Tappa 14: Sierre (Zwi) - Cassano Magnago, 194 kmWielrennen kan best een frusterende sport zijn, vraag dat maar aan Thibaut Pinot. Of vraag het maar aan ons, de kijkers. We begonnen de dag met een hoop geruchten. De renners wilden niet over de Croix de Coeur. De organisatie wel. Als een soort compromis werd toen de beklimming van de Gran San Bernardo helemaal geschrapt, maar bleef de Croix de Coeur behouden. De rit werd naar de wens van de renners ingekort, maar tegen hun wens in moesten ze wel over de Croix de Coeur. Het is en het blijft een merkwaardige sport. Het argument is dat de renners al meerdere dagen door de regen hebben moeten fietsen en dat het nu wel een keertje klaar is. Het is veel zwaarder om in deze omstandigheden rond te fietsen en daarom moeten we een beetje mededogen hebben met de coureurs. Dat mededogen zou ik willen hebben, maar dan had het wel écht slecht weer moeten zijn. En het was geen slecht weer. Aan de start regende het, maar het werd al snel droog. De renners hadden in prima omstandigheden over de Gran San Bernardo kunnen fietsen en dus valt het schrappen van die klim op geen enkele manier te billijken. Dit werd achteraf ook toegegeven. Ze waren uitgegaan van meer regen en dus werd de keuze genomen op basis van een foutief weerbericht. Allemaal leuk en aardig, maar we bleven wel achter met een floprit. Geen etappe van bijna 200 kilometer, maar een etappe van 75 kilometer. Je kunt niet zomaar dingen schrappen op de dag van de etappe, dat vind ik eigenlijk altijd problematisch en in dit geval helemaal. Zo slecht was het niet, dus had men gewoon moeten fietsen. Dat deed men uiteindelijk ook, maar wel pas een paar uur later. In het zonnige Zwitserland begonnen we direct met een zware klim, die naar Croix de Coeur. Een primeur, het werd alsnog een best mooi debuut. Het tempo lag meteen heel hoog, wat logisch is als je begint met zo'n loodzware klim. In het peloton was er al snel niet veel volk meer over, terwijl we vooraan een kleine kopgroep zagen ontstaan.
De renners waren vooral ontevreden over de afdaling van de Croix de Coeur. Toegegeven, het wegdek was ontzettend pover. Het was best wel een linke afdaling, maar de renners lieten zelf meteen zien waarom je niet meteen alles hoeft te schrappen. Ze gingen behoedzaam omlaag. En dus leverde de afdaling nul problemen op. Grappig is dat, blijk je dus niet altijd op de limiet naar beneden te hoeven gaan, maar kun je dus ook gewoon op je eigen tempo omlaag. Jeetje, wereldschokkend. Kappen met schrappen, je knijpt maar wat vaker in de remmen als een afdaling lastig is. En niet het Extreme Weather Protocol misbruiken als er geen extreem weer is, en al helemaal niet dat protocol inzetten als het je eigenlijk om een lastige afdaling te doen is en niet om de regen. Maar goed, nouja, geen idee, ik vond het allemaal nogal een farce eigenlijk. Het was verder ook vooral een farce dat de rit niets opleverde. Korte ritten zouden spectaculair zijn, nou, dat viel op het explosieve begin na nogal mee. De kopgroep reed een voorsprong van een minuut of vier bijeen, terwijl in het peloton niemand aanstalten maakte om de koplopers nog in te rekenen. Op de slotklim naar Crans-Montana zagen we dat drie renners overbleven. Thibaut Pinot liet zich van zijn meest gretige en ongelukkige kant zien. Hij viel aan, hij viel nog een keer aan, hij viel vijf keer aan, hij viel tien keer aan, hij bleef maar op kop rijden. Maar naar de ritzege soleren zat er niet in, hij kwam maar niet van de dekselse Alexander Cepeda af. De kleine Ecuadoraan maakte geen vrienden door in de vallei richting Crans-Montana geen enkele keer op kop te komen. Toen hij de demarrages van Pinot steeds kon beantwoorden werd de Fransoos steeds wanhopiger. Hij schold Cepeda uit, wees met vingertjes, bleef steeds rancuneuzer tegen hem fulmineren, maar het leverde allemaal niets op. Voor de neutrale kijker was het een fascinerend schouwspel, waarbij ik het echt bijzonder vond dat Pinot zich zo liet kennen. Nochtans een ervaren jongen, dat er een keer een renner loopt te profiteren in het wiel zal hij normaal gesproken toch wel vaker mee hebben gemaakt. Hoe dan ook, Pinot en Cepeda kregen elkaar niet gelost en vanuit de achtergrond keerde de kleine Colombiaan Einer Rubio steeds op zijn eigen tempo terug. Met z'n drieën betraden ze de slotkilometer en in die slotkilometer vond Cepeda het een slim idee om op 500 meter van de meet zijn sprint in te zetten. Dat bleek geen slim idee te zijn. Hij werd gecounterd door Einer Rubio, die Pinot ter plaatse liet en zo naar de zege reed. Rubio, die door Jeroen ten onrechte altijd wordt weggezet als 'de rugzak' omdat hij ooit een keer vijf meter op het wiel van De Gendt reed, boekt zo zijn tweede mooie zege van het jaar. Hij deed weer niet ontzettend veel werk, maar hij was wel met afstand de slimste van het stel. Pinot deed zichzelf de das om met zijn domme gedrag. Na de koers was hij vooral boos op Cepeda en een beetje op Rubio, maar hij moet vooral bij zichzelf te rade gaan. Teksten als dat je vooral aan het rijden was om Cepeda te laten verliezen, godsamme, niet doen joh. Pinot verdient een mooier afscheid. Hij neemt in ieder geval de bergtrui weer over van Bais, da's alvast iets.
In de groep der favorieten gebeurde ondertussen amper iets. Bahrein kwam met een kleine versnelling en Caruso plaatste een halve aanval. Hugh Carthy trok nog even ten strijde en hij pakte uiteindelijk liefst zes seconden terug op de andere favorieten. Een aanval van Eddie Dunbar moest ons nog even enthousiasmeren, ja, nee, nee. Roglic en Jumbo deden helemaal niets, zij zijn blijkbaar blij met het feit dat Thomas het roze nog even draagt en het idee begint je te bekruipen dat ze alles zetten op de derde week. We zijn gewoon twee weken lang voor niets naar deze koers aan het kijken. Waarom heb ik deze rit eigenlijk bekeken? Ik verspil graag mijn tijd, maar niet op deze manier. Al twee weken vergeten de renners dat er daadwerkelijk mensen bestaan die naar ze kijken. Het gaat allemaal neerkomen op de derde week, wat natuurlijk ook deels de schuld is van de parcoursbouwer. Als je alle zware bergritten in de laatste week propt roep je het ook wel een beetje over jezelf af dat de renners gaan wachten, wachten, wachten. Vegni is dus een onbenul, die continu dezelfde fouten blijft maken. Vorig jaar maakten we precies hetzelfde mee. Het was al met al weer een ontzettend tegenvallende rit. De volgende tegenvallende rit staat ook meteen op het programma. We keren van Zwitserland weer terug naar Italië. Dit doen we mogelijk via de Simplonpas, als de heren renners er tenminste een beetje zin in hebben.
![XpZqLXXvY0cIfxz7zLvP_180423-113608.jpg?v=20230418133608]()
![tcMMeXQIwrrSnQb0H3jA_180423-113721.jpg?v=20230418133721]()
Daags na een flopshow gaat de volgende flopshow van start op Zwitserse bodem, in Sierre. Sierre (Duits: Siders) is een stad in het kanton Wallis. Sierre telt precies 17.00 inwoners. De stad ligt in het hooggebergte van de Alpen aan de Rhône en het is de meest oostelijk gelegen Franstalige plaats in het Rhône-dal. Het grootste deel van de bevolking is er Franstalig, terwijl een klein deel Duitstalig is. De stad is makkelijk bereikbaar via een autoweg die evenwijdig met de Rhône loopt, bij de afrit naar de Val d'Anniviers. Sierre heeft geen interessante ligging voor alpinisten, omdat de meeste hoge toppen alleen bereikbaar zijn door de zijvalleien van de Rhône en is daarom vooral belangrijk als industriestad. De enige echte toeristische bezienswaardigheid is een oud fort op een heuveltje net boven de stad. Wikipedia is vrij kritisch, terwijl het Château Mercier door het roadbook juist enorm wordt aangeprezen. Net als het Lac de Géronde, een klein meertje tussen de stad en het industrieterrein in. Onder Sierre door loopt de Sierretunnel, een tunnel met een lengte van 2,5 kilometer. Een tunnel met een gruwelijk verhaal, ook. Op dinsdag 13 maart 2012 vond hier een vreselijk ongeluk plaats, waar Jeroen het ongetwijfeld over gaat hebben. In de tunnel botste een bus vol Belgische schoolkinderen frontaal op een betonnen muur. De kinderen waren met hun basisscholen 't Stekske uit Lommel-Kolonie, in Lommel, en de Sint-Lambertusschool uit de Leuvense deelgemeente Heverlee op terugweg samen met nog twee andere scholen uit Beersel en Haasrode van sneeuwklassen in Saint-Luc, in de Zwitserse gemeente Anniviers. In de tunnel raakte de derde bus de rechterkant van de tunnel, week van zijn rijvak af en kwam vervolgens frontaal tegen de muur van een noodstrook aan de rechterkant terecht. Bij het ongeval vielen 28 doden: 22 kinderen, de twee chauffeurs en vier begeleiders van de scholen. Daarnaast raakten 24 kinderen gewond, het was het zwaarste verkeersongeval in Zwitserland in 30 jaar. Er bestaat onduidelijkheid over de precieze oorzaak van dit drama, maar duidelijkheid over de gevolgen is er genoeg. In Sierre, in een parkje aan de rand van het meer, is een monument voor de slachtoffers van het busongeval te vinden. Een stemmig begin voor Jeroen, dus. En ook een beetje voor ons, want er zaken ook Nederlandse kindjes in de bus. Lommel-Kolonie, merkwaardig genoeg beklemtoond op nie, ligt immers net over de grens. We kunnen het ook prima over luchtigere zaken hebben, zoals het feit dat enkele bekende wielrenners uit Sierre afkomstig zijn. Wat te denken van Alexandre Moos? Een van de legendes van Phonak, hij boekte bijna al zijn goede resultaten in Zwitserland. Johan Tschopp boekte zijn grootste successen dan weer buiten de landsgrenzen. De voormalig mountainbiker werd prof bij Phonak en in dienst van Bouygues Telecom won hij in 2010 een bergrit in de Giro. Later reed hij nog wat anonieme klassementen bij elkaar namens BMC, het was zo'n renner. Afsluiten deed hij bij het hilarische IAM, een indrukwekkend rijtje ploegen op zijn cv. De lokale rondjes komen niet vaak op bezoek in Sierre, voor een aankomst in de Ronde van Zwitserland moeten we helemaal terug naar 2010, toen klopte Heinrich Haussler niemand minder dan Pablo Urtasun in de sprint. Tien jaar eerder eindigde er een tijdrit in Sierre, Raivis Belohvosciks en Dario Frigo eindigden in dezelfde tijd, maar Belohvosciks was dan blijkbaar toch net een honderdste sneller. Na weer een mislukt voorjaar kwam Jan Ullrich net een beetje op stoom, hij eindigde op de derde plaats. En daarmee komen we aan het eind van mijn spreekbeurt over Sierre.
![file6vvbao7dkiuy57e549f.jpg.jpeg?itok=BffLquD5]()
![Memorial-Sierre-13-03-2012-2.jpg]()
Zeker na de flopshow van gisteren heb ik weinig zin om veel woorden te besteden aan deze rit. Zeker omdat de kans groot is dat ze het parcours toch ineens weer inkorten omdat de heren renners zo zielig zijn want ze hebben een paar dagen door de regen moeten fietsen en weet je wel niet hoe zwaar dat is mimimimi. Dus we gaan het proberen wat korter te houden, vooral omdat deze rit überhaupt niet leuk is. Het is daarom vrij ironisch te noemen dat we na drie kilometer langs het dorpje Leuk fietsen. We steken hier de Rhône over en na een paar rotondes in Susten vervolgen we onze weg langs de rivier dwars door de vallei voor een kilometer of 15. De wegen zijn breed, recht, vlak, saai, matig, stom, maar het uitzicht is wel mooi. Af en toe komen we een rotonde tegen, meer dan dat voorlopig niet. Na een kleine 20 kilometer slaan de renners linksaf, waarna ze via een smallere weg naar de Rhône fietsen om vervolgens de rivier over te steken. Aan de andere kant van de Rhône volgt er een klein klimmetje van anderhalve kilometer aan 7,5% richting het dorpje Baltschieder. Paar haarspeldbochten erbij, een geniepig klimmetje om de dag mee te beginnen. Na de klim dalen we snel af terug naar de Rhône, de rivier die ze hier ineens de Rotten noemen. Een rottige afdaling is het niet, het gaat vooral rechtdoor omlaag over een brede weg, na een rotonde aan het eind van de afdaling volgen we tot in Brig volledig de loop van de rivier. Als ze hier vallen liggen ze daadwerkelijk in het water, wat stiekem toch wel weer geestig zou zijn om mee te maken. Op een paar bochtjes na komen we in de dikke tien kilometer tot aan Brig helemaal niets meer tegen, waarna we na een tocht door deze stad gaan beginnen aan de Simplonpas.
![brig-stockalper-paleis.6.b958.jpg]()
Wikipedia heeft een artikel geschreven over de Simplonpas waar ik zelf eigenlijk weinig aan hoef toe te voegen. In Brig hebben we 35,7 kilometer afgewerkt, waarna we gaan beginnen aan een klim van 20,2 kilometer. Gemiddeld gaat het aan 6,5% omhoog. De klim van eerste categorie is best lastig, vooral het begin mag er zijn. Na drie kilometer aan 7% gaat het vijf kilometer omhoog aan bijna 9% gemiddeld, met een kilometer boven 10%. In het restant van de klim wordt er geklommen aan 6%, wat nog steeds niet enorm makkelijk is natuurlijk. Een klim die van belang zou kunnen zijn, als ie niet toevallig op het laatste moment geschrapt wordt. Maar goed, ik voel verder niet de behoefte om er veel over te zeggen, dus wiki, take it away:
De Simplonpas (Italiaans: Passo del Sempione) verbindt het Rhônedal in het Zwitserse kanton Wallis met het Val d'Ossola in de Italiaanse provincie Verbano-Cusio-Ossola. Over de Simplonpas loopt het traject van de H9S. Onder de pasweg loopt de 19,8 kilometer lange Simplon-spoorwegtunnel. De route werd voor het eerst veelvuldig gebruikt in de vroege middeleeuwen als handelsweg tussen Italië en Frankrijk. Napoleon liet de weg helemaal vernieuwen zodat hij er met zijn artillerie over kon. De huidige Simplonpas behoort tot de best aangelegde bergpassen van Europa, met een gemiddelde wegbreedte van 6 meter. In de winter blijft de pasweg geopend.
De Simplonpas vormt de laagste overgang over de hoofdkam van de Alpen tussen de Col de l'Échelle (170 kilometer naar het zuidwesten) en de Lukmanierpas (70 kilometer naar het oosten). Het is de eerste berijdbare pas ten oosten van de Grote Sint-Bernhardpas en het Monte Rosamassief. De pas vormt de grens tussen Penninische Alpen in het westen en de Lepontische Alpen in het oosten. Verder vormt de pas de waterscheiding tussen de bekkens van de Rhône in het noorden en dat van de Ticino in het zuiden.
Vanuit Brig in het dal van de Rhône gaat de weg sterk stijgend over beboste hellingen naar de Ganterbrücke. Onderweg wordt het dorp Berisal gepasseerd. Inmiddels heeft men nu ook uitzicht op de gletsjers van de Berner Alpen. De brede weg wordt af en toe afgeschermd door lawinegalerijen en tunnels.
![Simplon_Pass.JPG]()
Op de kale pasvlakte staat hier en daar nog een eenzaam boompje. Er staat een aantal gebouwen, waaronder het Simplon-Hospiz uit 1825. Het staat onder beheer van de monniken van Sint-Bernard. Markant is de grote stenen adelaar, gebouwd ter herinnering van de mobilisatie van het Zwitserse leger in de Tweede Wereldoorlog. Het uitzicht wordt bepaald door de Fletschhorn in het zuiden. Vanaf de pashoogte gaan veel wandelroutes het hooggebergte in, onder andere naar de nabije Kaltwassergletscher op de Monte Leone.
![37wEpa7wFiCTUEH4WfC8_180423-113859.jpg?v=20230418133859]()
![steinadler-auf-dem-simplonpass.jpg]()
De afdaling voert de eerste kilometers over de kale hoogvlakte Bergalp. Iets lager dan de weg staat het eenzame Alter Spital, het bouwwerk langs de route. De weg daalt snel af, en elf kilometer na de pas wordt het eerste dorp Simplon Dorf bereikt (het gehucht Eggen niet meegerekend). Na Gabi-Gstein voert de weg door de woeste Gondokloof (Gondoschlucht) die is uitgesleten door de rivier de Diveria. Aan het einde van de kloof ligt Gondo. Dit dorp werd op vrijdag 13 oktober 2000 grotendeels verwoest door een grote lawine. Een kilometer na het plaatsje ligt de Zwitsers-Italiaanse grens. De weg versmalt iets en gaat verder door het ruige Val Divedro. Iselle ligt op 6 kilometer van de grens. Hier komt de 19,8 kilometer lange Simplontunnel weer uit het gebergte. Bij het dorp Varzo wordt gewerkt aan verbetering van het Italiaanse deel van de Simplonroute. Licht dalend bereikt de weg uiteindelijk het grote Val d'Ossola, waardoor een vierbaansweg naar Domodossola loopt.
![image.jpg?637872782595730000]()
In de zomer van 2008 is ook besloten om aan de Zwitserse kant van de Simplonpas, tussen Simplon-Dorf en Brig, de wegen aan te passen. Dat is gebeurd naar aanleiding van zes ongevallen met vrachtwagens in de zomerperiode. Door de warme temperaturen en de grote last op de remschijven hebben deze het in dit geval begeven en hebben de vrachtwagens moeten afremmen door tegen muren en andere obstakels te rijden. Deze problemen wil men in de toekomst voorkomen door middel van uitloopstroken. Dat zijn stroken langs die weg die tegen de berg op lopen, en gevuld zijn met zand en stenen. Zo kunnen vrachtwagens "relatief" veilig een noodstop maken. Ik heb het idee dat het artikel al een tijdje niet meer is bijgewerkt. Ik heb ook het idee dat er een beschrijving mist van wat dat Alter Spittel precies is, maar dat blijkt eveneens een hospice te zijn. De hele klim en afdaling zijn overigens niet eens te zien via Streetview, dus ik ben Wikipedia zeer erkentelijk voor hun beschrijving. De Simplonpas werd een aantal keer opgenomen in het parcours van de Ronde van Zwitserland, voor het laatst in 2017. De klim zat halverwege een rit die uiteindelijk in de sprint werd gewonnen door Peter Sagan voor Albasini en Trentin. Het peloton was bijna helemaal compleet, om maar meteen even een beeld te schetsen van de waarschijnlijke betekenisloosheid van deze beklimming. In de Giro van 2006 kwam de Simplonpas ook voor, toen in een etappe die ook de Gran San Bernardo bevatte, tot aan de tunnel althans. Die etappe werd dan weer een prooi voor de vluchters, vooral ook omdat de finish een stuk sneller na de Simplonpas volgde. Na 95 kilometer komen we uit in Domodossola, terwijl we ons dus alweer een aantal kilometer in Italië bevinden. In dat Domodossola eindigde de rit in 2006, Luis Laverde klopte Francisco Perez in een sprint-à-deux. Het dalen is in Domodossola voorbij en we gaan nu de rest van de etappe vooral over vlakke wegen fietsen. Het is dat de omgeving werkelijk schitterend is, verder valt de saaiheid van de rit amper met een pen te beschrijven. Gelukkig heb ik een toetsenbord. In Domodossola komen de renners een paar bochten en rotondes tegen, daarna rijden ze buiten het dorp volledig rechtdoor verder richting Villadossola, waar na 102 kilometer de eerste tussensprint van de dag volgt. We zijn al over de helft van de rit, heftig.
![Villadossola_Altstadt.jpg]()
Je zou met wat moeite best een hoop over het volgende deel van de rit kunnen schrijven, maar je kunt het ook kernachtig houden. De komende kilometers fietsen de renners over brede wegen langs de rivier de Toce. Het is vlak, de wegen zijn vlak en vrij saai. We komen zo nu en dan een paar rotondes tegen en we fietsen door wat dorpjes, meer is het tijd. Of je moet al gaan noemen dat we een tijd langs het spoor fietsen en dat de Girotrein dus zomaar weer eens op bezoek zou kunnen komen. De omgeving blijft mooi, we bevinden ons nog steeds in de bergen, maar we gaan vakkundig iedere hoogtemeter uit de weg. De renners volgen continu de Via Sempione, tot ze in de buurt van Mergozzo langs het Lago di Mergozzo komen te fietsen. Een kicken meertje, maar het stelt niets voor in vergelijking met het meer dat we een paar kilometer en een paar bochten later gaan tegenkomen. Na 132 kilometer koers fietst het peloton door Feriolo, gelegen aan het Lago Maggiore. Het Verbania van Filippo Ganna ligt aan de overkant van het water, maar daar gaan we niet naartoe. We volgen de komende kilometers continu het meer richting het zuiden. De hele tijd fietsen we langs het water, al is dat water soms even uit beeld. Toeristisch gezien vast weer ontzettend interessant, maar dit wordt wel weer gewoon een kutkoers. Op een zaterdag ook nog eens, drama. Iedereen kan kijken, zien ze dit. Aan het Lago Maggiore ligt ook het dorpje Stresa, hier volgt na 138 kilometer de bonussprint van de dag. Voorbij die bonussprint blijven we doodleuk het meer volgen, de brede en soms licht bochtige weg langs het water blijft gewoon vlak. Langs het meer liggen een heleboel mooie dorpjes, we fietsen er allemaal door heen. Wat te denken bijvoorbeeld van Arona, waar we na 156 kilometer passeren. Gibo Simoni won hier in 2001 een rit in de Giro, en Salvatore Commesso werd er ooit Italiaans kampioen. Archeologische vondsten hebben aangetoond dat op deze plaats in het meer 3500 jaar geleden een paaldorp heeft gestaan. De stad is vooral bekend door de Colosso di Arona, een 23 meter hoog bronzen standbeeld van de Heilige Carolus Borromeus. Met een wenteltrap kan de top van dit beeld bereikt worden. Op de top van de Rocca d'Arona bevinden zich de resten van het door Napoleon verwoeste fort Borromeo, ooit een van grootste Italiaanse kastelen. Dat soort dingen, vet man!
![colosso-san-carlo-borromeo-arona.jpg]()
Na een bochtige doortocht vol rotondes in het centrum van Arona vervolgen we onze weg langs het Lago Maggiore, een meer dat een forelsoort bevat die nergens anders ter wereld voorkomt. Goed verhaal. Buiten Arona blijven de wegen breed en vlak, maar de rotondes nemen wel toe. Eigenlijk viel het me tot nu toe nog mee, als je bedenkt dat dit een toeristisch gebied is, maar nu komen de verkeersremmers er dan toch aan. Rotonde na rotonde na rotonde, als we via Dormelletto naar Sesto Calende fietsen. Na 165 kilometer bereiken de renners Sesto Calende, een belangrijk knooppunt van verkeer- en spoorwegen. De stad ligt op de plaats waar de rivier de Ticino het Lago Maggiore verlaat in een groen morenenamfitheater dat ontstaan is tijdens de ijstijd. Een groen morenenamfitheater. Nu heb ik alles gelezen. Nabij de stad ligt de enorme, rechtopstaande zwerfsteen Sass da Preja Buja, een nationaal monument. Er staatgraffiti op die uit de IJzertijd dateert! Op 30 kilometer van de finish laten we het Lago Maggiore achter ons en gaan we beginnen aan de finale van de etappe. In Sesto Calende rijden we over een opvallende brug, naderhand valt vooral op dat we nog meer rotondes tegenkomen. Een stuk of 10 tot in Vergiate, vijf kilometer verderop. Richting Vergiate loopt het ook wat vals plat omhoog, de finale van de etappe is opgedirkt met wat geaccidenteerd terrein. Er is wat meer straatmeubilair in deze contreien, zoals af en toe een ferme middenberm, meer bijzonderheden kunnen we niet echt vermelden. Na een lichtelijk bochtige passage in Vergiate rijden we over een brede maar ook weer rotondevolle weg richting het dorpje Crugnola, terwijl het weer even zo goed als vlak is. In Crugnola volgt er een iets smallere en bochtigere passage, of nouja, iets smaller, zo begint het, uiteindelijk volgt er zelfs een debiel smalle passage tussen twee huizen door. We verlaten het dorp en dalen dan een paar meter af over een smallere weg in een bos, met wat bochten erbij. Daarna gaat het een kilometer omhoog over die smalle en bochtige weg in het bos richting het dorpje San Pietro. Een onaangekondigd klimmetje, toch redelijk diep in de finale. Zo'n klimmetje waar de koplopers stil kunnen vallen, of waar juist de laatste knechten in het peloton opgesoupeerd worden. Eenmaal in het dorpje is het vlak, we komen nog wat meer bochtjes tegen en dan verlaten we het dorp via een achterafweggetje. De hele dag over snelwegen gefietst, komen we nu van die plattelandswegen tegen. Het gaat lichtjes naar beneden, maar dat duurt allemaal niet lang. Even verderop volgt er een bochtencombinatie rechtslinks en dan gaat het weer een paar hectometer omhoog, de organisatie heeft een grillige finale uitgetekend. Na dit korte knikje gaat het ook weer even kort omlaag, met vlak voor het bereiken van Albizzate zelfs een haarspeldbochtje. We fietsen nog steeds niet over een hoofdweg, het asfalt is hier ook weer niet al te best. Als we Albizzate bereiken hebben we 181 kilometer afgewerkt en is het dus nog maar 13 kilometer fietsen tot de finish in Cassano Magnago. Voor de liefhebber hier een indicatie van het reliëf van de laatste 20 kilometer:
![Fwgt4B7WwAg-GLh?format=jpg&name=large]()
![Landing-Milanello.png?auto=format]()
In Albizzate slaan we om te beginnen rechtsaf en daarna bereiken we weer een fatsoenlijke weg. De weg loopt even fijntjes rechtdoor, maar niet lang daarna komen we weer meerdere rotondes kort achter elkaar tegen. Niet echt ideaal terrein voor een achtervolging, om eerlijk te zijn. Na heel wat bochtenwerk fietsen we door Solbiate Arno, waar de weg ook nog eens een tijd omhoog loopt. Een piek aan 8%, kunnen we concluderen als we waarde hechten aan veloviewer. Het steilere stuk duurt niet heel lang, het vlakt al snel wat af, maar het blijft wel nog een tijd vals plat omhoog lopen richting Carnago. We komen nog wat meer rotondes en bochten tegen, en een stuk vals plat van een kilometer of twee. In Carnago, op ongeveer acht kilometer van de finish, zijn we wel boven. Nadien gaat het vooral vals plat omlaag verder richting de meet. In het centrum komen we weer een smallere passage tegen tussen wat huizen door, maar heel rap wordt de weg weer wat breder. We komen uit bij een kruispunt waar erg veel vluchtheuvels liggen, hier gaat het naar rechts en dan dalen we lichtjes af richting een rotonde waar de renners dan weer linksaf moeten slaan. Na deze rotonde rijden we een paar meter relatief rechtdoor over een vlakke weg, tot we in het dorpje Rovate een nieuwe rotonde tegenkomen. Ook hier gaat het weer naar links en dan loopt de weg nog heel even geniepig omhoog. In deze omgeving bevindt zich overigens een opvallend complex, namelijk het trainingscomplex van de voetbalclub AC Milan. Ofschoon Milaan een kilometer of 50 verderop is vinden we hier in de bossen toch echt hun trainingscentrum, Milanello. Milanello werd in 1963 gebouwd op een 300 meter hoge heuvel bij het plaatsje Carnago, 50 km buiten Milaan. Het is gerenoveerd in opdracht van voormalig voorzitter Silvio Berlusconi. Het complex is 16 ha groot en heeft vijf voetbalvelden op officiële grootte en één kleiner kunstgrasveld. Het complex ligt vlak naast een bos waar een 1200 meter lang pad is aangelegd, zodat de spelers loop- en fietstrainingen kunnen afwerken in het bos. De Italiaanse Herdgang, gemoedelijk. Ze hadden toch bijna de finale van de Champions League gehaald dit jaar, jemig. Over finales gesproken, terug naar de koers. In Rovate loopt het dus even een paar meter omhoog, maar al snel wordt het weer vlak. We komen nog een paar flauwe bochten tegen, waarna de weg buiten het dorp licht omlaag zal lopen richting Peveranza. In dit dorpje komen we een heuse chicane tegen, en even later een scherpe bocht naar rechts. Daarna gaat het rechtdoor over een vlakke en brede weg tot in Bolladello, op iets meer dan drie kilometer van de finish. Terwijl we door dit dorp fietsen komen we meerdere flauwe bochten tegen, waarna we met net iets minder dan drie kilometer te gaan uitkomen bij een rotonde. Het gaat hier naar rechts, terwijl de weg vals plat omlaag loopt. Na deze bocht rijden we rechtdoor over een brede weg tot op iets meer dan een kilometer van het eind. Het gaat vals plat omlaag tot in de slotkilometer, terwijl we nog een minirotonde tegenkomen en wat vluchtheuvels, die voor de gelegenheid hopelijk verwijderd zullen worden. Net voor het betreden van de slotkilometer komen we uit bij een nieuwe rotonde, hier gaat het naar rechts en dan zien we de vod. In de slotkilometer zal de weg vals plat omhoog gaan lopen. Aanvankelijk aan bijna 3%, maar in de laatste meters gaat het slechts aan 2% omhoog. Althans, dat zegt de organisatie. Veloviewer maakt gewag van een laatste strook aan 4%. Klinkt Streetview bekijkend niet per definitie ongeloofwaardig. De slotkilometer zit vol met lopende bochten, op 200 meter van het eind komen we nog zo'n langzaam afbuigende bocht naar links tegen. Toch weer een Italiaanse finale, uiteindelijk.
![d51EGWiBUEfao2EIgrPH_180423-113949.jpg?v=20230418133949]()
![TaoKbSbfPqVi1cE9JSua_180423-113759.jpg?v=20230418133759]()
De finale eindigt in Cassano Magnago, een plaats in de provincie Varese. We bevinden ons inmiddels in de regio Lombardije, bekend van de vallende bladeren die eigenlijk dood zijn. In Cassano Magnago wonen net iets meer dan 20.000 mensen en dat is alles wat Wikipedia heeft te melden over deze plaats. Ze zien dan wel een ontzettend belangrijk gegeven over het hoofd, want Cassano Magnago is de woonplaats van Ivan Basso. Basso werd geboren in Gallarate, een paar kilometer verderop, maar woont met zijn vrouw en liefst vier kinderen in de finishplaats van vandaag. Basso kennen we natuurlijk als een groot coureur, die meerdere koersen wist te winnen. Vooral zijn winst in de Giro van 2006 zal niet snel vergeten worden. RoboBasso vermorzelde toen de tegenstand. Zijn Girowinst in 2010 kostte net iets meer moeite, hij kwam maar niet van de dekselse David Arroyo af, die dankzij een
fuga bidone in de rit naar L'Aquila een gigantische voorsprong bij elkaar fietste. Pas tijdens de 19e rit boog Arroyo definitief het hoofd en zo kon Basso zijn tweede Giro winnen. Tegenwoordig is Basso de team manager van EOLO-Kometa, waar ze nog steeds aan het juichen zijn na de ritzege van Davide Bais, maar waar ze ook in diepe rouw verkeren na het overlijden van hun voormalige coureur Arturo Gravalos. Basso zelf overleefde kanker, Gravalos bezweek uiteindelijk na een gevecht van een paar jaar. Om het verhaal nog wat erger te maken: de vader van Gravalos kwam een paar maanden geleden om het leven bij een verkeersongeluk. Sommige families blijft niets bespaard. We begonnen stemmig, we eindigen ook weer stemmig. Over Cassano Magnago zelf valt eigenlijk ook niet heel veel te vertellen, het roadbook komt met een opsomming van liefst zeven kerken en noemt daarna het Parco della Magana, waar de Villa Oliva staat. Noemen ze daarna een kasteel, maar dat is amper te vinden. Na het uiteindelijk dan toch gevonden te hebben blijkt het best tegen te vallen. Er is ook een ander kasteeltje in Cassano, dat dan weer niet benoemd. Er is wat natuur en er is nog een andere villa, maar het is vooral een plaatsje met veel industrie. We geven niet direct een bindend reisadvies af.
![M_669f5e3d13.jpg]()
Wladimiro Panizza kwam blijkbaar ook uit Cassano Magnago. Deze voormalig wielrenner won in de jaren '70 twee ritten in de Giro en eindigde in 1980 als tweede in het eindklassement. Toch niet slecht voor zo'n lullig plaatsje. In dat lullige plaatsje wordt het overdag 16 graden, terwijl er de hele dag kans is op regen. Ojee, dat gaat weer een hoop gedoe opleveren. Kleine beetje wind vanuit het noorden, vooral in de rug in de finale, met uitzondering van de slotkilometer, dan is er juist tegenwind. Maar, ja, regen aan de finish dus. Aan de start? Misschien ook wel. In Sierre lijkt het wel mee te vallen, terwijl het beneden in de vallei 20 graden wordt. Op de Simplonpas wordt het flink koeler, terwijl er daar blijkbaar ineens heel veel kans op regen is. 100%, zelfs. Nou, dan weet je meteen wat er gaat gebeuren. We gaan in de bus over de Simplonpas heen, dat geef ik je nu al op een briefje. Doe uit dat licht, weg die Giro. Het is nu nog de bedoeling dat de rit om 12:05 van start zal gaan en dat er een neutralisatie volgt van tien minuten. Of dat ook daadwerkelijk de praktijk gaat zijn, nouja, dat zal later wel blijken. De aankomst wordt verwacht tussen 16:58 en 17:32, al wordt er tegen die tijd misschien geen aankomst meer verwacht. Eurosport zal van de partij zijn om alles kritiekloos te bespreken.
![cortile-2_2_149330-1566491565.jpeg]()
Zo'n voorspelling uit je duim zuigen valt nooit mee, maar al helemaal niet als je niet eens weet of de renners de Simplonpas daadwerkelijk gaan beklimmen. Als het op de top rond de 0 graden is en het er regent is de kans natuurlijk best groot dat ze die klim gaan schrappen, zeker na de avonturen van gisteren. Zonder de Simplonpas blijven er praktisch alleen maar vlakke kilometers over en dan begin je al snel te denken aan een rit voor de sprinters. Dat moeten ze dan toch nog wel kunnen controleren. Als we gewoon over de Simplonpas gaan wordt het eerder een rit voor de vluchters. Er zijn überhaupt nog maar weinig sprinters over en de sprintersploegen zijn inmiddels behoorlijk uitgedund, terwijl de Simplonpas dusdanig lastig is dat er een grote groep kan wegrijden die ook een mooie voorsprong bij elkaar kan fietsen. Als het verder de hele dag regent en we in de finale nog wat bochtige en glooiende wegen tegenkomen wordt het voor een peloton steeds moeilijker om de vlucht nog in te rekenen. Als de rit blijft zoals ie nu is en als de weersvoorspellingen zo blijven dan lijkt me dit weer een nieuwe kans voor de vluchters. Uit protest noem ik geen namen.