Etapa 10: Ponteareas - Baiona, 160 kmWe hebben een bijzondere eerste Vueltaweek achter de rug. Het begon al verrassend, met een tijdritzege voor Brandon McNulty in Portugal. Hij klopte Mathias Vacek, die boven zichzelf uitsteeg. Hij klopte ook Wout van Aert, die maar weer eens een dichte ereplaats toevoegde aan de collectie. Josh Tarling kwam er niet aan te pas, in een Vuelta die voor hem rampzalig zou verlopen. De tweede dag, nog steeds in Portugal, zou er gesprint gaan worden en in een sprint licht heuvelop was het Kaden Groves die Wout van Aert wist te kloppen. Weer een dichte ereplaats voor Van Aert, maar toch alweer iets dichterbij. Na een derde en een tweede plaats volgde op de derde en laatste dag in Portugal de eerste plaats. Waar tijdens de tweede rit Groves kon profiteren in het wiel van Van Aert waren de rollen nu omgedraaid. Na drie vrij matige ritten op Portugees grondgebied trokken we naar Spanje, waar de eerste aankomst bergop volgde in Extremadura. Op de loodzware stroken van Pico Villuercas waren we getuige van een zeer sterke Lennart Van Eetvelt, die zelfs de rit had kunnen winnen als hij niet te vroeg had gejuicht. Primoz Roglic kwam er nog net voorbij, hij heeft er een handje van je te passeren als je de handjes al lang en breed in de lucht hebt gegooid. Het was een zware aankomst bergop, waar enkele renners flink door het ijs zakten, al was er vanwege de hoge temperatuur nergens ijs te bekennen. Na de eerste bergrit volgde de derde sprintrit en weer won een andere renner. Na Groves en Van Aert was nu Bittner aan de beurt, de jonge Tsjech van DSM ziet zichzelf niet als sprinter, maar naar goed Spaans gebruik winnen niet-sprinters juist een sprint in de Vuelta. Tot zover konden we de ronde prima volgen, maar op de zesde dag ging het een beetje mis. Onderweg naar Yunquera waren we getuige van een vluchtersrit, prima. Alleen zat er een beetje een gevaarlijke klant in de kopgroep, Ben O'Connor. Die had weliswaar tijd verloren op Pico Villuercas, maar we hebben het wel over iemand die dit jaar in de Giro nog vierde werd. Dat boeide Bora alleen niet zo. Roglic reed na zijn ritzege op Pico Villuercas in het rood en die trui wilde hij wel kwijt. Nou, dat lukte op een grandioze manier. Toen O'Connor wegreed uit de kopgroep en aan zijn solo begon had hij een voorsprong van een minuut of vier, toen hij een kilometer of 60 later juichend over de finish kwam had hij zelfs een voorsprong van meer dan zes minuten. De rode trui aan een andere renner geven lukte, het is alleen de vraag of O'Connor ooit die trui nog terug gaat geven. Een merkwaardige tactiek van ploegen als Bora en Movistar, waarom zou je dit laten gebeuren? We zouden ons in de dagen nadien nog veel meer vragen stellen, het werd steeds meer een wonderlijke Vuelta. Ook de zevende rit kende een vrij wonderlijk verloop. Op de Alto del 14% in de buurt van Córdoba gingen ze bij Bora ineens keihard op kop rijden. Alles werd in het werk gesteld om... Roglic zes bonificatieseconden te laten pakken op de top van de klim. Toen ze moesten rijden deden ze het niet, toen het geen zin had om te rijden deden ze het wel. Wielrennen op z'n best, het is en het blijft de sport van de verbazing. Na de klim buiten Córdoba ging Marc Soler in de aanval en die aanval had best succesvol kunnen zijn, ware het niet dat Sepp Kuss zich volledig opofferde voor Wout van Aert. Hij rekende Soler in, waarna Sivakov dan maar in de aanval ging. Ditmaal reageerde Vlasov, Russische kutnijd. De nooit voor een ander rijdende Rus reed nu zo hard als hij kon om Sivakov niet te laten winnen, waar Van Aert dankbaar gebruik van maakte. Door het hoge tempo van Bora op de klim was het groepje nog maar klein en nadat Groves zichzelf ook nog eens onderuit reed was er al helemaal geen concurrent meer over, dus won hij met de gemak de sprint. Van Aert begon op zijn kenmerkende manier aan de ronde, maar inmiddels heeft hij toch mooi twee ritten gewonnen en draagt hij ook nog de groene trui. Hij kan tevreden zijn over zijn eerste week, de mannen die met hem gingen sprinten in Córdoba moeten zich alleen nog steeds afvragen waarom dat ze een goed plan leek.
De achtste rit was er ook weer eentje om in te lijsten. Een rit voor de vluchters, of misschien een rit voor Roglic, want de aankomst was op zijn lijf geschreven. Het leken toch de vluchters te worden, tot Israel ineens op kop ging rijden. Die reden het gat dicht, nog steeds weet niemand waarom. Roglic maakte er dankbaar gebruik van, hij won aan het eind het sprintje van een enorm sterke Enric Mas, terwijl O'Connor zich opblies en bijna een minuut verloor. Van een voorsprong van bijna vijf minuten in het klassement had hij er nu ongeveer vier over, als hij tijdens iedere aankomst bergop zoveel tijd zou verliezen zou het nog een lastig verhaal worden, maar vlak voor de rustdag hield hij in Granada goed stand. Vlak voor de rustdag waren we weer getuige van een bijzondere rit, een rit met tactieken die niet makkelijk te begrijpen zijn. Laten we een grote groep laten wegrijden met daarin Adam Yates en twee knechten, briljant idee! Laten we die groep vervolgens ook maar gewoon meerdere minuten voorsprong geven, waarom niet? Adam Yates had dan wel redelijk veel tijd verloren, maar iemand die op het podium kan eindigen in de Tour laat je niet graag terugkeren in het klassement. Nadat Almeida een dag eerder kansloos moest lossen en vervolgens afstapte met een stukje corona sloeg UAE hard terug. Het leek niet hun Vuelta te worden, ondanks de ritzege van McNulty, maar nu waren ze plots toch weer op de afspraak. Toen we Granada bereikten en begonnen aan een drieluik van zware beklimmingen was het eerst Marc Soler die hard op kop mocht rijden. De voorsprong van de kopgroep liep in aanloop naar El Purche terug naar vier minuten, maar toen Marco begon te knallen zaten we snel weer boven de vijf minuten. Hielp ook niet echt mee dat Bora geen zin had om in de vlakke aanloop richting Granada veel werk te verrichten, de tactieken daar zijn ondoorgrondelijk. Twee ritten gewonnen met Roglic, dat wel, maar in de strijd om het rood hebben ze alles wat ze verkeerd konden doen verkeerd gedaan. Het idee dat mij bekruipt is dat ze niet eens wíllen winnen, een idee dat niet van toepassing is op Richard Carapaz. Die ging heel gretig op een kilometer of 80 van de finish al in de aanval vanuit het peloton. Leek een kansloze missie, maar mede dankzij hulp van een ploeggenoot wist hij toch aardig dicht te komen op de kop van de koers. Vooraan had Jay Vine het commando overgenomen van Marc Soler, alleen Gaudu kon nog mee, naast Yates natuurlijk. Toen Vine op de belachelijk steile Hazallanas zijn werk had gedaan en Gaudu op het punt stond te lossen besloot Yates vrij vroeg aan een solo te beginnen. Dik 50 kilometer in je eentje op kop, wie doet je wat? Een thema van deze Vuelta, klassementsrenners die een gigantische voorgift krijgen en daarna via een indrukwekkende solo de rit winnen. Eerst O'Connor, een paar dagen later Adam Yates.
Richard Carapaz kwam tot op anderhalve minuut, maar al die kilometers zwemmend in z'n eentje tussen de koplopers en het peloton braken hem op. Een waanzinnig dappere poging, dat wel. En een succesvolle poging, want de andere favorieten zagen hem niet meer terug. Bij die favorieten zagen we relatief weinig gebeuren, Bora reed wel op kop, maar heel overtuigend was het niet. Daardoor kon Yates zelfs uitlopen naar een voorsprong van zes minuten, op een gegeven moment leek het zelfs richting zeven minuten te gaan. Roglic had een slechte dag, de rug speelde op. Mas zag dat en daarom ging hij op de tweede Hazallanas in de aanval. Bergop reed hij bijna een minuut weg van de rest, bergaf verspeelde hij die voorsprong dan weer. Deels omdat hij bijna ten val kwam in een bocht, naar eigen zeggen wegens een windvlaag. Op het vlakke deel na de afdaling was hij in het nadeel ten opzichte van de groep Roglic. Daar werd goed rondgedraaid, O'Connor moest zelf ook aan de bak om zijn rode trui te verdedigen. Ben kwam eigenlijk geen moment in de problemen, voor de rustdag. Hij kon lang rekenen op Gall en hij hoefde niet te reageren op Roglic, want die viel niet aan. Het werd op een gegeven moment wel gevaarlijk toen Carapaz en Yates heel veel voorsprong hadden, maar op de laatste Hazallanas, de afdaling en het vlakke stuk daarna snoepte de groep O'Connor toch nog een paar minuten van de voorsprong af. Yates won glansrijk in Granada, de stad waar hij naar het schijnt zelfs is getrouwd. In het Alhambra nota bene, toe maar. Op 1:40 werd de dappere Carapaz knap tweede, wat een panache. Ben O'Connor won de sprint om de derde plaats en door de bonificaties die hij pakte liep hij zelfs uit op Roglic, hilarisch. Wat heeft Bora nu bereikt? Helemaal niets. Vermakelijke rit wel weer, waarbij de tactieken opnieuw ondoorgrondelijk bleken. We namen overigens afscheid van Antonio Tiberi, de drager van de witte trui kreeg te maken met een zonnesteek. Toch ook wel het thema van de eerste week, het was bijna continu godsgruwelijk heet. Te heet om te koersen, zou je kunnen beweren, maar we hebben toch wel wat mooie dingen gezien. Het goede nieuws voor de renners is dat het de tweede week een stuk frisser gaat zijn, we bevinden ons ineens aan de andere kant van het land en daar tikken we de 40 graden niet aan.
De tweede week gaat beginnen met Ben O'Connor die ruimschoots aan de leiding staat. Door stand te houden in en rond Granada is hij voor mij echt een serieuze kanshebber om de Vuelta te winnen. De dagen dat hij tijd verloor had hij last van de hitte, nou, de hitte is nu verdwenen. Hij begint met een voorsprong van 3:53 op Roglic aan de tweede week, en Roglic schijnt nog steeds last te hebben van zijn rug. Op zich niet verrassend, ik had eigenlijk niet eens verwacht dat Roglic de Vuelta zou rijden. Maar hij is er toch, en op korte klimmetjes heeft hij nergens last van. Op de langere beklimmingen wel. Daar komen er nog wel een paar van aan, in dat kader lijkt het me lastig voor te stellen dat Roglic deze Vuelta nog naar zijn hand gaat zetten. Zeker niet als Bora zo raar blijft rijden, ik overweeg om Patxi Vila voortaan Patxaran Vila te noemen, al zijn beslissingen kunnen onmogelijk nuchter zijn genomen. Na zijn indrukwekkende prestatie staat Carapaz nu opeens op het virtuele podium, een paar seconden voor Mas. Enric lijkt dan eigenlijk weer de beste klimmer van deze Vuelta. Het zou wat zijn als hij echt de beste klimmer blijkt te zijn maar dat ie dan de Vuelta alsnog niet wint omdat alle ploegen massaal besloten O'Connor tijd cadeau te doen. Zou perfect bij Mas passen, schitterend. Heeft er zelf overigens ook aan bijgedragen door zijn ploeg niet op kop te zetten, bluffen en hopen op Bora is deze Vuelta absoluut niet de juiste tactiek. Yates doet ook weer mee, hij staat nu op 5:30 van O'Connor, nog steeds ver weg, maar Roglic is inmiddels dichtbij. We kunnen deze tweede week vreemde dingen gaan zien, zeker nu de temperaturen dalen. Gaat voor andere verhoudigingen zorgen, vermoed ik zomaar. Al is het ook weer niet direct een tweede week voor de klassementsrenners, er komen vooral veel ritten voor de vluchters voorbij. De dag na de rustdag meteen, bijvoorbeeld. Maar ook rit 11 is er eentje voor de vluchters, terwijl rit 12 een weerzinwekkende _____/ is. Tijdens de 13e rit komen we boven aan op de Puerto de Ancares, dat wordt pas weer de eerste serieuze afspraak voor de klassementsrenners. Heel steil, heel zwaar, na de Ancares weten we meer over de winstkansen van O'Connor. Al schuilt er gevaar in iedere rit. Niet direct de 14e rit, dat is echt een rit waarvan ik het nut nog moet ontdekken, maar als we vlak voor de tweede rustdag mogen gaan klauteren op Cuitu Negru vallen er wellicht weer wat maskers af. U moet vooral klaar gaan zitten voor rit 13 en 15, maar rit 10 en 11 kunnen ook nog wel leuk worden. Te beginnen met rit 10, na de rustdag moet er meteen stevig geklommen worden, zoals er deze hele week geen vlakke rit te vinden zal zijn. Op papier is het niet de zwaarste rit van allemaal, maar we komen bergen tegen waar het in het verleden al heeft gespookt. Alles is mogelijk, zeker in deze Vuelta.
![d9d23]()
![18526]()
Na de rustdag bevinden we ons ineens in het hoge noorden van Spanje. Van het zonnige zuiden zijn de renners naar Vigo gevlogen, 1000 kilometer verderop. Kan natuurlijk niet meer in deze tijden, maar bij de Vuelta hebben ze er een handje van om juist de dingen te doen die niet kunnen. Na de rustdag die werd doorgebracht in Vigo zijn ze naar Ponteareas gereden en daar gaat de tweede week van de Vuelta beginnen. Ponteareas is een gemeente met 23.000 inwoners in de provincie Pontevedra, gelegen in de regio Galicië. Ponteareas mogen we gerust dé wielerhoofdstad van Galicië noemen, met name dankzij de familie Rodriguez, een koersgek gezin. Vijf broers en een zus kozen allemaal voor de koers. Drie broers werden bekend, erg bekend zelfs. Delio Rodriguez was de bekendste van het stel, hij is nog altijd de recordhouder qua aantal ritzeges in de Vuelta. In totaal won hij liefst 39 etappes, in de Vuelta van 1941 won hij doodleuk 12 ritten. En dat terwijl zijn carrière tot twee keer toe onderbroken werd. Eerst door de Spaanse Burgeroorlog, later door de Tweede Wereldoorlog. Dankzij een geslaagde vlucht won hij in 1945 zelfs het eindklassement, terwijl hij vooral een sprinter was. De voorsprong van een half uur die men hem gaf bleek hij tot het eind te kunnen verdedigen. Klein inschattingsfoutje van de rest, iets van alle tijden dus. In de jaren daarna won hij nog enorm veel ritten in de Vuelta, daarbuiten ook. Bijna 140 profzeges in totaal, terwijl hij maar een jaar of tien heeft kunnen koersen. Zijn jongere broer Emilio brak later ook door, na een tweede plaats in de Vuelta van 1948 wist hij in 1950 vijf ritten en het eindklassement te winnen, naast het feit dat hij voor de derde keer de bergtrui won. Net iets minder indrukwekkend dan oudere broer Delio, maar ook niet slecht. En dan was er Manuel, net iets minder een winnaar. Werd wel tweede in de Vuelta van 1950, achter Emilio dus. Delio, Emilio en Manuel hebben allemaal hun eigen straat in Ponteareas, niet meer dan terecht. Pastor was er ook nog, maar die kwam nooit verder dan een 14e plaats in de Vuelta, voor hem geen straat. Voor Alvaro Pino is er ook nog geen straat, maar het lokale sportcomplex is dan wel weer naar hem vernoemd. Alvaro Pino komt ook al uit Ponteareas, hij schitterde meer dan 30 jaar na de familie Rodriguez. In 1986 won Alvaro Pino de Vuelta, waardoor Ponteareas statistisch gezien een ideale locatie is om geboren te worden als je de Vuelta ooit wil winnen. Na zijn carrière werd Pino ploegleider bij ploegen als Phonak en Kelme. Een van zijn eerste daden bij Phonak was het binnenhengelen van zijn streekgenoot, Oscar Pereiro. Die reed in 2001 voor een Portugees ploegje, maar Alvaro had al snel gezien dat hij tot meer in staat was. Dat is wel gebleken, achteraf. Sinds Pino hebben ze in Ponteareas geen grote wielrenners meer gehad, maar er is uiteraard wel een lokale wielerclub. Pereiro heeft ook gefietst voor deze club, op zich niet heel verrassend aangezien hij uit Mos komt, een paar kilometer verderop. In Ponteareas organiseren ze jaarlijks een veldrit, terwijl de Vuelta hier toch ook regelmatig te vinden is. In de Vuelta van 2020 reden we nog dwars door Ponteareas, onderweg van het Mos van Pereiro naar Puebla de Sanabria. De laatste keer dat er een rit in finishplaats Baiona eindigde reden we ook al eens door Ponteareas, dat was in 2016. Voorts ging er drie keer eerder een rit van start in de plaats van de familie Rodriguez en Pino. Voor het laatst in 2012, toen reden we naar Sanxenxo waar John Degenkolb zou winnen in de sprint. In 2011 reed het peloton dan weer van Ponteareas naar Pontevredra, waar Sagan John Degenkolb zou kloppen in de sprint. Ponteareas komt vaak voorbij, vooral vanwege de wielergeschiedenis. Niet omdat er daadwerkelijk iets te beleven valt in het dorp, er zijn weinig hoogtepunten te vinden in Ponteareas. Net buiten de bebouwde kom is er een oude brug te vinden, de Ponte dos Rmedios. Een stuk ten noorden van de stad vinden we dan weer de ruïnes van het Castillo de Sobroso. Verder staat er in de omgeving nog wel een aardig kloostertje en valt er een wandelroute te nemen waarbij je langs enkele opvallende stenen passeert. In het centrum van Ponteareas zelf komen we een pleintje tegen dat omgeven is door enkele oude gebouwen die wel een poetsbeurt kunnen gebruiken. Het is enigszins grijs, in dit Galicische plaatsje. Hét lokale evenement is een bloemenfestival, waarbij de grijze stad wordt opgevrolijkt door een zogenaamd bloementapijt. Een bloementapijt is een versiering van pleinen of straten met kleurrijk geschikte bloemen of bloemblaadjes op de grond, spreekt voor zich eigenlijk. Dankzij het fenomeen Ezequiel Mosquera beschikt Galicië sinds een paar jaar ook weer over een eigen profkoers, O Gran Camiño. Deze koers kwam dit jaar voorbij in Ponteareas. De vierde rit ging er van start, een rit die eindigde op een beklimming boven Tui waar statpadder Jonas Vingegaard maar weer eens won.
![corpus-ponteareas-9.jpg]()
![alvaro-pino-comprc3b3-una-vespino-pero-el-ciclismo-sigue.jpg]()
In Ponteareas is uiteraard een kunstwerk te vinden ter ere van de broers Rodriguez en Alvaro Pino, in het midden van een rotonde vinden we dit kunstwerk. Het Monumento al Ciclismo, we zien enkele fietsen die een bijzonder steile berg aan het beklimmen zijn. Tijdens de neutralisatie rijden de renners door het grijze centrum van Ponteareas, waarbij ze onder meer het sportcomplex dat de naam van Alvaro Pino draagt passeren. Ze verlaten de stad richting het noorden en een stukje boven Ponteareas gaat de rit dan officieel beginnen op een brede weg. Wel meteen een glooiende weg, het noorden van Spanje beschikt over nóg meer Spaans vlak dan het zuiden. Een bochtige weg ook, we rijden door een groene omgeving naar Mondariz-Balneario en daar komt heel wat geslinger bij kijken. Eenmaal in Mondariz-Balneario wordt het alleen maar bochtiger, de renners rijden in licht dalende lijn door dit plaatsje waar een hoop statige panden en drempels te vinden zijn. En dus bochten, na de rustdag zullen de renners snel wakker zijn. Bij het verlaten van het dorp, zelfs een heus kuuroord, loopt de weg een tijdje omhoog, veel vlak is er echt niet bij. Vooral niet als je bedenkt dat de eerste officiële klim van de dag weldra zal beginnen. Dat duurt voorbij Mondariz-Balneario wel nog een kilometer of zes, waarin het scenario gelijk blijft. Op en af, over een brede weg vol bochten. Tussen de dorpjes in rijden de renners door prachtige bossen, het zal even schakelen zijn na al die dagen in Andalusië. Na 12 kilometer over een bochtige en glooiende weg gereden te hebben begint dezelfde weg ineens permanent omhoog te lopen. Zonder aankondiging beginnen we aan de eerste klim van de dag, de Alto de Fonfría. Een klim die ook wel de Alto de Fontefría wordt genoemd, paar letters erbij. De klim is 15,4 kilometer lang, gemiddeld gaat het aan 4,2% omhoog. Het is een serieuze klim om mee te beginnen, vlak na de rustdag gaan de benen hier in brand staan. We gaan serieuze namen hier kunnen zien lossen, vooral omdat de klim ondanks het lage gemiddelde percentage toch enkele serieuze stroken kent. We beginnen op een brede weg, een bochtige weg dwars door een schitterend bos. In de eerste drie kilometer gaat het gemiddeld aan bijna 6% omhoog, waarna we kort gaan afdalen richting het dorpje O Toumilo. Paar listige bochtjes, maar snel loopt de weg opnieuw omhoog. De renners rijden na een wat makkelijkere kilometer het dorp Covelo binnen, hier volgt in het pittoreske centrum een bocht naar rechts. Na deze bocht komen de renners ineens op een bijzonder smal weggetje terecht, een geitenpad. De weg was een aantal kilometer lang enorm breed, maar nu gaat het meerdere kilometers omhoog door een donker bos over een smal paadje met asfalt dat uit elkaar valt. Net buiten Covelo komen de coureurs een paar steilere bochten tegen, al vallen de gemiddelde percentages alsnog mee. Opnieuw een paar kilometer aan 6%, de steilste is er eentje aan 6,5% en dat valt al bij al wel mee. Na nog een kilometer aan 5% bereiken we het eind van deze smalle weg, de renners slaan linksaf en dan rijden ze ineens over een weg zo breed als een snelweg verder. Euskaltel opgelet: er staat een bord langs de kant van de weg dat waarschuwt voor overstekende herten. Zodra we de snelweg bereiken wordt de klim niet meer interessant, het gaat vooral vals plat omhoog verder naar de top van de Alto de Fontefría. De weg loopt rechtdoor in het bos, op een kilometer aan 5,5% na wordt het niet meer lastiger dan 4%. Twee kilometer vals plat, kilometertje aan 5,5%, twee kilometer aan 4% en dan ronden we na een kilometer aan 3% de top. We hebben 27,4 kilometer afgewerkt op de top van deze klim en we maken ons op voor een lange afdaling.
![vuelta-a-espana-2024-stage-10-climb-24c8cf7fab.jpg]()
![222c53bd-3b7e-45a2-b0c5-a4a4e18e755f?t=1628251885474]()
![E_130122-111211.jpg]()
Goed, sneeuw zal er nu niet liggen op de top van de klim, maar alsnog gaan de tempaturen flink omlaag. Van bijna 40 graden naar een graadje of 25, het is nogal een omslag. Na de beklimming van de Alto de Fonfría of Fontefría gaan de renners liefst 20 kilometer afdalen richting de Portugese grens. Een week nadat de Vuelta begon zijn we bijna terug in Portugal, na de afdaling volgt er een ellenlang stuk in de vallei waarin we continu langs de grens rijden. De afdaling van de Fonfría is weer eens ronduit fascinerend. Het laatste stuk van de klim reden de renners al over een waanzinnig brede weg, omlaag blijft dat zo. Dalen over een snelweg aan een procentje of vier terwijl er onderweg alleen maar ruime bochten te vinden zijn in het bos. Hier mag absoluut niemand in de problemen komen, alleen Enric Mas moet er even voor zorgen dat hij niet door een windvlaag uit de bocht geblazen wordt. Na zeven kilometer in dalende lijn rijden de renners door A Cañiza, waar ze een bocht naar rechts nemen om direct na die bocht twee rotondes tegen te komen. In dalende lijn nog best een uitdaging, maar buiten het dorp gaat het weer een tijdje relatief makkelijk verder. Bijna rechtdoor omlaag aan een procent of vier, dit kan met de ogen dicht succesvol worden afgewerkt. Al zou ik wel even opletten voor de drempel in het gehucht Sibei, als er tussen de bossen door ineens een open plekje is waar je een blik in de mooie vallei kunt werpen verschijnt die drempel ineens en als je daar niet goed oplet vlieg je door de lucht. Enfin, enige punt van enig belang zo'n beetje, deze afdaling is nog makkelijker dan de afdaling van de Hazallanas vlak voor de rustdag. Over het restant van de afdaling hoef ik weinig te zeggen, de renners rijden continu over een brede weg zonder dat ze gekke bochten tegenkomen. Ze rijden nog een keer door een dorpje waar wat meer bochten liggen en waar ook wat drempeltjes liggen, maar dat is zo ongeveer het enige. Na een kilometer of 20 in dalende lijn komen ze beneden uit bij een rotonde en daar slaan ze rechtsaf, waarna ze tot de voet van de volgende klim dik 50 kilometer over dezelfde weg gaan rijden. Meer dan 50 kilometer rijden langs de Rio Miño, op de grens tussen Portugal en Galicië. De weg door de grensstreek is waanzinnig breed, wederom, terwijl we de Miño niet veel gaan zien aangezien we continu door de bossen rijden. De weg kent een grillig karakter, veel serieus klimwerk zit er niet tussen maar het gaat wel continu op en af. Na 50 kilometer koers rijden we door het dorpje Arbo, waar flink wat rotondes liggen, verder komen de renners op deze weg weinig tegen. Zo nu en dan een bocht, maar goed, dat mag ook wel. Na tien kilometer over deze weg gereden te hebben en weinig tegengekomen te zijn gaat het richting As Neves ineens anderhalve kilometer aan 7% omhoog. Toch een pittig bultje tussendoor, maar in de acht kilometer na dit klimmetje komen we dan niets meer tegen. De brede weg loopt een kilometer of drie vals plat omlaag, daarna is het vijf kilometer zo goed als vlak tot in Salvaterra de Miño. Bij een rotonde wijken we even af van de doorgaande weg, waarna we rechtdoor het centrum van dit grensdorpje betreden na 68 kilometer koers. In Salvaterra de Miño zien we een kicken vesting liggen aan de rand van de Miño, met dit soort verdediginswerken kon men vroeger die vervelende Portugezen prima buiten de deur houden.
![7fV2dwJ.jpeg]()
In het centrum van Salvaterra do Miño, waar in de Vuelta van 2014 nog een rit van start ging, slaan de renners bij een rotonde rechtsaf, daarna rijden ze terug naar de doorgaande weg. Even verderop gaat het buiten het centrum bij een volgende rotonde naar links en dan rijden we plots weer over de brede weg langs de Miño en langs de grens. De komende 17 kilometer zetten de renners koers richting Tui, op een vrij vlakke manier. Al komen ze net buiten Salvaterra do Miño wel een kort klimmetje tegen, de renners rijden over de Rio Tea en voorbij dit stroompje loopt de brede weg een een dikke kilometer aan 6,5% omhoog. Tijdens de klim nemen ze een afslag aan de rechterkant van de weg, om vervolgens via een iets alternatievere weg verder te rijden. Na het klimmetje gaat het een paar kilometer onmerkbaar naar beneden, waarna het in de resterende kilometers tot we Tui bereiken min of meer volledig vlak is. Nooit helemaal, dat bestaat niet, maar het komt aardig in de buurt. Door een donker bos rijden de renners over een licht bochtige weg verder, al verlaten ze dat bos op een gegeven moment ook weer. Dan kom ze juist uit in een hoop kleine Galicische dorpjes, het verschil qua architectuur in vergelijking met Andalusië kan amper groter zijn. Op het bewonderen van de veranderde omgeving na valt er verder weinig te melden, de renners volgen lang dezelfde weg en die weg is simpel. Her en der een bocht, wellicht een keer een verdwaalde rotonde, maar niets van enig belang. Ter hoogte van A Gándara slaan de renners bij zo'n rotonde linksaf en daarna rijden ze rechtdoor Tui tegemoet. Twee kilometer later komen ze uit in het centrum van dit plaatsje, waar de rit écht gaat beginnen. Een paar maanden geleden reden er ook wat coureurs door Tui, toen zou de vierde en laatste etappe van O Gran Camiño eindigen op een klim boven het dorp. De renners reden toen naar Monte Aloia, Vingegaard won daar voor de derde dag op rij. Nu gaan ze vanuit Tui op weg naar een andere klim, een klim die ze dan weer kennen van de Vuelta van 2021. Tijdens die Vuelta werd de laatste bergrit verreden in Galicië, het fenomeen Oscar Pereiro had die rit ontworpen en zijn ontwerp leverde een van de meest memorabele ritten uit de recente geschiedenis op. De finale van die toch wel legendarische rit werd afgetrapt met een drieluik van beklimmingen en precies dat drieluik komt nu terug, met het verschil dat we toen na de derde klim nog een eindje verder moesten fietsen, nu volgt vrij snel na de derde klim de finish.
![tui.jpg]()
We rijden rechtdoor Tui binnen, over een brede weg. Eenmaal in Tui komen we na 86 kilometer koers een paar scherpe bochten tegen. Eerst naar rechts, dan naar links en na een rotonde verlaten we via wat flauwe bochtjes dit plaatsje weer waar een kicken kathedraal is te vinden, dat ook wel wat weg heeft van een kasteel. Gooien we er toch maar even de matige opmerking in dat je met TUI best een reisje richting Tui zou willen boeken, allemaal even lachen. Nou, buiten het centrum van Tui slaan we uiteindelijk rechtsaf. We bevinden ons hier overigens nog steeds heel dicht in de buurt van Portugal. Tui ligt aan de Miño, al heb ik net een foto uitgekozen waar je het water niet ziet. Aan de overkant van het water ligt de stad Valença, een lollig vestingstadje, maarja, wij gaan nu mooi de andere kant op. Nog een kilometer of elf fietsen tot de voet van de tweede gecategoriseerde klim van de dag, het eerste van een duivels drieluik. Na de bocht naar rechts volgen we twee kilometer dezelfde brede en vlakke weg, die wel is voorzien van wat vluchtheuvels. Daarna slaan we nog eens rechtsaf, waarna we dan weer zeven kilometer de nieuwe weg volgen. Deze weg begint met een kort klimmetje van anderhalve kilometer, waarna we ook weer anderhalve kilometer mogen dalen. De brede weg voert door een bos, al komen we ook weer vrij snel in een dorpje uit. Een paar bochten onderweg, maar niets bijzonders. Na het afdalinkje wordt de weg tijdelijk wat smaller en komen we nog wat bochten tegen, waarna het weer twee kilometer vooral omhoog gaat. Ook weer niet boeiend, net als de afdaling van twee kilometer die hierna volgt. Aan het eind van dit afdalinkje slaan we rechtsaf, opletten voor de vluchtheuvel. Vervolgens gaat het drie kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg richting Vilameán, waar de voet ligt van de eerste klim van het drieluik. We slaan in dit gehucht linksaf, weer opletten voor de vluchtheuvels, en dan gaat het de komende 6,3 kilometer aan 5,5% gemiddeld omhoog naar de Alto de Vilachán. De klim, voorzien van een brede maar enorm matige asfaltlaag, begint met een kilometer aan 4%, het makkelijke deel van de klim. In het bos gaat het vervolgens een stuk steiler omhoog, twee kilometer aan 7%. Stukjes aan 8% tussendoor, geen onaardig klimmetje derhalve. In de volgende kilometer loopt het ook lang aan 7% omhoog, maar richting het eind van deze kilometer vlakt de klim af. We komen boven op een eerste bergje, ter hoogte van het dorpje Cristelos. Hierna gaat het heel kort naar beneden, waarna het eigenlijk een kilometer zo goed als vlak is. We komen na deze kilometer uit bij een rotonde, waar we schuin rechtdoor gaan. Vervolgens gaat het nog anderhalve kilometer aan 7% omhoog, waarna we na 105 kilometer de top van deze klim van derde categorie bereiken. De Alto de Vilachán eindigt op een onbestemde plek in de buurt van het gehucht Vilachán do Monte, op de top valt niets te beleven. Het is een vrij bochtige klim die ons door een bos naar helemaal niets brengt, we vinden een beetje heide op de top en verder niets. Deze klim van de derde categorie is niet de klim waar alles gaat gebeuren, bij de volgende twee beklimmingen wordt het pas echt leuk.
![vilachan-do-monte-vilamean.png]()
![6607848Master.jpg]()
Na de klim volgt er een afdaling van negen kilometer richting Loureza. Hoewel dat niet helemaal een goede voorstelling van zaken is, het is eigenlijk eerst vier kilometer vrij vlak en dan gaan we vijf kilometer wat serieuzer naar beneden. Beetje glooiend na de top, terwijl de weg wel meteen lekker bochtig is. Als we uitkomen in het dorpje Bonaval gaat het zelfs kort vrij pittig omhoog, maar daarna begint de afdaling echt. Vijf kilometer dalen tegen 5 à 6%, valt eigenlijk ook nog wel mee. Maar goed, wel veel bochten onderweg. Een paar scherpe bochten zelfs, ze liggen er soms een beetje gek bij. We fietsen vooral door wat dorpjes, het is wel opvallend hoeveel huizen er staan in Galicië, zeker als je het lege Andalusië gewend bent. De helft is onbewoond, maar dat is dan weer een ander verhaal. De renners fietsen ook nog een tijd door een bos, waar ook flink wat bochten liggen. Door de brede weg zal het allemaal wel meevallen, maar het wordt dus toch nog een echte afdaling. Beneden komen we na een wat vlakker einde uit in Loureza. Hier slaan we rechtsaf waarna we over een brug fietsen. Aan de andere kant van die brug slaan we nog een keer rechtsaf en dan komen we op een smalle weg terecht. Deze weg loopt direct steil omhoog, de volgende klim van de dag, de tweede van het drieluik, begint zonder dat de renners een vlakke meter in de vallei aantreffen. De Alto de Mabia is een klim van de tweede categorie die meteen met een kilometer aan 10% begint. Straffe kost, zeker in combinatie met die smalle weg. Hier is positionering wel een ding, zeker omdat de weg ook nog eens vrij bochtig is. Door het bos gaat het in de volgende kilometers wel beduidend minder steil omhoog, na nog een lastige kilometer aan 8% houden we in de volgende kilometer slechts 5% over. We komen uit in het schattige gehucht Santa Comba, waarna we op weg gaan naar het gehucht Mabia. In Mabia zal de weg nog een kilometer aan 6% omhoog zal lopen. Dit is de laatste kilometer van de klim die de moeite waard is, in de twee kilometer hierna gaat het vooral wat vals plat omhoog verder. Er zit zelfs nog een klein stukje in dalende lijn in, waardoor deze klim die exact zes kilometer lang is op een gemiddelde van 5,7% blijft steken. Het is wel een merkwaardig klimmetje, deels dankzij die smalle weg en de twee steile kilometers in het begin. Maar het is ook de passage in Mabia die opmerkelijk is, we kronkelen ons hier op een bochtige manier tussen de huizen door. Het slechte weggetje wordt hier nog wat smaller en het gaat tijdelijk toch nog even wat steiler omhoog, het heeft plotseling wat weg van een obscuur Baskisch klimmetje. Voorbij het gehucht wordt het dan weer zo goed als vlak, we slaan niet veel later rechtsaf en rijden dan over de pampa's verder naar de top. Klein stukje in dalende lijn nog, zonder bochten. Dan nog wat vals plat omhoog, waarna we na 120 kilometer de top van deze Alto de Mabia bereiken. Pereiro ontdekte deze klim voor ons, zijn suggestie is dusdanig goed bevallen dat we na drie jaar alweer terugkeren.
![monte-da-valga-alto-de-mabia-loureza.png]()
![Qtx97oL.png]()
![IMG_20210318_180446-1024x768.jpg]()
Op 40 kilometer van de streep zijn we boven op deze Alto de Mabia, ook wel Monte da Valga genaamd. Na de klim slaan we in de buurt van een totaal vervallen huis scherp linksaf. We komen op een bredere weg terecht, die ons naar de kust gaat brengen. Deze brede weg is wel vrij bochtig, het gaat iets meer dan vijf kilometer behoorlijk stevig omlaag aan een procent of zeven over een weg die een aantal haarspeldbochten kent. Er zit ook wat ander bochtenwerk tussen, maar goed, de weg die door een bos voert is in ieder geval wel breed. Bovendien is het in het noorden van Spanje ook gewoon droog, altijd een bonus. De haarspeldbochtjes zijn best listig, maar dit zou toch goed moeten komen, vooral voor de renners die hier drie jaar geleden ook al reden. Richting het eind van de afdaling krijgen de renners een prachtig uitzicht over de zee aangeboden, daar is echt niets mis mee. Oja, beneden komen we uit in Oia. Hier slaan we rechtsaf, waarna we vier kilometer over een brede, rechte en vlakke weg naar de voet van de volgende klim fietsen, de laatste van het drieluik en ook meteen de laatste gecategoriseerde klim van de dag. Niet meteen het laatste klimwerk van de rit, in volle finale volgt er nog een klein hupsje, zoals een bepaalde wielercommentator met een snerpende stem zou beweren. De brede weg langs de kustlijn brengt ons naar Mougás, waar de voet ligt van de Alto de Mougás. Voor we gaan klimmen volgt er eerst nog wel de tussensprint van de dag, één kilometer voor we aan de klim beginnen, dus na drie kilometer rechtdoor gereden te hebben over een vlakke weg langs de kust, wordt er gesprint in A Barroca, een plaatsnaam die verzonnen lijkt te zijn voor de organisatie. Na 128,5 kilometer wordt her in ieder geval gesprint langs de kust, in een gehucht dat dan A Barroca zou moeten heten, het hoort in ieder geval bij de gemeente Oia. Voorbij de tussensprint gaat het nog een kilometer rechtdoor over de brede weg en daarna slaan we abrubt scherp rechtsaf een iets smallere weg in. Het gaat in de laatste meters voor de bocht wat naar beneden, dit is dus wel een enigszins linke aanloop. Na die bocht loopt de weg direct omhoog, de Alto de Mougás begint. Een lange klim, het gaat bijna 10 kilometer omhoog. Volgens de organisatie moet er 9,9 kilometer aan 6% geklommen worden naar de top van deze klim van eerste categorie, dat komt warempel bijna volledig overeen met wat andere bronnen zeggen. De Alto de Mougás zou je ook de Alto da Groba kunnen noemen, of helemaal voluit Alto do Monte da Groba. De klim begint met een kilometer aan 6%, al wil de organisatie ons graag doen geloven dat het in de eerste kilometer aan 10% omhoog zal gaan met zelfs een piek tot 15%. De waarheid is dat er na een vlakker aanloopje een steile halve kilometer met die uitschieter naar 15% volgt, zo kom je ongeveer in het midden uit. De brede weg lijkt na een wat vlakkere aanloop inderdaad een tijdje vrij steil omhoog te gaan, zo zie je maar weer dat één bron geen bron is. Weer een klim met een pittig begin dus, het wordt extra pittig gemaakt door de smalle en bochtige weg omhoog in het bos. In de tweede kilometer gaat het aan 8% omhoog, ook niet eenvoudig. Na nog een kilometer aan 8% gaat het in de vierde kilometer aan 7% omhoog, waarna wederom een lastige kilometer volgt. Het gaat aan 8,6% omhoog, of 9,3%, is maar net wie je wil geloven. Steil is het ieder geval, dat hebben we in 2021 ook wel kunnen merken. Tijdens de klim hebben weer een tijd uitzicht over de zee, schitterend. Duurt niet enorm lang, even later duiken we weer het bos in. Het blijft nog even lastig, maar als we na een tijd een vrij duidelijke bocht naar rechts nemen komen we terecht op het minder moeilijke deel van de klim. Het gaat nog een kilometer aan 5% omhoog, maar daarna hoeft er twee kilometer lang slechts aan 3% geklommen te worden. Toch kan dit juist de verraderlijke fase blijken te zijn, degene die na het steile stuk kan doortrekken is in staat hier iets te forceren. Als we de top bijna bereiken komen we op een bredere weg terecht, die na een tijd wat bochtiger wordt. In de bochtenrijke fase gaat het nog een kilometertje aan 6% omhoog, vooraleer het weer wat rechter wordt richting de top. In de laatste meters van de klim gaat het verder omhoog aan een procent of vier, terwijl we inmiddels in een vrij kale omgeving fietsen. De bomen verdwijnen uit beeld, een woester landschap komt ervoor in de plaats. Na 139 kilometer bereiken we vervolgens de top van de Alto de Mougás, ook wel de Alto da Groba. Een klim van de eerste categorie, waarvan we de top ronden op net iets meer dan 20 kilometer van de meet. In dit geval best interessant: op de top van de Alto de Mougás wacht er een bonussprint op de renners. Iedere seconde telt in deze Vuelta, die bonussprintjes kunnen voor het eerst een functie hebben. Vooral omdat de locatie hier goed uitgekozen is, tenzij het een rit voor de vluchters wordt, maar goed, dat heb je dan weer niet in de hand.
![035ae]()
![alto-da-groba-alto-de-mougas-mougas.png]()
![17473726Master.jpg]()
![vuelta21st20-view-1200.jpg]()
Och, jongens toch. De Alto de Mougás, daar zou ik een boek over kunnen schrijven. Laten we eerst met een minder spannend verhaal beginnen: In de Vuelta van 2013 waren we getuige van een aankomst bergop op de Groba, Nicholas Roche zou die rit naar zijn hand zetten. Toen beklommen we deze klim evenwel van de andere kant, nu dalen we over die kant van de klim af. Het karretje van Google passeerde toevallig in september 2013 en dat levert twee opvallende beelden op: de finishstreep is nog te zien! Tevens springt het vers aangelegde asfalt in het oog, al hebben we 11 jaar later niet veel aan die beelden. Op de top lopen ook een hoop schapen rond, in het dagelijks leven althans. Toen we hier in 2021 passeerden heb ik ze niet gezien, maar ik zag toen wel een hoop andere dingen. We gaan terug naar 4 september 2021. De 20e rit van de Vuelta a España wordt verreden in Galicië, de renners rijden van Sanxenxo naar Castro de Herville, een aankomst bergop in de gemeente Mos, de gemeente waaruit voormalig Tourwinnaar Oscar Pereiro afkomstig is. Pereiro is nauw betrokken bij de organisatie van de Vuelta, we hebben hem jarenlang na iedere rit op het podium zien verschijnen met een schitterende glasbakact. Recyclen! Gooi je glazen in de glasbak! De renners gaven het goede voorbeeld door de lege champagnefles die ze op het podium kregen meteen in de glasbak te stoppen, vaak na enig aandringen van Pereiro. Eens in de zoveel jaar is er sprake van een Año Xacobeo, in dat soort jaren komt de organisatie graag aan in Santiago de Compostela. De Vuelta zou dat jaar eindigen met een tijdrit in dat bedevaartsoord en local hero Pereiro kreeg de vraag of hij in de omgeving van zijn Mos een leuke rit kon uittekenen. Pereiro ging aan de slag en kwam op de proppen met een rit die in volle finale kort achter elkaar zes beklimmingen kende. De eerste drie van die zeg werken we vandaag ook af. Het werd een doldrieste rit, waarin een kopgroep liefst 12 minuten voorsprong kreeg. Maar de rit was dusdanig zwaar dat de voorsprong als sneeuw voor de zon verdween op de eerste beklimmingen, de Vilachán en de Mábia. Het peloton werd al stevig uitgedund en daardoor bleef er op de Alto de Mougás niet veel volk meer over. Het signaal voor enkele renners om in de aanval te gaan. Het was de laatste bergrit van de Vuelta, een dag later volgde alleen nog de tijdrit en dan zat die hele Ronde van Spanje er weer op. De laatste kans voor de mindere tijdrijders om een zaakje te doen in het klassement, dus zagen we op de Alto de Mougás Adam Yates een keer in de aanval gaan. Die aanval slaagde niet. Egan Bernal probeerde het daarna eens, Miguel Angel Lopez sprong op zijn wiel. Ze werden teruggehaald, en daarna probeerde Adam Yates het nog eens. Wijlen Gino Mäder sprong op zijn wiel, rode trui Primoz Roglic reageerde vlotjes, Enric Mas schoof anoniem mee en Jack Haig was de laatste die de oversteek maakte. Miguel Angel Lopez reed naast Haig, maar hij reageerde niet. Waarschijnlijk dacht hij dat deze aanval net als de vorige aanvallen zou mislukken. Een kleine misrekening, misschien had hij over het hoofd gezien dat er twee renners van Bahrein voor hem reden. Jack Haig stond vierde in het klassement, anderhalve minuut achter Lopez. Superman had hem nooit mogen laten rijden, maar hij deed het toch. Mäder zag Haig verschijnen en hij ging meteen als een gek op kop rijden. Lopez zat samen met Bernal op een gat en toen hij reageerde was het al te laat. Het kalf was in een mum van tijd verdronken, en dat gebeurde dus allemaal halverwege de Alto de Mougás. Op deze klim werd het zaadje geplant voor een van de grappigste wielerverhalen ooit, al speelde het verhaal zich vooral buiten beeld af. Mäder nam de klim en de afdaling voor zijn rekening, de voorsprong van het groepje liep snel op. Na de afdaling kwamen de renners uit in Baiona, de plaats waar ze vandaag gaan finishen. Voorbij Baiona volgde er een vlak stuk van dik tien kilometer en in dit stuk kon Bahrein nog een bruggenhoofd inzetten ook, Padun wapperde terug vanuit de kopgroep en hij reed Lopez nog verder de vernieling in. Voor de Colombiaan het wist reed hij vier minuten achter de groep Roglic. Rojas zat die dag ook in de kopgroep en hij liet zich nog uitzakken om voor Lopez op kop te rijden, maar het was
too little, too late. Miguel Angel Lopez zag zijn podiumplaats uit beeld verdwijnen. Niet alleen dankzij het werk van Bahrein, ook omdat hij naar eigen zeggen werd tegengewerkt voor zijn eigen ploeg. Lopez stond derde in het klassement, maar Enric Mas stond tweede. En Mas was wel mee, dus kreeg Lopez de opdracht om niet te rijden, want dan zou hij Bernal, de 5e in het klassement, ook weer terugbrengen. Sterker nog, de karakterloze Mas toonde zich van zijn meest egoïstische kant en was zelfs in zijn oortje aan het schreeuwen dat Lopez niet mocht rijden,
coño. Virtueel zakte Lopez weg van de derde naar de zesde plaats en dat werd hem mentaal teveel. Hoewel hij zelf in de fout ging nam hij het de ploeg en met name Mas kwalijk dat hij niet zelf mocht achtervolgen en dus deed hij iets dat toch tamelijk ongezien is in de sport: hij stapte af zonder dat er sprake was van ziekte of een blessure. Hij stopte simpelweg met fietsen, omdat hij geen zin meer had om verder te gaan. Er werd stevig op hem ingepraat, onder meer door Patxi Vila en Imanol Erviti. Het gebeurde allemaal buiten beeld, dus we kregen er verder op wat vage updates na weinig van mee. Die vage updates hielden in dat hij na een scheldkannonade van Erviti toch weer op de fiets was gestapt, maar even later volgde dan toch echt het definitieve nieuws: Abandon Miguel Angel Lopez. Twee dagen eerder won hij nog glansrijk op de Gamoniteiro, nu stapte hij vrijwillig een dag voor het einde uit de ronde. Er was toch nog even een cameramotor die kant opgereden en dus konden we met onze eigen ogen vaststellen dat een druk bellende Superman Lopez in de ploegleidersauto stapte. Hij belde met zijn vrouw, om haar te laten weten wat voor een kutploeg Movistar is. Zijn ploeggenoten liet hij via het oortje het volgende weten, hij sprak de legendarische woorden:
Bueno, yo me quedo por aquí. Fue un placer, señores.![xjgMS1Q.png]()
![miguel-angel-lopez-en-el-momento-de-abandonar-y-subirse-al-coche-del-equipo-movistar.jpeg]()
![1642685948_175271_1642686206_noticia_normal.jpg]()
Een ongeziene meltdown, dit gaat echt nooit meer overtroffen worden. Zijn laatste woorden maken het echt helemaal af. Al moesten we even wachten op die laatste woorden, die volgden pas toen de Netflixsoap van Movistar een klein jaar later online kwam te staan.
El Dia Menos Pensado, de minst verwachte dag, de titel was nog nooit zo waar. De dag die je niet wist dat zou komen, zo u wilt. Dit had echt niemand zien aankomen. En dat allemaal vanwege één kleine inschattingsfout, als hij Haig, die nota bene naast hem reed, gewoon had gevolgd was er niets aan de hand geweest en was deze rit verder vrij geschiedenisloos verlopen.
Goed, ik blijf hier, het was me een waar genoegen, heren. Ik pis nog steeds in m'n broek van het lachen als ik terugdenk aan deze situatie. 'Als jullie niet willen dat ik ga rijden, dan stop ik er wel gewoon mee.' Naderhand werd het eigenlijk alleen maar lolliger. Ondanks het feit dat Lopez het sowieso niet erg naar zijn zin had bij Movistar, er was voorafgaand aan deze rit sowieso al een hoop frictie, tekende hij toch voor twee jaar bij, waarschijnlijk vooral omdat niemand anders hem wilde hebben. Na deze situatie was zijn positie bij Movistar natuurlijk niet meer houdbaar. Hij werd door letterlijk iedereen afgeslacht, van Unzue tot Lastras. Zelfs de altijd goedlachse Chente was witheet. De hele sportieve leiding kon hem wel wurgen, zijn ploeggenoten haatten hem natuurlijk ook. Dit hoef je niet te flikken bij veteranen als Rojas en Erviti, tijdens de rit probeerden ze hem nog te motiveren maar nadat hij afstapte lieten ze hem vallen als een baksteen. De vooruitziende blik om het nummer van Tom Rosenthal als introsong te gebruiken is toch ook wel 10/10.
I go solo, oh, I go solo. I'm making my way home. I'm making my way. En naar huis ging Lopez. Letterlijk en figuurlijk, want zijn contract bij Movistar, de inkt was nog niet eens droog, werd verscheurd en hij keerde in 2022 terug bij zijn voormalige ploeg, Astana. Daar ging het van kwaad tot erger voor Superman. Hij stapte snel uit de Giro, naar later bleek omdat hij een verboden middel tot zich had genomen dat nogal slecht was gevallen. Enige tijd later stond de Guardia Civil hem op te wachten op het vliegveld omdat zijn naam was gevallen in een dopingonderzoek naar de verrichtingen van de beruchte Marcos Maynar. Dat was zelfs Astana te gortig, dus werd hij eind 2022 voor het tweede jaar op rij op straat gezet door zijn ploeg. Hij keerde terug naar Colombia, waar hij bij het illustere Medellin in het gezellige gezelschap van Oscar Sevilla ontzettend hard uit zou halen. Een bizar schroeiende Lopez won zelfs massasprints, waardoor hij zich zelfs tot zegekoning van 2023 mocht kronen. Tijdelijk, toen hij het WK dreigde te gaan rijden greep de UCI in en werd hij tot 2027 geschorst. Geheel ten onrechte, natuurlijk. Superman is onschuldig! De
downfall begon hier, op de Alto de Mougás. Het begin van het einde van een bijzonder tijdperk, op deze klim waren we getuige van geschiedenis. Al moeten we wel eerlijk toevoegen dat Lopez nog een tijd in koers bleef. Een kilometer of 30 na de Alto de Mougás hield hij het pas definitief voor gezien, toen zijn achterstand op een hilarische manier was opgelopen. Bernal, bij hem in de groep, verloor uiteindelijk bijna zeven minuten op Roglic en co. En dat in een rit die door godbetert Clement Champoussin werd gewonnen, uiteindelijk. In de finale van de rit reed Ryan Gibbons, een van de overblijvers uit de vroege vlucht, een kilometer of 40 in z'n eentje op kop. Op de slotklim werd hij bijgebeend, maar nadat hij werd ingehaald viel het meteen stil. Zet Roglic en Mas bij elkaar en dan krijg je dat. Het signaal voor Gibbons om dan nog maar eens te demarreren, met afstand zijn beste dag in een grote ronde ooit. Nadat hij opnieuw werd ingerekend ging dan Bizkarra maar in de aanval, het werd een rit van outsiders. De kleine Bask werd ook weer tot de orde geroepen, maar die lul van een Roglic liet vervolgens wel Champoussin rijden. De Fransoos deed zijn beste imitatie van Aru terwijl hij uit het niets langs de groep knalde. Ook iemand uit de vroege vlucht, die op de slotklim bij kon blijven omdat het hollen en stilstaan was. Een geestige finale, met voor mij persoonlijk de verkeerde winnaar. Wel een eindje van hier, bij Pereiro op de koffie, dus we gaan onderhand maar eens door met de huidige rit. Niet zonder Mas nog even te bashen, ik was bijna vergeten wat voor een gluiperd hij was in dit verhaal. Achter de ellebogen, we gaan de resterende weken anti-juichen. En toch nog even een RIP Gino tussendoor, veroverde gewoon de witte trui tijdens deze iconische rit, terwijl hij ploeggenoot Haig naar het podium reed.
![imvycViUKLjHp8iNHC9nk.jpg]()
Legends of the gameWe hopen op net zoveel spektakel als in 2021, al gaat dat moeilijk te overtreffen zijn. Een uit de koers stappende renner omdat hij boos is en een knotsgekke finale vol plotwendingen, zoiets is nu ook enorm welkom. Al hoeft er niet direct iemand boos uit koers te stappen, met dat soort renners loopt het vaak niet goed af. De ene is jarenlang geschorst en de ander gaat in het gevang eindigen. Een finale met plotwendingen daarentegen, kom maar door. Na de top van de Alto de Mougás gepasseerd te zijn krijgen de renners ineens een schitterend uitzicht aangeboden. Daar, ginder in de verte, ligt Baiona. En de zee, niet te vergeten. Naar Baiona moeten we toe, want daar ligt de finish. We dalen af over de weg die in 2013 beklommen werd, toen Roche net aan Dani Moreno en Domenico Pozzovivo wist af te houden. We dalen ook af over de weg waar de problemen van Miguel Angel Lopez steeds groter werden, maar we volgen niet volledig dezelfde weg. In totaal is de afdaling tot in Baiona 11,4 kilometer lang, nu slaan we na 10 kilometer in dalende lijn vlak voor het einde van de afdaling ineens scherp linksaf om via een kleine omweg alsnog naar Baiona te rijden. Gemiddeld gaat het omlaag aan een procent of vijf, dat is alvast een eerste geruststelling voor de renners. De weg omlaag is breed en dankzij de Vuelta van 2013 voorzien van goed asfalt, al zijn we ondertussen natuurlijk alweer heel wat jaren verder. De afdaling lijkt niet enorm lastig, al lopen hier in het dagelijks leven naast schapen ook runderen en paarden rond, misschien steekt er ook wel ineens een hert de weg over. Op mogelijk overstekend wild na zou het mee moeten vallen, ik kom weinig opwindende bochten tegen. In het begin is het wel even bochtig, na het prachtige uitzicht over Baiona volgt er direct een stevige naar links, maar daarna volgt er een vrij lang tussenstuk zonder noemenswaardig bochtenwerk. Pas na een kilometer of zeven in dalende lijn afgewerkt te hebben komen we een bochtig stuk van twee kilometer tegen, in een vrij duister bos komen we een paar wat scherpere bochtjes tegen, het gaat hier ook een tijdje vrij steil naar beneden. Desondanks verwacht ik hier weinig problemen, misschien is het vervelendste moment dat we daarna buiten het bos uitkomen bij een rotonde. Het gaat hier rechtdoor, waarna we al bijna in Baiona zijn. Een paar niet zo lastige bochtige later betreden we bijna de stad waar in de Vuelta van 2021 nog een tussensprint lag. Baiona bereiken we alleen nog even niet, want na een scherpe bocht naar rechts, steil omlaag, slaan we vlak voor we over een brug zouden houden ineens scherp linksaf, een bocht van 180 graden. Na deze bocht komen we op een andere weg terecht, een weg die eerst nog breed is maar naderhand smaller wordt. Het is een weg die nog een kilometer of twee vals plat omlaag zal lopen, op enkele flauwe bochten na loert hier verder geen gevaar. Helemaal beneden komen de renners uit in het gehucht Baredo, ze slingeren hier tussen de huisjes door terwijl de weg weer breder wordt. Al is dat van korte duur, een paar meter later wordt het ineens bijzonder smal terwijl de renners tussen een paar muurtjes door moeten rijden. Even verderop volgt er een scherpe bocht naar links en na die bocht gaan we op weg naar de laatste klim van de dag. Een paar meter na die pittige bocht begint de weg omhoog te lopen, nog in het gehucht Baredo. Het wordt een bijzonder klimmetje, het eerste deel van de klim rijden we tussen de ver uit elkaar liggende huizen door over een smalle en bochtige weg, het ideale terrein voor een late uitval. In de slotfase van deze rit gaat het 1,8 kilometer aan 4% omhoog, al zegt dat niet het hele verhaal. In Baredo beginnen we met een klim van 1,2 kilometer aan 5,5%, buiten het gehucht, waar de stenen muurtjes je laten vermoeden dat je plots in de middeleeuwen bent beland, buiten deze gemeenschap komen we in de natuur terecht en daar gaat dit klimmetje vol bochten toch eventjes steil omhoog. We noteren een hectometer of vier aan een procent of acht, met pieken richting de 10%, een goede uitsmijter. De smalle weg loopt na de steile strook wel ineens op een bochtige manier omlaag, een kleine en verraderlijke afdaling van 300 meter volgt vooraleer we links omhoog gaan duiken om nog eens een meter of 200 aan 5% te klimmen. Op zes kilometer van de streep zijn we boven op de laatste klim van de dag, aan het eind van de wereld.
![21ad7e_db1cc4a3b16746de8f6227dfe216d2e5~mv2.jpg]()
![7o2jUKr.png]()
![05280%2B-%2BFARO%2BCABO%2BSILLEIRO%2B051.jpg]()
![Faro-Cabo-Silleiro-Turismo-Rias-Baixas.jpg]()
De renners klimmen richting Faro de Cabo Silleiro, een vuurtoren aan de kaap van Silleiro. Een regio waar in het verleden het een en ander te doen moet zijn geweest, naast de vuurtoren komen de renners een oude bunker tegen en de restanten van een oude militaire basis. Ook is er een kicken mirador te vinden, het uitzicht hier is fabelachtig. Al zou ik als renner wel nerveus worden van dit stukje weg, direct na de klim dalen we af richting de vuurtoren en de eerste meters komt de vuurtoren nog niet in zicht. De eerste meters van de afdaling zie je alleen water, het lijkt alsof je rechtstreeks de zee in gaat rijden. Na een bochtje naar links komt even later de vuurtoren in beeld, maar dan hoef je nog niet meteen gerustgesteld te zijn. Nee, de smalle weg kent ter hoogte van de vuurtoren zelfs een heuse haarspeldbocht. Een krappe haarspeldbocht, aangezien de weg niet breed te noemen valt. Het gaat hier ook teringsteil omlaag, voor, tijdens en na de bocht gaat het een tijdje boven de 10% omlaag. Wel meteen de enige lastige bocht van het hele verhaal, de renners rijden nog een aantal meter verder over deze smalle weg, maar op een bocht naar links die ze van ver zien liggen na komen ze niets meer tegen. Op vijf kilometer van het eind bereiken ze het einde van deze weg, ze slaan bij een rotonde rechtsaf en daarna volgt er een tocht langs de kust richting de finish. Ineens rijden de renners weer over een brede weg, eentje die op vier kilometer van het eind ook nog eens vlak wordt. De eerste kilometer over deze weg is er eentje in licht dalende lijn, de paar bochten die we langs de kustlijn tegenkomen zijn prima te doen aangezien het waanzinnig breed is. De renners rijden door een wonderschone omgeving, de zee aan hun linkerhand en groenige kliffen aan hun rechterhand. Qua obstakels komen ze weinig tegen, op 2,5 kilometer van het eind ligt er toevallig een rotonde op de weg, kan gebeuren. Recht wordt het na die rotonde niet, maar het zijn bochten die geen invloed hebben. Na een iets scherpere bocht naar rechts rijden de renners in de slotkilometer Baiona binnen, waar ze op 600 meter van het eind een rotonde tegenkomen die ze langs de rechterkant moeten passeren. Geen al te lastige passage, ook de laatste bocht op 400 meter van het eind, een flauwe naar rechts, stelt weinig voor. De renners rijden vervolgens over een brede weg rechtdoor langs de haven af. Daar, met de bootjes in zicht, eindigt deze eerste rit na de rustdag.
![6onza2g.png]()