Op een mooie ochtend werd Marietje wakker met één doel in haar hoofd: ze móést en zou vandaag een heerlijke, sappige gehaktbal scoren. Haar maag rommelde al bij de gedachte. Dus trok ze haar jas aan, deed haar leukste schoenen aan en marcheerde vol enthousiasme naar het centrum.
Onderweg liep ze te dromen over die gehaktbal. “Wat zal hij lekker zijn, zo’n flinke bal, lekker warm, beetje mosterd erbij…” Ze likte zelfs haar lippen af.
Eenmaal aangekomen bij de bakker duwde ze de deur open en snoof de geur van versgebakken brood op. “Dat ruikt lekker,” dacht ze, “maar ik ben hier niet voor brood.”
Ze stapte naar de toonbank en riep enthousiast: “Bakker, heeft u voor mij een lekkere, sappige gehaktbal?”
De bakker keek haar aan alsof hij water zag branden. “Een gehaktbal? Marietje, dit is een bakkerij… we hebben brood, gebak, taartjes… maar geen gehaktballen!”
Marietje keek om zich heen en zag inderdaad alleen maar brood en taart. Ze voelde zich knalrood worden en stamelde: “O ja… dat is waar ook.”
En zo liep Marietje voor niets naar de bakker.