Om spoilers te kunnen lezen moet je zijn
ingelogd. Je moet je daarvoor eerst gratis
Registreren. Ook kun je spoilers niet lezen als je een ban hebt.De rit gaat van start buiten het probleem, waarna de renners tijdens de eerste kilometers van de rit over brede, recht een vlakke wegen mogen fietsen. Na 10 kilometer komen ze evenwel een klimmetje tegen, het gaat twee kilometer aan bijna 6% omhoog naar Haut de Bauch. Dit klimmetje moet aangegrepen worden om een sterke kopgroep te laten ontstaan, want hierna komen we voorlopig weinig hoogtemeters tegen. Voorbij Haut de Bauch volgt er een kort afdalinkje over een brede maar bochtige weg richting Lasseube, daarna rijden we een aantal kilometer over een bochtige en licht glooiende weg door de bossen naar Oloron-Sainte-Marie. Hier passeren we na 30 kilometer. Oloron-Sainte-Marie is de plaats waar in 1977 de Tourrit van start ging die zou eindigen in Vitoria-Gasteiz, waar we een paar dagen geleden nog waren. Die rit werd gewonnen door José Nazabal, een Bask. In de stad van hoofdsponsor Kas wist hij na een epische solo de handjes in de lucht te steken, volgens Renaat was dat zelfs voor de poorten van de fabriek. In Oloron-Sainte-Marie is het bochtig, maar daarna rijden de renners praktisch rechtdoor verder naar Aramits (hier komt Henri d'Aramitz vandaan waar Dumas Aramis op baseerde voor zijn Drie Musketiers) en niet ver buiten dit plaatsje volgt na 49 kilometer de tussensprint in Lanne-en-Barétous. Dat die tussensprint zo vroeg op de dag volgt zou eventueel gunstig kunnen zijn. Als er voor deze tijd nog geen vluchtersgroep ontstaan zal er daarna in ieder geval een sterke groep wegrijden. Wellicht, waarschijnlijk niet. Na de tussensprint zetten we koers richting Montory, een kleine zes kilometer verderop. De afgelopen kilometers reden de renners door de Béarn, maar er gaat iets heel bijzonders gebeuren. Ter hoogte van Montory zijn we terug in het Baskenland. JAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA
![Basque-country_240-animated-flag-gifs.gif]()
Montory heet in het Baskisch Montori, het dorp ligt in de provincie Soule, de provincie die in het Baskisch Zuberoa heet. Al komt ook de naam Xiberoa voorbij, qua uitspraak komt dat haast op hetzelfde neer. We waren een volle dag weg uit het Baskenland, maar we zijn nu weer terug op het allerbeste grondgebied. Goed, dat gaat alles bij elkaar maar een aantal kilometer duren, maar toch. Even een kaart van Iparralde voor de mensen die het allemaal niet snappen.
![soule-map.jpg]()
De komende kilometers rijden we via Montory en Tardets naar Sainte-Engrace, waar we gaan beginnen aan de eerste serieuze klim van de dag. Op de top van die klim verlaten we het Baskenland weer, we scheren echt volledig langs het uiterste puntje van het Baskenland. Zuberoa is overigens wel een grappige provincie, in de zin dat er in de dorpjes alhier alles bij elkaar opgeteld amper 13.000 mensen wonen. Het worden er ook steeds minder, het is qua gemiddelde leeftijd de oudste regio van het Baskenland. Het zou best kunnen dat er over een aantal jaar helemaal niemand meer woont in deze regio, gelukkig gaat het met de andere Baskische provincies een stuk beter. Richting Montori loopt de weg een tijdje omhoog, vals plat, daarna dalen we kort af tot het centrum van dit kleine dorpje, waar enkele typisch Baskische huisjes op ons wachten. Van Montori rijden de renners grotendeels rechtdoor over een brede en vlakke weg naar Tardets-Sorholus, in het Baskisch Atharratze-Sorholüze. Als we dit dorpje bereiken maken we een bocht van 180 graden naar links en dan rijden we over een brede weg richting Larrau. Voorbij Larrau gaat het omhoog naar de Port de Larrau, een klim die we de komende Vuelta gaan zien. Omcirckel 9 september 2023 in je agenda, dat wordt een etappe die u niet mag missen. Tijdens de Vuelta van dit jaar rijden we anderhalve dag door Frankrijk. Er komt een rit aan op de Tourmalet, waar de renners morgen overheen mogen fietsen, en daarna rijden we tijdens de volgende rit van Frankrijk via de Port de Larrau Navarra binnen, waar een rit zal eindigen. Nog wat Baskisch genot, ik heb er zin in. De weg naar Larrau is best goed te doen. Breed, recht, wat bomen langs de kant, af en toe een dorpje met wat mooie huisjes. Licq-Athérey, bijvoorbeeld. Pittoresk. In Licq-Athérey staat een brug, een brug met een legende. Ik heb jullie al heel veel verteld over het Baskenland, maar de lokale mythologie heb ik jullie nog bespaard. De Basken hadden hun eigen goden, de godin Mari bijvoorbeeld, dat was de belangrijkste van allemaal. Ze hadden ook een aantal enge schepsels, zoals de Basajaun. Een harige reus die door de bossen zwierf en die je niet moest tegenkomen. Zo waren er ook de Lamiak, of Laminak. Een soort van sirenen, die ervoor hebben gezorgd dat de brug in Ligi-Atherei, zoals het dan weer in het Baskisch heet, nooit afgemaakt kon worden. De hele brug staat er, behalve de laatste steen. Iedere keer als iemand de laatste steen wilden leggen betoverden de lamiak de man die dat van plan was en ging het feest niet door. Dat is het verhaal van het dorp, een brug waar één ontbreekt. Er is, uiteraard zou ik bijna willen zeggen, een Baskische band die zichzelf heeft vernoemd naar de mythologische wezens en die muziek moet mij dan maar door deze etappe heen zien te loodsen.
![33325004346_c3121177a1_b.jpg]()
Na de doortocht in Ligi-Atherei, zoals het dan weer in het Baskisch heet, verlaten we de weg richting Larrau. We slaan linksaf en dan gaan we toewerken naar de eerste serieuze klim van de dag. De Col de Soudet komt er bijna aan. Die klim is volgens de organisatie 15 kilometer lang, maar in totaal loopt de weg 23 kilometer omhoog. De organisatie laat de eerste acht kilometer voor wat het is. Niet lastig genoeg, dat drukt het gemiddelde teveel. Na de bocht naar links gaat het al een tijd vals plat omhoog, maar niet alleen vals plat. Er zit ook een keer een kilometer aan 4% tussen, toch alvast een opwarmertje. Door een fabelachtige omgeving rijden we voorzichtig omhoog over een brede en niet overdreven bochtige weg, maar daar komt weldra verandering in. We fietsen richting Sainte-Engrâce, een plaats die de Basken Urdatx noemen en een plaats die ook wel Santa Grazi wordt genoemd. In de buurt van Sainte-Engrâce komen we drie opvallende fenomenen tegen. Ten eerste is er de romaanse kerk van Santa Grazi, vernoemd naar een jonge Portugese edelvrouw die hier toevlucht zocht om aan vervolging te ontkomen. Later werd het een bekende stop voor pelgrims op weg naar Santiago. In de omgeving van de kerk ligt de kloof van Kakuetta. Kloven zijn vaak mooi, en deze mag er ook zijn. We vinden er een waterval, een turkoois meertje, en uiteraard een hoop kliffen. Kicken kloof, niets meer aan doen. Een kilometer of twee lang, op sommige punten maar drie meter breed en op sommige punten 350 meter hoog. Te bezoeken, maar dan moet je wel geld betalen. Even verderop ligt ook de Grotte de la Verna, een van de grootste grotten van de wereld lees ik. Of, beter gezegd, er zit een ontzettend grote zaal/kamer in deze grot Een diameter van 245, een hoogte van 194 meter. De Notre-Dame past er zes keer in! Via een gang van 660 meter kom je uit in deze kamer, waar ooit mensen met een luchtballon in hebben gevlogen. Er valt hier ook een waterval te zien, jeetje. Aanrader dus, de regio rond Sainte-Engrâce. Vergeet ook zeker je racefiets niet, want als we de kloof van Kakueta betreden begint de Col de Soudet. De organisatie laat de klim officieel beginnen met een kilometer aan 4%, waarna het een kilometer aan 3% omhoog zal gaan. Na een aantal officieuze klimkilometers vals plat omhoog beginnen we de klim alsnog met wat werk dat niet veel meer is dan dat. De renners rijden niet door de kloof, maar langs het eindpunt van de kloof af. Een klein stukje kloof krijgen ze mee, maar niet veel. Het blijft vooral ontzettend groen, veel bomen en weinig kliffen in beeld. De weg blijft best breed en begint na een tijd wat steiler omhoog te lopen, we komen een kilometer aan 6,5% tegen, dan eentje aan 5% en dan weer een aan 6,5%. Nadien wordt de klim voor het eerst echt lastig, we krijgen te maken met een kilometer aan 9,5% en daarna een halve kilometer aan 12%. Daarna is het wel even een halve kilometer zo goed als vlak, maar toch. Gedurende de klim rijden we vooral door de bossen, maar we werpen ook een tijd een blik op de groene bergen in de verte, en we rijden dan toch nog langs een paar rotswanden. Het is een prachtige klim, en dit zeg ik natuurlijk niet alleen omdat het een Baskische klim is. Na het vlakke stukje gaat het een kilometer omhoog en dan volgt er een makkelijke kilometer aan 3%. De bochtige weg omhoog door de fraaiste bossen komt uit op het plateau van Iratzordoky, de namen zijn hier weer onvoorstelbaar Baskisch. Al is het gebruik van de y dan wel weer specifiek iets voor Iparralde, iedere regio heeft weer zijn eigen versie van het Euskara. Na het plateau gaan we nog even twee kilometer heel steil omhoog naar de top van de Col de Suscousse, waar we gaan aansluiten op het parcours van de Tourrit van 2020. Een kilometer aan 9,4% en daarna zelfs een aan 12,5%, de Col de Soudet kent een paar loodzware geheimen. Na 83,7 kilometer bereiken we Suscousse en dus het parcours van een paar jaar terug.
![7b0da]()
![grotte-la-verna-pyrenees-atlantique-Serge-caillault-droit-SASU-La-Verna.jpg]()
![so-5f244c2d66a4bdc23fd490d1-ph0.jpg]()
![Garganta-de-Kakuetta.-Prineo-Vasco-Frances.Anxo-Rial-3.jpg?fit=2000%2C1325&ssl=1]()
Op het plateau van Iratzordoky rijden we over een brug, de brug van Pont sur l'Urrutchordokiko Erréka. Dat is bijna crimineel Baskisch. Hierna gaat het dus een tijdje ontzettend steil omhoog tot de Col de Suscousse, of de Garatéko Lépoua, want we moge nde naam ook best wat Baskischer maken. Op de top van deze klim sluiten we aan op het parcours van de Tour van 2020, toen we ook omhoog gingen naar de Col de Soudet maar dan via de Col de la Hourcère. Of Murkhuillako Lépoua, in het Baskisch. We zijn boven, maar helemaal niet boven. De renner slaan rechtsaf en dan gaat het nog bijna vier kilometer verder omhoog. De laatste 3,8 kilometer van de klim gaat het gemiddeld aan 8,5% omhoog, maar we beginnen op een makkelijke manier. Een kilometer aan 6,5%, waarna het een kilometer heel steil omhoog zal gaan aan 11%. Een grillige klim, drie mokerzware kilometers en verder is het redelijk te overzien. Na de kilometer aan 11% gaat het richting de top aan iets meer dan 8% omhoog, waarna het in de laatste meters afzwakt naar 4%. Na 87,5 kilometer bereiken we de top van de Col de Soudet, een klim van de buitencategorie. We verlaten hier het prachtige Baskenland weer en dalen door de Béarn af richting een aantal plaatsjes die wel Baskische namen hebben maar het niet zijn. Het was een mooi toetje, na het Baskische Grand Départ (het beste ooit) nog een paar laatste Baskische kilometers. De Col de Soudet, op de Baskische grens, is geen onbekende klim voor de renners. In de Tour van 2020 werkten we dus al de laatste kilometers van deze klim af, Marc Hirschi kwam als eerste boven, terwijl we in de Vuelta van 2016 dezelfde klim als nu afwerkten op weg naar de Aubisque, waar ONZE Robert Gesink zou winnen. Daarvoor was het van 2006 geleden dat we de klim in koers zagen. In 1995 had er hier ook gekoerst moeten worden, maar de klim werd opgenomen in een etappe die daags na het overlijden van Fabio Casartelli gereden werd, en dus reed men toen geneutraliseerd over de Soudet. Grasduinend in het verleden valt vooral op dat we vroeger vaker door Iparralde reden en daar ook vaker de lastige klimmen bezochten, ik ben ernstig ontevreden over het feit dat dit tegenwoordig een zeldzaamheid is. Hoe dan ook, we hebben op de top meer dan de helft van de rit afgewerkt en de andere helft is een directe kopie van 2020. Thierry Gouvenou kan ontzettend de tyfus krijgen, al helemaal na zijn bizarre pleidooi van gisteren. Een bocht in de laatste 50 meter is eigenlijk juist heel veilig. En betere hekken? Onze hekken zijn heel goed. Andere hekken zouden een grotere ecologische voetafdruk met zich meebrengen en daar moeten we dus niet aan beginnen. Je moet het maar durven te verzinnen allemaal. Het is volslagen onzin, zoals alles wat er continu uit zijn mond komt. Het is walgelijk, net als zijn ontworpen parcoursen.
![etapa%20de%20hoy-col-soudet.jpg]()
![montee-col-soudet-414.jpg]()
Tijd om mijn verslag van 2020 erbij te pakken en integraal over te nemen. Als Gouvenou iedere keer hetzelfde werkstuk mag inleveren doe ik dat ook. Stiekem is de top die we bereiken niet eens de echte top. We slaan linksaf naar beneden, maar we zouden ook rechtsaf kunnen slaan, verder naar boven. Helemaal boven treffen we La Pierre Saint-Martin aan, in 2015 kwam daar een Tourrit aan. Die werd gewonnen door Chris Froome. Samen met Porte reed hij toen iedereen lachend helemaal aan gort. Mooi dat die tijden voorbij zijn. Volgens mij was dat ook de rit dat Gesink vierde werd en Merijn Zeeman spontaan begon te huilen. Ja, de tijden zijn echt heel erg veranderd. Dit even terzijde, natuurlijk. De afdaling van de Soudet begint niet echt als een afdaling. Na een paar meter omlaag is het even vlak, weer een paar meter omlaag en dan zelfs een kort knikje omhoog. De weg is wel ineens een stuk breder, we bevinden ons inmiddels in de buurt van het redelijk populaire skistation La Pierre Saint-Martin, alwaar ze wel bijna financieel kopje onder zijn gegaan na die Tourrit van 2015. Omdat het een populair skistation is of was is de weg omlaag lekker breed. Maakt het voor de renners ook een stuk makkelijker als de afdaling eenmaal begint. In totaal gaan we praktisch 20 kilometer naar beneden, onderweg naar Arrete. Bij tijd en wijle een pittige afdaling, het gaat een aantal kilometer aan meer dan 10% naar beneden. Soms ook vrij makkelijk, we rijden bijvoorbeeld een paar kilometer bijna volledig rechtdoor. Na vijf kilometer dalen krijgen we een bochtige fase van een kilometer of drie, met in die drie kilometer een flink aantal haarspeldbochten. Is door die brede weg prima te doen. Daarna gaat het weer twee kilometer vooral rechtdoor, waarna we een nieuwe bochtige fase bereiken. Stuk of vier haarspeldbochten vrij kort achter elkaar. Vervolgens hebben we het ergste werk gehad. De resterende tien kilometer naar Arette is het heerlijk dalen over een goed geasfalteerde brede weg. Een kilometer of vijf gaat het nog wat steviger naar beneden, daarna begint het steeds vlakker en vlakker te worden. Na 108 kilometer komen we uit in Arette, waar in 2020 de tussensprint van de dag lag. Toch ook weer een Baskische naam, Arette. We zitten nog steeds aan de rand van het beste deel van Frankrijk, al hoort dit er niet meer bij. Maar goed, ik zal er nu maar eens over ophouden. Het avontuur is definitief voorbij, boeken toe. Verder in de Béarn, toch net weer anders.
![1200x680_img_2038.jpg]()
Arette is geen heel bijzonder dorp, maar dat heeft wel een reden. In 1967 werd het dorp namelijk getroffen door een aardbeving, een van de zwaarste ooit in Frankrijk. 5.3 op de schaal van Richter, niet misselijk. 80% van het dorp werd verwoest, waaronder de kerk. Er viel slechts één dode te betreuren, had erger gekund. 50 jaar na dato heeft men in het dorp een monument neergezet, hierboven te bewonderen. De kerk, zoals ie er na de aardbeving uitzag. Ze hebben alles weer hersteld, maar het verklaart waarom we hier niet veel schoonheid aantreffen. Na een paar bochten in Arette komen we buiten het dorp een nog bochtigere weg tegen, die bovendien een beetje omhoog gaat. Een klimmetje van twee kilometer aan 5% ongeveer, met in het begin een steiler stukje. Als het klimmen gedaan is gaat het drie kilometer naar beneden, met vooral in de eerste kilometer een paar lastige bochtjes. Even verderop wordt het een stuk rechter, dat fietst toch fijner. We zijn onderweg naar Issor, maar dat dorpje bereiken we niet. Na een tijd slaan we rechtsaf, na deze bocht loopt het nog even een paar meter naar beneden. Al snel wordt het vlak en niet veel later gaan we aan een stuk vals plat omhoog beginnen. Door een groene en bosrijke omgeving rijden we de bergen weer tegemoet, de volgende klim van de dag laat niet lang op zich wachten. De weg waar we nu over rijden is behoorlijk breed en behoorlijk recht. Een kilometer of zes zal het relatief makkelijk fietsen zijn, ondanks het lichte vals plat omhoog. Mooi stukje dit wel, je zou zo een van de verlaten boerderijen langs de kant van de weg onder handen willen nemen. Na een tijd komt er een schattig beekje in beeld, het wordt mooier en mooier. We rijden ook nog door een tunneltje, je maakt echt veel mee hier. Uiteindelijk slaan we een paar keer linksaf en rijden we over wat bruggetjes, waarna de Col d'Ichère begint. Een klimmetje van de derde categorie, vier kilometer lang aan 7% gemiddeld. Een klimmetje dat eigenlijk helemaal niet bij de Pyreneeën past, het gaat behoorlijk regelmatig omhoog. In het begin van de klim rijden we door Lourdios-Ichère, daarna rijden we door een groen landschap verder omhoog, terwijl er zo nu en dan een mooi zicht is op de bergtoppen in de omgeving. Weggetje lijkt af en toe wat smaller te zijn en het asfalt ziet er niet overal even fantastisch uit, verder valt het vooral op dat we over tal van bruggetjes rijden. Na 125 kilometer komen we boven op dit klimmetje dat me toch wat Baskische vibes geeft. Paar mooie haarspeldbochtjes nog in de buurt van de top, daar is het uitzicht helemaal spectaculair.
![col-d-ichere-capdeville.png]()
![9900090976_a3ae256bb0_b.jpg]()
Het is wel te hopen dat er hier geveegd wordt voor de koers passeert, de weg wordt duidelijk vooral veel gebruikt door boeren. Zand en stront, dat treffen we vooral aan. In het verleden zat dit klimmetje overigens een aantal keer in de Tour, amai. Voor het laatst in 2020, tijdens praktisch exact dezelfde rit als nu. Daarvoor was het van 2005 geleden dat we hier nog eens klommen, toen kwam Jerome Pineau als eerste boven. In een verder verleden kwam Pedro Delgado een keer als eerste boven, niet slecht. Na de Ichère gaat het niet direct naar beneden, het blijft een kilometer vlak en daarna gaat het zelfs nog een halve kilometer vals plat omhoog, met aan het eind nog een kort steil knikje omhoog. Via een bochtige en nog steeds niet enorm brede weg fietsen we verder door het groene land, het zal hier vaak genoeg regenen. Na het laatste knikje omhoog duiken we afzink in, vier kilometer lang gaat het naar beneden. De afdaling kent een paar lastige en minder overzichtelijke bochten, maar over het algemeen vind ik het nog meevallen. Met dit asfalt en deze breedte van het wegdek had het een stuk slechter kunnen zijn. Alsnog wel een afdaling om goed bij de pinken te zijn, typisch een afdaling voor een type Porte om het asfalt van naderbij te inspecteren. Beneden slaan we linksaf, waarna we over de grote en fatsoenlijke weg richting Sarrance rijden. De Col de Marie Blanque staat al op de borden aangegeven, het feest kan bijna gaan beginnen. Toch moeten we eerst nog een paar kilometer door een fraaie vallei rijden, ook geen straf. Via Sarrance rijden we naar Escot over een weg die hooguit licht glooiend is. Tien kilometer na de top van de Ichère komen we uit in Escot, waar de Marie Blanque bijna gaat beginnen. Tussen Sarrance en Escot rijden de renners onder een lachen viaductje door, vrij snel hierna slaan ze rechtsaf en fietsen ze over een oplopende weg verder naar Escot. In dit dorpje slaan we na een paar bochtjes ineens rechtsaf, bij een verstopt weggetje. Na deze bocht is de Col de Marie Blanque begonnen, de laatste moeilijkheid van de dag.
![escot5.jpg]()
De Col de Marie Blanque is een beklimming van de eerste categorie, volgens de organisatie 7,7 lang aan 8,6% gemiddeld. Je zou er ook 9,2 kilometer aan 7,7% van kunnen maken als je de vals platte aanloop meerekent. Het begint aan slechts 1%, maar daarna kruipen we omhoog richting 4%. Als we richting de 5% beginnen te gaan wordt het voor de ASO ook tijd om de teller te laten lopen. Na een kilometer aan 4,6% volgt er een aan ongeveer 6%, waarna het weer wat afzwakt naar 5%. Dan ben je dus praktisch op de helft en heb je eigenlijk nog niet veel meegemaakt, behalve dan dat je door een mooi bos fietst. Na een tijd is het speelkwartier voorbij, we gaan een kilometer aan 7,5% omhoog. Daarna worden de laatste kinderen echt uit de ballenbak gehaald, tot de top gaat het aan 10% of meer omhoog. Na een kilometer aan 10,5% volgt doodleuk een kilometer aan 12%. In de voorlaatste kilometer van de klim gaat het zelfs aan 13,6% omhoog, hier mogen we onderhand toch wel wat spektakel verwachten. In de slotkilometer wordt het iets makkelijker, maar met 10% blijft het behoorlijk steil. Een verdomd lastige klim, met een lange historie in de Tour. 14 keer eerder werd de klim gedaan in de Tour, daarnaast passeerde ie dus ook de revue in de Vuelta van 2016. De laatste passage in de Tour dateert uiteraard van 2020, toen kwam Marc Hirschi hier als eerste boven en reden Roglic en Pogacar elkaar daarachter bijna van de fiets in de strijd om de bonificatieseconden. Die liggen nu ook weer op de top op de renners te wachten, het is op bijna iedere mogelijke manier een kopie van toen. Voor die beklimming in 2020 was het van 2010 geleden dat we de Marie Blanque beklommen, toen kwam Juan Antonio Flecha hier als eerste boven. Dat was een merkwaardige lange periode zonder deze klim, het is toch een interessante en bovendien mooie klim, zou je zeggen. Bosrijk, dat vooral. Alleen op de top staan er wat minder bomen, maar daarna begint het bos meteen weer. In 2007 zat de klim ook in de Tour, toen kwam Mauricio Soler hier als eerste boven. Ik schat zomaar in dat Marco dat hem niet na gaat doen. Ook in 2000 zat de klim in de Tour, als eerste helling van een rit met aankomst boven op Hautacam. De betreurde Javier Otxoa kwam als eerste boven, tijdens zijn mooiste dag op de fiets. Gans de dag solo en het afronden, je zou voor minder. Debuteren deed de Marie Blanque in 1978, Michel Pollentier was de eerste die als eerste boven wist te komen. Met Pedro Delgado, Luis Herrera en Richard Virenque kwamen hier nog meer kleppers als eerste boven. Hun opvolger krijgt er weer een paar bonificatieseconden bij, de prijzen op deze klim van de eerste categorie worden na 144 kilometer verdeeld.
![cb615]()
![P1380936_1080px.jpg]()
De beklimming van de Marie Blanque is niet al te bochtig, pas aan het eind van de klim komen de renners een haarspeldbocht tegen. In de afdaling is dat een ander verhaal. Na de top geeft een bordje aan dat we ons op de Route du Fromage bevinden, oké. Het gaat één kilometer naar beneden, met in die kilometer een paar bochten. Daarna is het twee kilometer lang zo goed als vlak, terwijl het wel bochtig en bosachtig blijft. Dan gaat het ineens anderhalve kilometer vrij steil naar beneden, met een tweetal haarspeldbochten in het begin van dit stuk. Daarna rechtdoor naar beneden, tot het weer anderhalve kilometer vlak is. Eigenlijk niet eens zo gunstig voor de aanvallers, het zou beter zijn als het gewoon in een rechte lijn naar beneden ging. Dat komt nog wel, de laatste zes kilometer van de afdaling gaat het onafgebroken naar beneden. Even oppassen voor het veerooster, daarna weer door terwijl het landschap ineens behoorlijk zal veranderen. We laten het bos achter ons en rijden door open velden naar beneden. De weg lijkt ook ineens breder te worden, maar dat kan gezichtsbedrog zijn. Het laatste deel van de afdaling is behoorlijk bochtig, met een paar haarspeldbochten onderweg. Toch ziet het er niet buitengewoon lastig uit, prima te doen eigenlijk. Wel wat hinderlijke stenen muurtjes zo nu en dan, dus toch niet te gek veel risico nemen. Beneden komen we uit in Bielle, waar de renners rechtsaf slaan. Het is vanaf nu nog acht kilometer fietsen tot de finish. Makkelijke kilometers. We rijden rechtdoor in het centrum van Bielle, daarna rijden we via een ventweggetje langs de grote weg naar Laruns. Een vlakke weg, die vooral rechtdoor gaat. Weer niet echt gunstig voor de vluchters, je rijdt nogal in de kijker. Twee kilometer later komen we uit bij een rotonde, waar we schuin naar rechts gaan. We blijven eigenlijk de ventweg volgen en komen zodoende door Gère-Bélesten. Na wat flauwe bochtjes in dit dorpje rijden we naar de volgende rotonde toe, waar we wel op de grote weg terechtkomen. Hierna is het nog een kilometer of vier fietsen tot aan de finish, over een enorm brede en behoorlijk rechte weg. Af en toe een keer een flauwe bocht, maar geen echte bochten meer. Wel loopt het in de slotkilometers een beetje vals plat omhoog, lichtelijk ongunstig voor een eventuele eenling tegenover een groepje. Heel veel stelt het niet voor, maar toch. Verder een eenvoudige finale, valt niets over te zeggen. Bij het plaatsnaambord van Laruns eindigt de rit na 163 kilometer, net voor we het dorp echt zouden betreden en op exact dezelfde plek als in 2020.
![933c4]()
![5i3s4Vd.png]()
Hey, Laruns. Kennen we dat niet ergens van? Ja, van de Tour van 2020 dus. In het gekke coronajaar was DSM een van de ploegen die extreem op de brommer was. Kragh Andersen beleefde de beste weken van zijn leven, net als Marc Hirschi. De man met de meest prominente kaaklijn van het peloton was niet te stuiten die Tour. Hij werd in Nice al tweede en onderweg naar Laruns zat hij in de kopgroep van de dag. Hij hield stand op de Marie Blanque, maar in de afdaling werd hij een paar kilometer van het eind toch ingerekend door een select groepje klassementsrenners. Pogacar, Roglic, Bernal en Landa bleken de beste klassementsrenners te zijn, met zijn vieren reden ze op de klim weg van de rest en in de afdaling en het vlakke stuk richting Laruns rekenden ze Hirschi in. Het zou vervolgens op een sprint gaan uitdraaien in Laruns en die sprint werd gewonnen door Pogacar. In zijn eerste Tour pakte hij zijn eerste rit, een paar weken later zou hij na die wonderlijke tijdrit in de Vogezen met de gele trui naar huis gaan. Roglic werd tweede en Hirschi werd na die hele dag in de aanval alsnog derde. Het idee was dat hij verder had kunnen komen als hij zich eerder had laten inlopen. Achter de eerste vijf eindigde er een groepje van zes renners op 11 seconden, als we Hirschi even wegdenken eindigden er tijdens deze rit dus 10 klassementsrenners op een zakdoek van elkaar. ZWARE TOURSTART. Laruns is een plaats die we de laatste jaren naar mijn smaak veel te vaak bezoeken. In 2018 eindigde hier ook al een etappe, bijvoorbeeld. Wel met een totaal ander parcours, we kwamen van de andere kant aanzetten in het dorp, na een afdaling van de Aubisque. Een afdaling die we ons allemaal nog wel kunnen herinneren, gok ik zomaar. Primoz Roglic reed weg in deze afdaling, volgens Tom Dumoulin dankzij een motor. Oh, wat was ONZE Tom boos zeg. Witheet. Hoe is het mogelijk dat ik Roglic in de afdaling niet kan volgen? Dankzij die klotemotor natuurlijk. Schandalig. Had je maar op het wiel moeten zitten, Tom. In 2020 waren ze ineens ploeggenoten en inmiddels is Tom gestopt, het kan verkeren. Voor 2018 kwamen we eigenlijk nooit in Laruns, nu zijn we hier om de haverklap. Het is de vierde keer dat we in Laruns zijn. 1985, 2018, 2020 en 2023. Frappant. Laruns is een dorpje van 1200 inwoners waar weinig over te vertellen valt. Er zijn in de omgeving wel wat dingen te doen, maar als het over het dorp zelf gaat noemt het roadbook alleen de plaatselijke kerk en dat is geen fraai exemplaar. Je moet vooral een stukje verder naar het zuiden gaan, naar Artouste. Daar is een skistation te vinden en waarschijnlijk belangrijker de Petit Train d'Artouste. Met een treintje kun je helemaal boven naar een berg 2000 meter boven zeeniveau. Vet. Nog hoger Nog hoger ligt de Pic du Midi d'Ossau, willen ze ook nog graag wat aandacht voor. In het Occitaans noemen we Laruns overigens Laruntz, dat heeft ook wel iets Baskisch. Om het geheel af te sluiten laat ik jullie achter met de inspirerende slogan: Laruns, in het hart van de vallei van Ossau.
![1706-%C2%A9stockli-laruns-05-1030x687.jpg]()
In Het Probleem wordt het 24 graden, het is bewolkt maar het zou wel droog blijven, terwijl er amper wind staat. In Laruns wordt het ook 24 graden, maar hier is meer kans op regen. 's Middags lijken we op een stevig buitje te kunnen rekenen, jeetje. Al denkt meteofrance dat het 's avonds pas gaat regenen, dat zou beter zijn. Een natte afdaling van de Marie Blanque, ja, nee, laten we dat maar niet doen. Klein beetje wind uit het noorden, dus tijdens de laatste acht kilometer in ieder geval wind in de rug. Gunstig voor de aanvallers, ditdat. De rit begint om 13:25, als je de neutralisatie overslaat en ik was wel van plan dat te doen. Tussen 17:21 en 17:51 wordt de aankomst verwacht. De NOS en Sporza schijnen allebei meteen live te gaan, geinig. Eurosport 1 zendt dan weer de hele dag balletje meppen uit, HOME OF CYCLING.
![Photo-Train-Artouste-5.jpg]()
Ik heb het idee dat deze rit een prooi wordt voor de vluchters. Als ik eender welke ploeg behalve UAE was zou ik geen zin hebben om vandaag te werken. De kans dat je Pogacar op de Marie Blanque lost lijkt me verwaarloosbaar, en daarna ben je in de sprint altijd geklopt. Dan kun je beter wachten op de volgende rit, met een aankomst bergop. Het lijkt me dat deze rit alleen naar de klassementsrenners gaat als UAE de hele dag als gekken gaat controleren. Wat niet uit te sluiten valt. De kopgroep is mogelijk ook niet heel sterk door de vlakke aanloop en dan kom je met het werk van Laengen en Bjerg al een heel eind. Als UAE wil wint Pogacar deze rit. De bonificaties aan de streep en op de top van de Marie Blanque kan hij eigenlijk gratis ophalen, deze rit is voor hem gemaakt. En hij won hier in 2020 natuurlijk al, maar dat was wel de laatste rit van de eerste week. Nu is het pas de vijfde dag en we zien in allerlei rondes dat de eerste bergrit vaak een prooi is voor de vluchters. Ik vind het realistisch dat UAE voor de boni's gaat en dat deze rit dus een prooi wordt voor Pogacar en de andere klassementsrenners, maar ik ga toch voor de vluchters want ik gun Thierry Gouvenou dat hier helemaal niets gaat gebeuren.
1. Champoussin. Random waardeloze Fransoos die random waardeloze bergrit wint, ik vind het helemaal passen.
2. Izagirre. Ion, in dit geval. Tot nu toe heb ik hem totaal nog niet gezien, waardoor je je afvraagt of ie überhaupt wel in vorm is. Maar goed, ook zonder hoogvorm kun je in een vlucht belanden en iets van een resultaat boeken. Nu we weer een paar kilometer door het Baskenland fietsen wil ik een Bask vooraan.
3. Powless. Die gaat sowieso mee voor de bergpunten, maar na alle krachten die hij heeft verspild zal het daar ook wel bij gaan blijven.
4. Costa. Ruil bolde gisteren lekker binnen in een groepje op twee minuten van de winnaar, die heeft lekker de krachten lopen sparen om vandaag in de aanval te gaan. Zin in.
5. Mühlberger. Waardeloze Oostenrijker mag tonen waarom hij toch niet waardeloos is. Nu Mas is weggevallen mogen de andere renners van Movistar in de aanval gaan. Een Jorgenson en een Guerreiro kunnen we ook wel verwachten, al lijkt Jorgensen niet echt goed in orde te zijn. Maar alsnog, we mogen een aanvallend Movistar verwachten en dat is eigenlijk veel beter dan drie weken gesloten koersen voor de vijfde plaats van Mas.