Etappe 20: Belfort - Le Markstein, 133,5 kmDe laatste jaren hebben we niet te klagen over de net-niet-helemaal-vlakke-ritten in de laatste week van de Tour. Al een paar jaar op rij is het prijs. Gooi in de derde week een vrij vlakke rit op het parcours met een paar klimmetjes onderweg en je weet wat het gaat worden. De sprintersploegen gaan het niet kunnen controleren, niet eens willen controleren, en dus weet iedereen dat het tijd wordt om in de aanval te gaan. En zo geschiedde, opnieuw. Iedereen wilde in de kopgroep zitten en dus duurde het een eeuwigheid voor de kopgroep vertrok. Na het eerste klimmetje van de dag was er nog steeds niemand weg, maar het hele peloton was wel al in meerdere delen uiteen gevallen. Adam Yates mistte even de slag, maar dat kon worden rechtgezet. Na verloop van tijd reed er een groepje van een renner of negen weg. Nou, goed, leuke openingsfase gezien, dat was het dan. Maar dat was het helemaal niet. Drie ploegen kregen straftraining, Uno-X, Israel en EF waren niet mee en die fout moest worden rechtgezet. Dat zie je wel vaker gebeuren, maar nooit sorteert zo'n straftraining effect. Vaak duurt het een paar minuten en dan geven ze het op. Nu niet, ze bleven rijden. De drie ploegen gaven alles wat ze hadden en dus bleef de voorsprong van de kopgroep schommelen rond de minuut. Richting de tussensprint van de dag liep de voorsprong terug naar een halve minuut, waarna we iets zagen gebeuren dat ontzettend voor de hand lag, maar toch werd het gemist door een aantal ploegen. We trekken een sprintje richting de tussensprint, maar wat doen we daarna? Normaal valt het stil en laten de renners zich terugzakken, maar als je toch al een voorsprong hebt kun je net zo goed doortrekken. En dat deed men nu dus. Een grote groep trok door en zij maakten de oversteek naar de kopgroep, waardoor we ineens met een man of 30 vooraan zaten. Spektakel, nadat je eigenlijk had verwacht dat de kopgroep al lang en breed was vertrokken. Vermakelijk, smullen. Behalve dan voor de ploegen die alsnog de slag hadden gemist, het zal in een aantal hotels heel ongezellig zijn geweest. De kopgroep was amper samengesmolten of Campenaerts ging maar weer in de aanval, samen met Clarke trok hij op pad. Met z'n tweeën reden ze een voorsprong van een kleine minuut bijeen, terwijl daarachter Uno-X opnieuw op kop aan het rijden was. Eerst zaten ze op kop van het peloton, nu op kop van de achtervolgende groep. De hele dag achter de feiten aan, min of meer, maar we mogen ze heel dankbaar zijn voor hun werk.
Het duo ging goed vooruit, tot Clarke te maken kreeg met krampen. In z'n eentje was het onbegonnen werk voor Campenaerts om het vol te houden, dus werd hij even later ook bijgehaald. Op de Côte d'Ivory ging het mis voor hem. In aanloop naar die Côte d'Ivory was Asgreen in de aanval gegaan, hij kreeg Ben O'Connor en Matej Mohoric met zich mee. De rest reageerde niet meteen en daar zullen ze heel veel spijt van hebben gehad. Het drietal reed naar Campenaerts toe, liet hem achter en vervolgens kwamen ze met een voorsprong van een kleine 30 seconden boven op de top van de klim. Daarachter demarrages genoeg, maar geen samenwerking. In de afdaling en het vlakke stuk daarna reden steeds groepjes weg uit de achtervolgende groep, maar daarna viel het steeds ook weer stil. Het duurde een tijd voor er een sterke groep ontstond, dat duurde zelfs te lang. Uiteindelijk kwam er wel een mooi groepje tot stand, met daarin onder meer Van der Poel en Philipsen. Ze reden kop over kop en kwamen tot op een seconde of 15 van de drie koplopers, maar dichter dan dat komen lukte niet. Schuld van de motoren, aldus Philipsen. Daar valt zeker wat voor te zeggen, maar de drie vooraan waren ook simpelweg heel sterk en ze bleven tot het eind perfect samenwerken. Zelfs de kansloze Ben O'Connor bleef tot het eind zijn bijdrage leveren. Hij wist dat hij ging verliezen, dus koerste hij op een manier waardoor hij zeker zou verliezen. Geen gepoker, niets, in de laatste kilometer nam hij nog gewoon over, terwijl hij duidelijk de traagste was van de drie. Onderweg naar Poligny hadden we met een bijzondere laatste rechte lijn te maken, het liep bijna acht kilometer volledig rechtdoor. De achtervolgers hadden de koplopers lang in het vizier, maar nee, het ging niet lukken om het gat te dichten. Het zou voor de drie vooraan zijn, en aangezien O'Connor tactisch niets durfde te ondernemen zou het vooral tussen Mohoric en Asgreen gaan. In de laatste kilometer liet O'Connor een gat vallen om daarna te kunnen demarreren, maar dat was zo voorspelbaar dat Asgreen meteen op het wiel zat. Door de demarrage van O'Connor werd het wel een lange sprint voor Asgreen. Een te lange sprint. Mohoric had alle moeite van de wereld om uit het wiel te komen, maar in de laatste meters lukte dat alsnog. En met een goede jump duwde hij zichzelf naar de ritzege. Asgreen kwam uiteindelijk een paar centimeter tekort, dankzij een slechte jump. De hele dag koers, de hele dag veranderende scenario's, de hele dag demarrages, en spanning tot het eind. Het was een koers om duimen en vingers bij af te likken. Het interview van Mohoric na de koers was ook de moeite waard, ook hij heeft zijn zege beet voor Gino en hij liet en passent even aan ons weten wat er allemaal bij dat wielrennen komt kijken. Nou, een hoop spektakel in ieder geval. Op papier leek het misschien een rit van niets, sommige renners beweren dat ze geen zwaardere dag hebben gehad dan deze. Het gemiddelde was in ieder geval absurd, 49 per uur.
Met weer een extra streep op de carrosserie trekken we naar het laatste weekend van deze Tour. De ronde is bijna voorbij, nog maar twee ritten te gaan. Op zondag gaan we naar Parijs, naar de Champs-Élysées. Op zaterdag bevinden we ons in de Vogezen, waar een korte en explosieve bergrit op ons wacht. Een bergrit met een gedroomde combinatie aan het eind. We worden de laatste dagen verwend, en het einde is nog niet in zicht. Ga maar eens goed zitten voor deze rit, want dit gaat wat worden.
![8X0OpdA.png]()
![0574f]()
De laatste lastige rit van de Tour de France van 2023 gaat van start in Belfort, een stad en gemeente in het kleine departement Territoire de Belfort. In deze plaats in de regio Bourgogne-Franche-Comté wonen volgens het roadbook exact 50.000 mensen, die we volgens Wikipedia dan weer
Belfortains dienen te noemen. Voor de 32e keer bevindt de Tour zich in Belfort, vooral in de periode rond de twee wereldoorlogen was Belfort een vaste stop op de route. In de jaren daarna is Belfort steeds meer uit beeld verdwenen, maar we zijn hier nog wel eens gepasseerd. Voor het laatst in de Tour van 2019, toen vertrok hier een vlakke rit die aan zou komen in Chalon-sur-Saône. Daar zou Dylan Groenewegen nipt Caleb Ewan kloppen. In de Tour van 2012 ging er ook een rit van start in Belfort, die zou over de grens eindigen in het Zwitserse Porrentruy. Tijdens deze etappe waren we getuige van getuige van de doorbraak van Thibaut Pinot voor het grote publiek. Een jonge Pinot debuteerde in een grote ronde en onderweg naar Porrentruy kwam hij op het heuvelachtige parcours in de vlucht terecht. Hij reed weg van zijn vluchtgenoten op de laatste klim van de dag en hij kwam solo aan in Porrentruy, luid aangemoedigd door de immer enthousiaste Marc Madiot. Dat is misschien nog wel het meest blijven hangen van die zege, Madiot die het laatste uur continu uit de auto hing om Pinot vooruit te schreeuwen. De eerste echt grote zege van Pinot, hij zou daarna nog een hoop gaan winnen, nu krijgt hij de kans om in zijn laatste Tour weer een rit te winnen met een vertrek vanuit Belfort. Dwars door zijn eigen regio, het zou een mooie afsluiter kunnen zijn. Na een paar jaar afwezigheid zijn we nu weer terug in Belfort, weer voor een vertrek van een rit. Dat is eigenlijk vaste prik hier, voor de laatste keer dat er hier een etappe eindigde moeten we terug naar de jaren '70. Toen won een Belg, dus daar hebben we het maar niet over. Waar we het wel over gaan hebben: Belfort is sinds de Middeleeuwen een gefortificeerde plaats geweest. In 1226 werd reeds een kasteel gebouwd. Na meerdere belegeringen te hebben doorstaan, werd deze fortificatie tussen 1637 en 1648 gemoderniseerd door de Comte de la Suze. Op bevel van Sébastien Le Prestre de Vauban werd de fortificatie onder andere uitgebreid met hoornwerken en een barak. Vauban, JAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA. Zo zie je hem een paar weken niet, zo is hij ineens volledig op de afspraak. In Belfort vinden we dus een vesting, met invloed van Vauban. In de jaren na Vauban hebben ze nog een opmerkelijk bouwwerk toegevoegd aan de citadel, we vinden hier de Leeuw van Belfort. Een monumentaal beeld dat 22 meter lang is en 11 meter hoog. Dit beeld is ontworpen door Frédéric Auguste Bartholdi, de man die ook het Vrijheidsbeeld ontwierp. De vesting van Belfort werd meerdere keren belegerd, onder meer tijdens de Frans-Duitse Oorlog in 1870 en 1871. Belfort doorstond de belegering van de Duitsers en om dat heuglijke feit te vieren werd de Leeuw van Belfort geplaatst. Nog steeds een van de trekpleisters van de stad, gelegen in een regio waar we nog veel meer vestingen tegenkomen. De gefortificeerde regio van Belfort (place fortifiée de Belfort) is een reeks van forten, gelegen in het noordoosten van Frankrijk tussen Épinal en Besançon. De forten werden in de 19e eeuw gebouwd als eerste verdedigingslinie in het Séré de Rivières-systeem, bedoeld als nieuwe verdediging tegen de steeds geavanceerder wordende artillerie. Een deel van deze reeks van forten gaan we tijdens de eerste kilometers van de rit tegenkomen. Als we onze blik weer even richten op Belfort zelf valt vooral de overdekte markthal op. Een stalen constructie met glas, in de periode 1904-1905 gebouwd naar een ontwerp van de Franse architect Eugène Lux. In de oude stad vinden we ook enkele mooie gebouwen, je doet er goed aan om de kathedraal Saint-Christope even van dichtbij te bekijken. De kathedraal ligt op de Place d'Armes en aan dit plein vinden we nog veel meer interessante gebouwen. Het lokale Hôtel de Ville, bijvoorbeeld. Er zijn ook nog een aantal musea te vinden in Belfort, een stad waar ze verder bekend zijn geworden door de firma Alstom. Bij dit bedrijf produceerden ze TGV's, maar de laatste jaren schijnt dat een aflopende zaak te zijn. De officiële site vindt het ook nog belangrijk om te vermelden dat de altijd cleane Christophe Moreau hier een aantal jaar heeft gewoond, ik vind het vooral van belang om broekloos naar de citadel van Vauban te gaan en de Leeuw van Belfort te bewonderen. De meest indrukwekkende bezienswaardigheden van deze hele streek!
![lion1-2.jpg]()
![la-citadelle-de-belfort-domine-la-ville-en-haut-d-une-paroi-rocheuse-ou-a-ete-installe-le-lion-de-bartholdi-1594567303.jpg]()
![Elodie-Cayot-2.jpg]()
![a-belfort-la-porte-de-brisach-(depart-fictif)-a-belfort-les-coureurs-de-l-etape-seront-en-mode-mise-en-jambe-puisque-le-kilometre-0-de-l-etape-se-trouve-entre-valdoie-et-sermamagny-a-un-train-plutot-tranquille-le-peloton-quittera-la-vieille-ville-de-belfort-par-la-porte-de-brisach-l-occasion-de-les-voir-defiler-sur-le-pont-qui-entre-les-deux-portes-enjambe-les-fosses-photo-er-laurent-arnold-1689587198.jpg]()
De organisatie heeft een briljante startplek bedacht, we gaan van start in het centrum van Belfort, in een straat die uitzicht biedt op de Leeuw van Belfort en de citadel van Vauban. Het is dat naakt fietsen waarschijnlijk niet wordt gewaardeerd, maar je zou het wel haast overwegen. Tijdens de neutralisatie rijden we dwars door het centrum van het pittoreske Belfort, er volgt een passage over de Place d'Armes, langs de kathedraal en het stadhuis. En de kiosk, dat ook. Belfort gaat z'n geld heel snel terugverdienen, zoveel is zeker. Buiten het centrum rijden we ook nog even een rondje langs de citadel, oh, wat verrukkelijk. Voorbij de citadel rijden de renners na een paar bochten van Belfort naar Valdoie, waar de rit officieel gaat beginnen. In de heuvels rond Valdoie liggen meerdere forten, wel gebouwd in latere tijden. Minder mooie exemplaren, het is wat meer gericht op het functionele. Zodra we aan de rand van Valdoie officieel beginnen fietsen we één kilometer rechtdoor over een brede en vlakke weg richting Sermamagny. Hier komen we wel meteen een rotonde tegen, we gaan naar links en een paar meter bij de volgende rotonde meteen naar rechts. Een enigszin hectisch begin van de rit, maar daarna rijden we dan weer vijf kilometer behoorlijk rechtdoor richting Giromagny. De weg richting Giromagny is breed en begint wat vals plat omhoog te lopen, we rijden de Vogezen tegemoet. Voorlopig is de omgeving nog vrij leeg, maar in de verte zien we de bergen al verschijnen. Onderweg fietsen we door het dorpje Chaux, waar een vliegveld ligt. Het Aérodrome Belfort-Chaux, maar vliegen is natuurlijk voor proleten. Na een kilometer of zes komen we uit in Giromagny, voorlopig komen we weinig tegen. We rijden een keer over het spoor en we zien wat vluchtheuvels verschijnen, maar het is nog even wachten op de eerste klim. Giromagny heette in het Elzassisch of het Duits vroeger Schermenei, terwijl Belfort vroeger dan weer Beffert heette. Dat Elzassisch is wel een grappig taaltje, me dunkt. In de omgeving van Girmagny vinden we het Fort Giromagny, ook wel Fort Dorsner. Het fort was een van de sterkst bewapende forten in het noordoosten in de late 19e en vroege 20e eeuw. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, op 18 juni 1940, werd het ingenomen door de Duitsers. Niet echt een doorslaand succes dus, dat fort. Deze hele omgeving is overigens niet echt een doorslaand succes, ooit hadden ze hier mijnen en een hoop industrie, maar alles is verdwenen. Gelukkig kun je het fort tegenwoordig wel bezoeken.
![photo-er-michael-desprez-1657987050.jpg]()
![Fort-de-Giromagny-sept-2018-CD90-jfl-1200x800.jpg]()
In het centrum van Giromagny komen de renners een paar bochten tegen, daarna rijden ze buiten het dorp redelijk rechtdoor richting de voet van de Ballon d'Alsace. Richting die voet loopt de weg al een paar kilometer vals plat omhoog, maar dan wel vals plat op zo'n manier dat de renners er weinig van gaan merken. Ze passeren onderweg het dorpje Lepuix, hier komen ze nog een halve bocht tegen, maar het gaat toch echt vooral rechtdoor naar de voet van de Ballon d'Alsace. Een eindje buiten Lepuix gaat deze klim beginnen zodra we de bossen bereiken, de komende 11,5 kilometer loopt het aan 5,2% omhoog naar de top van deze beklimming van tweede categorie. Er liggen vijf bergpunten te wachten op degene die als eerste boven komt op de top, we kijken uit naar de sprintjes tussen Ciccone en Gall. De Ballon d'Alsace is van deze kant niet de meest interessante klim, na een kilometertje aan 3% gaat het drie kilometer aan 5% omhoog, voor er een wat lastiger stukje volgt met twee kilometer aan 6,5%. We hebben deze Tour gezien dat dit meer dan genoeg is om het hele peloton uit elkaar te laten spatten, de Ballon d'Alsace heeft wat weg van de Col des Saisies en daar was het peloton op de top heel klein. Kan nu ook weer zo zijn, al is er momenteel minder reden om oorlog te maken. Na het wat lastigere stuk gaat het nog eens zes kilometer omhoog aan 5%, vrij stabiel. De klim begint vrij recht, maar na verloop van tijd komen we in de zone van de haarspeldbochten terecht. Een brede weg omhoog, een weg die voorzien is van goed asfalt. Een aangename klim, als je alles bij elkaar optelt. Een mooie opwarmer, kunnen we wel stellen. De renners rijden lang door een bos, maar op de top komen we terecht in een gebied dat wat meer open is. Op de top van de Ballon d'Alsace is er vooral veel gras te zien, en een hoop restaurantje. De top bereiken we na 24 kilometer, we zijn pas net begonnen en nu al weer boven op de eerste zware klim van de dag. Een klim met een grote geschiedenis in de Tour, je leest soms wel eens verhalen dat de Ballon d'Alsace in 1905 de allereerste berg was die ooit werd beklommen. Dat is feitelijk helaas onjuist, in de Tour van 1903 reden de renners al eens over de Col de la République in de omgeving van Saint-Étienne en deze klim mag de trotse drager zijn van de eretitel eerste berg in de Tour. Eerste berg boven 1000 meter, om wat specifieker te zijn, want in de eerste Tours kwamen de coureurs uiteraard ook al meteen allerlei heuveltjes tegen. Enfin, de Tour van 1905 was pas de derde editie, de Ballon d'Alsace was er hoe dan ook vroeg bij. In de jaren daarna lag de klim bijna ieder jaar op het parcours, maar in de moderne geschiedenis is de Ballon d'Alsace een beetje uit het geheugen van de Tour verdwenen. Eddy Merckx en Bernard Thevenet wonnen hier ooit een aankomst bergop, maar de laatste passage in een Tourrit dateert alweer van 2019. Toen kwam Tim Wellens hier onderweg naar La Planche des Billes Filles als eerste boven. We namen toen wel een andere weg naar de top, er zijn drie wegen omhoog. De keer daarvoor dat de Ballon d'Alsace in de Tour zat, pfoe, dan moeten we alweer terug naar 2005 , bij die gelegenheid wist Michael Rasmussen als eerste boven te komen tijdens een van zijn legendarische solo's.
![ballon-d-alsace-giromagny.png]()
![2560px-Tussen_Lepuix_en_Ballon_d%27Alsace%2C_haarspeldbocht2_foto1_2013-07-22_12.47.jpg]()
![Arriv%C3%A9e_ballon_d%27alsace.JPG]()
De Ballon d'Alsace is een keer of 27 beklommen in de Tourgeschiedenis. Voor het eerst in 1905 dus, toen kwam René Pottier hier als eerste boven. Hij was een van de eerste goede klimmers in de Tourgeschiedenis, dat jaar had hij ook meteen de Tour kunnen winnen, ware het niet dat hij geblesseerd het strijdtoneel moest verlaten. In 1906 kwam hij nog eens als eerste boven op de Ballon d'Alsace, dat jaar was hij niet te stuiten. Hij won liefst vijf ritten en hij werd eindwinnaar van die Tour. Een jaar later pleegde hij zelfmoord omdat zijn vrouw hem had verlaten. Een markant figuur, deze René. Daarom staat er ter ere van hem een bescheiden monumentje op de top van de klim. Op de top staan overigens veel meer monumenten, we noteren onder meer een standbeeld van Jeanne d'Arc en het Monument en hommage aux démineurs, een monument waar je een man ondersteboven ziet hangen. Kunstzinnig. Op de top schijn je bij helder weer trouwens de Mont-Blanc te kunnen zien, tegelijkertijd is dit een van de natste gebieden van Frankrijk en kun je dat heldere weer mooi op je buik schrijven. We rijden voorbij het bescheiden skidomein dat er toch ook op de top te vinden valt en daarna dalen we negen kilometer af richting Saint-Maurice-sur-Moselle. De weg over de Ballon d'Alsace verbindt het dal van de Savoureuse in het zuiden met het Moezeldal in het noorden, we gaan derhalve op weg naar het Moezeldal. Deze kant van de klim is een stuk lastiger, gemiddeld gaat het aan 7% omlaag. De afdaling begint simpel, de renners rijden een tijd rechtdoor over een brede weg door een open vlakte, maar zodra we een nieuw bos bereiken wordt het wat lastiger. In dit bos komen we kort achter elkaar een aantal haarspeldbochten tegen, terwijl de weg niet overal even fantastisch lijkt te zijn. Wel een brede weg, dus moeten we veronderstellen dat de renners hier vrij makkelijk doorheen zullen komen. In totaal komen de renners een stuk of 14 haarspeldbochten tegen, en nog wat andere bochten. Vlak voor we Saint-Maurice-sur-Moselle bereiken volgen er nog heel wat haarspeldbochten kort achter elkaar, maar inmiddels hebben we het bos weer verlaten en dat maakt het allemaal net iets overzichtelijker. Al bij al zou dit geen moeilijke afdaling moeten zijn, of je moet in Saint-Maurice-sur-Moselle rechtdoor sturen als je langs het huis met de merkwaardige dakpannen fietst. Beneden in het dorp slaan de renners linksaf, daarna rijden we eigenlijk vijf kilometer zo goed als rechtdoor over vlakke en brede wegen naar Fresse-sur-Moselle. Hier volgt na 38 kilometer de tussensprint van de dag. Voorbij de tussensprint in Fresse-sur-Moselle rijden de renners rechtdoor verder over dezelfde brede en vlakke weg richting Le Thillot. Beide dorpjes liggen praktisch aan elkaar vast, we komen tussendoor weinig leegte tegen. Eenmaal in het centrum van Le Thillot, waar ze het vroeger heel erg van de mijnbouw en textielindustrie moesten hebben, slaan de renners rechtsaf. Na deze bocht is de weg nog een kilometer of twee zo goed als vlak, daarna beginnen we aan een vals platte klim richting het dorpje Le Ménil. De brede weg gaat vooral rechtdoor zes kilometer omhoog lopen aan 2% gemiddeld, amper de moeite. Tussendoor een keer een halve kilometer aan 4%, dat is het spannendste stuk van deze helling. We fietsen door Le Ménil, het dorp waar Clément Noël blijkbaar heeft leren skiën. Olympisch kampioen in de een of andere discipline, naar het schijnt. Op zich logisch dat je met zo'n achternaam piekt in de winter, zullen we maar zeggen. Voorbij Le Ménil loopt de brede weg nog een tijd verder vals plat omhoog naar de top van de Col du Ménil, na 46 kilometer bereiken we die top.
![col-du-menil-le-thillot.png]()
![1200px-Col_du_M%C3%A9nil.jpg]()
De Col du Ménil is een ongecategoriseerde helling, in dit geval kunnen we daar ontzettend veel begrip voor opbrengen. Dit stukje vals plat gaat de rit niet echt beïnvloeden, maar het gaat niet lang duren voor we interessantere klimmetjes bereiken. Na de niet echt zware Col du Ménil is het even vlak, voor we beginnen aan een zeer minimale afdaling van drie kilometer richting Cornimont. Tijdens deze afdaling komen we een paar flauwe bochten tegen, maar de weg is dusdanig breed en de bochten dermate flauw dat dit zelfs op een eenwieler nog prima te doen zou zijn. Beneden in Cornimont, het dorp van voormalig coureur Christophe Mengin, slaan de renners wat scherper rechtsaf, daarna volgt er een tocht door het centrum. We komen weer wat flauwe bochten tegen, maar het is nog steeds vrij makkelijk. Daar komt vrij snel verandering in, we fietsen na een bocht naar links langs de lokale kerk en voorbij die kerk slaan de renners scherp linksaf. Ze rijden over een bruggetje en aan de andere kant van de brug gaat het naar rechts, waarna de coureurs gaan constateren dat de weg omhoog loopt. Dat klopt, de volgende klim is begonnen. Het gaat de komende 5,2 kilometer aan 7% gemiddeld omhoog naar de top van de Col de la Croix des Moinats. De klim begint makkelijk met een halve kilometer aan 4%, terwijl we over een net iets minder brede weg door een woonwijkje aan het slingeren zijn. Buiten Cornimont wordt de klim pas echt leuk, het gaat anderhalve kilometer aan 9% omhoog. We passeren tijdens dit deel een kruispunt waar we ook linksaf hadden kunnen slaan om dan een nog lastigere klim te bedwingen, maar de organisatie is minder sadistisch dan ik. Geen Col de Lauvy, wel Col de la Croix des Monaits en deze Crois des Moinats wordt na de steile anderhalve kilometer iets makkelijker, door een paar vlakke meters komen we uit op een halve kilometer aan gemiddeld 5%. Daarna gaat het dan weer twee kilometer aan 7% omhoog, deze klim is allesbehalve makkelijk. Richting de top komen we in een zone vol haarspeldbochtjes terecht, afwisselend tussen het bos en wat grasvelden slingert de wat smallere en slechte weg vrolijk verder omhoog. Vlak voor de top is het even een halve kilometer vals plat, waarna we in de laatste meters richting de top nog even aan 5% moeten klimmen. Na 56,5 kilometer zijn de renners boven op deze klim van de tweede categorie, dat wordt weer sprinten voor de bollen. Op de top slaan de renners gelijk rechtsaf, ze komen terecht op een bredere weg en dan volgt er een afdaling richting La Bresse.
![col-de-la-croix-des-moinats-cornimont.png]()
![cornimont-(49e-km)-le-debut-de-la-montee-du-droit-direction-la-croix-des-moinats-photo-eric-thiebaut-1689683714.jpg]()
![Croix_des_Moinats.jpg]()
De Col de la Croix des Moinats kunnen we kennen van de Tour de France van 2014. Toen eindigde er een rit in het skigebied boven Gérardmer, op de muur van La Mauselaine. Dit was een volledig vlakke rit, tot we over de Col de la Croix des Moinats via de Grosse Pierre naar de steile finish reden. Wel reden we toen van een andere kant omhoog over de Croix des Moinats, dus aan die geschiedenis hebben we eigenlijk weinig. Wel reden we op dezelfde manier over de Grosse Pierre, de klim die hierna op het programma staat. Enfin, die rit in 2014 is voor altijd de rit van Blel Kadri, toen nog dun. Hij reed de hele dag in de aanval en hij wist het aanstormende peloton af te houden. Op de Croix des Moinats kwam hij als eerste boven, zoals hij ook op de twee beklimmingen daarna de eerste zou zijn. Dat zal hem nu niet snel meer lukken, vrij snel na het beëindigen van zijn carrière woog Blel al een kilo of 100 meer. In ieder geval, op de top van de klim vinden we een monument ter ere van de Marokkaanse goumiers die tijdens de Tweede Wereldoorlog op deze gronden hebben gevochten. De typisch Marokkaanse dolk, waar deze soldaten blijkbaar mee vochten, is aangebracht in de berm. Dit allemaal terzijde, we gaan afdalen richting La Bresse en daar gaan we zes kilometer over doen. Deze kant van de klim is beduidend minder interessant, gemiddeld gaat het slechts aan 4% naar beneden. De weg is breed, het asfalt onberispelijk en de lastige bochten zijn op één hand te tellen. Ik zie zo één wat lastigere bocht naar links, en dan nog wat flauwer werk. Het stelt eigenlijk echt allemaal helemaal niets voor, er zal vooral veel gelegenheid zijn om aan de rechterkant van de weg een blik in de vallei te werpen, het uitzicht is meer dan prima. Beneden in La Bresse slaan we linksaf en daarna begint direct de volgende klim van de dag. De klim die we wel nog kunnen kennen van de Tour van 2014, de Col de Grosse Pierre. Er zijn meerdere manieren om deze Grosse Pierre te bedwingen, het is een optie om de doorgaande, brede weg te volgen. Dat deden we in 2014 niet, en dat doen we nu gelukkig ook niet. We rijden over een brede weg anderhalve kilometer rechtdoor omhoog aan 6% over die doorgaande weg, maar daarna slaan de renners linksaf en dan beginnen we aan een stukje smeerlapperij. Na deze terugdraaiende bocht naar links wordt de weg een stuk smaller en een stuk steiler, het gaat een halve kilometer aan 11% omhoog met pieken tot 13%. Tussen de chaletjes in de buitenwijk van La Bresse door gaat het daarna nog een keer een halve kilometer aan 11% omhoog, met een wat makkelijker strookje tussendoor, maar ter compensatie ook nog een extra steil stuk. Op een gegeven moment tikken we de 17% aan, de weg ziet er ook daadwerkelijk uit alsof ie loodrecht omhoog loopt. Een volle kilometer aan dik 11%, de Grosse Pierre is großartig. Al zullen de klimmers 'm dan weer
gross vinden, het ligt er maar net aan welke taal je gebruikt. Na de loeiend steile kilometer volgt er nog een kort steil stukje, waarna de klim langzaam steeds iets makkelijker wordt. Volgens de organisatie komen we aan een klim van 3,2 kilometer aan 8%, dat hoge gemiddelde danken we vooral aan die ene steile kilometer halverwege. Het begint wat makkelijker en het eindigt wat makkelijker, als we de chaletjes achter ons laten loopt de smalle weg nog even aan 7% omhoog, voor we van zes naar vijf naar vier naar twee procent gaan. Hier laat de organisatie de klim eindigen, na exact 65 kilometer koers. Halverwege de rit, zo'n beetje. Een klimmetje van de tweede categorie, waar Blel Kadri dus als eerste boven wist te komen in 2014.
![tour-de-france-2023-stage-20-climb-n9-8531d8a28c.png]()
![col-de-la-grosse-pierre-la-roche.png]()
![KQqt2wZ.png]()
In de buurt van de top slaan de renners rechtsaf. Ze hebben een aantal steile bochtjes gezien in La Bresse, maar in de buurt van de top gaat het wat meer rechtdoor. Na de top is het nog even vals plat, dan volgt er een heel klein stukje in dalende lijn, vooraleer we nog een paar meter in stijgende lijn moeten afwerken. Aan het eind van deze weg zouden we linksaf kunnen slaan, dan rijden we naar de echte top van de Grosse Pierre. Daarna zou je kunnen afdalen naar het Gérardmer van Pieter Weening, maar dat doen we niet. We slaan rechtsaf en op die manier dalen we terug af naar La Bresse, over de weg die het meest wordt gebruikt als je de Grosse Pierre wil beklimmen. Omhoog over de alternatieve, steile route, omlaag over de brede, doorgaande weg. Al duurt die afdaling niet lang, we volgen één kilometer de brede en behoorlijk rechte weg omlaag, onderwijl fietsend langs een oude mijn. Na die kilometer zouden we de weg omlaag verder kunnen volgen tot in La Bresse, wat we vorig jaar nog deden tijdens de Tour. Toen reden we tijdens de zeven rit onderweg naar La Super Planche des Belles Filles vanuit Gérardmer over de Grosse Pierre om vervolgens gedeeltelijk af te dalen over dezelfde weg. Gedeeltelijk, want na een dikke kilometer over deze weg slaan we halverwege een haarspeldbocht ineens linksaf een veel smallere weg in. Deze weg loopt direct omhoog, een kilometertje aan een procent of vier is het volgende obstakel dat de renners wacht. Het had erger kunnen zijn, in de omgeving van La Bresse liggen nog veel lastigere klimmetjes. Ik had graag de Col du Brabant gezien, om maar even een voorbeeld te noemen. Op de lastige variant van de Grosse Pierre na worden de renners in deze regio nog behoorlijk gematst. Na dit korte knikje omhoog gaat het ook weer een kilometer omlaag, de renners komen meteen twee haarspeldbochen tegen. De ene loopt vloeiend over in de ander, het is bijna een soort chicane omlaag. Een smalle en niet al te beste weg, de afdaling is kort maar toch vervelend. Na de chicane in het begin zijn de bochten wat flauwer, aan het eind van dit afdalinkje rijden de renners na een bocht naar rechts over een smal bruggetje en dan volgt er een bocht naar links, waarna het peloton een brede weg bereikt. Deze weg gaat omhoog lopen naar de top van de Col des Feignes, een ongecategoriseerd klimmetje. De weg loopt 4,5 kilometer vooral vals plat omhoog, al moet er gedurende deze 4,5 kilometer toch ook nog anderhalve kilometer aan 5% geklommen worden. We rijden over een brede weg door een bos, passeren langs het fraaie Lac de la Ténine en even later fietsen we dan weer langs het Domaine La Bresse Nordic Lispach. Een skioord, de renners fietsen langs de skilift af. Ze fietsen ook langs het volgende meertje af, ontstaan door een afgraving. Mijngebied, heel de Vogezen zowat. Voorbij het skigebied van Lispach loopt de brede weg nog wat verder omhoog door de bossen, gemiddeld aan amper 3%. Wel een mooie klim door de omgeving, maar de Col des Feignes gaat het verschil vandaag niet maken.
![jwsmf2x.png]()
![18426.jpg]()
De Col des Feignes sous Vologne, zoals de klim voluit heet, heeft nog wel een geinige eigenschap. De top is niet de top. Voor we het bordje bereiken dat de top van de klim aangeeft dalen we eerst een stukje af over de brede weg, leg maar uit. De 'top' bereiken we na 74,4 kilometer, na een paar niet al te lastige bochten in dalende lijn. Zodra we voorbij het bord zijn gefietst slaan we linksaf en dan dalen we nog even wat verder af over een weg die minstens zo breed is. Zonder opmerkelijke bochten tegen te komen slaan we een klein eindje verderop rechtsaf en daarna loopt de weg opnieuw weer omhoog. We gaan nu 4,3 kilometer aan 5,4% klimmen naar de top van de Col de la Schlucht, een gekende naam. Door een fraai bos gaat het over een brede en licht bochtige weg in eerste instantie omhoog naar Le Collet, op een nog best wel boeiende manier. Na een halve kilometer aan 5% gaat het een halve kilometer aan 7% omhoog en even verderop komen we zelfs een halve kilometer aan 10% tegen. Door de brede weg en het perfecte asfalt valt het amper op, maar de Col de la Schlucht heeft zo z'n geheimen. Na die steile halve kilometer gaat het nog een kilometer aan 7% omhoog, waarna we uitkomen in Le Collet. Hier slaan de renners rechtsaf en daarna rijden ze anderhalve kilometer vals plat verder omhoog naar de top van de Col de la Schlucht. Daarom valt het gemiddelde stijgingspercentage wat tegen, die strook vals plat aan het eind verpest het voor het steile begin. Stukje aan 3%, stukje aan 2% en daarna is het praktisch volledig vlak. Na 79,5 kilometer bereiken we de top van de Col de la Schlucht, een klimmetje van de derde categorie. De slimme renner slaat op de top rechtsaf, het is nog maar 22 kilometer fietsen tot Le Markstein lezen we op een verkeersbord alhier. Rechtdoor over de Route des Crêtes naar school en kantoor, maar nee, de renners mogen niet rechtsaf slaan. Ze volgen de doorgaande weg en aldoende komen ze uit in het skigebied van La Schlucht. Ze fietsen langs de stoeltjeslift en de lokale rodelbaan, passeren een grote parkeerplaats en fietsen ook nog langs een restaurant en hotel. Een fameuze bergpas voor wielrennen en skiën, geeft Google Maps aan. De pas dankt haar naam aan het Duitse woord Schlucht, dat bergkloof betekent, lees ik dan weer op Wikipedia. Het skigebied Schlucht-le Collet-Retournemer telt 9 pistes. Buiten de winter kunnen toeristen mountainbiken en zomerrodelen in het gebied. Of fietsen, dat kan net zo goed. Hebben we in de Tour al met enige regelmaat gedaan, voor het eerst in 1931. Voor het laatst in 2014, onderweg van Gérardmer naar Mulhouse kwam Titi Voeckler hier toen als eerste boven. Het was wel pas de eerste klim van de dag, uiteindelijk had Titi er niet veel aan. De Col de la Schlucht kan een zeer lange klim zijn, maar dan moet je 'm wel op een andere manier beklimmen dan we net hebben gedaan. Tijdens de afdaling gaan we evenwel merken dat mijn statement niet onjuist is.
![tour-de-france-2023-stage-20-climb-n10-dec1969b7d.png]()
![aHR0cHM6Ly93d3cuc2l0bG9yLmZyL3Bob3Rvcy83NzcvNzc3MDAwNjQ4XzEwLmpwZw==.jpg]()
![vue-du-sommet-du-col-de-la-schlucht-avant-la-rehabilitation-du-site-(photo-eric-thiebaut)-1493393760.jpg]()
Zodra we door het skigebied van La Schlucht zijn gefietst, waar ook wat hinderlijke vluchtheuvels liggen, beginnen we aan een afdaling van liefst 18 kilometer richting Munster. het ging een kilometer of vijf omhoog, het gaat 18 kilometer omlaag. De Col de la Schlucht is lang, maar niet steil. De brede weg loopt eigenlijk continu aan 4% omlaag, zo'n regelmatige klim kom je amper tegen. De afdaling is wel bijzonder mooi, vooral in het begin. We rijden ineens door een rotsachtig gebied, fietsen door een klein tunneltje dat is uitgehakt in die rotsen en dan passeren we een Aussichtspunkt. Je kijkt zomaar een heel eind de Elzas in, geen straf. In het begin is de weg steeds voorzien van een stenen muurtje, het advies is dus om op de weg te blijven en niet de randjes op te zoeken. Daar ga je waarschijnlijk niet heel snel in de buurt komen, want de weg omlaag is enorm breed, enorm goed en de bochten zijn enorm vriendelijk. Na het mooie begin duiken we een bos in, waar het uiteraard ook mooi is. Geen fraai uitzicht, maar bomen zijn ook gezellig. In het bos komen we net wat meer bochten tegen, sommige van die bochten zijn net een tikkeltje scherper, maar het blijft eigenlijk heel simpel. Dat het nooit veel steiler omlaag gaat dan 4% helpt daarbij wel, de renners worden niet plotseling verrast door een steile strook. Na een aantal kilometer in het bos komen we een keer een zeer brede haarspeldbocht tegen, het is allemaal kinderspel. Na een kilometer of 10 in dalende lijn komen we een keer een bochtencombinatie tegen die wat lastiger is, verder zie ik echt nul problemen. Een aangename afdaling, waar zelfs een Pierre Latour weinig moeite mee zou moeten hebben. Na een tijd verlaten we het bos en dan dalen we nog wat verder af door de bewoonde wereld, we komen na 92,5 kilometer uit in Soultzeren en hier komen we een aantal haarspeldachtige bochten tegen, om de afdaling nog van enig cachet te voorzien. Nee joh, vingers in de neus. Na de bochtige passage in het centrum van Soultzeren loopt de weg buiten het dorp rechtdoor verder omlaag naar Munster. De renners rijden aan het eind van deze rechte weg Stosswihr binnen en na een tweetal bochten hier bereiken we een nieuwe rechte weg. Deze rechte weg loopt nog een kilometer of drie verder omlaag tot in Munster, waar het dalen gedaan is en waar de rit écht gaat beginnen. De passage in Soultzeren zal overigens nog wel bijzonder zijn voor Axel Zingle. Hij is de enige Elzasser in de Tour, afkomstig uit Mulhouse. Dat is een eind verderop, maar zijn familie schijnt wel een optrekje te bezitten in Soultzeren en dus is hij op bekend terrein. Je leest nog eens wat in de Franse kranten. Zo schijnen we het aan Thibaut Pinot te danken te hebben dat deze rit meteen met de Ballon d'Alsace begint, hij heeft Thierry Gouvenou gesmeekt of die nou eindelijk eens wilde kappen met iedere keer een vlakke aanloop van 50 kilometer in iedere bergrit. Thanks Thibaut! Al schijnt hij tegelijkertijd gevraagd te hebben om korte etappes, je bent een lul, Thibaut.
![aHR0cHM6Ly93d3cuc2l0bG9yLmZyL3Bob3Rvcy83NzcvNzc3MDAwNjQ3XzYuanBn.jpg]()
Na 97 kilometer komen de renners uit in Munster, een plaats die bekend staat om haar kaas: de munster. De plaats is vernoemd naar een klooster dat hier ooit stond, niet echt een originele naam want je hebt nogal wat Munsters in Duitsland. Dit is dan weer de Munster van de Elzas, een aangenaam ogend stadje waar we vlak voor we in het centrum op een straat vol kasseien terecht zouden komen rechtsaf slaan. Na deze bocht komen we even verderop een rotonde tegen, waar we rechtdoor gaan. We zijn op weg naar het schitterende tweeluik aan het eind van deze zware Tour, de gedroomde combinatie is in aantocht. Van Munster fietsen we naar Luttenbach-près-Munster en zodra we Luttenbach bereiken slaan we linksaf. We rijden over het spoor en daarna gaat het rechtdoor naar de voet van de Petit Ballon. Het stikt in de Vogezen van de ballonnen. Je hebt de Ballon d'Alsace, daar rijden we in het begin van de rit al over. Dan heb je de Ballon de Servance, een wat minder bekende ballon, en uiteraard heb je de Grand Ballon. Nu is het de beurt aan de Petit Ballon, twee ballonnen vandaag. De naam is een kleine leugen, zo petit is deze Petit Ballon niet. We slaan rechtsaf, dan rijden we linksaf over een bruggetje en hierna loopt de weg na nog een bocht naar links 9,3 kilometer aan 8,1% omhoog naar de top van de Col du Petit Ballon. De Petit Ballon begint gelijk, klap in je gezicht, met een kilometer aan 10%. Een wat smallere en slechtere weg loopt tussen de laatste huizen van Luttenbach door meteen enorm steil omhoog. Buiten het dorp duiken we een bos in en hier komen we gelijk de eerste steile haarspeldbochten tegen. Na het furieuze begin van de Petit Ballon loopt de smalle en slechte weg in het bos twee kilometer omhoog aan net iets minder dan 8%, waarna er in de vierde kilometer van de klim aan bijna 9,5% geklommen moet worden. Lastig, oh zo lastig. Na drie weken koers kan de wedstrijd hier volledig ontploffen, ware het niet dat er voor Jumbo ondertussen weinig reden is om de koers nog eens te dynamiteren. Dit was het perfecte terrein geweest voor een verre aanval, als de wedstrijd nog niet beslist was. Dat ligt nu net iets anders, maar het idee blijft goed. Ideaal terrein voor mannen met karakter, er staat natuurlijk nog altijd een ritzege op het spel en sommige jongens kunnen nog op het podium eindigen. Na de tweede écht lastige kilometer van de klim loopt de bosweg nog een kilometer omhoog aan 8%, waarna we buiten het bos uit gaan komen bij de Auberge du Ried. Rond de herberg is het terrein wat meer open, terwijl de makkelijkste kilometer van de klim volgt, het gaat tijdelijk slechts aan 6% omhoog. We duiken hierna weer het bos in voor een nieuwe kilometer aan 8%, de Petit Ballon wordt weer lastig. We bevinden ons nu al redelijk dicht in de buurt van de top, er moet nog ongeveer 2,5 kilometer geklommen worden. De renners verlaten het volgende bos en komen weer in een behoorlijk open gebied terecht, waar de weg wel nog een kilometer aan 8% omhoog blijft lopen. Dat geeft overigens niet het hele verhaal, want de Petit Ballon is onregelmatiger dan deze percentages laten vermoeden. We noteren een halve kilometer aan 7% en daarna een halve kilometer aan bijna 10%, met een piek een flink eind boven de 10%. De relatief smalle weg slingert verder omhoog naar de top langs velden vol gras en bloemen, we noteren een kilometer aan 8,3% en daarna een uitlopertje aan 6,3%. Na 108,2 kilometer, op 25 kilometer van de finish, bereiken we de top van de Petit Ballon.
![petit-ballon-munster.png]()
![38e5473a0a691c148753616f40baae5660bdf7f5.jpg]()
![annemiek-van-vleuten-asothomas-maheux-scaled.jpg]()
Voor wie nog meer wil lezen over de Petit Ballon is er dit
artikel, waarin helemaal gedetailleerd wordt omschreven hoe het voelt om over de Petit Ballon te rijden. Door de weg in het bos kan de klim nogal eindeloos aanvoelen, terwijl het wegdek niet overal even egaal schijnt te zijn. Een geschiedenisles is verstopt aan het eind, de Tour kwam blijkbaar vooral vroeger heel vaak in de Vogezen en de Elzas om aan de Duitsers te laten zien dat dit toch echt Frankrijk was. Het was eerder een geopolitiek spel met een ongezonde dosis nationalisme dan dat men hier echt kwam voor de mooie bergen. De Petit Ballon heet overigens Kleiner Belchen of Kahler Wasen in het Duits, goed om te weten. Kaal is de klim niet echt, al is het op de top wel vrij open. We vinden een parkeerplaats op de top, en verder eigenlijk heel weinig. Als we ons omdraaien is er een zeer fraai uitzicht, maar die tijd hebben de renners niet. De Petit Ballon is een formidabele klim, maar wel een klim met een zeer beknopte wielergeschiedenis. Pas in 2014 werd de klim voor het eerst bedwongen in de Tour. Tijdens de 10e rit, van Mulhouse naar La Planche des Belles Filles, reden we in het begin van de rit over de Petit Ballon en na een afdaling reden we ook nog eens over de Platzerwasel, net als nu. De combinatie is dus niet onbekend voor de koers, maar de vorige keer kwam hij voorbij op een punt dat het weinig belang had. Alhoewel, dat is niet helemaal waar. Joaquim Rodriguez kwam als eerste boven op de Petit Ballon, maar alle aandacht ging uit naar Alberto Contador. In de afdaling van de Petit Ballon kwam hij ten val. Dat was zijn eigen domme schuld, hij was iets aan het eten of drinken of iets aan het doen, dat weet ik niet precies meer, maar in de afdaling was hij bezig met andere dingen en derhalve ging hij op z'n muil. Hij had zijn hand even van het stuur, kwam een hobbeltje tegen en poef, daar ging Contador. Hij brak bij die val zijn scheenbeen. Ondanks dat gegeven stapte hij na een tijd alsnog op de fiets en probeerde hij zijn weg te vervolgen, maar hij moest toch opgeven. Froome was ook al uit koers verdwenen en dus lag de weg open voor Nibali om de Tour te winnen. De voodoo was weer van een ongekend hoog niveau. Sindsdien kwam de Petit Ballon niet meer voorbij in de Tour, tot nu. De Petit Ballon kwam wel voorbij in de Ronde van de Elzas en, niet onbelangrijk, vorig jaar maakte de Petit Ballon deel uit van de Tour de France Femmes. Het was de eerste klim in een bergrit die ook nog over de Platzerwasel en de Grand Ballon zou voeren, om uiteindelijk net als nu in Le Markstein te eindigen. Annemiek van Vleuten besloot tijdens die rit heel vroeg in de aanval te gaan, op de Petit Ballon volgde er al een versnelling en alleen Vollering kon volgen. Maar op de volgende klim moest ook Vollering afhaken. Die volgende klim, daar gaan we nu maar eens naartoe.
![petit-ballon.jpg]()
![petit-ballon-whir-au-val-upload-30239-1024x0.jpg]()
De weg omhoog was behoorlijk grillig en vrij onregelmatig, het is lastig om een mooi ritme te pakken te krijgen en daardoor is het juist zo'n geschikte klim om een aanval te plaatsen. De afdaling zal ook onregelmatig zijn, en zoals we in 2014 hebben kunnen zien moet je oppassen voor de hobbels. De rit in de Tour voor vrouwen van vorig jaar heb ik eerlijk gezegd gemist, het was vrij nuttig geweest als ik toen wel had gekeken want de afdaling staat niet op Streetview en daar kan ik dus verder vrij weinig over vertellen. Ik kan in ieder geval vertellen dat het exact 10 kilometer omlaag gaat, gemiddeld aan 6,5%. Deze kant van de Petit Ballon is gemiddeld genomen iets minder lastig, maar de renners gaan wel stroken tegenkomen waar er aan bijna 10% gedaald moet worden. Dat dalen doen ze over een relatief smalle weg, grotendeels door een bos. De weg omlaag loopt eerst wat meer rechtdoor, maar na verloop van tijd komen de renners een aantal haarspeldbochten tegen. In totaal een stuk of zeven, maar er komen ook nog wat andere bochten voorbij. Ongezien zeg ik: lastige afdaling. De vage herinneringen van 2014 vertellen me dat de val van Contador zijn eigen schuld was, maar het feit dat je meteen op je bek gaat als je heel even niet alert bent zegt ook wel weer dat het hier niet simpel is. Omdat het de laatste afdaling van de Tour is heb ik dan toch maar even youtube geraadpleegd en die beelden bevestigen mijn idee wel. Het gaat eerst een paar kilometer vooral rechtdoor omlaag zonder gek veel bochten, waarna we de eerste fase vol haarspeldbochten bereiken en daar wordt het wel meteen wat linker. Vervolgens gaat het weer een tijdje wat meer rechtdoor, tot de volgende fase met haarspeldbochten. Zodra er meer bochten in beeld verschijnen wordt het uiteraard lastiger, alle bochten zijn eigenlijk ook meteen flinke rotzakken. Dat het niet de breedste weg is en dat het asfalt op z'n minst vrij ruw is helpt daarin niet mee. Toch zou deze afdaling uiteindelijk wel te doen moeten zijn. Ik verbaas me nog het meest over de allerlaatste bocht, na tien kilometer dalen komen we uit in Sondernach, in dalende lijn stormen we af op een stevig terugdraaiende bocht naar links. Van een smalle weg komen we op een brede weg terecht, als we tenminste heelhuids door deze lastige bocht komen, en daarna begint gelijk de laatste klim van deze Tour waar renners het verschil kunnen maken. Het gaat 7,1 kilometer aan 8,4% omhoog naar de top van de Col du Platzerwasel. Net negen kilometer aan 8% gehad, na een afdaling van tien kilometer zonder een meter vlak tussendoor moet er zeven kilometer geklommen worden aan meer dan 8%. Een geweldige combinatie, eentje waarvan het eigenlijk vreemd is dat we 'm niet vaker hebben gezien. De Platzerwasel begint meteen met een kilometer aan 9,3%, net als de start van de Petit Ballon is ook de Platzerwasel gelijk zeer lastig. De brede weg loopt via een aantal haarspeldbochten omhoog door een bos, een verhaal dat niet snel zal veranderen. Gedurende de hele klim fietsen we door een bos, waardoor het voor de fietstoerist niet de mooiste klim is. Het asfalt schijnt hier aan je banden te zuigen, ook als het in de tweede kilometer van de klim aan 7,5% omhoog zal gaan. Net als de Petit Ballon is de Platzerwasel behoorlijk onregelmatig, steile en minder steile stroken wisselen elkaar af. Dat het in de derde kilometer van de klim weer aan dik 9% omhoog gaat is dus maar het halve verhaal, in die kilometer gaat het ook een tijdje aan meer dan 10% omhoog. Dat je zonder een meter vlak tussendoor en na een intensieve afdaling meteen hier omhoog moet is voor de renners waarschijnlijk geen pretje, met drie weken Tour in de benen kan het hier absoluut een slijtageslag worden. De brede en bochtige bosweg loopt in de vierde kilometer van de klim omhoog aan 7%, de onregelmatigheid van de klim meteen bewezen. Na een nieuwe kilometer aan 9,3% gaat het in de voorlaatste kilometer aan 6% omhoog, dankzij een klein stukje waar het helemaal vlak is. Op dat stukje na gaat het heel steil omhoog, de Platzerwasel piekt vlak voor we de top bereiken. In de laatste kilometer van de klim gaat het aan meer dan 10% omhoog, gemiddeld klimmen we aan 10,4% met een piek tot 14%.
![f917f]()
![12275.jpg]()
![IMG_0343.JPG]()
Na 125,3 kilometer, op een goede acht kilometer van de finish, komen de renners boven op de Col du Platzerwasel, net als de Petit Ballon een beklimming van de eerste categorie. Hier gaan we weten wie de bolletjestrui wint, en wellicht ook al wie de rit wint. De Col du Platzerwasel is voor de fietstoerist die van het uitzicht wil genieten geen geschikte klim, maar het is wel een uitermate geschikte klim om de Tour te beslissen, zeker in combinatie met de Petit Ballon. Ik ben het niet vaak eens met de organisatie, maar nu volmondig. Een loodzware klim, eentje die we net als de Petit Ballon nog niet vaak in de Tour hebben gezien. De Petit Ballon kwam pas één keer eerder voorbij, de Platzerwasel drie keer. In 1967 debuteerde de klim, in 2009 reden we er een keer overheen tijdens de rit naar Colmar die op imponerende wijze gewonnen zou worden door Heinrich Haussler en in 2014 kwam deze klim dus ook al in combinatie met de Petit Ballon voor. Toen kwam Joaquim Rodriguez als eerste boven op beide beklimmingen, maar de rit zou hij niet winnen. Een kilometer of 90 voorbij de Platzerwasel ging de ritzege op La Planche des Belles Filles naar Vincenzo Nibali, die mooi profiteerde van het wegvallen van Contador. Die ging dus in de afdaling van de Petit Ballon op z'n bek, waarna hij alsnog probeerde de Platzerwasel te bedwingen. Hij ging nog hard ook, met z'n gebroken scheenbeen, maar uiteindelijk was het dan toch einde verhaal. Een paar maanden later won hij dan wel weer de Vuelta, dat was curieus. In de Tour de France Femmes van vorig jaar zagen we deze goddelijke combinatie ook verschijnen. Op de Petit Ballon begon Van Vleuten al op haar kenmerkende afzichtelijke manier de tegenstand te versmachten. De eerste slachtoffers vielen op die kleine ballon, de enige die nog tegenstand wist te bieden, de altijd onsympathieke Vollering, werd vervolgens op de Platzerwasel overboord gekieperd, waarna Van Vleuten aan haar epische solo van 60 kilometer richting Le Markstein kon beginnen. Er lag nog een extra lusje in het parcours toen, want eigenlijk is het nog maar acht kilometer fietsen tot Le Markstein. We gaan het in de Tour doen zonder die lus, we gaan linea recta naar de finish. De Petit Ballon en de Platzerwasel zouden zwaarder moeten zijn dan ze lijken wegens de onregelmatigheid en het ruwe asfalt, maar de rit is voorbij de Platzerwasel ook nog zwaarder dan het lijkt. In de resterende acht kilometer komen we nog een aantal uitdagingen tegen, voorbij de top van de Platzerwasel gaat het kort naar beneden in het bos, zonder dat we gekke bochten tegenkomen. Buiten het bos loopt de weg dan weer omhoog, het gaat een kilometer omhoog aan 7% met een piek tot 10%. Dan kan de klim wel voorbij zijn, maar de klim is helemaal niet voorbij. Na deze lastige kilometer is het een kilometer volledig vlak, terwijl we over een brede en licht bochtige weg fietsen. Na een tijd fietsen we opnieuw een bos in en in dit bos gaat het dan nog eens een kilometer aan 4% omhoog, waarna we de top van Le Breitfirst bereiken. Eigenlijk de echte top van de klim, het is heel geniepig van de organisatie om Le Breitfirst onbenoemd te laten. Je kunt je hier lelijk mispakken als je na de Platzerwasel al boven denkt te zijn, niets van dat alles. Le Breitfirst, dat is de echte top. Voorbij Le Breitfirst loopt de weg een dikke kilometer vrij stevig omlaag, zonder dat we een gevaarlijke bocht tegenkomen. De enige scherpere bocht is er eentje naar links, waarna we de Route des Crêtes bereiken. Hier wordt het vlak, we rijden richting Le Markstein een paar kilometer over deze prachtige bergkamroute. We pakken maar een klein stukje van de lange Route des Crêtes mee, de weg die in 1914 door het Franse leger werd aangelegd op de westelijke zijde van een bergrug in de Vogezen die de grens vormt tussen Elzas en Lotharingen. In de periode 1871–1918 was de bergrug de grens tussen Frankrijk en Duitsland. De weg diende voor de bevoorrading van Franse troepen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het is een zeer typische weg, heel erg open. De wind kan eventueel nog een rol spelen aan het eind, al hebben de renners het voordeel dat de weg vals plat omlaag loopt. Het is een bochtige weg, maar die bochten zijn niet lastig. Op twee kilometer van de finish ligt er wel een iets scherpere bocht naar links, maar verder is het hier heel makkelijk fietsen. We rijden even later Le Markstein binnen en in het centrum van dit oord gaat het even wat steviger omlaag, waarna we in de laatste kilometer nog geconfronteerd gaan worden met meerdere bochten. We slaan linksaf, dan ineens scherp rechtsaf en na een tweede bocht naar rechts loopt de weg in de laatste 400 meter omhoog aan 4,5%. Het is geen vliegveld in Courchevel, maar toch ook hier weer een lastige strook aan het eind. Na een bocht naar links en een flauwe naar rechts gaat het rechtdoor naar de finish in de laatste 200 meter.
![F1kx22gWIA8ez1t?format=jpg&name=large]()
![2GgAeIF.png]()
![tour_de_france_femmes_stage_7_gallery_02.jpg]()
![4608px-Mapcarta.jpg]()
Na 133,5 kilometer eindigt deze laatste bergrit van de Tour in Le Markstein, een bescheiden ski- en bergsportgebied in de Vogezen, in het departement Haut-Rhin. Het is gesitueerd op een hoogte tussen 1040 en 1266 meter. Het hoogste punt is de top van de Jungfraukopf. In de zomer wordt in dit gebied veel aan parapenten gedaan. In 1983 en 1987 heeft de Wereldbeker Alpineskiën Le Markstein aangedaan. Voor de Tour de France van 2023 is Le Markstein opgenomen als aankomstplaats. Aldus Wikipedia, kort en bondig. Inderdaad, in de Tour van 2023 eindigt hier een rit en dat is voor het eerst. Nog nooit eerder eindigde er een etappe in Le Markstein, terwijl we hier in het verleden wel vaker zijn gepasseerd. Tijdens de Tour van 2019 klommen we bijvoorbeeld richting Le Markstein, om even verderop ook nog het laatste stukje van de Grand Ballon mee te pakken. Die klim ontbreekt tijdens deze rit, dat vind ik zo'n beetje het enige nadeel aan deze etappe. Hij had een aantal kilometer langer moeten zijn, met een beklimming van de Grand Ballon erbij. Verder heb ik niets te klagen. Ook in de Tour van 2014 reden we door Le Markstein, opnieuw op weg naar de Grand Ballon. In 2014 kwam Tony Martin als eerste aan in Le Markstein, in 2019 was die eer weggelegd voor Tim Wellens. En ja, in de Tour de France Femmes van vorig jaar eindigde hier een etappe. Een bergrit met de Petit Ballon, de Platzerwasel en dan ook nog de Grand Ballon. Annemiek van Vleuten reed iedereen op een hoop. Op de Petit Ballon ging ze al los, op de Platzerwasel ging de laatste ballast overboord en in de afdaling en het vlakke stuk richting de Grand Ballon liep ze alleen maar verder uit. Ook op de Grand Ballon bleef ze tekeergaan en zo kwam ze met een voorsprong van meer dan drie minuten op Vollering en meer dan vijf minuten op Ludwig aan in Le Markstein. Een solo van 60 kilometer, een afgetekende zege, de alien in optima forma. Silvio Herklotz won ooit een rit in de Ronde van de Elzas boven in Le Markstein, toen leek hij nog de nieuwe Jan Ullrich te worden. Dat kwam er niet helemaal uit, kunnen we stellen. Wel een geestige uitslag, jongens die uiteindelijk een veel betere carrière hebben gehad eindigden ver achter Herklotz. Guillaume Martin werd 14e, Adam Yates 17e, Emanuel Buchmann 24e, Tiesj Benoot 27, Gregor Mühlberger 28e en ga zo maar door. De Tour d'Alsace heeft weinig voorspellende waarde. Voor meer informatie over Le Markstein wend ik mij tot zininfrankrijk.nl, en, nou, die hebben er inderdaad zin in. Le Markstein is een klein maar fijn winter- en bergsportgebied in de Vogezen. Het ligt op de Route des Crêtes, een bergkamweg die van noord naar zuid de belangrijkste bergpassen en toppen van het Natuurpark van de Vogezen verbindt. Wanneer je over de Route des Crêtes rijdt, ben je verzekerd van prachtige uitzichten. Le Markstein is een van de hoogtepunten waar je de auto (of de fiets) zeker even aan de kant wilt zetten. Le Markstein ligt tussen 1040 en 1265 meter hoogte. In de winter tref je hier meters sneeuw aan. Genoeg mogelijkheden voor gave winterse activiteiten dus. Je vermaakt je hier het beste door de pistes af te dalen op je ski’s of snowboard, maar je kunt ook langlaufen (40 kilometer aan pistes) of sneeuwschoenwandelen. In de zomer kunnen actievelingen zich uitleven op een van de vele wandelroutes, de omgeving op de fiets verkennen of de ronde bergen vanuit de lucht bewonderen door te gaan paragliden. Je kunt hier heerlijk wandelen, het is daarnaast zeker een aanrader om te klimmen naar een van de hoger gelegen punten en te genieten van het panoramische uitzicht. Wat betreft uitzichten moet je hier geluk hebben, maar wanneer alle ingrediënten hun krachten bundelen, ben je verzekerd van adembenemende vergezichten over de Elzasser vallei, de Vogezen en in de verte de Zwitserse Alpen. En dan is er ook nog een rodelbaan. Kortom, kom naar Le Markstein, het is hier fantastisch.
![Le_Markstein%2C_Jungfrauenkopf-0177.jpg]()