Etappe 4: Amiens Métropole - Rouen, 174,2 kmZo, dat was me even op alle mogelijke manieren een kutrit, zeg. We hadden vooraf al verwacht dat het een regelrechte blamage zou worden en we werden niet teleurgesteld. Direct vanuit het vertrek werd de vrees bevestigd, niemand had überhaupt zin om in de aanval te gaan. Rickaert en Mohoric gingen even voor de lol in de aanval en daarna deed ook Wellens even alsof, maar nee, niemand wilde in de vlucht. Dit zou hoe dan ook een dag voor de vluchters worden en het was ook nog eens de hele dag tegenwind, nee, zonde van je energie. Misschien is het ook zonde van mijn energie om me er nog over op te winden, maar dat we tijdens deze abominatie van een etappe ook nog even het Bos van Wallers in beeld gebracht zagen worden voelde wel als een dolksteek in de ziel van de sport. Ze weten wat ze hebben laten liggen, hopelijk herhalen ze deze fout niet. Gezien de windrichting hadden we echt een epische waaierrit gekregen als we de start- en finishplaats hadden omgewisseld. Gezien het uiteindelijke verloop van de rit hoeven we ook niet meer het argument aan te dragen dat kasseien gevaarlijk zijn, nee, dit was pas gevaarlijk. Het werd echt een kutrit, nog veel kutter dan gedacht. Geen kopgroep, geen kasseien, geen waaiers, niets. Ze weten van vorig jaar dat dit soort etappes heel erg kut zijn, ze weten gewoon dat zo'n rit gaat resulteren in een optocht. Het is het begin van de Tour, iedereen weet dat zo'n rit gecontroleerd gaat worden en daarom heeft niemand zin om energie te verspillen in de vlucht. Vorig jaar hadden we heel veel van dit soort ritten en ze waren allemaal even onkijkbaar, daarom werden de sprinters dit jaar afgestraft met een hoop heuvelritten. Die boodschap is alleen niet helemaal aangekomen, want die ene vlakke rit die men dan tussen de heuvelritten door heeft opgenomen levert precies hetzelfde koersgedrag op als vorig jaar. Ik zeg: volgend jaar helemaal geen vlakke ritten meer. Een vlakke rit in de eerste week, ook nog eens met tegenwind, zal altijd dit scenario opleveren. Dus hadden we kasseien moeten toevoegen, dan was het ineens een topdag geweest. Een blunder van de organisatie, vooral omdat iedereen dit had zien aankomen. Ze zijn bang voor valpartijen en bang dat favorieten tijd verliezen, maar met dit soort etappes moet je bang zijn dat niemand meer naar je koers wil kijken. We stierven met z'n allen van verveling voor de tv, dat is toch geen reclame voor de sport?
Over geen reclame voor de sport gesproken, het ergste moest nog komen. Tergend langzaam, nog niet eens aan 40 in het uur, reden we heel langzaam door het noorden van Frankrijk. Niemand had enige energie hoeven te verspillen en daarom kregen we een buitengewoon energie tussensprint. Iedereen zat nog op 100% en dus was iedereen ook mee aan het sprinten. Het leverde een gekwak van jewelste op, waarbij Philipsen eerst nog goed wegkwam. Maar bij de tweede kwakpartij ging het mis. Bryan Coquard reed tegen Laurenz Rex aan, schoot uit zijn pedaal en torpedeerde daardoor Philipsen van de fiets. Die had geen tijd om te reageren en viel vol op de grond, zijn Tour zat er meteen op. Van de hemel naar de hel, zo snel kan het in het wielrennen gaan. Twee dagen geleden de openingsrit gewonnen en de gele trui gepakt, twee dagen later lig je op het asfalt en kan er een streep door je naam. Alles ging perfect voor Alpecin-Deceuninck, maar door zo'n lullige tussensprint in een mensonterende floprit staat je Tour ineens op z'n kop. Twee ritten achter elkaar gewonnen, drijvend op een roze wolk, en dan ineens terug naar de realiteit. Wielrennen is keihard. Maakt het een mooie sport, maar dit soort dingen zijn nooit mooi. Een gebroken sleutelbeen en op z'n minst één gebroken rib is het verdict, niet gek als je die smak op het asfalt zag. Wel m'n bedenkingen bij Rickaert die daarna heel boos werd op Coquard omdat Coquard vaker risico's neemt bij dit soort tussensprints, het is toch wat lastig om dat soort dingen hardop te zeggen als we jou ook regelmatig gevaarlijke fratsen uit zien halen in de sprints, Ricky. Of het de schuld van Coquard was valt ook nog over de discussiëren, hij deed het niet heel handig maar bewust zal het ook niet zijn geweest. Hoe dan ook wel weer mooi ironisch natuurlijk, de kasseien overslaan want gevaarlijk en nu ben je bij een dom tussensprintje een van de beste sprinters en een van de grootste kanshebbers op de groene trui kwijt. Goed, het is geen klassementsrenner, maar ik kan me niet voorstellen dat ze hier bij ASO heel blij mee zijn. Zoals wij niet blij zijn met de ASO, wát een schofterig schandalige kutrit was dit.
Na de vreselijk nerveuze tussensprint werd alles weer rustig, uiteraard. We gingen weer wandelen, wat ergens natuurlijk heel dom is. Je kunt tijdens zo'n rit als ploeg nog beter tempo gaan rijden, dan worden de renners achter je misschien nog enigszins moe. Met een vol peloton naar zo'n sprint rijden is gekkenwerk, in zo'n rit moeten er altijd een paar punten zitten om de boel wat uit te dunnen. En nee, dat is niet Mont Cassel. Of nouja, het had gekund, maar dan had je een steilere kant moeten opzoeken. Nu gingen we heel geleidelijk omhoog naar Cassel, waardoor de gemiddelde FOK!ker de boel nog had kunnen volgen. Het ene bergpuntje in Cassel ging naar Tim Wellens, die even daarvoor in z'n eentje in de aanval was gegaan. Hij kon op die manier de bergtrui veroveren en dat scheelt Pogacar dan weer allerlei plichtplegingen. Niet iedere dag naar de podiumceremonie, met de energie die hij daardoor weet te besparen kan hij zijn voorsprong op Vingegaard die waarschijnlijk toch al zal uitkomen op een minuut of 10 uitbreiden naar 11. Fantastisch. Wellens liet zich na de klim weer inrekenen en toen gebeurde er nog steeds niets. Zelfs op een kilometer of 15 van het eind gebeurde er niets, nada, noppes. En dat is juist zo gevaarlijk, juist als iedereen rustig heeft gereden en nog vol energie zit krijg je zo'n gevaarlijke sprint. Iedereen is erbij, iedereen is gemotiveerd, iedereen is fris, iedereen denkt dat er wat te halen valt, iedereen heeft zin om te beuken, en daardoor eindig je dan massaal op de grond. Pas in de laatste 10 kilometer werd het tempo serieus opgekrikt en toen werd het meteen gevaarlijk in het peloton. Iedereen wilde naar voren, echt iedereen. Maar dat gaat niet. Helpt overigens ook niet mee dat er op een rechte weg van tien kilometer ineens een kunstmatige wegversmalling wordt aangebracht, die wegversmalling werd Jordi Meeus fataal. Het volgende momentje voor de samenvatting: een valpartij. Degenen die niet vielen reden verder naar de finish, in de laatste vijf kilometer bleef het ontzettend nerveus. Het was weer een wasmachine die op volle toeren aan het draaien was, vooral met die tegenwind was het lastig om de boel te controleren, laat staan de boel op een lint te trekken. De slotkilometer bevatte enkele flauwe bochten, ook al zo'n geweldige keuze. Ligt het aan het parcours of aan de renners? In dit geval beide. De renners zijn niet goed snik, maar deze aankomst met die bochten was ook echt idioot. In zo'n bocht krijg je dat renners over gaan steken van de ene naar de andere kant, dat is altijd gevaarlijk. Daardoor kregen we ook nog te maken met een extra valpartij, in de laatste bocht gingen Ballerini, Jeanniere, Coquard en Lie onderuit. Een erg lelijke val, toch wel dankzij het parcours. Ze vallen ook vaak zat op rechte wegen, zo is het ook wel weer, maar deze schrijf ik toch echt toe aan het parcours. Door de floprit een fris peloton en dan onnodige bochten aan het eind, ja, dan kun je wachten op de ellende. Van degenen die op hun fiets bleven zitten had Milan de zaken het beste voor elkaar, de sprint werd door zijn ploeg goed aangetrokken. Milan lag op schema om zijn eerste rit in de Tour te winnen, maar dat was buiten Tim Merlier gerekend. Merlier moest bijna alles zelf doen, maar hij is momenteel zo goed dat hij dat kan. Hij sprintte nog naar Milan toe en drukte zijn fiets net wat eerder over de streep, een toch behoorlijk straffe sprint. Het boeit me alleen niet echt, het is toch vooral de nare smaak van de valpartijen die blijft hangen. Volledig onnodig, er waren zoveel andere opties. De vraagt die resteert is: is dit het beeld dat je van je sport wil geven? Vijf uur lang groeiend gras en dan een paar vreselijke valpartijen. Geen reclame voor de sport, het was doodsaai en tegelijkertijd levensgevaarlijk. De allerslechtste combinatie denkbaar. Hopelijk volgend jaar geen enkele sprint meer, of alleen een sprint in een rit die verder nog wel een beetje uitdagend is. Wel nog geestig: Merlier pakte zijn tweede rit in de Tour, een dag nadat Van der Poel zijn tweede rit in de Tour pakte. Vier jaar geleden wonnen ze allebei hun eerste rit, toen ook Van der Poel tijdens de tweede rit en Merlier tijdens de derde. Ik weet niet wat jullie verder aan deze kennis hebben, dus gaan we maar snel door met de volgende rit. De derde rit was een catastrofale blunder van Gouvenou, tijdens de vierde rit probeert hij het goed te maken. Weer een heuvelrit, dit keer eentje met meer klimmetjes in de finale. We beginnen makkelijk en we eindigen heel moeilijk, dit gaat 100% een leukere rit worden dan rit drie. De tv mag weer aan, het liefst de hele dag lang.
![15d73]()
![e1deb]()
Na een lekkere verplaatsing van 200 kilometer gaat de vierde rit van de Tour van start in Amiens, een stad met 134.000 inwoners in het departement van de Somme. Amiens is de hoofdstad van dit departement, het is een stad met een rijke geschiedenis. Een rijke Tourgeschiedenis ook, het wordt de 14e keer dat de Tourkaravaan hier passeert. In het verleden hebben grote namen gewonnen in Amiens, zoals Mario Cipollini, Marino Basso en Rudi Altig. Ook Johan Bruyneel won ooit in Amiens, tegenwoordig het meest bekend dankzij zijn boze tweetjes richting dikke youtubers. Verder is Amiens een stad die mensen die André heten gunstig gezind is. In 1932 won André Leducq in de straten van Amiens, in 1964 André Darrigade en bij een van de laatste aankomsten in Amiens, in 2015, ging de zege naar André Greipel. Drie jaar later keerden we nog eens terug naar Amiens, toen zou er op de Franse nationale feestdag een zo goed als vlakke rit eindigden in de straten van deze stad. Dat maakte de kans op Frans succes nogal klein, het werd uiteindelijk eerder een Nederlandse feestdag. De achtste etappe van die Tour werd gewonnen door Dylan Groenewegen, voor Peter Sagan en John Degenkolb. Sindsdien zijn we niet meer in Amiens geweest, althans niet in de Tour. De Vierdaagse van Duinkerke is hier in de tussentijd wel nog een keer gepasseerd, dit jaar zelfs. Een maand of twee geleden klopte Axel Zingle Tobias Lund Andresen en Stian Fredheim in deze stad. Amiens is een universiteitsstad, met 33.000 studenten wordt de stad aardig gedomineerd door die bevolkingsgroep. Het is ook een industriestad, waar ze het van oudsher vooral van de textielindustrie moesten hebben. Dat we een paar jaar geleden op 14 juli passeerden in Amiens kon te maken hebben gehad met het feit dat één bepaald persoon in deze stad geboren is. Amiens is de stad van niemand minder dan Emmanuel Macron, toen al de president van Frankrijk en nu nog steeds. Hij groeide hier ook op, al werd hij na een tijd wel door zijn ouders naar Parijs gestuurd. Dat is voor hem persoonlijk heel goed geweest, of de rest van Frankrijk er ook blij mee is, daar valt nog wat op af te dingen. Nog altijd aan de macht, maar wel dankzij de nodige kunstgrepen en met wat protesten van gele hesjes tussendoor. Een andere bekende Fransoos die te linken valt aan Amiens is de schrijvers Jules Verne, die leefde hier jarenlang. Met Pierre Choderlos de Laclos hebben ze hier ook nog een andere bekende schrijver uit ver vervlogen tijden afgeleverd. Amiens heeft ook wat bekende sporters voortgebracht. Vooral een aantal wielrenners. Franck Perque bijvoorbeeld, een baanwielrenner die ooit nog wereldkampioen puntenkoers werd. Iets bekender is Philippe Gaumont, de boezemvriend van Frank Vandenbroucke. Eigenlijk de persoon die min of meer verantwoordelijk wordt gehouden voor het mislukken van de carrière en het leven van VDB. Gaumont leefde totaal niet voor zijn sport, gooide alles naar binnen wat hij tegenkwam en die losbandigheid sloeg over op Vandenbroucke. Beide jongens kregen het daarom niet voor elkaar om iets van hun carrière te maken. Gaumont won nog wel ooit Gent-Wevelgem, maar zijn palmares had groter kunnen zijn. Na zijn carrière runde hij nog een tijd een café in Amiens, dat klinkt wel logisch eigenlijk. In 2013 betaalde hij waarschijnlijk de tol voor zijn levensstijl. Een hartaanval werd hem op 40-jarige leeftijd fataal. Met Clément Chevrier komt er ook nog een andere oud-prof uit Amiens, hij reed namens AG2R en het illustere IAM vrij weinig resultaten bij elkaar. Amiens is ook de stad van de onsterfelijke Robert Marchand, een man die uiteindelijk toch sterfelijk bleek te zijn. Een unieke man, die op 78-jarige begon leeftijd met fietsen en sindsdien fietste hij in iedere leeftijdscategorie records uit de boeken. Op 105-jarige leeftijd reed hij een nieuw werelduurrecord, in de categorie 105+. Deze krasse knar kreeg het voor elkaar om in een uur 22,457 kilometer af te leggen. De beste man, drie turven hoog, is uiteindelijk in 2021 op 109-jarige leeftijd overleden, hij was toen net een jaar of drie met pensioen. Amiens heeft ook een lokale voetbalclub die regelmatig te vinden is geweest in Ligue 1, Amiens SC. Maar goed, als je Amiens bezoekt dan kom je toch eerder voor de lokale bezienswaardigheden. Het hoogtepunt van de stad wordt gevormd door de kathedraal, een van de belangrijkste van Frankrijk. De lokale Notre-Dame is sinds 1981 opgenomen in de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Het is de grootste gotische kathedraal van Europa. Een ander hoogtepunt in Amiens is het circus Cirque Jules Verne, een van de zeven stenen circussen die Frankrijk bezit! Ik verzoek om dit gebouw voor de gelegenheid om te dopen tot Cirque Nils Politt. In het huis waar Jules Verne ooit woonde zit tegenwoordig een museum, uiteraard. De vader van de sciencefiction, zo noemen ze deze schrijver die in 1905 in de stad overleed ook wel. Reis om de wereld in 80 dagen, en meer boeken in dat genre. Het Musée de Picardie zou ook de moeite moeten zijn, een kicken kunstmuseum met ook archeologische vondsten, in een statig pand. Ook in Amiens vinden we een flink belfort, terwijl er met de Tour Perret ook een modernere toren te vinden is waar we dan weer iets minder gelukkig van worden.
![Bhushavali_Travelogue_Amiens_Notre_Dame_Cathedral_UNESCO%20(20).JPG]()
![amiens-la-venise-du-nord-scaled.jpg]()
Amiens ligt aan de Somme, maar in en rond Amiens vinden we ook de nodige kanalen, met in de buurt van die kanalen een heel moerasgebied dat ook de moeite waard is. De Hortillonnages, noemen ze dat. Het gebied bestaat uit talloze kleine volkstuinen, die van elkaar gescheiden zijn door middel van evenzo talloze smalle kanalen. De meeste van deze volkstuinen zijn slechts toegankelijk per boot. Er zit ook een ecomuseum bij voor de liefhebbers, het Musée des Hortillonnages. De rit gaat van start op de Rue de la République, langs de prachtige gevel van het Musée de Picardie. We rijden vervolgens een rondje door het centrum van de stad, waarna we uitkomen langs Somme, waar de straatjes prachtig zijn. Uiteraard passeren we ook langs de kathedraal, dat mag niet ontbreken. De citymarketing staat weer op punt, we passeren ook nog langs de lokale rechtbank die gevestigd is in een indrukwekkend pand. Na een tamelijk lange neutralisatie gaan we buiten de stad van start, maar niet voordat we ook nog eens langs het huis van Jules Verne zijn gereden. Op een mooie en brede weg in de bossen in de buurt van Salouël gaat Prudhomme met zijn vlag zwaaien en dan zijn we vertrokken voor een makkelijke start. Deze rit wordt in de finale buitengewoon lastig, maar het eerste deel van de rit stelt niets voor. In de eerste kilometer van de rit rijden we meteen langs het dorpje Vers-sur-Selles af, een dorpje waar met Jean-Claude Lefebvre een oud-prof woonde. Reed liefst zes keer de Tour tussen 1959 en 1966, indrukwekkend. Het begin van de rit is minder indrukwekkend, we verlaten snel de bossen en dan rijden we ook tijdens deze rit weer langs heel wat weilanden en akkers af. Het wonderbaarlijke is dat deze start juist heel goed uit kan pakken, het heeft er namelijk alle schijn van dat de wind in de eerste kilometers schuin in de rug zal staan. We rijden rechtdoor naar het zuiden en de wind komt uit het noordwesten, ideaal. Het is wel de vraag of het hard genoeg gaat waaien, maar het zou zomaar kunnen dat we direct vanuit het vertrek met waaiers te maken krijgen. Vanuit het vertrek de boel op de kant, een mens mag dromen. Na zes kilometer rijden we door het kleine dorpje Nampty, dit is de eerste plek waar er enige beschutting is. In de eerste kilometers gaat het continu rechtdoor langs de velden, in de komende tien kilometer tot aan Monsures komen we geen enkele beschutting tegen. Ik hoop dat het nog nét een tikje harder gaat waaien dan er nu wordt verwacht, dan krijgen we een buitengewoon spectaculair begin van de rit. Het terrein is licht glooiend, maar het is vooral heel vlak en heel recht in een omgeving met alleen maar landbouwactiviteiten. Met wat wind kan wat normaal een flopbegin zou zijn ineens het beste begin ooit worden, tijd om een winddans te doen. We verlaten even verderop de Somme en rijden de Oise binnen, waar al snel een passage in Croisy-sur-Celle volgt. In het centrum van dit dorpje zitten we dan eindelijk eens beschut, terwijl we ook eindelijk wat bochten tegenkomen. Buiten het dorp blijft de beschutting, we rijden een tijdje over een soort holleweg verder. Daar kan alles weer tot rust komen, na een eventueel nerveuze start. Enkele kilometers later komen we langs Fontaine-Bonneleau, we fietsen nu continu langs de bomen over een brede weg die een klein beetje slingert. We volgen steeds dezelfde weg, veel navigatiekunsten heb je hier niet nodig. Van Fontaine-Bonneleau rijden we via Catheux verder naar Crèvec½ur-le-Grand. In de dorpjes komen we een paar bochtjes en wat drempels tegen, maar verder botsen we op weinig obstakels. Buiten de dorpen in is de weg heerlijk breed. Een weg die wat lopende bochten kent, maar je mag stellen dat we voorlopig toch eigenlijk zo goed als rechtdoor rijden. Tussen Catheux en Crèvec½ur-le-Grand is het terrein wat meer open, al zijn de bomen ook nooit ver weg. Het begint wel iets glooiender te worden, in aanloop naar Crèvec½ur-le-Grand pakken we de eerste echte hoogtemeters van deze rit mee. Het is best een mooi gebied hier, al mag je je koerstechnisch gezien serieus afvragen of hier iets gaat gebeuren. Na 31 kilometer komen we uit in Crèvec½ur-le-Grand, een verder vrij nietszeggend plaatsje dat toch de show steelt wegens een kasteeltje in het midden van het centrum. We slingeren dwars door dit dorp heen en treffen bij die slingertocht ook een paar mooie vakwerkhuisjes aan, maar dat kasteel, met direct ernaast het gemeentehuis, is het pronkstuk.
![Photo%2002%20ville%20de%20crevecoeur%20le%20grand%20portail%20citoyen%20(1).jpg]()
In het centrum van Crèvec½ur-le-Grand slaan we rechtsaf bij een rotonde, we laten daarna dit plaatsje rap weer achter ons. Na een spaarzame rotonde bevinden we ons plotseling weer tussen de akkers in, we rijden nu tien kilometer zo goed als rechtdoor richting Marseille-en-Beauvaisis. Over een brede en licht glooiende weg fietsen we vooral door open gebied, maar de wind staat in dit stuk waarschijnlijk schuin op kop. Als we bijna Marseille-en-Beauvaisis bereiken komen we weer tussen de bomen terecht, over een enorm brede weg dalen we via wat bochtjes kort af naar dit dorpje, waarna er in het dorp zelf nog een paar bochten volgen. Buiten Marseilles volgt er een kort klimmetje over een brede weg, we gaan tijdens deze rit nog heel wat klimmetjes zien maar we beginnen met de meest geleidelijke hellingen. We komen boven op een plateau, waar we aan alle kanten weer omgeven zijn door akkers. Over de Route de Picardie gaat het ettelijke kilometers volledig rechtdoor verder, kilometers waarin we helemaal niets gaan tegenkomen. De wind zou hier eventueel geestig kunnen gaan doen, maar ik vraag me af of het hard genoeg gaat waaien en de wind staat hier toch ook vooral schuin tegen. Maar toch, met net iets andere omstandigheden is dit een ideale waaierweg, zeker zo op een leeg plateau. Na een kilometer of zes quasi rechtdoor over dit plateau gereden te hebben slaan we ineens rechtsaf een ander weggetje in, een weg met wat slechter asfalt. Deze weg loopt een kilometer of twee omlaag richting Songeons, een plaats die we na 50 kilometer gaan bereiken. Op het wat mindere asfalt na verder totaal geen lastige afdaling, we komen eigenlijk alleen maar één wat stevigere bocht naar links tegen. Vrij snel na die bocht slaan we ineens rechtsaf een smalle weg in, een weg die ons naar Gerberoy gaat brengen. Deze smalle weg loopt anderhalve kilometer aan 4,5% omhoog, het is het eerste klimmetje van de dag dat ik de moeite van het melden echt waard vind. Al stelt het natuurlijk alsnog niets voor, maar iedere hoogtemeter is in aanloop naar de finale alvast mooi meegenomen. De benen alvast enigszins vermoeien, om meer kans te maken op een spectaculaire finale. Al hadden ze vandaag nog veel meer klimmetjes kunnen opzoeken, maar dat zal gaandeweg wel blijken. Na 52 kilometer bereiken we de top van dit ongecategoriseerde klimmetje in het buitengewoon pittoreske Gerberoy, je snapt dat ze hier even een omweg hebben genomen om deze gemeenschap te tonen aan de wereld. In Songeons, aan de voet van de klim, beschikken ze over een mooie markthal, maar hier in Gerberoy beschikken ze over talloze vakwerkhuisjes, een oude molen, een oude poort en dan ook nog een oude boerderij in de vorm van een kasteel. In het dorpje wonen amper 100 mensen, maar het is toch een van de mooiste dorpjes van Frankrijk. Althans, het staat op de lijst van Les Plus Beaux Villages de France, en daar kunnen we op zich wel begrip voor opbrengen. Het dorp is verder vooral bekend vanwege de rozen die er geteeld worden, iedereen heeft een rozenstruik voor zijn deur en daardoor zou er in de zomer ook nog eens een bedwelmende geur in het dorp moeten hangen. We rijden langs alle fraaie vakwerkhuisjes af, iets dat we tijdens de Tour van 2018 ook deden. Toen waren we op weg naar Amiens, waar de rit vandaag van start is gegaan. We rijden nu praktisch in tegengestelde richting tijdens het eerste deel van deze rit, de passage in Gerberoy beviel blijkbaar nogal in 2018, dus zoeken we het toeristische dorpje nog maar eens op. Een of andere schilder schijnt hier ook ooit gewoond te hebben, er is hier een museum te vinden met zijn werk en zijn tuinen zijn te bezichtigen. Henri Le Sidaner, wie kent hem niet.
![gerberoy-lachapelle-sous-gerberoy.png?v=1731098055]()
![Hoofdstraat-Gerberoy.jpg]()
![la-maison-bleu-gerberoy-03-copie.jpg?w=1300&h=896]()
De lokale kerk is naar het schijnt ook de moeite waard, terwijl het blauwe huis de absolute eyecatcher is. Om het blauwe huis te zien moeten de renners wel goed kijken, het staat wat verder van de doorgaande weg af. Al zijn er alsnog genoeg mooie vakwerkhuisjes te zien langs die doorgaande weg. Na het klimmetje dalen we heel kort af over een wat smallere weg, maar eigenlijk komen we in dit stuk geen enkele bocht tegen. Even verderop gaat het naar rechts en dan rijden we weer een tijd over een brede weg verder. We laten het fraaie Gerberoy achter ons en we gaan koers zetten richting Normandië. We gaan dik 10 kilometer over dezelfde, brede weg rijden. Een weg met af en toe een flauwe bocht, maar in principe rijden we toch weer vooral rechtdoor, de eerste drie kilometer vals plat omhoog. Nadien gaat het een aantal kilometer vals plat omlaag, we denderen dan in volle vaart Gournay-en-Bray binnen, waar we beneden meteen op een tweetal rotondes botsen. Het terrein is hier overigens weer enorm open, je begint je onderhand af te vragen of er nog een stukje Frankrijk over is dat niet continu wordt omgeploegd. Wel een brede en goede weg, dus makkelijk fietsen. Tenzij de wind mee gaat doen, maar het zal nu wel rustig blijven. Na 64 kilometer komen we uit in Gournay-en-Bray, een stad die tijdens de Tweede Wereldoorlog plat werd gebombardeerd. Desondanks zijn er nog wel wat aardige gebouwen over, waaronder de lokale kapittelkerk. We bevinden ons nu dus in Normandië, waar de nodige bedrijvigheid is te vinden. Naast Gournay-en-Bray ligt Ferrières-en-Bray, hier komen we een grote fabriek van Danone tegen. Ergens in deze omgeving ligt ook het kasteel van Hannaches, de helikopter mag weer aan de bak. Gournay-en-Bray is een stad die wat geld opzij heeft gelegd voor de Tour, dat kunnen we merken aan het feit dat er na de passage op het lokale industrieterrein ook nog een tocht dwars door het centrum volgt. Dat doen ze alleen als je de portemonnee trekt. In het centrum komen we wat smallere straatjes en zelfs een paar verdwaalde kasseien tegen, maar dan komen we later op het lokale marktplein wel een van de weinige overgebleven hoogtepunten tegen, de Kursaal. Een bioscoop gevestigd in een oude boterfabriek, mooie gevel wel. Daarna rijden we nog langs de restanten van een oude stadspoort, dit was ooit een verstevigd plekje. Nu is het wat meer vergane glorie.
![Gournay-en-Bray_%2876%29%2C_porte_de_Paris%2C_place_de_la_Lib%C3%A9ration_1.jpg]()
Voorbij de restanten van de oude stadspoort volgt er een flauwe bocht naar rechts, waarna we op een weg terecht gaan komen die we toch al snel een kilometer of 30 gaan volgen. Een brede weg en over het algemeen ook een rechte weg, maar geen weg die continu vlak gaat zijn. Enkele kilometers buiten Gournay-en-Bray rijden we door het gehucht Ernemont-la-Villette, hier komt met Marc Huiart een voormalig coureur vandaan. Hij reed in 1961 en 1962 de Tour, waarna hij later in dat jaar tijdens de GP Fourmies aangereden zou worden door iemand in een auto. Dat overleefde hij niet, waardoor hij slechts 26 werd. Net buiten Ernemont-la-Villette loopt de brede weg ineens een tijdje omhoog, met zelfs een heuse haarspeldbocht erbij. De weg loopt een dikke kilometer aan 5,5% omhoog, met in die haarspeldbocht een kort stukje aan 7%. Niet de lastigste klim, maar het is in ieder geval voor de renners alvast een moment om hun hartslag iets te verhogen. We rijden afwisselend door de bossen en langs de akkers, boven op dit klimmetje dat door de organisatie niet eens wordt erkend volgt er een passage over een plateau waar de wind weer eens vrij spel heeft. In de open velden loopt de brede weg rechtdoor steeds een beetje vals plat omlaag, amper merkbaar. Toch ook weer een paar stroken in stijgende lijn tussendoor, het is een glooiend en vooral erg leeg landschap hier. De wind staat ondertussen nog steeds schuin in de flank te blazen, maar toch wel nog steeds eerder schuin tegen dan mee. In principe staat de wind net niet lekker voor waaiers, maar in Gournay-en-Bray en omstreken verwachten ze net wat meer wind en dat kan dan weer net genoeg zijn om er toch een nerveuze rit van te maken. Het gebied is hier zo open dat we er stiekem in ons achterhoofd rekening mee mogen houden dat er eventueel iets zou kunnen gebeuren. Maar verwacht ook weer niet teveel, na 76 kilometer passeren we in Bézu-la-Forêt en de naam van dit plaatsje geeft al aan dat we ons hier in een bos bevinden. In Bézu-la-Forêt vinden we het Château de la Fontaine-du-Houx, een voormalig landhuis van de oude koningen van Frankrijk. Vooral Filips IV van Frankrijk vertoefde hier graag. Valt te snappen, dit is best een aardige omgeving en het château ziet er ook zeer goed uit. De helikopter is opnieuw aan zet.
![cote-blanche-avesnes-en-bray.png?v=1687632680]()
![48468902886_943687f756_h.jpg]()
We slingeren heerlijk door het bosachtige Bézu-la-Forêt, maar buiten dit plaatsje komen we al snel weer in een boerendecor terecht. Een paar boerderijen en verder eindeloos veel landbouwgrond, in ieder geval de volgende vier kilometer tot in het plaatsje Morgny. Het terrein blijft glooiend, de omgeving tamelijk leeg en de echte bochten volgen pas in zo'n dorpje als Morgny. Beetje slingeren door het centrum, en een wegversmalling ontwijken. Buiten Morgny komen we dan snel weer tussen de akkers terecht, de eindeloze leegte lonkt. Als de wind een beetje meewerkt wordt dit een geweldig deel van de rit, anders is het de kilometers aftellen tot we na 100 kilometer Les Andelys bereiken. Met ongunstige wind begint de rit daar pas, met gunstige wind heb je haast de hele dag spektakel. De komende zes kilometer tot in het dorpje Puchay is het weer volledig open, het zijn of net zulke trage kilometers als we de vorige rit hebben gezien of het gaat sneller voorbij dan we bij kunnen houden. Over een eindeloos plateau rijden we hier, her en der wel een paar knikjes op en af, maar geen enkele daadwerkelijke klim die een naam dient te krijgen. Had beter gekund, de geografie van deze regio kennende. Buiten Puchay rijden we opnieuw enkele kilometers langs groene velden af, we rijden drie kilometer rechtdoor over de brede weg naar Saussay-la-Campagne toe. Kaarsrecht, praktisch vlak, zonder beschutting. Die beschutting is er uiteraard wel weer in Saussay-la-Campagne, waar we na 90 kilometer koers passeren. In Saussay-la-Campagne zijn meerdere drempels te vinden, andere opzienbarende dingen komen we er niet tegen. Buiten het dorp rijden we om een rotonde heen en dan werken we de tien resterende kilometers af vooraleer we Les Andelys bereiken. Buiten Saussay-la-Campagne loopt de brede weg een kilometer of twee rechtdoor vals plat omhoog, daarna zal het een kilometer of zes zo goed als vlak zijn. Zo goed als leeg ook, de verkavelde grond biedt geen enkele beschutting. Omdat we nu net iets meer richting het zuiden fietsen zou de wind hier onderhand echt gunstig kunnen staan, al probeer ik mezelf ook maar wijs te maken dat het eerste deel van deze rit het kijken waard zal zijn. Tussendoor volgt er nog een passage in Frenelles-en-Vexin waar meerdere wegversmallingen te vinden zijn, geen idee waarom die nodig zijn in zo'n dorpje van niets. Buiten Frenelles-en-Vexin komen we ook nog een rotonde tegen, ze zijn zeldzaam in dit gebied waar weinig bewijs wordt geleverd van enige menselijke aanwezigheid. Na eindeloos veel kilometers over dit plateau gereden te hebben volgt er vlak voor we Les Andelys bereiken een afdaling, het gaat precies twee kilometer aan 5% omlaag over de weg die nog steeds mooi en breed is. Na nog lang wat laatste plukjes graan gereden te hebben dalen we door een wat meer bosrijke omgeving af richting het bijzonder fraaie Les Andelys. De afdaling zelf is ook bijzonder fraai, de renners komen onderweg wel enkele bochten tegen maar ze lopen allemaal ontzettend lekker en ze bevatten geen enkele verrassing. De lastigste bocht volgt als we bijna beneden zijn, we slaan daar rechtsaf het centrum in waarbij we wat vluchtheuvels moeten zien te ontwijken. Daarna rijden we na 101 kilomete koers door Les Andelys, de plek waar deze rit eigenlijk pas echt gaat beginnen. Les Andelys ligt beneden aan de Seine, in de omgeving van dit plaatsje zijn overal heuvels te vinden. Ik ben eigenlijk best teleurgesteld, we slaan voorlopig helaas de beste heuvels over. Les Andelys ligt in het departement Eure, in een streek die de Normandische Vexin genoemd wordt. Het stadje is ontstaan uit het samengroeien van Grand-Andely (de middeleeuwse stadskern, ontstaan op de plek van een klooster uit de 6e eeuw, gesticht door Clothilde, de vrouw van koning Clovis I) met het iets jongere, aan de rechteroever van de Seine gelegen Petit-Andely, dat ontstond als vissersplaats. Het stadsbeeld wordt gedomineerd door de imposante ruïnes van het Kasteel Gaillard, een stevige burcht die in 1196 gebouwd werd door Richard Leeuwenhart, hertog van Normandië en koning van Engeland, met de bedoeling zijn rivaal Filips Augustus uit te dagen en hem de doorgangsweg naar Rouen via de Seine te beletten. De bouw was reeds klaar na één jaar, wat Richard de uitroep ontlokte: "Wat is ze knap, mijn dochter van één jaar!". Uitstekend detail, vind ik wel. Filips Augustus waagde het aanvankelijk niet de burcht te bestormen, zo onwankelbaar leek ze hem toe. Maar toen koning Richard overleed en opgevolgd werd door zijn broer, de zwakke Jan zonder Land, waagde hij zijn kans. De aanval slaagde, maar de verdere details zal ik jullie besparen. In de 17e eeuw liet Kardinaal de Richelieu het kasteel gedeeltelijk slopen, maar wat er overbleef is nog steeds indrukwekkend. Wat er overbleef is inderdaad indrukwekkend, net als de gave van de parcoursbouwers om de klim naar het kasteel toe te negeren. Er loopt een weg omhoog naar het Château Gaillard, een vreselijk steile weg. Een heerlijke muur, een bereikbare muur ook. In het dagelijks leven rijden er bussen vol toeristen over deze muur om ze op een parkeerplaats vlak bij het kasteel af te zetten. Nou, die muur negeren we dus, net zoals we alle muren die er ten zuiden van Les Andelys liggen negeren. Wanbeleid, na een redelijk vlakke aanloop van een kilometer of 100 was ik ondertussen wel toe aan een muurtje.
![whpdq8t.jpeg]()
![7f34c36f8b12cffc0fe3d1d33298f9b5.jpg]()
Geen muurtjes in Les Andelys, we rijden simpelweg rechtdoor in het fraaie centrum van dit mooie dorpjes vol Normandische villa's. Het is een schilderachtige plek, waar ook daadwerkelijk enkele schilders vandaan komen. Ene Nicolas Poussin bijvoorbeeld, er is een museum te vinden ter ere van hem in het dorp. Ergens halverwege het centrum van Les Andelys slaan we rechtsaf en verlaten we dit fraaie plaatsje weer, wat eigenlijk opnieuw een blunder is. We hadden nog even wat verder rechtdoor moeten rijden, dan waren we uitgekomen langs de Seine en dan hadden we de renners langs de prachtige kliffen aldaar kunnen laten fietsen. Die komen nu niet in beeld, of de helikopter moet weer z'n ding doen. Een bijkomend voordeel was geweest dat we langs de Seine een paar stevige beklimmingen mee hadden kunnen pakken, we hadden deze rit heel makkelijk net een stukje zwaarder kunnen maken dan ie nu is. Ik ben zeer content met de finale van deze rit, maar de aanloop naar de finale had van mij net dat tikje zwaarder mogen zijn. In een rit van 175 kilometer was het ook geen gek idee geweest om er nog wat kilometers aan toe te voegen, het had het klassieke karakter van deze etappe net wat meer in de verf gezet. Voor de plaatjes was het ook mooier geweest, er wordt ons een schitterend uitzicht op de Seine ontnomen. Goed, geen Seine, en geen extra klimmetjes, maar geklommen moet er hoe dan ook worden. Na de bocht in het centrum van Les Andelys is het nog even zo goed als vlak, maar zodra we de laatste huizen van dit plaatsje achter ons laten loopt de weg alsnog omhoog. We duiken een bos in en de brede weg in het bos loopt drie kilometer aan 3,3% omhoog. Een wat steiler stukje in het begin, dan komen we ook wat bossen tegen, maar daarna loopt de weg een tijd veredeld vals plat verder omhoog naar Fresne-l'Archevêque. Wel een soort van klimmetje, maar niet echt boeiend. Terwijl we hier ook vanuit de Seine omhoog hadden kunnen over een veel mooier klimmetje met een mooi uitzicht over de rivier tegen anderhalve kilometer aan 7%, ik vind het een beetje een misser van de organisatie dat ze voor deze weg hebben gekozen. Uiteindelijk komen we op hetzelfde punt uit, hier is dus bewust voor de makkelijkere optie gekozen. Aan het eind van de rit maakt het waarschijnlijk weinig uit omdat alles toch vooral zal draaien om de laatste paar klimmetjes van de dag, maar goed, het middenrif van je rit hoeft niet altijd overgeslagen te worden. Hoe dan ook, na het wat lastigere stuk in het bos komen we weer bij wat akkers uit, hier loopt de weg vals plat omhoog, waarna we dwars door het nietige Fresne-l'Archevêque rijden. Voorbij dit dorp slaan we linksaf, waarna we meerdere kilometers af op een plateau af gaan werken, waar de wind weer volop zal blazen. Vooral tegenwind, dat zal de aanvalslust wellicht niet bevorderen, maar ook hier kan het na zo'n klimmetje misschien juist nog wel even op de kant worden gegooid als de wind een beetje in gunstige zin bij zal draaien. Een lichte slingerweg over het plateau, de wind zal allicht ergens een keer gunstig staan. Op het plateau is het volledig open, terwijl de weg lichtjes blijft glooien, helemaal vlak wordt het nergens. Onze tocht over het plateau brengt ons door Cuverville, waar een mooie chicane op de renners wacht, maar verder zijn er weinig obstakels te vinden. Voorbij Cuverville rijden we een tijdje over een wat smaller weggetje verder, vooraleer we in de buurt van Heuqueville een andere weg inslaan. Weer een bredere weg, tegelijkertijd een bochtige weg. We rijden een bos binnen en in dit bos slingeren we eerst een beetje omlaag, voor we even later een paar meter moeten klimmen om Heuqueville te bereiken. Een naam hoeft het allemaal niet te hebben, maar vlak is anders. We rijden door het kleine Heuqueville heen en komen buiten dit plaatsje in een ware bloemenzee terecht. Veel koolzaad hier, heb ik het idee. Hoe dan ook, vooral weer veel akkers dus. De wind kan blijven blazen, al zal ie nu zeker op kop staan. Weer een stukje verder op het plateau rijden we Amfreville-les-Champs binnen, een wel heel erg rustig dorpje. Buiten Amfreville, waar we toch moeten oppassen voor wat straatmeubilair, duiken we dan weer een bos in en in dat bos gaan we uiteindelijk na heel wat kilometers over dat plateau afdalen richting de voet van een voor de Fransen heilige helling. Zonder zich zwaar in te hoeven spannen dalen de renners af naar Pont-Saint-Pierre, de weg omlaag is enorm breed en we komen alleen maar een paar lopende bochten tegen. Na 120 komen we beneden uit in Pont-Saint-Pierre, een plaatsje waar met Marcel Berthet een voormalig werelduurrecordhouder vandaan komt. Berthet, met als bijnaam De Elegante, was groot specialist op de baan. Hij was iemand die zich zeer nauwgezet voorbereidde. Zo was hij een van de eerste renners die zijn benen schoor en overging tot het dragen van zijden in plaats van katoenen truien. Zeven jaar lang, tussen 1907 en 1914, streed Berthet met zijn concurrent en vriend Oscar Egg om het werelduurrecord. Om en om namen zij elkaar het record af, totdat Egg vanaf 1914 niet meer door Berthet overtroffen kon worden. In latere jaren ging hij zijn eigen fietsen ontwikkelen, waarmee hij nog sneller kon rijden. Een van zijn creaties lijkt haast op een vliegtuig. Daarmee zette hij weer een nieuw record neer, maar dat wilde de UCI niet erkennen. In die tijd al een lastige organisatie, blijkt maar weer. In Pont-Saint-Pierre rijden we beneden over het spoor, slaan we linksaf en dan rijden we een kort stukje verder naar Romilly-sur-Andelle, waar we aan iets speciaals gaan beginnen.
![Chateau-Pont-St-Pierre_Photo-c-Frederic-Grimaud_096-scaled.jpg]()
![1024px-Velo_torpille_berthet.jpg]()
In Pont-Saint-Pierre is een kasteeltje te vinden, dat afgaande op de foto hierboven een opknappertje genoemd mag worden. Nadat we beneden zijn gekomen in Pont-Saint-Pierre slaan we even verderop in het centrum rechtsaf, waarna we enige tijd verder rechtdoor rijden in het dorp. Een kilometertje verderop verruilen we haast ongemerkt het grondgebied van Pont-Saint-Pierre voor dat van Romilly-sur-Andelle en zodra we officieel in Romilly-sur-Andelle zijn begint de weg al voorzichtig omhoog te lopen. We komen een paar meter later uit bij een kruispunt en op dat kruispunt heeft men op een vluchtheuvel een fiets geplaatst. Niet zonder reden, we beginnen na een bocht naar rechts aan een in Rouen en omstreken wereldberoemde klim. Op een bordje langs de kant van de weg staat het ook al, rechtsaf voor de Côte Jacques Anquetil. De Côte Jacques Anquetil is eigenlijk een klimmetje van niets, maar daar gaat het niet om. De komende 3,5 kilometer klimmen we aan 3,6% gemiddeld naar de top van dit klimmetje van vierde categorie. Over een prachtig onderhouden brede weg slingeren we in het begin van de Côte Jacques Anquetil dwars door een bos heen, in dit bos gaat het zowaar nog redelijk omhoog, we noteren twee kilometer aan 5% met een paar strookjes aan 6%. Niet wereldschokkend, maar we hebben vandaag nog niet veel zwaardere beklimmingen gezien. De eerste officiële van de dag, met reden. De Tour is altijd de koers van de verhalen, ze hebben hier weer een verhaal op het parcours gelegd. Na dik twee kilometer over die prachtige weg door het bos geslingerd te hebben eindigt de klim met een vals platte uitloper, in de resterende anderhalve kilometer gaat het buiten het bos aan 2% omhoog, met zelfs een klein stukje in dalende lijn tussendoor. Op het grondgebied van La Neuville-Chant-d'Oisel bereiken we na 128 kilometer de top van de Côte Jacques Anquetil, net nadat we het departement Eure ingewisseld hebben voor dat van de Seine-Maritime. Veel krijgen de renners er niet van mee, maar op de top rijden ze langs een bijzondere plek. Ze passeren langs het Château Anquetil. Ja, de top ligt niet zomaar op een plek, nee, de top van deze klim ligt op de plek waar Jacques Anquetil jarenlang heeft gewoond. Aan het eind van zijn carrière kocht Anquetil samen met zijn vrouw Janine een kasteel dat gelegen was in het dorp La Neuville-Chant-d'Oisel. Hier bezaten zij naast het kasteel 700 hectare landbouwgrond. Nadat hij in 1969 zijn carrière had beëindigd ging hij hier aan werken als boer. Ook was hij actief in zaken als akkerbouw, hield hij vee, bezat hij een grindgroeve en onroerend goed. In hun woning ontvingen Anquetil en Janine graag gasten, voor deze gasten waren twaalf logeerkamers beschikbaar. Fun fact: dit kasteel werd ooit in 1835 gebouwd door Jules de Maupassant, de grootvader van Guy de Maupassant, en dat is dan weer een bekende Franse schrijver. Bel-Ami als bekendste titel, zou ik zeggen. Guy de Maupassant verbleef ook wel eens in het kasteel, net als Gustave Flaubert. En later kocht Jacques Anquetil het dus. Hij woonde in het kasteel tot zijn dood, in 1987. Maagkanker, dat was dan weer jammer. Anquetil kwam aan zijn eind in een ziekenhuis in Rouen, terwijl hij in 1934 geboren werd in Mont-Saint-Aignan, een stad die tegen Rouen aan is gebouwd. Zijn hele leven verbleef hij dus in deze streek, Maître Jacques was een echte Normandiër. Maar wie was Anquetil dan? Nouja, een tamelijk goede wielrenner. In de jaren 50 en 60 won hij liefst vijf keer de Tour, daarnaast won hij ook eens de Giro en de Vuelta. Uiteraard won hij daarnaast nog veel meer koersen, maar hij is vooral opgenomen in het Franse collectieve geheugen dankzij zijn vijf zeges in de Tour. Haast onklopbaar in die jaren, hij nam acht keer deel en won dus bij meer dan de helft van zijn deelnames. Vooral zijn rivaliteit met Poulidor sprong daarbij in het oog. Poulidor was de noeste arbeider, de underdog, Anquetil was de gelikte man, ofschoon Anquetil ook uit een arbeidersgezin kwam en hij na zijn carrière doodleuk als boer aan de gang ging. Maar toch, er was een contrast tussen de twee. Anquetil was de winnaar, Poulidor de eeuwige tweede. Poulidor was in die jaren misschien wel populairder, maar Anquetil ging er met alle prijzen vandoor. Anquetil was vooral een sterke tijdrijder, hij werd niet voor niets Monsieur Chrono genoemd. Een van de beste wielrenners uit de Tourgeschiedenis, de Tour de France kan op deze manier een mooie ode aan hem brengen. Het klimmetje stelt weinig voor, het verhaal des te meer. Al leer je ook wel weer dingen die je misschien niet wilde weten door zo'n passage, het feit dat hij zijn stiefdochter heeft bezwangerd zal vast algemeen bekend zijn maar dat was aan mijn kennis nog even ontschoten. Maar goed, laten we daar vooral niet de nadruk op gaan leggen, we zijn hier om een Franse held te eren. Eentje die open was over zijn dopinggebruik en die koersen reed op een bodem van bier en champagne, goed man. Het kasteel op de top van de berg is nog steeds in het bezit van de familie Anquetil, je kunt er tegenwoordig een kamer huren en je kunt het kasteel afhuren om bijvoorbeeld je bruiloft te vieren.
![cote-jacques-anquetil.png?v=1643399565]()
![8207e504_f9ed_4f60_952b_0c14e766e3fe1751482526409-format4by3.jpg]()