-01.46.30.jpeg]()
![WhatsApp-Image-2025-07-16-at-01.43.11.jpeg]()