![GLG_tour2023paisvasco.jpg]()
Ongi eTOURri! Een ludieke welkomstgroet. De Tour de France gaat dit jaar van start in het altijd schitterende Baskenland, alwaar de mensen elkaar verwelkomen door ongi etorri te zeggen. En wat krijg je als je ongi etorri en de Tour combineert? Ongi eTOURri, jawel!
![FzUF208XsAAfPRl?format=jpg&name=large]()
Voor het eerst sinds 1992 vindt de
Grand Départ van de Tour de France plaats in het Baskenland, the Basque Country, voor de gelegenheid omgedoopt tot the Bike Country. Het wordt een onvergetelijke start en ik ga jullie de eerste dagen de oren helemaal van de kop lullen. Dit staat jullie ongeveer te wachten:
Etappe 1: Bilbao - Bilbao 1 juli![52c51]()
Parcoursbouwer Gouvenou kondigde aan dat de start in het Baskenland niet vlak zou zijn. Je gaat niet naar het Baskenland om vlakke ritten uit te tekenen, en hij heeft nog behoorlijk woord gehouden ook. De eerste rit van de Tour van 2023 valt het beste te omschrijven als een toeristische heuvelrit. We gaan van start in de provincie Bizkaia, in de hoofdstad van die provincie om precies te zijn. Van Bilbao naar Bilbao, vooral met een lange lus langs de kust waar alle toeristische trekpleisters in beeld zullen worden genomen. Na het eerste klimmetje van de Tour, dat al heel snel gaat volgen, fietsen we door Getxo, bekend van de iconische hangbrug. Vervolgens zetten we koers richting San Juan de Gaztelugatxe, wellicht een van de mooiste plekjes van het Baskenland, waarna we via het natuurgebied Urdaibai en het historische Gernika terug gaan fietsen naar Bilbao. Eenmaal in de omgeving van Bilbao lag het ontzettend voor de hand dat men de Vivero in het parcours op zou nemen. De Vivero zit immers bijna iedere keer in het parcours als we in welke koers dan ook naar Bilbao gaan. Maar, de Vivero alleen is niet zwaar genoeg, nee, dan krijg je een sprint van een groep van een man of 50. Ik hoopte dat men iets toe zou voegen in deze rit, waarbij Pike Bidea enorm voor de hand lag. Die klim sluit bijna perfect aan op de Vivero en is recent ontdekt door een andere koers, Cirquito de Getxo. Ik had alleen niet het idee dat men bij de ASO op de hoogte zou zijn van zulke koersen, maar dat zijn ze dus blijkbaar wel. Mijn gedroomde scenario komt uit, Pike Bidea na de Vivero, schitterend. De ASO noemt het wel Côte de Pike, want die Fransen maken altijd alles Frans. Dit imperialistische, koloniale, fascistische gedrag ga ik zoveel mogelijk proberen te negeren. Pike Bidea, een klim van twee kilometer aan 10%, maar vooral de tweede kilometer gaat de moeite zijn, dik boven de 10%. Hier zal de koers volledig gaan ontploffen. Het is dusdanig zwaar dat we zelfs de Pogacars van deze wereld al meteen aan het werk kunnen zien. Dat is niet slecht voor een eerste rit, hoewel men onderweg zonder enige moeite te doen nog wat extra klimmetjes had kunnen toevoegen, het is immers het Baskenland, hoeven we ons niet te beklagen over deze rit. Al zijn we wel een beetje ingehaald door het parcours van de Tour van 2024. De eerste rit van de Tour van volgend jaar, merkwaardig genoeg in Italië, is nóg zwaarder dan deze rit. Dat vind ik dan weer ambetant, de openingsrit van dit jaar is de zwaarste openingsrit ooit, maar van dat record gaan ze maar een jaar mogen genieten. Hoe dan ook, na Pike Bidea volgt er een snelle afdaling richting Bilbao over een brede weg. Doorgaans finishen we in Bilbao op de Gran Via, maar de organisatie heeft iets anders bedacht. We rijden om het Parque Etxebarria heen en daardoor komen we een laatste kilometer aan 5% tegen. Een aanvaller op Pike Bidea moet dus nog wat in de tank houden voor de lastige aankomst. Alles kan weer bij elkaar komen en dan kunnen we heuvelop gaan sprinten. Een rit met eindeloos veel mogelijkheden, ik heb er ontzettend veel zin in. De fans zullen op de afspraak zijn, ook daar heb ik ontzettend veel zin in. De Vivero en Pike Bidea, dat gaat een gekkenhuis worden. Mag u niet missen.
Etappe 2: Vitoria-Gasteiz - Donostia 2 juli![114ba]()
Saint-Sébastien zeggen ze, die Fransen kennen echt nul schaamte. Het is natuurlijk Donostia, dat begrijpt iedereen. Voor we Donostia bereiken moeten we wel eerst even 209 kilometer afwerken vanuit Gasteiz. De langste rit van deze ronde. De kortste langste rit ooit, weer een kunststukje van Prudhomme en Gouvenou. U haakt af omdat de ritten te lang zijn en daarom moet alles steeds korter, korter, korter. Dan blijft u wel kijken namelijk. Tijdens deze rit moet iedereen kijken, want we rijden de hele dag door het Baskenland. Beginnen doen we in de provincie Araba, in de hoofdstad Gasteiz. Het is een etappe waar ik niet helemaal tevreden mee ben, omdat we hier wel heel veel potentie laten liggen. Makkelijk is de rit niet, maar met je ogen dicht had je zonder ook maar één hersencel te gebruiken een lastigere rit kunnen ontwerpen. En het hoeft niet allemaal enorm lastig te zijn, maar een voorzichtig profiel uittekenen in het Baskenland is vloeken in de kerk. Van Gasteiz rijden we door Araba op weg naar de derde provincie van de autonome regio Baskenland, Gipuzkoa. Araba is de minst tot de verbeelding sprekende provincie van het Baskenland en dat zal wel blijken tijdens het begin van de rit. Veel gaan we niet beleven, de rit begint pas echt bij het verlaten van Araba en het betreden van Gipuzkoa. Voorbij Arrasate beginnen de eerste beklimmingen, waarbij de renners alle geluk van de wereld hebben dat we de zwaarste beklimmingen overslaan. We fietsen door tal van dorpjes waar ik heel veel over kan gaan vertellen. Dit gaat een voorbeschouwing worden die je zou kunnen bundelen en uitgeven als Totaal 3. We fietsen bijvoorbeeld door het Anoeta van Abraham Olano en we komen ook uit in Hernani en Astigarraga, de hoofdsteden van de ciderproductie. Ik ga echt helemaal leeglopen. Over de schoonheid van de regio, maar ook het feit dat we zoveel beklimmingen overslaan. Het peloton zal waarschijnlijk vrij groot blijven en pas op de Jaizkibel, in volle finale, gaat de boel dan echt ontploffen. De Jaizkibel is lastig, maar niet lastig genoeg om daadwerkelijk veel schade te veroorzaken. Dit kan een rit worden die gaat eindigen in een sprint van een behoorlijk grote groep en dat is teleurstellend. Deze rit had lastiger gemaakt moeten worden. Dramatisch is het allemaal niet, want het is pas de tweede dag van de Tour en we weten hoe voorzichtig men tegenwoordig is met het ontwerpen van de parcoursen; het mag niet te snel te moeilijk zijn. In dat kader had het nóg erger kunnen zijn dan dit, maar nee, als je dan toch in het Baskenland bent moet je er wel iets meer van proberen te maken dan dit. Ik blijf achter met een licht chagrijnig gevoel, maar dat gevoel zal tijdens de rit verdwijnen als we mogen genieten van al het natuurschoon en de fans die weer rijen dik langs de kant van de weg zullen staan. De Jaizkibel gaat een beleving worden. Het is een klassieke Klasikoa, van iedere meter gaan we met volle teugen genieten.
Etappe 3: Amorebieta-Etxano - Baiona 3 juli![f3b78]()
De Tourstart is wel ten prooi gevallen aan politieke spelletjes. Het Baskenland ligt gevoelig, zowel in Frankrijk als in Spanje. Men heeft voor een diplomatieke oplossing gekozen voor de Tourstart te beperken tot de autonome regio Baskenland. De autonome regio die deel uitmaakt van Spanje en drie provincies bevat, Bizkaia, Araba en Gipuzkoa. Deze drie regio's komen tijdens de eerste twee ritten voorbij en ook de derde rit begint in de autonome regio. Gedurende deze derde rit verlaten we alleen de autonome regio Baskenland en daar stopt de
Grand Départ. Dit in een poging om op geen enkele teen te gaan staan, behalve dan die van mij. Er is een verschil tussen de autonome regio Baskenland en
het Baskenland. Het Baskenland bestaat uit zeven provincies. Naast Bizkaia, Araba, Gipuzkoa is er ook nog Navarra, of Nafarroa, en drie provincies op het grondgebied van Frankrijk. Lapurdi, Zuberoa en Nafarroa Beherea. Als we tijdens deze rit Irun bereiken verlaten we Gipuzkoa en betreden we de historische provincie Lapurdi. In Lapurdi, Labourd in het Frans, ligt de streep getrokken in Baiona, Bayonne in het Frans. Hoewel de Grand Départ stopt in Irun is dit toch een volledig Baskische rit, wil ik maar gezegd hebben. Opvallend genoeg gaat de rit van start in Amorebieta-Etxano, niet direct de meest bekende stad van het Baskenland. Wel een wielerstad, ze hebben er ook hun eigen profkoers, maar het is geen Eibar. Dat die stad ontbreekt is vrij bijzonder en ze kunnen daar in Eibar ook niet mee lachen. De stad komt op geen enkele manier voor tijdens de Tour, we rijden er ook niet doorheen. Terwijl het nochtans de bakermat is van het Baskische wielrennen. Opmerkelijke omissie, waar geen reden voor is gegeven. Je zou verwachten dat de Basken weten wat belangrijk is, maar op wat raadgevend advies na schijnt het meeste werk toch weer gedaan te zijn door ASO en in Frankrijk weten ze blijkbaar niet hoe belangrijk Eibar is. In ieder geval, de rit gaat van start in Amorebieta, in Bizkaia. Al snel bereiken we Gipuzkoa weer, via twee korte klimmetjes rijden we naar de kust. De waanzinnig mooie kust. Een schitterende tocht langs de Golf van Biskaje, waar we talloze fraaie vissersdorpjes gaan zien en het een en ander aan geniale natuur. Ter hoogte van Zumaia komen we bijvoorbeeld het fenomeen
flysch tegen, dat wordt smullen. Voorbij Zumaia rijden we langs Getaria en Zarautz, het terrein van de txakoli. Ik heb al een fles in de
koelkast staan. Vervolgens rijden we via Mendizorrotz, voorzien van een andere naam, voor de tweede keer naar Donostia. De eerste 100 kilometer van deze rit zijn nog best lastig, maar voorbij Donostia wordt de rit zo makkelijk dat we gegarandeerd gaan sprinten. Voorbij Donostia bereiken we Irun en hier laten we de autonome regio Baskenland achter ons. We steken de Bidasoa over en bereiken Hendaia, gelegen in Iparralde. Zo noemen de Basken dit deel van het Baskenland. Iparralde betekent letterlijk het noorden, je zou dit deel van het Baskenland dus kunnen omschrijven als Noord-Baskenland. Soms hanteren we de termen Spaans-Baskenland en Frans-Baskenland, maar daar doe je de Basken geen plezier mee. Het is immers geen Spanje, zoals het ook geen Frankrijk is. Iparralde, het noorden. In het noorden fietsen we door de provincie Lapurdi en daar is de beoogde route deels aangepast. Voorbij Hendaia hadden we een tijd langs de kust moeten fietsen, maar die weg bleek niet begaanbaar te zijn en dus duiken we wat meer het binnenland in. De licht glooiende wegen van Lapurdi brengen ons uiteindelijk via Anglet naar Baiona, waar we gaan sprinten. Het is liefst 20 jaar geleden dat we nog eens in die stad waren, dat werd tijd. Jammer dat het een sprint wordt, maar verder is het een mooie afsluiter van drie dagen Baskenland.
Al bij al toch behoorlijk tevreden, want een start in het Baskenland is altijd fantastisch. De fans zullen op de afspraak zijn, en vooral de eerste rit is ontzettend goed. Schitterende plaatjes en een lastige finale, veel meer kunnen we ons niet wensen. De tweede en derde rit vallen parcourstechnisch gezien een beetje tegen, maar alle randvoorwaarden zijn natuurlijk wel dik in orde. Prachtige beelden en drommen fans, ik kan niet wachten. Na de drie Baskische ritten volgen er nog 18 andere ritten, maar hoe zien die er dan precies uit? Nou, dat gaan we even niet kort maar wel bondig doornemen in het kader van de voorpret.
Etappe 4: Dax - Nogaro 4 juli![2cca5]()
Na drie fantastische dagen in het Baskenland volgt buiten dat ongeëvenaarde Baskenland een etappe die net wat minder tot de verbeelding spreekt. Van Dax naar Nogaro, het is zo vlak als wat en de kans is zo ongeveer 100% dat we gaan sprinten. Het is een rit die vooral als een ode aan het wielrennen moet dienen. Niet door een mooi parcours neer te leggen, wel door een aantal belangrijke plaatsen te bezoeken. Zo is Dax de geboortegrond van André Darrigade en zo valt Luis Ocaña dan weer te linken aan Nogaro. Tussendoor fietsen we langs Notre Dames des Cyclistes, een kapel die volledig gewijd is aan het wielrennen. Een rit waar het decor belangrijker is dan het daadwerkelijke schouwspel op het toneel.
Etappe 5 5 juli![7d3ae]()
Op de vijfde dag van deze Tour worden we geconfronteerd met de eerste bergrit, maar het is wel een beetje een magere bergrit. Vorig jaar ontbrak een bepaalde plaats in de Tour, maar die plaats is helaas weer terug. Het is een plaats met veel hotels, maar bovenal een grote afstand tot de bergen. Het duurt dus een tijd voor we tijdens deze rit de eerste oneffenheden gaan zien, al is het de vraag of dat heel erg is tijdens de eerste bergrit. Na de lange, vlakke aanloop beginnen de renners aan de laatste Baskische klim van deze ronde. Zoals de Tour eigenlijk altijd doet slaan ze de Westelijke Pyreneeën grotendeels over, maar op de grens van Frans-Baskenland en de rest van Frankrijk pakken we dan toch net één Baskische col mee. De Col de Soudet, een klim van 15 kilometer aan 7%. Vaker voorgekomen in de Tour, een klim die de moeite waard is. Deze rit lijkt belachelijk veel op de negende rit van de Tour van 2020, ook toen reden we van die ene stad naar Laruns. Ook toen een lange en vlakke aanloop, met daarna een beklimming van de Col de Soudet. Wel net op een andere manier, we reden toen via de Col de la Hourcère omhoog, een lastigere kant van de klim. De rit van 2023 zal dus net wat makkelijker zijn dan de rit van 2020. Na de Soudet is de rit wel exact hetzelfde, via de Ichère rijden we naar de korte maar lastige Marie Blanque. Dan volgt er een afdaling en finishen we in Laruns, een plaats die we de laatste jaren wel vaker hebben gezien in de Tour. Daar won Roglic ooit, met een boze Dumoulin in de achtergrond. In 2020 versloeg Pogacar in de sprint Roglic en een stevig lollerende Hirschi, die pas aan het eind van de rit werd teruggepakt. Tijdens die rit bleven de verschillen vrij beperkt en dat zal nu niet anders zijn. Het is de eerste bergrit en die mag niet te zwaar zijn. Als de verschillen te groot zijn stopt u immers met kijken, zo heeft ASO dat voor ons bepaald. Een vrij nutteloze rit al met al, die van het knip- en plakwerk aan elkaar hangt. Geen fan.
Etappe 6: Tarbes - Cauterets-Cambasque 6 juli![bba3a]()
Tarbes is die andere grote stad aan de voet van de Pyreneeën, waar genoeg hotels staan om het Tourpeloton te verwelkomen. Daarom is ook de volgende bergrit voorzien van een lange, vlakke aanloop. Het is een korte bergrit, want het mag tegenwoordig allemaal niet te lastig zijn. Ik blijf het ontzettend jammer vinden dat we na de start in het Baskenland niet van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt om een bergrit uit te tekenen in Frans-Baskenland en dat we in plaats daarvan het bekende gedeelte van de Pyreneeën opzoeken, daar waar we ieder jaar passeren. De Baskische beklimmingen zijn allemaal veel steiler en de wegen zijn vaak smaller, twee argumenten om het niet te doen. Logistiek is het ook allemaal wat ingewikkelder, dus zien we tijdens deze bergrit na een lange en vlakke aanloop enkele bekende namen verschijnen. De Aspin en de Tourmalet, bepaald geen onbekende beklimmingen. Na de veel te vaak de revue passerende maar toch zware Tourmalet volgt er een lange afdaling en dan een lang stuk vals plat omhoog richting het dorpje Cauterets, waar we afslaan richting het skistation van Le Lys. Het blijft redelijk eenvoudig, op de laatste kilometers na. Pas in de laatste vijf kilometer van de etappe krijgen we met hoge percentages te maken. Hier gaat door de klassementsrenners het verschil gemaakt worden, maar de geringe lengte van het lastige deel van de klim zorgt ervoor dat de verschillen beperkt zullen blijven. En dat is natuurlijk precies de bedoeling.
Etappe 7: Mont-de-Marsan - Bordeaux 7 juli![29ed9]()
Na een tegenvallend tweeluik in de Pyreneeën volgt er een nieuwe kans voor de sprinters. De rit gaat van start in Mont-de-Marsan, waar Luis Ocaña een deel van zijn leven doorbracht. Ocaña won in 1973 de Tour, 50 jaar geleden. Christian Prudhomme, de koersdirecteur, is een ontzettend sentimentele man. Als er ergens een jubileum valt te vieren is hij er altijd als de kippen bij. Nu is Ocaña de gelukkige, al zal hij er zelf weinig van mee gaan krijgen. Van Mont-de-Marsan fietsen we over vlakke wegen richting Bordeaux en dat is best opmerkelijk. Bordeaux is een van de grootste steden van Frankrijk en de Tour kwam hier vroeger zo'n beetje jaarlijks voorbij, maar nu is het inmiddels 13 jaar geleden dat we er nog eens zijn geweest. Het verhaal schijnt te zijn dat de lokale burgemeester geen zin had in de Tour. Te vervuilend, was het grootste bezwaar. Valt wat voor te zeggen. Ik neem automatisch aan dat er sinds kort een nieuwe burgemeester is en dat Bordeaux daarom weer op de route ligt. Vlakke rit verder, de derde alweer van deze eerste week. Van start gaan in het Baskenland en toch de sprinters weten te plezieren, het is een speciale gave. Waardeloos, next.
Etappe 8: Libourne - Limoges 8 juli![cfce6]()
We duiken het tweede weekend van de Tour in en op de zaterdag krijgen we te maken met een heuvelachtige rit. Het is niet volledig vlak, maar het is ook weer geen al te lastige rit. Een paar klimmetjes van een kilometer aan 5%, en ook in de slotkilometer loopt de weg een beetje omhoog. In principe een rit voor de beter klimmende sprinters en de puncheurs, kan eventueel ook een dag voor de vluchters zijn. Het is beter dan een volledig vlakke rit, maar voor een zaterdag is het niet al te boeiend. Kan zomaar een sprint met een vrij grote groep gaan opleveren en dan zit je met wat pech naar de vierde massasprint in acht dagen te kijken, haha. Laten we hopen dat er een beetje gekoerst wordt en het op z'n minst een uitgedunde sprint wordt.
Etappe 9: Saint-Léonard-de-Noblat - Puy de Dome 9 juli![b218f]()
De laatste rit van de eerste week is een bijzondere. Om te beginnen voor Mathieu van der Poel, want de rit gaat van start in Saint-Léonard-de-Noblat en dat is heel lang de woonplaats van Raymond Poulidor geweest. Zoals gezegd is Prudhomme een sentimentele man en hij eert graag de groten uit het verleden. Nu Raymond Poulidor sinds 2019 niet meer onder ons is lag het voor de hand dat er vrij snel een rit in zijn woonplaats zou aankomen of eindigen. Het is een vertrek geworden. Vrij kort na het overlijden van Poulidor reden we tijdens een vorige Tour al eens door Saint-Léonard-de-Noblat heen en het eerbetoon was toen groots, nu zal het nog net wat groter worden, bovendien met aanwezigheid van de kleinzoon. Niet alleen de startplaats is bijzonder, de finishplaats is ook heel bijzonder. Al pieken we eigenlijk een jaar te vroeg, in het kader van het vieren van een jubileum had men verwacht dat we volgend jaar terug zouden keren naar Puy de Dome, want dat zou 60 jaar zijn na het legendarische duel tussen Anquetil en Poulidor op de flanken van de vulkaan. Het is een jaartje eerder geworden. Voor het eerst in 35 jaar keren we terug naar Puy de Dome, dat we dit nog mogen meemaken jongens. Ik had daar eigenlijk geen rekening meer mee gehouden, tot er een paar jaar geleden toch weer wat geruchten ontstonden. De vulkaan is tegenwoordig lastig te bereiken omdat de helft van de weg is ingeruimd voor een spoorbaantje, een ander probleem is dat het beschermd natuurgebied is en dat men er dus liever (op de toeristen in de trein na) geen pottenkijkers heeft. Zelfs als recreant kom je de berg niet op, gemiddeld is de berg een dag of twee per jaar toegankelijk tijdens speciale evenementen. De ASO heeft heel lang niet eens een poging gedaan om terug te keren naar deze mythische klim, maar uiteindelijk namen ze de handschoen op en het is ze nog gelukt ook. Puy de Dome, een beestachtige klim, zeker in vervlogen tijden. Toen kende men al die steile puisten nog niet en was de Puy de Dome een uitzondering. Nu kennen we juist vooral de steile puisten en schrikken we wellicht niet eens van de percentages die hier gehaald gaan worden. Vier kilometer dik boven de 10% aan het eind, nouja, als je eenmaal de Zoncolan kent kijk je nergens meer van op. Maar toch, dit is een bijzonder serieuze aankomst. De eerste keer dat we wellicht wat grotere verschillen gaan zien ontstaan. Aan het eind zonder publiek, logischerwijs, er is te weinig plek, maar we gaan hier schitterende beelden te zien krijgen. Die weg helemaal rond de berg, oh oh oh, het is heel mooi dat dit ons gegund wordt. Minpunt: in de omgeving van Puy de Dome liggen weinig interessante beklimmingen. Met wat fantasie valt er wel wat te vinden, maar parcoursbouwer Thierry Gouvenou heeft weinig fantasie. En dus is de aanloop naar Puy de Dome toe niet al te ingewikkeld, waardoor het profiel van deze rit in de buurt komt van onvervalste ____/. Alsnog, alleen al vanwege de slotklim zelf is dit de moeite waard. Een klim die alleen onze betovergrootvaders nog kennen mogen we nu zelf live gaan zien. Genot!
- rustdag -
Etappe 10: Vulcania - Issoire 11 juli![28721]()
Na de rustdag doorgebracht te hebben in Clermont-Ferrand gaan we buiten de stad van start in Vulcania, een pretpark. Een volcanoes theme park zelfs, want we bevinden ons hier om de omgeving van talloze uitgedoofde vulkanen, waarvan Puy de Dome er dus eentje is. Tijdens deze rit rijden we dwars door de heuvelachtige Auvergne, vooral het eerste deel van deze rit wordt daardoor vrij leuk. Na de rustdag willen de benen van sommige renners nog wel eens roestig zijn, nou, dan krijg je het hier best zwaar. Het gaat gelijk omhoog en na amper 27 kilometer koers hebben we al twee beklimmingen gehad. Niet dat we hier direct de klassementsrenners van voren hoeven te verwachten, het is vooral een ideale rit voor de vluchters. Het had een leuke rit voor de klassementsrenners kunnen zijn als het einde van de rit beter was uitgetekend. Op een kleine 30 kilometer van het eind komen de renners boven op de laatste klim van de dag en daarna is het makkelijk tot aan de finish. De rit loopt een beetje weg, daardoor. Explosief begin, en een wat meer ontspannen einde. Zo'n rit die ze eigenlijk andersom hadden moeten fietsen, dan hadden we een strijd op twee fronten gezien. Nu vermoed ik dat er slechts op één front gevochten zal worden, we zullen het moeten doen met de strijd tussen de vroege vluchters om de ritzege. Dat kan zeer vermakelijk worden, maar een extra dag strijd tussen de klassementsrenners hadden we ook niet afgeslagen. Wij niet, Gouvenou wel. Geen slechte rit, toch voelt het als een gemiste kans.
Etappe 11: Clermont Ferrand - Moulins 12 juli![94317]()
De Tour is de sprinters niet slecht gezind. Dit is ondanks enkele minimale hindernissen onderweg natuurlijk een rit die gaat eindigen in een massasprint. Tijdens de etappe fietsen we door het Montluçon van Julian Alaphilippe en dat is zo'n beetje het enige vermeldenswaardige tijdens deze rit. De boog kan niet altijd gespannen staan, vrees ik.
Etappe 12: Roanne - Belleville-en-Beaujolais 13 juli![4b21b]()
De tweede week begint met een heuvelrit die beter had kunnen zijn, daarna volgt er een vlakke rit en nu gaan we door met een heuvelrit die zoveel mooier had kunnen zijn. Op het eerste oog ziet deze rit er helemaal nite verkeerd uit, we komen onderweg de nodige leuke heuveltjes tegen. Het grootste deel van de etappe is prima. Croix Montmain, Croix Rosier, mag allemaal. Het gaat alleen opnieuw mis aan het eind. De laatste oneffenheid van de dag is alleen de Côte de Brouilly en dat is migrainemateriaal. Op het profielkaartje wordt het niet eens vermeld. Als je goed kijkt zie je na de Croix Rosier een klein pukkeltje en dat had een grote pukkel moeten zijn. We volgen Côte de Brouilly, de weg om Mont Brouilly heen. Mont Brouilly is een klim van 3,5 kilometer aan 6,6% of drie kilometer aan 7,5%, afhankelijk van welke kant je bedwingt. Het is een bekende klim voor de koers, hij zit met enige regelmaat in Parijs tegen Nice, vorig jaar nog toen er een rit aankwam in de buurt van Chiroubles. Toen bekend werd dat er een rit georganiseerd zou worden in deze regio hoopte ik dat ze die rit enigszins als voorbeeld zouden nemen, maar ze slaan hier weer een flater van jewelste. Je fietst letterlijk langs Mont Brouilly en dan laat je dat liggen? Waardoor de laatste klim nu minder dan twee kilometer aan een procentje of vijf is, er zal amper gelegenheid zijn voor de klassementsrenners om iets te ondernemen. Daardoor wordt dit opnieuw een heuvelrit waar alleen de vluchters zich kunnen onderscheiden en de klassementsrenners opnieuw een snipperdag kunnen nemen. Met Mont Brouilly aan het eind had je de beste renners kunnen verleiden tot een aanval, nu niet. Croix Rosier is te ver van de finish om iets te ondernemen, dus krijgen we helaas weer geen koers in de koers. De mensen die de Tour organiseren zijn geen wielerliefhebbers, dat blijft een bijzonder fenomeen. In de finishplaats heeft men nog een extra vlakke lus van een paar kilometer toegevoegd om er zeker van te zijn dat de Pogacars van deze wereld zeker niets gaan ondernemen. Je moet het toch maar bedacht krijgen.
Etappe 13: Châtillon-sur-Chalaronne - Grand Colombier 14 juli![3abed]()
Dit is met enige voorsprong de walgelijkste etappe van deze ronde. Voor deze rit hebben we Kabouter Wesley nodig:
![FXT5cE2XEAMvJNl?format=jpg&name=large]()
Inderdaad, wat is precies de functie van deze etappe? Het is praktische een unipuerto, een rit bestaande uit één enkele klim, zoals je ze in de Vuelta in het verleden regelmatig zag. ______/. Op de Franse nationale feestdag gaan we naar een onvoorstelbare abominatie kijken. Een abominatie met een hele theorie erachter. We keren terug naar de Grand Colombier, waar in de Tour van 2020 ook al een rit aankwam. De 15e rit van die Tour eindigde boven op dezelfde klim. Die etappe was saai, heel saai. We keken naar een Jumbotreintje en aan het eind van de rit klopte Pogacar Roglic in de sprint. Dit tot groot ongenoegen van Thierry Gouvenou. Hij was niet tevreden, en dus ging hij op zoek naar het probleem. Al snel had hij het probleem gevonden: de rit was te zwaar geweest. Voor de Grand Colombier beklom men eerst van een andere kant de klim (Selle de Fromentel) en daarna reed men ook nog over Col de la Biche, vooraleer de slotklim volgde. Die rit was te zwaar, teveel klimwerk, en dus bleef de koers gesloten. Althans, in het hoofd van Thierry Gouvenou (waar het altijd Sesamstraat is). Dames en heren: etappe 13 van de Tour van 2023 is het persoonlijke prestigeproject van Thierry Gouvenou. De vorige keer Grand Colombier was de rit te zwaar, dus wilde hij zo snel mogelijk terugkeren met een zo makkelijk mogelijke rit. In zijn hoofd moet dit een geweldige rit worden. Dezelfde aankomst bergop, maar dan met minder uitdagingen onderweg. Praktisch een unipuerto, die klim op voorhand stelt letterlijk niets voor. Ik zou zo graag in het brein van Gouvenou kruipen, hoe denkt hij dat deze rit geen optocht gaat opleveren? Als er nu één rit makkelijk te controleren is, dan is het toch nog wel deze rit? Waar ga je de knechten van Jumbo oproken dan? Volgens Gouvenou is dit de toekomst, in zijn beleving gaat het hier helemaal los op de slotklim, wat mij meer dan ooit laat twijfelen aan zijn mentale vermogens. Hoe dan ook: we moeten hopen, bidden, smeken, dat deze rit heel kut wordt. Stel je voor dat dit daadwerkelijk een leuke rit wordt, dan krijgen we in de toekomst alleen nog maar _____/ te zien in de Tour. Een horrorscenario, bent u hopelijk met me eens. Gouvenou is op weg om het fenomeen bergritten volledig naar de verdoemenis te helpen. Deze rit is kort, veel te kort, makkelijk, veel te makkelijk, repetitief, veel te repititief. Waarom na drie jaar weer dezelfde klim? Van dezelfde kant ook nog eens? Hij heeft meerdere kanten? Leuk die paar haarspeldbochtjes maar die kennen we nu wel? Wanneer was een unipuerto ooit leuk? Wanneer was een explosieve rit ooit leuk zonder zware en lange ritten op voorhand? Veel vragen, een antwoord zal er nooit komen. Als er voor de slotkilometer iets gebeurd tijdens deze etappe zijn we getuige van de begrafenis van het wielrennen, wordt het net als in 2020 een sprintje bergop dan zal Gouvenou wel weer een andere reden buiten hem om zien te verzinnen waarom het saai was. Gouvenou zou zomaar een politicus kunnen zijn. Een probleem kunnen ze nog wel zien, niet dat ze dat probleem zelf hebben veroorzaakt en al helemaal niet dat hun 'oplossing' het alleen maar erger maakt. Deze rit zit me daadwerkelijk dwars, soms ben je over een detail aan het mierenneuken, hier staat simpelweg de essentie van de sport op het spel.
Etappe 14: Annemasse - Morzine 15 juli![f1d58]()
De tweede week van de Tour kent twee magere heuvelritten, een vlakke rit en dan drie bergritten. De eerste van de drie, daar is simpelweg alles kut aan. De tweede van de drie, nou, die is al een pak beter. Nog niet perfect, maar dit komt meer in de buurt. Al ben ik persoonlijk een beetje teleurgesteld dat we de zware klim net buiten startplaats Annemasse over het hoofd zien. Vanuit Annemasse kun je van meerdere kanten Mont Salève beklimmen, deftig de moeite. Doen we niet, we houden het iets makkelijker en bedwingen Col de Saxel. Nadien heb ik vrij weinig op de rit aan te merken. Col de Cou, Col du Feu en in de slotfase de zware combinatie van Ramaz en Joux Plane, dat is het probleem niet. Alhoewel, mogelijk is er toch een probleem. Na het trieste overlijden van Gino Mäder is ineens iedereen in paniek en zijn afdalingen aan het eind van een rit ineens het grote probleem. Thijs Zonneveld en Adam Hansen sprongen samen in een zeepkist en scheurden naar de organisatie toe om hun beklag te doen over deze rit. Een aankomst ná een afdaling? Hoe durven ze. Dat we deze aankomst regelmatig hebben gezien doet niet ter zake, iedere afdaling aan het eind van een rit is ineens gevaarlijk. Totale onzin, ik hoop dat ASO de middelvinger omhoog steekt en niets doet met de grieven. Enfin, deze bergrit is iets beter dan de vorige, maar ik ben toch niet helemaal tevreden. De samenhang van de etappes is niet echt fantastisch, dus het is een beetje de vraag hoeveel actie we gaan zien tijdens deze rit. De Joux Plane is lastig genoeg, maar het is geen zekerheid dat de klassementsrenners hier de knuppel in het hoenderhok gaan gooien, vooral met het oog op de rit die hierna nog volgt.
Etappe 15: Les Gets - Le Bettex 16 juli![33d0d]()
De tweede week sluiten we af met de derde bergrit op rij. Het is een bevreemdend drieluik, als je alles zo op een rij zet. Het strookt in ieder geval niet met mijn gedroomde theorie. Wat voor het meeste kijkgenot over het algemeen het beste werkt is twee bergritten op een rij. Je begint met een lange en zware bergrit en daarna volgt er een korte en explosieve. Die eerste rit is dan zo slopend dat het de tweede dag helemaal los zal gaan. De organisatie kiest voor drie bergritten, eerst een eenvoudige van net iets meer dan 130 kilometer met alleen een klim aan het eind. Dan eentje van een kleine 160 kilometer met vooral aan het eind weer een zware klim en dan een afdaling naar de finish. De derde is vervolgens 180 kilometer lang. Dat is, in ieder geval op papier, het werk van een stevige drinker. De zwaarte wordt opgebouwd, terwijl het waarschijnlijk beter werkt om het af te bouwen. En drie bergritten op een rij, dat werkt doorgaans helemaal niet. Maar goed, het is een gegeven en we zullen ons er maar weer mee moeten redden. Als je de rit isoleert van de rest zou je kunnen stellen dat het geen gekke etappe is, maar de samenhang met de rest is op z'n minst bijzonder te noemen. Het is ook vrij bijzonder dat de organisatie weer voor een makkelijke aanloop heeft gekozen. Vanuit Les Gets rijden we praktisch om de bergen heen, wat een prestatie is. Goed, direct vanuit het vertrek gaat het even licht omhoog, maar daarna wordt het vrij lang vrij simpel. Na een kilometer of 30 beginnen we aan de Col des Fleuries, wat niet meer is dan veredeld vals plat. Een gemiste kans, maar het restant van de rit ziet er dan wel behoorlijk uit. Forclaz de Montmin, Croix Fry, nog een stukje Aravis en dan werken we naar de slotklim toe. Makkelijk is anders. Hier gaan we de favorieten wel tegen elkaar zien strijden, dat kan bijna niet anders. We fietsen richting Saint-Gervais en dat doen we via de gigantisch steile Côte des Amerands. Bijna drie kilometer aan meer dan 10%, terrein voor het gooien van een flinke bom. Na de doortocht in Saint-Gervais gaat het vervolgens zeven kilometer aan bijna 8% gemiddeld omhoog naar Le Bettex, met wat stroken aan 9% erbij. Een zware afsluiter van deze tweede week. Zoals gezegd, zonder de rest van het parcours in ogenschouw te nemen is dit geen slechte rit. Tel je alles bij elkaar op dan was het bijvoorbeeld al beter geweest om deze rit en de vorige rit om te draaien. Enfin, Gouvenou en ik zullen niet snel op één lijn zitten. Ondanks alles zal dit van de drie bergritten toch de leukste worden, vermoed ik zomaar. Voorzichtige kijktip.
- rustdag -
Etappe 16: Passy - Combloux (ITT) 18 juli![62ce4]()
Het is dat ik rit 13 al heb weggezet als slechtste rit ooit, maar deze etappe is een goede tweede. De derde week begint met de enige tijdrit van deze Tour, een belachelijk korte tijdrit van net iets meer dan 22 kilometer. Een halve klimtijdrit. Wat is het praktisch nut van deze tijdrit? Nou, dat kan ik jullie vertellen, dat praktisch nut is er helemaal niet. Koersdirecteur Prudhomme zou aangeklaagd moeten worden, vooral als je hem hoort praten over het stervende fenomeen tijdrijden. Stervend, dankzij hem. Prudhomme vindt tijdrijden stom, want hij wil de grote kampioenen tegen elkaar zien strijden. En dat kan blijkbaar niet tijdens een tijdrit, want dan rijden ze niet samen in beeld, ofzo. En vroeger had je betere tijdrijders en mindere tijdrijders en betere klimmers en mindere klimmers en nu kunnen ze allemaal alles dus hebben tijdritten geen zin meer. Tijdritten verlammen de koers, is het idee dat leeft in zijn hoofd. Dat idee leeft niet in mijn hoofd en ook niet in de hoofden van de weldenkende mens. De heer Prudhomme is bezig de geschiedenis van de koers uit te wissen en vooral de toekomst van de koers te verpesten. Hij vindt tijdrijden niet leuk, dus schrappen we die discipline bijna volledig. Met een paar kutargumenten op de koop toe. Je kunt wel of geen fan van tijdrijden zijn, dat maakt niet uit, maar het ís nu eenmaal een belangrijk onderdeel van de koers. Of je het nu wil of niet. En om de Tour te kunnen winnen moet je nu eenmaal allround zijn, je moet dus ook een degelijke tijdrit kunnen afwerken. Deels zou je zijn kritiek nog kunnen snappen, omdat jongens als Pogacar en Vingegaard zowel kunnen tijdrijden als klimmen, jaren geleden had je natuurlijk de jongens van Sky, maar het is dan juist vrij bijzonder om een tijdrit te ontwerpen die specifiek op het lijf is geschreven van Pogacar en Vingegaard. Die worden hier 1 en 2, kun je nu al noteren. Het idee zal zijn dat vlieggewicht Gaudu hier de schade enigszins kan beperken, maar moet je de tijdritten echt op zo'n manier inrichten dat de Fransoos die niet in de buurt van het podium gaat komen niet teveel wordt benadeeld? Ik kan uren over deze tijdrit en vooral de argumentatie blijven nadenken en dan kom ik er nog niet uit. Het mooie van een tijdrit, met name een vlakke, is juist dat je daardoor de mindere tijdrijders dwingt om in de bergen ten strijde te trekken. Dat je nu vooral klassementsrenners hebt die beide aspecten beheersen zou niet moeten uitmaken, er zijn nog steeds renners die niet kunnen tijdrijden en die moet je blijven prikkelen om in de bergen in de aanval te gaan. Een tijdrit moet een functie hebben, en dat heeft deze tijdrit niet. Een grote ronde met slechts 22 tijdritkilometers en dan is het nog een halve klimtijdrit ook, dit kan niet. Dit druist tegen de essentie van de sport in en ASO moet gestopt worden voor het te laat is. Grijp in, UCI. We gaan geen afdalingen schrappen, we gaan wel een regel instellen dat er een minimaal aantal tijdritkilometers moet zijn in een grote ronde. En wel nu. Het enige positieve aan deze tijdrit is dat het nu een keer niet op de voorlaatste dag is, verder kan ik niets noemen. Lachwekkend. Prudhomme, daar is de deur.
Etappe 17: Saint-Gervais Mont-Blanc - Courchevel Altiport 19 juli![d2980]()
Bepaalde regio's van Frankijk zien de Tour nooit verschijnen en dat valt te verklaren als je kijkt wat de organisatie hier allemaal heeft uitgespookt. Voor de rustdag komen de renners aan in Le Bettex, een wintersportoord boven Saint-Gervais. De rustdag brengen ze door in Saint-Gervais, waarna ze vervolgens de tijdrit gaan afwerken tussen Passy en Combloux. Dat zijn twee kleine plaatjes op een steenworp afstand van Saint-Gervais. Na de tijdrit gaat de volgende rit van start in Saint-Gervais. Heel veel Saint-Gervais, heel weinig rest van Frankrijk. Voor het milieu een goede zet, weinig verplaatsingen. Dat is het argument, zo ongeveer. Klinkt weldoordacht, maar het gaat natuurlijk vooral om het aantal bedden dat de organisatie in deze regio kan vinden en natuurlijk de dikte van de envelop. Aan de voet van de Mont Blanc hebben ze geld zat, in ieder geval. Na de lachwekkende tijdrit beginnen we vanuit Saint-Gervais aan wat we waarschijnlijk de koninginnenrit van deze Tour moeten noemen. Het kan altijd beter, maar dit is niet gek. Een beetje vals plat omhoog in het begin, dan een paar kilometer vals plat omhoog waarna we met 15 kilometer in de benen aan de eerste serieuze klim beginnen, de Col des Saisies. Na de afdaling van deze klim volgt bijna meteen de volgende serieuze klim, Cormet de Roselend. Dit is een klim die bekend genoeg is en lastig genoeg. De afdaling is ook vrij lastig, doorgaans kukelt er hier altijd wel minstens één renner het skoekeloen in. Hoor je Adam Hansen dan weer niet over, natuurlijk. Na deze afdaling fietsen we door Bourg-Saint-Maurice, waarna we een tijdje door de vallei fietsen, alvorens af te wijken van de vallei en een extra klimmetje mee te pakken. Van Aime gaat het omhoog naar Longefoy, een veel minder bekend klimmetje. Wel een pittig ding, deze rit gaat heel zwaar worden. Na Longefoy gaat het nog wat verder vals plat omhoog richting Notre-Dame-du-Pré en dan beginnen we aan een afdaling met 500 haarspeldbochten en een iets smallere weg. Krekelgeluiden vanuit Adam Hansen en Thijs Zonneveld. Die maken zich vooral druk om de laatste afdaling van deze rit, alles daarvoor is niet zo relevant blijkbaar. Maar goed, vrij snel na deze afdaling beginnen we aan de zwaarste klim van deze Tour, de Col de la Loze. Deze klim kennen we nog van 2020, al is het eerste deel van de klim nu wel anders. We fietsen eerst omhoog richting Courchevel, waarna de klim even wat makkelijker wordt. Na een paar wat eenvoudigere kilometers komen de renners uit in Meribel en hier begint het zware gedeelte van de Col de la Loze. Die nieuwe weg, speciaal aangelegd voor fietsers. Grotendeels rechtdoor over een kale vlakte, met steeds wat kleine stukjes vlak en dan weer een stuk loodrecht omhoog. Bijzondere beelden leverde het op in 2020 en ook een bijzondere strijd tussen Pogacar en Roglic. De verschillen bleven toen vrij beperkt, beperkter dan je zou verwachten kijkende naar de lengte en de percentages. De noviteit ten opzichte van 2020 is dat men inmiddels de andere kant van de Col de la Loze ook geasfalteerd heeft. Over een kakelverse weg duiken we omlaag richting Courchevel. Dit ook weer tot grote onvrede van Hansen en Zonneveld, die het maar smal en gevaarlijk vinden. Dat valt mee, dat valt zelfs ontzettend mee. Maar het is een afdaling aan het eind van de rit en dus per definitie gevaarlijk. Tegen zoveel opportunisme is geen kruid gewassen. Aan het eind van de korte en ongevaarlijke afdaling komt men uit in de buurt van het altiport van Courchevel, richting dit vliegveld gaat het nog even een kort stukje smerig steil omhoog. Een vrij kort nagerecht. Bepalende rit, zonder meer.
Etappe 18: Moûtiers - Bourg-en-Bresse 20 juli![4c45d]()
De volgende rit gaat van start midden in de Alpen. Moûtiers ligt aan de voet van de Col de la Loze. Er liggen hier overal zware Alpencols, maar de organisatie kiest voor een tocht dwars voor de vallei. Ze vinden dat het weer eens tijd is voor de sprinters. Hoewel het zo is dat de sprinters een tijd hebben moeten wachten op een nieuwe kans had deze rit een stuk leuker kunnen zijn als men in het begin een klim had opgenomen. Dan zijn er ineens meerdere scenario's denkbaar. Een sterke vluchtersgroep kan dan wegrijden en die ziet het peloton dan wellicht nooit meer terug. Als je de hele dag in de vallei blijft is er maar één scenario denkbaar, het scenario waarin er een massasprint volgt aan het eind van de dag. En zo zal geschieden. Dat we door de tunnel onder Mont du Chat door zullen fietsen doet nog wel het meeste pijn. Je hoeft niet per se de Mont du Chat toe te voegen aan deze rit, maar het kleine broertje, Col du Chat, dat had wel gemoeten in plaats van die tunnel. Maar nee, deze rit is opzettelijk zo eenvoudig mogelijk gemaakt. Eenmaal buiten de Alpen mogen we in de buurt van finishplaats Bourg-en-Bresse nog een klein beetje rekening houden met eventuele wind, als die niet op de afspraak is gaan we sprinten en dat is natuurlijk vrij saai.
Etappe 19: Moirans-en-Montagne - Poligny 21 juli![beeee]()
Dit is typisch zo'n rit die voor de vluchters zou kunnen zijn. We gaan richting het eind van de Tour en dan blijken de ritten voor de sprintersploegen vaak lastig te controleren. De vorige etappe, dat zal geen probleem zijn. Die is bijna volledig vlak. Deze niet, deze is een stuk lastiger. Geen zware beklimmingen, maar toch redelijk wat werk op en af. Richting het eind van de rit komen de renners met de Côte d'Ivory een pittig klimmetje tegen, iets meer dan twee kilometer aan 6% gemiddeld kan genoeg zijn om enkele sprinters de nek om te draaien. Het zal volledig afhangen van de ambities in het peloton. Als de sprintersploegen elkaar vinden wordt dit hoe dan ook een sprint, maar de kans is groot dat ze elkaar niet vinden, dat er vroeg op de dag een sterke vluchtersgroep vertrekt en dat die het met elkaar mogen gaan uitvechten. Oplopende finish, dus bij een eventuele sprint is dat ook nog een factor om rekening mee te houden. De inmiddels klassieke licht geaccidenteerde rit in de slotweek, die gaat de laatste jaren steevast naar de vluchters.
Etappe 20: Belfort - Le Markstein 22 juli![0574f]()
De laatste bergrit van deze Tour. Ik vind deze rit
bijna fantastisch. Het enige wat aan deze rit ontbreekt is een aantal kilometer. Met 133 kilometer is deze rit bijna net zo lang als de bergrit in de Tour de France Femmes van vorig jaar die ook aankwam bij Le Markstein, waar Annemiek van Vleuten de boel op een hoop reed. Deze etappe voor de mannen had minstens 40 kilometer langer moeten zijn en dan hadden we ook nog makkelijk een extra klim kunnen toevoegen. Dit is mogelijk de allesbepalende afsluitende bergrit, dan kun je niet komen aanzetten met een juniorenafstand. Dat is absoluut het grootste bezwaar dat ik heb bij deze rit. Bij bijna iedere rit eigenlijk, de Tour kiest te vaak voor korte etappes. Als we dat punt even opzij schuiven is dit verder wel een heerlijke rit. We fietsen door de Alsace en bezoeken een keer niet La Planche des Belles Filles, dat is alvast genot. Vrij snel na de start beginnen we aan de Ballon d'Alsace, perfect. Daarna wordt de rit tijdelijk wat makkelijker, maar als we de omgeving van La Bresse bereiken gaat het eventjes los. Croix des Monats en de lastige kant van de Grosse Pierre, dat is perfect. Na de Grosse Pierre fietsen richting de Col de la Schlucht, het gaat wat op en af en daarna gaat het nog even vier kilometer omhoog aan 5% vooraleer we gaan afdalen richting Munster. Hier wacht een heerlijk toetje op ons. Zo'n beetje de best mogelijke combinatie in deze bergketen wacht op de renners. Eerst de Petit Ballon van de lastigste kant en daarna, zonder een meter vlak tussendoor, meteen de Platzerwasel. Dit is heel erg zwaar en hier kun je heel erg het verschil maken. Als je het verschil wil maken moet je er relatief vroeg bij zijn. De Platzerwasel is vooral in het begin ontzettend zwaar en wordt steeds iets makkelijker. Voorbij de officiële top loopt het nog wat verder vals plat omhoog en na een heel minimaal afdalinkje volgen we nog een paar kilometer de Route des Crêtes tot in Le Markstein. Je mag hier niet te lang wachten, als er nog een gele strijd gevoerd dient te worden begin je er het liefst op de Petit Ballon al aan en dat is voor ons als kijker ideaal. Jammer van de lengte, verder zeer tevreden dat dit de laatste bepalende rit van de Tour is. Ik zou het bijna zelf zo ontworpen hebben.
Etappe 21: Saint-Quentin-en-Yvelines - Paris Champs-Élysées 23 juli![c8f63]()
Afsluiten doen we uiteraard in Parijs, rondjes rijden over de Champs-Élysées. Voorlopig voor het laatst, want in 2024 gaat de Tour een keer niet eindigen in Parijs, wegens de Olympische Spelen aldaar. Maar nu nog wel, dat wordt weer royaal sprinten geblazen en dan zit de Tour er helemaal op.
Tot zover het parcours. Ik neem aan dat jullie nu allemaal meteen ontzettend veel zin hebben gekregen in de Tour. Thierry en Christian hebben weer een kunstwerk afgeleverd en daar mogen wij de komende weken met volle teugen van gaan genieten. Ik zit te popelen, jullie ook? Even resumerend kom ik uit op een fantastische Tourstart in het geweldige Baskenland, twee dagen op een rij duiken we de heuvels in en mogen de klassementsrenners en puncheurs elkaar direct bestoken. De derde Baskische dag spreekt net wat minder tot de verbeelding, dat wordt een sprint. Ook daarna gaan we sprinten, voor we twee magere dagen in de Pyreneeën voorgeschoteld krijgen. Na nog een sprint en nog een mogelijke sprint eindigt de eerste week dan stevig bergop. De tweede week begint met een povere heuvelrit, een vlakke rit en weer een povere heuvelrit, waarna we drie dagen achter elkaar mogen klimmen. Die bergritten gaan van makkelijk, naar iets moeilijker, naar vrij lastig. In de slotweek volgt een lachwekkende tijdrit, dan de zwaarste bergrit van de ronde, een vlakke rit, een net iets minder vlakke rit, de afsluitende bergrit in de Vogezen en dan zijn we alweer in Parijs. Kom ik tot zes gegarandeerde kansen voor de sprinters, met twee mogelijke kansen. Eén schamele tijdrit, grofweg vijf aankomsten bergop, een stuk of vier heuvelritten, een keer een bergrit met een aankomst in dalende lijn en nog een bergrit waar de aankomst wat verder volgt na de laatste klim. Zoiets, daar mogen we ons mee gaan redden de komende weken. Drie dagen genieten, daarna uitbollen.