Tappa 8: Terni - Fossombrone, 207 kmDit was toch wel een van de kutste ritten die ik ooit heb gezien. Natuurlijk, je hebt vlakke sprintritten met één koploper en dan kijk je ook uren naar groeiend gras. Maar in dat geval weet je dat het zo gaat zijn, dat er eigenlijk niet eens een andere optie is. Andere opties waren er nu wel, maar van de slechte scenario's kregen we het allerslechtste scenario voorgeschoteld. Na een paar kilometer koers reden er vier renners wegen die kregen meteen een gigantische voorsprong. Geen groot gevecht om de vlucht van de dag terecht te komen, de derde aanval was al raak. Heel bijzonder, heel veel renners hadden blijkbaar niet het idee dat dit een rit voor de vlucht kon zijn, terwijl dat eigenlijk wel heel erg voor de hand lag. Enorm snel was de kopgroep dus vertrokken, een ontzettend kleine kopgroep. Slechts vier renners. Terwijl de voorsprong snel opliep tot tien minuten begonnen we zo'n beetje halverwege de rit aan de klim naar Roccaraso en daar haakte een van de koplopers af. Ik ben heel loyaal richting mijn Eritreeërs, maar dit was wel een moment waar zelfs ik als woordvoerder moeilijk een goede draai aan kan geven. Henok Mulubrhan zat mooi in de kopgroep, maar met nog 120 kilometer te gaan kon hij het tempo vooraan al niet meer volgen. Zo maak je geen reclame voor jezelf, maar ik geef het weer de schuld. Mijn Eritreeërs houden niet van regen, ze verliezen dan ook meteen een groot deel van hun capaciteiten. Bini kende een slecht voorjaar en dat lag vooral aan het feit dat het in de week van de E3 en Gent-Wevelgem flink regende. Tijdens de Ronde van Vlaanderen reed hij al beter rond, want toen was het droog, maarja, toen kwam hij weer ten val. Het lag dus aan het weer, en niet aan Henok. Naderhand droogde het op, als het de hele dag droog was geweest had hij gewoon de rit gewonnen. Dat gevoel blijft wel een beetje hangen. Met DSM op kop van het peloton bleef het verschil met de koplopers heel lang heel groot. Op een gegeven moment hadden de drie overgebleven koplopers een voorsprong van een minuut of 13. Werkelijk niemand had zin om het commando over te nemen in het peloton, en dus werd het ondenkbare steeds denkbaarder. Zouden de drie kansloze vluchters dan toch niet kansloos zijn? De vraag stellen is hem beantwoorden. Op Campo Imperatore stond in de finale tegenwind en daardoor had niemand zin om iets te doen. Het werd een tragische rit, een ontzettend treurig schouwspel. Ook treurig dat Simone Petilli, de beste klimmer vooraan, door die tegenwind zijn vluchtgenoten niet kon lossen. Karel Vacek haakte een paar keer af, maar kwam iedere keer weer terug. Davide Bais zat alleen maar op het wiel te rijden. Bais wist dat hij niet de betere klimmer was, maar dat hij in een sprint sneller zou zijn. Zijn plannetje werkte volledig. Petilli, die naar eigen zeggen ook heel erg bezig was met het roze en daarom veel meer werk had gedaan dan de rest, had geen sprint meer in de benen. Bais wel, dus won hij de rit. De jongste van de broertjes Bais boekte op die manier zijn allereerste zege als prof ooit. De aanhouder wint, zou je kunnen zeggen. De afgelopen Tirreno reed hij nog vier dagen in de aanval. Hij bleef het proberen en heeft nu eindelijk zijn vette vis te pakken. Niet op de mooiste manier, maar daar maalt over een tijd niemand meer om. En ik maar denken aan Henok, die pas echt een sterk eindschot heeft. Wat had kunnen zijn. Het peloton deed absoluut niets. Zelfs in de slotkilometer konden we nog spreken over een peloton, uiteindelijk eindigden er praktisch 30 renners in dezelfde tijd. Evenepoel won het sprintje voor de eer. God, wat een schandalige rit. Een schandalig ontwerp, dat om te beginnen, maar ook een schandalige uitvoering. Dit was een belediging voor iedere wielerliefhebber. Ik hoef Campo Imperatore nooit meer te zien, schrijf je mee Vegni? Als de heren wielrenners dan nog even noteren dat er daadwerkelijk mensen naar ze aan het kijken zijn en dat die mensen iets willen zien kunnen we door met de volgende etappe. Een etappe die onmogelijk teleurstellender kan zijn dan de vorige. The only way is up, ofzo.
![OEPoaRv5nrXa9Xa75A83_170423-020345.jpg?v=20230417160345]()
![5eMGgl3cI8LdODdqnwB0_170423-020359.jpg?v=20230417160359]()
Het tweede weekend van deze Giro gaat van start in Terni, een stad met 106.000 inwoners. Over deze stad heeft het roadbook het volgende te melden:
quote:
The chief local attraction is the spectacular Cascata delle Marmore, within the Nera river park. With a 165 m drop, the falls rank among Europe’s highest. Major Roman heritage includes the amphitheatre (Amphitheatrum Faustus), whose original walls still stand. Santa Maria Assunta (the cathedral, formerly a Romanesque basilica) contains a massive organ which is said to have been designed by Bernini.
Wikipedia komt dan weer met deze informatie:
quote:
De Italiaanse stad Terni ligt in de Midden-Italiaanse regio Umbrië en is hoofdstad van de gelijknamige provincie. De Latijnse naam van de stad was Interamna Nahars en lag op de Via Flaminia. Van oudsher is Terni de meest geïndustrialiseerde plaats van Umbrië. De stad bevindt zich op een waterrijke vlakte. De rivieren Serra en Tescino waren fundamenteel toen in de 19de eeuw de staalindustrie op gang kwam. Terni heeft een jonger uiterlijk dan de andere steden van Umbrië. Dit is een gevolg van de zware bombardementen die gedurende de Tweede Wereldoorlog een groot deel van het historische centrum vernietigden.
De belangrijkste monumenten in het centrum van Terni zijn de kerken San Francesco, Sant'Alò en Santa Maria Assunta en de resten van een amfitheater uit de eerste eeuw voor Christus.
Iets ten oosten van Terni liggen de enorme kunstmatige watervallen Cascate delle Marmore; deze stromen niet altijd, maar alleen op vaste tijden in het weekend en op feestdagen.
Ah, de geroemde watervallen zijn dus kunstmatig. Goede toevoeging. Het roadbook weet dan juist weer het leuke feitje over Bernini te melden, en zo krijgen we toch maar mooi een goed beeld van de stad Terni. Een stad met een voetbalclub, Ternana Calcio. Die spelen in het Stadio Libero Liberati, vernoemd naar een motorcoureur. Je zal maar Libero Liberati heten, met die naam had je overigens wel eerder een voetballer moeten worden dan een motorcoureur. Het is hoe dan ook een stad van snelle mannen, er komen nog meer bekende motorcoureurs vandaan, waaronder Danilo Petrucci. Geïnspireerd door Liberati, ongetwijfeld. Die dan weer door een motorongeluk om het leven kwam, tijdens een proefrit nota bene. Als we het betrekken op de koers is Terni nog steeds een stad van snelle mannen, want als we hier passeren is er altijd sprake van een massasprint. Recentelijk vooral in de Tirreno, in de Tirreno van 2012 won Edvald Boasson Hagen hier een sprint voor Greipel en Sagan. Vorig jaar was het dan weer Caleb Ewan die Arnaud Demare en Olav Kooij wist te vloeren in de straten van Terni. De Giro is hier al wat langer niet meer geweest, voor een laatste aankomst moeten we blijkbaar helemaal terug naar 1995, toen Mario Cipollini hier de eerste rit wist te winnen. Eddy Planckaert won ook ooit in Terni, net als Patrick Sercu en Wout Wagtmans. Het amfitheater en de kerk die worden genoemd liggen overigens naast elkaar, dat is wel zo makkelijk. Die neppe waterval ligt dan weer best een eind verderop.
![anfiteatro0.jpg]()
![Cascata_delle_Marmore_IMG_6550-scaled.jpg]()
In de Giro van 2021 reden de renners tijdens de 10e rit van L'Aquila naar Foligno. De finale van die etappe is gelijk aan het begin van deze rit. Na de neutralisatie in Terni gaan we buiten de stad van start op een brede weg die al gelijk wat vals plat omhoog begint te lopen. Na een vijftal kilometer komen we uit op een punt waar we de aansluiting maken met de route van 2021 en vanaf dat moment kan ik mooi even uit het archief putten. Na een paar kilometer vals plat omhoog te hebben gereden begint voorbij dit punt een heuse klim, het gaat omhoog naar Valico della Somma. In 2021 was het een gecategoriseerde klim, nu niet. De Giro, he. Het is een merkwaardige klim, want de brede weg loopt bijna volledig rechtdoor tot boven. Het gaat bijna vijf kilometer omhoog aan 6%, met tussendoor een paar kilometer aan 7%. Best lastig, zeker aan het eind van de eerste week en aan het begin van de rit. Hier zullen ongetwijfeld meer renners een poging gaan wagen om in de vlucht van de dag terecht te komen. Hoop ik dan maar. In 2021 was het de laatste klim van de dag en moesten bepaalde ploegen vooral een poging wagen om nog wat sprinters overboord te gooien, nu is dit de ideale springplank voor de vluchters. De klim kennen we overigens ook nog van de Giro van 2016, toen werkten we dezelfde finale af als in 2021. De top van deze klim, die zich vooral laat kenmerken door een aantal lange bruggen, bereiken we als de renners na exact 10 kilometer koers door een kort tunneltje rijden.
![giro-d-italia-2021-stage-10-climb-e8d3bfa79a.jpg]()
![spoleto.jpg]()
Deze Valico della Somma zat ook in de Tirreno van 2020 én in de Giro van 2014. In die Giro van 2014 zouden we ook finishen in Foligno, net als in 2016 en net als in 2021, de organisatie is heel creatief. Nu dan een keer geen knip- en plakwerk van de organisatie als het gaat om de aankomstplaats, maar de eerste 45 kilometer rijden we wel mooi over wegen die bol staan van de herhaling. Een afdaling van 11 kilometer richting Spoleto volgt na het eerste obstakel van de dag. Spoleto is een bijzonder fraaie stad met een kasteel en een kicken aquaduct. Al is dat aquaduct tegenwoordig wel wat minder kicken, na een aardbeving in 2016 mag je niet meer over het aquaduct lopen. Voor we dat aquaduct in beeld gaan zien moet er wel eerst gedaald worden, maar dat stelt werkelijk helemaal niets voor. De weg is gigantisch breed en het asfalt zowaar heel behoorlijk. In het begin treffen de renners drie brede bochten, daarna gaat het eigenlijk gewoon volledig rechtdoor in licht dalende lijn. In de verte zien ze dan Spoleto verschijnen. Ze zien het kasteel boven op de heuvel en daarnaast het aquaduct. Vervolgens zien ze even niets meer, want dan rijden ze een tunnel in, onder Spoleto door. Buiten de tunnel rijden ze verder langs Spoleto af, wat een belangrijke stad was in de tijd van de Romeinen. Ook in de Giro is deze stad wel eens belangrijk geweest, zo won de Colombiaan Luis Laverde hier in 2007 een rit, in de tijd dat Colombianen bijna niks wonnen. McEwen won hier ook ooit, tegenwoordig valt hij ons lastig als een van de vele tientallen Eurosportexperts. Het gaat een paar kilometer vooral rechtdoor over een brede en vlakke weg, maar na een tijd pakken we aan de rechterkant van de weg wel een afslag mee. Het is even smaller, even verderop gaat het bij een rotonde naar links en dan wordt het weer breed. Hierna gaat het praktisch rechtdoor tot aan Camepllo sul Clitunno, waar in de Giro van 2021 een tussensprint volgde. Dat was een le-gen-da-ri-sche tussensprint, want Evenepoel was hier sneller dan Bernal en pakte een seconde terug ten opzichte van de Colombiaan! Een ferme tik voor Bernal, aldus Renaat Schotte die hier een heel referaat over schreef. Een paar dagen later lag Remco uit koers, haha. Goed, nu geen memorabele tussensprint in Campello sul Clitunno, maar het blijft een interessant plekje. In de heuvels boven het dorp ligt een geinige nederzetting met een flinke stadsmuur ter bescherming. Er is ook een tempeltje, dat langs de weg ligt, net voorbij de legendarische tussensprint van toen. Opdat wij niet vergeten:
quote:
Gisteren heb ik enorm genoten van het duel tussen Evenepoel en Bernal bij de tussensprint. Dat was een geweldig moment.
Bernal deed er achteraf niet al te lyrisch over. Ik denk dat hij het een vervelende situatie vond, omdat Evenepoel daar zo vol inging.
Evenepoel staat niet bekend als de sprinter, maar hij pakt daar gewoon 2 seconden. En dan moest Ineos nog een pion (namelijk Narvaez) voor Evenepoel plaatsen, of hij had 3 seconden gepakt.
Oké, het verschil zou altijd maar 1 seconde geweest zijn tussen Evenepoel en Bernal. Maar dat illustreert dat ze er bij Ineos niet gerust in zijn. Anders had Bernal dat gewoon laten schieten.
Bernal heeft daar een pijltje verschoten. Het zal niet de doorslag geven op het einde van de rekening. Maar dat ze gisteren bikkelden om de bonificatieseconden, dat maakt het alleen maar extra interessant.
Was getekend, Renaat Schotte.
![989ca1c7-9395-7319-d50c-3397a2896b55]()
Het tempeltje hierboven ligt dan wel langs de weg, het ligt wel een stuk lager. De renners gaan er dus niets van zien, maar de Clitunno Tempietto of de Tempietto del Clitunno is toch een belangrijk bouwwerk. Het heeft een heidense oorsprong en was destijds gewijd aan de riviergod van de Clitunnorivier. In de achtste eeuw, ten tijde van de heerschappij van de Longobarden, werd de tempel voorzien van fresco's van de heiligen Petrus en Paulus. Dit zijn de oudste fresco's van Umbrië. In 2011 heeft UNESCO het kerkje samen met zes andere locaties aangewezen als werelderfgoed onder de gemeenschappelijke naam Longobarden in Italië. Nou, da's wel gaaf toch. De tempel ligt een eindje voorbij de toenmalige tussensprint, het gaat hier zowaar een paar meter vals plat omhoog. Toch was het in 2021 het vooral een vlakke finale, het blijft over een brede en behoorlijk rechte weg rechtdoor gaan naar Foligno. Tussendoor fietsen we langs Trevi, waar in de Tirreno van 2018 een rit aankwam. Dat was een rit met een aankomst op een behoorlijk steil muurtje, waar Primoz Roglic vroeg aanviel. Ze zagen hem daarna niet meer terug. Was wel leuk geweest als men hier omhoog was gegaan, dan had de rit toen goed kunnen gebruiken en ook nu zou het geen overbodige luxe zijn geweest. Niets van dat alles, gewoon rechtdoor in Trevi. Bijna dan, we komen wel een paar rotondes tegen om de renners toch nog enigszins bij de les te houden. Na deze rotondes gaat het weer een paar kilometer rechtdoor tot in Sant'Eraclio, alwaar het bij de volgende rotonde naar links gaat. Bij de rotonde daarna gaat het dan weer naar rechts en zo rijden we vervolgens rechtdoor naar Foligno. Brede en vlakke wegen, simpeler kan niet. Op vijf kilometer van waar toentertijde de finish lag pakken we een paar flauwe bochten mee en zien we wat vluchtheuvels verschijnen, met daarna tot op drie kilometer van het toenmalige eind geen mededelingen. Daarna liggen er wat meer rotondes op het parcours, eenmaal in het centrum van Foligno verlaten we de route van die etappe. We gaan naar rechts in plaats van links. In 2021 werd de laatste bocht goed aangesneden door Peter Sagan, die daardoor Gaviria en Cimolai wist te kloppen. Zijn laatste ritzege in een grote ronde. Ditmaal geen eindsprint in Foligno, wel een tussensprint. Die volgt na 48 kilometer in het centrum van deze stad met 57.000 inwoners waar de Giro veel te vaak passeert. In de Giro van 2017 ging er een keer een rit van start, in 2021 won Sagan hier dus, in 2016 Greipel, in 2014 Bouhanni, dat soort types winnen hier altijd. De stad van Fortunato Baliani beschikt over behoorlijk wat oude en fraaie gebouwen, waaronder een kathedraal en een paleisje. Het is een stad met veel tradities en folklore. Een traditie is tegenwoordig dus ook dat de Giro hier vaak komt, maar ditmaal trekken we nog een eind verder.
![piazza-della-repubblica.jpg]()
Na de tussensprint verlaten we via een aantal bochten en rotondes Foligno, waarna we buiten de stad nog wat rotondes tegenkomen. Als dat achter de rug is volgen de coureurs 20 kilometer dezelfde weg tot ze uitkomen in de buurt van Nocera Umbra. Hier verlaten ze de brede en rechte doorgaande weg even voor een rondje door het dorp. De weg loopt de afgelopen kilometers vooral vals plat omhoog, en in Nocera Umbra is het net iets meer dan dat zonder dat we het echt een klim mogen noemen. Aardig dorpje verder wel, met allemaal historische gebouwtjes. Karakteristiek gelegen op een heuvel, uiteraard. Na de doortocht in dit dorp rijden we een kilometer of 40 over glooiend terrein. Een beetje op en af continu, zonder echte pieken en dalen. Een volkomen nutteloos deel van de rit, met andere woorden. Voor ons zou het vast vermoeiend zijn, maar het peloton zal niet schrikken van de Umbrische glooiingen. Naast de kleine knikjes omhoog en omlaag komen we zo nu en dan een bocht tegen, maar het is weer een vrij makkelijk parcours. Af en toe rijden we door een dorpje waar dan een rotonde ligt, maar goed, het is vooral weer een zaaddodende rit. Na 84 kilometer komen we uit in Gualdo Tadino, een naam die me bekend in de oren klinkt. Dat blijkt een reden te hebben, want Matej Mohoric won hier in de Giro van 2018 een rit door Nic0 Denz te kloppen in de sprint. Het peloton kwam een halve minuut later pas aan. Misschien nog wel bekender is de passage in de Tirreno-Adriatico van 2021, toen klopte Mathieu van der Poel in de straten van Gualdo Tadino Wout van Aert in een sprintje heuvelop. Kwam ie als een of andere motorproleet over de streep.
![pD57Ox5tvVbb3zAqchBm_120321-042154.jpg]()
De finale van die rit liep steeds een beetje vals plat omhoog, nu gaan we juist vals plat omlaag fietsen over de weg van die finale. Het gaat heel licht omlaag richting Osteria del Gatto, we komen een paar bochten en rotondes tegen maar het is het tegenovergestelde van spannend. Buiten Osteria del Gatto zetten we na nog wat meer rotondes koers richting de bonussprint van de dag, die na 97 kilometer zal volgen in Sigillo. Richting die bonussprint loopt het weer een aantal kilometer wat meer vals plat omhoog, het mag allemaal geen naam hebben. Af en toe fietst men door een dorp, zoals Purello, verder rijden we via brede wegen dwars door het Umbrische platteland. In de verte zien we heuvels, voor ons uit zien we vooral vlakte. Na 97 kilometer komen we uit in Sigillo waar dan die tussensprint volgt, daarna rijden we 12 kilometer verder vals plat omhoog over dezelfde weg naar de top van de Passo della Scheggia. We komen in dit stuk 150 meter hoger uit, dus nouja, ga maar na. We komen in dit stuk een aantal dorpjes tegen en een aantal bochtjes, maar het is weer dichteogenwerk. We fietsen na een tijd door het dorpje Scheggia en net buiten dit dorp bereiken we het voorlopig hoogste punt van de rit. Voorbij de Passo della Scheggia, ook wel de Valico di Scheggia, volgt er in eerste instantie een afdaling van zes kilometer aan vier procent richting Pontericcioli. De 'klim' stelde geen donder voor, de afdaling is dan wel weer de moeite waard. De renners komen een aantal haarspeldbochten tegen en fietsen naar een tijd over de Ponte a Botte. Dit is een mooie brug over een kloof heen. Een stukje natuurschoon, op de grens tussen Umbrië en de Marche. Na nog een paar haarspeldbochten en een wegsplitsing waarbij de ene helft van de weg je door een tunnel leidt en de andere weghelft niet veranderen we van regio. Door de brede en goede weg is het geen al te lastige afdaling, maar toch is het wel een moment van een beetje opwinding. Ook door de mooie omgeving, we passeren nog langs wat rotswanden en hebben dus natuurtechnisch gezien in ieder geval iets om naar te kijken. Voorbij Pontericcioli rijden we over een gigantisch brede weg vals plat omlaag verder richting Cantiano, een plaatsje dat we na 120 kilometer bereiken.
![FGfFf3ZXoAA9E_T?format=jpg&name=large]()
Nog maar 87 kilometer te gaan, we zijn al bijna thuis. In Cantiano verlaten we de doorgaande weg even voor een rondje door het dorp, maar snel keren we terug naar de hoofdweg en die volgen we tot aan het volgende dorp. In de negen kilometer tot aan Cagli gaat het vooral rechtdoor steeds heel minimaal omlaag over de brede weg, terwijl we wel door een paar tunneltjes moeten fietsen. De omgeving vormt nog steeds het hoogtepunt, we fietsen van kloof naar kloof. Er zitten wat toeristische hoogtepunten tussen, zoals Le Caldare (Gorga Brugnola). Moet je zeker even gaan badderen. In de kloof zijn nog wat meer mooie dingen te vinden, ook nog een watervalletje. De renners hebben daar allemaal geen tijd voor, in de buurt van Cagli verlaten ze de hoofdweg weer even voor opnieuw een rondje door een dorp. Een lekker middeleeuws dorpje met onder meer een gaaf torentje en in de omgeving een aantal poelen. Klinkt lullig, maar dat valt in de praktijk mee. Na de doortocht in het centrum rijden we via een rotonde weer terug naar de hoofdweg en die volgen we tot in Acqualagna, een plaats die we na 138 kilometer bereiken. De omgeving is inmiddels net wat minder mooi, we hebben de kloof achter ons gelaten en rijden nu vooral rechtdoor over een brede weg die steeds vlakker wordt. In principe komen we nog steeds continu iets lager uit, maar nu al helemaal onmerkbaar. Eenmaal in Acqualagna verlaten we de hoofdweg weer, maar na de doortocht in dit plaatsje keren we niet terug naar de doorgaande weg. Nee, de organisatie heeft iets veel beters bedacht. We gaan de komende kilometers de stroom van de Candigliano volgen en die rivier brengt ons over een secundaire weg via het dorpje Furlo naar Gola del Furlo. Een kloof, een waanzinnig mooie kloof. Rond Passo del Furlo komen we uit bij het voorlopige hoogtepunt van de rit. We rijden direct langs het water en zien om ons heen de hoogste rotsen. Alleen even opletten voor het tunneltje, verder is het vooral even puur genieten.
![XD1QgSs.jpg]()
![71199255_387749421906912_3066007282362875904_n.jpg]()
In de kloof is de weg ogenschijnlijk vlak, maar blijkbaar loopt het nog steeds de hele tijd vals plat naar beneden. We komen wat flauwe bochten tegen, maar het is makkelijk pedalleren hier, tijd genoeg om even om je heen te kijken. Buiten de kloof rijden we nog een tijd verder over dezelfde weg, die breed en goed genoeg is. We bevinden ons inmiddels in de buurt van finishplaats Fossombrone, terwijl de rit nog lang niet gedaan is. In de buurt van Calmazzo rijden de renners even over een kronkelende weg met wat slechter asfalt, maar in het centrum van dit gehuchtje slaat men rechtsaf om vervolgens rechtdoor Fossombrone binnen te fietsen. Ongeveer rechtdoor, toch ook weer niet helemaal. In dit zo goed als vlakke stukje van vier kilometer fietsen we ook nog langs Marmitte dei Giganti, een nieuwe kloof. Deze is vooral populair onder kayakkers, de afdeling touristique draait weer overuren. Als we na een schuine bocht naar links Fossombrone even later betreden slaan we bij de eerste gelegenheid meteen rechtsaf en dan begint direct de eerste van twee beklimmingen van I Cappuccini. We rijden over een oude brug en daarna gaat het 2,8 kilometer aan 7,9% omhoog. De klim begint makkelijk, maar het wordt steeds lastiger. In de straten van Fossombrone gaat het eerst nog een paar meter naar beneden, na nog een bocht naar rechts begint het een kilometer omhoog te gaan aan 4% en na een duik naar links bevinden we ons ineens op een geitenpad. De weg wordt smal, het wegdek smal en de percentages hoog. Via een aantal minihaarspeldbochtjes wurmen we ons ineens tegen 11% omhoog, met een piek tot 19%. Niet overdreven, die piek halen we echt. Na een halve kilometer aan 9,5% gaat het nog een halve kilometer aan 11% omhoog richting de top, waardoor we dus na een makkelijke kilometer aan anderhalve kilometer tegen 10,6% moeten klimmen. Een onvervalst muurtje, dan toch eindelijk. Onze eerste cappuccino nuttigen we na 157 kilometer, in volle finale volgt er nog een tweede. Een kenmerkende eigenschap van I Cappuccini is dat er om de zoveel meter een zuil langs de kant staat, met een inkeping waar ruimte is gemaakt voor een kaars. De juiste term ontgaat me nu even, maar het is in ieder geval iets christelijks en het heeft te maken met het gebouw dat we op de top van de klim aantreffen. Frati Cappuccini - Santuario Beato Benedetto, zo wordt het op de kaart aangegeven. De toeristische site van de Marche komt in combinatie met een brakke vertaling tot het volgende:
quote:
Klooster Heiligdom van de Zalige Benedetto Passionei of van de Kapucijnen
Het klooster van de paters Kapucijnen, gekenmerkt door een groot lichtgevend kruis, is gebouwd op de heuvel van San Giovanni, van waaruit u een adembenemend uitzicht over de stad kunt bewonderen, omlijst door de Furlo-kliffen, de Cesane-bergen en de glooiende heuvels van de regio Marche.
Het is een van de eerste kloosters van de orde die in de 16e eeuw werd gesticht door de Mayempronese broeders Ludovico en Raffaele Tenaglia; het bood onderdak aan illustere persoonlijkheden, waaronder San Giuseppe da Copertino en de gezegende Benedetto Passionei.
Het klooster wordt bewoond door kapucijner monniken en is alleen geopend voor spirituele retraites en meditatie. Alle activiteiten die worden uitgevoerd, zijn toegankelijk met een gratis donatie.
![marmitte-dei-giganti-fossombrone-untrolleyperdue.jpg]()
Marmitte dei Giganti
![EEqnNQVVaW3nMzlMhoj9_170423-020353.jpg?v=20230417160353]()
Een profiel van de kapucijnerklim.
![GDI_0023.jpg]()
![cappuccini%2B4.jpg]()
Wat sfeerbeelden van de kapucijnerklim. Een blik op de smalle en slechte weg, met een spartelende Tom Dumoulin er gratis bij. En zo'n zuil, dus.
De klim kennen we van de Tirreno-Adriatico van 2019. Ook toen reden we twee keer over I Cappuccini, en vooral de tweede beklimming is blijven hangen. Alhoewel, eigenlijk is juist de afdaling nog meer blijven hangen. Voorbij het klooster gaat het 3,5 kilometer omlaag, terug naar Fossombrone. De afdaling begint makkelijk, in eerste instantie gaat het behoorlijk rechtdoor. Pas na de eerste kilometer dalen komen we de eerste serieuze bocht tegen, maar die is dan ook meteen heel serieus. Tenminste, dat is zo als je het aan Alexey Lutsenko vraagt. Die leek in de Tirreno van 2019 solo op weg naar de ritzege, maar in de eerste écht lastige bocht van de afdaling ging hij meteen rechtdoor het skoekeloen in. Alexey had het geluk dat de bocht voorzien was van een hoge berm, waardoor hij werd opgevangen. Daardoor bleef hij al vallend toch op de fiets zitten en kon hij zijn weg vrij probleemloos vervolgen. Na de Lutsenkobocht dalen we nog een dikke twee kilometer verder en in die twee kilometer komen we nog een aantal stevige bochten tegen, waaronder een paar haarspeldbochten. Toch is dit de makkelijkere kant van de klim, het gaat minder steil omlaag en het wegdek lijkt aan deze kant net wat breder te zijn. Het asfalt wel nog steeds vrij slecht, tenzij ze de boel ondertussen een beetje hebben opgelapt. Is wel nodig, zeg maar. Aan het eind van de afdaling rijden we over een bruggetje en daarna slaan we rechtsaf, een brede weg tegemoet. Een paar meter verderop volgt er een bocht naar links, weer een linke bocht. Ook hier ging Lutsenko in 2019 op z'n bek. Twee valpartijen op dezelfde dag, dat krijgen alleen de hele groten voor elkaar. Grande casino! Na de bocht naar links rijdt men zo goed als rechtdoor de laatste kilometer tegemoet, al is het nu nog niet de laatste kilometer. Het is een linke finale, maar de renners krijgen dus wel de gelegenheid geboden om de boel alvast te verkennen. In de laatste kilometer volgt er nog een makkelijke bocht naar links en daarna gaat het in de laatste pakweg 700 meter zo goed als rechtdoor tot aan de meet. Dezelfde aankomst als in de Tirreno, we zullen 'm zo nog eens uitgebreider onder de loep nemen. Nu rijden we al eens voorbij de finish, maar we zijn nog niet klaar. Voorbij de finish gaat het even rechtdoor, dan gaat het twee keer naar rechts en beginnen we aan de volgende klim, eentje die we dan weer niet kennen van de Tirreno.
![alexey-lutsenko-tirreno-adriatico-2019-etapa4-caida-1024x683.jpg]()
We scheuren dwars door een woonwijk in Fossombrone, na de tweede bochten naar rechts gaat het even verderop naar links en in die bocht loopt de weg al gevoelig omhoog. De renners beginnen aan de Monte delle Cesane, een klim van de tweede categorie. Het gaat 7,8 kilometer omhoog aan 6,5%, een misleidend gemiddelde. De klim is zo onregelmatig als wat, en dat begint in Fossombrone zelf al. In de woonwijk gaat het een paar keer loeiend steil omhoog, met daarna een aantal vlakke meters. Buiten het dorp blijft dat zo, een paar bochten later rijden we ineens tussen de bomen door en de weg lijkt daar bijna recht omhoog te lopen. Na een halve kilometer aan 5% en een halve kilometer aan 8,5% gaat het ineens een halve kilometer aan 12,6% omhoog. Een steilste strook tot 18%, ja, dat klopt. Soms is zo'n getal overdreven, hier niet. Het loopt daadwerkelijk een tijdje bijna loodrecht omhoog. In de kilometer daarna blijft het aan 11% gemiddeld omhoog gaan, waarna er juist weer een halve kilometer aan 2% volgt. We noteren 2,5 kilometer aan 9,6% in het begin, het steilste stuk zit meteen daar. De vrij smalle weg omhoog ziet er iets beter uit dan de weg van het vorige klimmetje, maar het is verder wel een klim om duizelig van te worden. We slaan regelmatig een andere weg in, met andere percentages. Na een kilometer aan 7% komen we een klein stukje in dalende lijn tegen, dan weer een kort knikje omhoog, dan weer een klein stukje omlaag, het is alleen al uitputtend om het te beschrijven. Na een paar kilometer klimmen komen we uit bij een terugdraaiende bocht, we slaan linksaf een donker bos in waar de weg weer wat smaller en slechter wordt. In het bochtige bos blijft de klim onregelmatig, steile en makkelijke passages blijven elkaar afwisselen. Soms heb ik m'n twijfels bij een profiel, maar dit kaartje klopt gewoon. We noteren een halve kilometer aan 8%, eentje aan 9%, dan juist weer een vlakker stukje aan 2% en dan gaat het richting de top nog eens omhoog aan 10%. Echt een lastige klim, misschien juist wel omdat het zo onregelmatig is. Tegelijkertijd een klim waar heel weinig ruchtbaarheid aan wordt gegeven, er staat op de top niet eens een bordje. Terwijl het helemaal geen onbekende klim is. De locals noemen deze klim zelfs de Piccolo Mortirolo, de kleine Mortirolo. Deze Monte delle Cesane is in het verleden wel eens eerder opgenomen in het parcours van de Giro, in de editie van 2006 zat ie in een rit met aankomst in Saltara, alwaar Rik Verbrugghe zou winnen. In de Giro van 2009 was het dan weer de eerste klim in een rit met een aankomst bergop die een kleine 150 kilometer later door Sastre zou worden gewonnen. De Cesane is ondertussen wel toe aan een bordje op de top. Het dorpje dat we onderweg passeren en waar wat vervelende bochtjes liggen mag overigens ook wel een naam krijgen, maar dat terzijde. Na 170,6 kilometer zijn we boven op deze lastige klim. Bestudeer het profiel zelf maar eens.
![OPCsvTB8m5sJXfR1grPA_170423-020351.jpg?v=20230417160351]()
![BELLA.jpg]()
Nog 37 kilometer te gaan, laten we hopen dat we ondertussen wel al actie hebben gezien. Na de klim volgt er een plateau van drie kilometer. Drie kilometer rijden we over een zo goed als vlakke weg verder door het bos van Cesane, we komen wel een hoop bochten tegen waardoor het ook weer niet heel ontspannen koersen is. Na het bochtige plateau volgt er een afdaling van 7,5 kilometer richting Isola del Piano. De andere kant van de klim is minder lastig, het gaat iets gelijkmatiger tegen een procentje of 6 à 7 omlaag. De afdaling begint goed en wel na een bocht naar rechts, met meteen daarna de eerste haarspeldbocht. In het vervolg komen we er nog een aantal tegen, naast de nodige andere bochten. Wel hebben we het bos achter ons gelaten, dat maakt het dalen overzichtelijker, al komen we alsnog een aantal blinde bochten tegen. De weg is inmiddels weer iets breder geworden, maar het wegdek zag er in ieder geval in 2011 niet al te best uit. Door al die bochten in combinatie met een mogelijk slecht wegdek mogen we het een listige afdaling noemen. Het laatste stuk valt dan weer mee, we rijden aan het eind wat meer rechtdoor Isola del Piano tegemoet. Ondertussen krijgen we een mooie blik op de Marken cadeau. Vlak voor we Isola del PIano bereiken komen de renners wel nog een paar haarspeldbochten tegen, daarna volgt er in het dorp zelf een listige bochtencombinatie. Scherp naar links en dan meteen naar rechts, maar na die bocht naar rechts bereiken we wel een brede en vlakkere weg. Die weg brengt ons relatief rechtdoor richting Montefelcino, waar de volgende klim op ons wacht. Montefelcino is een dorpje op een heuvel, dus na een paar aangenamere kilometers slaan we ineens linksaf een mokersteile weg in. De organisatie heeft een muurtje gevonden, het muurtje van Montefelcino. Het gaat 800 meter omhoog aan 11%, of zelfs 12% afhankelijk van je bron, dat is de moeite waard. Na 187 kilometer komen we boven in het dorpje Montefelcino, op 20 kilometer van het eind. Een steilste stukje tot 17% aan het eind, dit zijn de muurtjes die we willen zien. De rit had er nog wel één of twee extra kunnen gebruiken, maar achja, nouja, we hebben in ieder geval nog iets.
![Fv8gtUVWIAEixSs?format=jpg&name=large]()
![ai6KF5J.jpg]()
Na het muurtje van Montefelcino slaan we in dat dorp rechtsaf, om het meteen weer te verlaten. Er volgt een afdaling van een paar kilometer over een weg die niet superbreed is en wel wat bochten kent. Het voordeel is dat het niet ontzettend steil naar beneden gaat, we nemen meer tijd voor de afdaling dan voor de klim. Na een pittige bocht naar links die vrij snel volgt houdt streetview op, dus over het onderste deel van de afdaling kan ik verder weinig vertellen. Op hoop van zegen naar beneden. Eenmaal beneden slaan de renners rechtsaf en bereiken ze een brede hoofdweg die ze rechtdoor terug naar Fossombrone gaat brengen. Een aantal zo goed als vlakke kilometers in volle finale, een moment van verpozing vlak voor de tweede klim van I Cappuccini. In San Martino 2, interessante naam, komen de renners nog een keer een rotonde tegen, daarna rijden ze even later met ongeveer 10 kilometer te gaan Fossombrone weer binnen. In Fossombrone heeft de organisatie een leuk rondje uitgetekend, bij een rotonde slaan we rechtsaf en daarna volgt er een lopende bocht naar links. Na die bocht gaat het een tijdje rechtdoor en dan slaan we rechtsaf op een bekende plek. We beginnen voor de tweede keer aan de Monte delle Cesane, al beklimmen we slechts de eerste 700 meter van die klim. Weer dwars door de woonwijk steil omhoog, maar waar we een aantal kilometer geleden de woonwijk verlieten via een terugdraaiende bocht naar rechts duiken we nu juist schuin naar links omlaag. Dit eerste stukje van die Monte delle Cesane is al zo onregelmatig als wat en een gemiddelde laat zich daarom lastig omschrijven, maar het gaat in ieder geval weer een paar hectometer heel steil omhoog. Een onaangekondigd hupje dat toch pijn gaat doen. Maar er komt nog veel meer pijn aan. Het gaat een paar hectometer vrij stevig omlaag, paar flauwe bochtjes erbij. We komen uit bij een rotonde waar het naar rechts gaat en dan rijden we een tijdje over een brede weg door Fossombrone. We komen na een tijd weer uit bij de fraaie brug over de Metauro, al benaderen we hem nu van de andere kant. Een bocht naar links over de brug en dan werken we toe naar I Cappuccini.
![EEqnNQVVaW3nMzlMhoj9_170423-020353.jpg?v=20230417160353]()
![Fossombrone-Conv.-visto-da-valle-1f-1024x685.jpg]()
Het profiel van die klim nog maar eens in de herhaling, aangezien we allemaal kort van memorie zijn. Klein stukje in dalende lijn, bocht naar rechts, een voorzichtig stukje in stijgende lijn, schuin naar links en dan begint de miserie. Een smalle en slechte weg voorzien van allerlei haarspeldbochten, zo steil als maar kan omhoog. Anderhalve kilometer aan 10,6% met een piek tot 19%, ja, dat gaat na 200 kilometer koers wel wat schade veroorzaken. Meer dan de rit van gisteren, alvast. Muurtjesritten zijn altijd leuk, al had er zoals gezegd nog wel eentje toegevoegd kunnen worden. Maar dit zou ook alvast moeten zorgen voor enig spektakel. Na 201,1 kilometer, op 5,9 kilometer van het eind, komen we voor de tweede keer boven bij het klooster. Nu volgt voor de tweede keer de afdaling waar Lutsenko niet zo'n fan van was. Twee keer op z'n muil in dezelfde afdaling, blijf knap. De afdaling begint dus vrij makkelijk, maar na een tijd volgt er een fase vol haarspeldbochten. In de eerste van die haarspeldbochten ging Lutsenko een keer rechtdoor, maar ook de rest had er best wat moeite mee. Een combinatie van vermoeidheid, een slecht wegdek, redelijk stevige percentages en dan natuurlijk de bochten zelf, alles bij elkaar zorgt het voor een lastige afdaling. Op twee kilometer van het eind benaderen we het eind van de afdaling. We rijden via wat korte bochtjes over een brug en daarna gaat het naar rechts. We bereiken een bredere weg en die bredere weg buigt op 1,5 kilometer van het eind naar links af. Dat is geen al te lastige bocht, tenzij je Lutsenko heet. Na die bocht krijgen we nog met een paar flauwe bochten te maken, waarna de weg bij het betreden van de slotkilometer nog even een beetje omhoog zal lopen. Op ongeveer 700 meter van de finish volgt er een bocht naar links en daarna rijden we eigenlijk rechtdoor tot aan de finish over een brede weg. Die weg is zo goed als vlak, maar loopt in de laatste meters nog wel lichtelijk omhoog. Een vies sprintje op de macht valt er hier uit te persen, zagen we in het verleden. Na 207 kilometer zijn we dan eindelijk klaar met deze opdracht, midden in Fossombrone.
![iTc3eAI7bALYs6LDUq3T_170423-020357.jpg?v=20230417160357]()
![wzZCkPkdQznfbNTYYZhI_170423-020401.jpg?v=20230417160401]()
Ik heb het al een paar keer gehad over de vierde etappe van de Tirreno-Adriatico van 2019. Niet zonder reden, ook toen kwamen we aan in Fossombrone. De aankomst was zelfs precies hetzelfde en de rit was spectaculair. Die etappe ging van start in Foligno, waar we vandaag ook passeren. Een groot deel van de rit was gelijk aan deze etappe, al zijn er ook wel wat verschillen. Tijdens die rit reden we in de finale bijvoorbeeld twee keer direct achter elkaar over I Cappuccini, nu zit er wat meer tijd tussen. Tijdens de vierde rit van de Tirreno van 2019 had Alexey Lutsenko de dag van zijn leven, wat op meerdere manieren te interpreteren valt. Om te beginnen was hij die dag beresterk. Op een ander klimmetje, dat we vandaag niet terug gaan zien, ging hij al in de aanval. Met een kilometer of 30 te gaan begon hij aan een solo en hij reed een voorsprong van bijna een minuut bijeen. Op de eerste van twee Cappuccini's had hij op de top nog steeds een voorsprong van 50 seconden, maar toen vloog hij meteen uit de eerste de beste serieuze bocht. Hij werd opgevangen en een van z'n voeten verliet het klikpedaal niet eens. Hij kwam snel weer op gang en passeerde niet veel later solo de finish in Fossombrone. Zijn voorsprong bedroeg nog steeds 50 seconden, maar dan moest de tweede Cappuccini nog volgen. Tijdens de tweede beklimming had hij het wat lastiger, zijn voorsprong slonk en hij hield nog maar 30 seconden over. Toen besloot Roglic aan de boom te schutten en dat zorgde ervoor dat Lutsenko op de top van de klim nog maar een voorsprong had van 10 seconden. Ditmaal leek hij de afdaling wel vlekkeloos door te komen, maar in de bocht op anderhalve kilometer van het eind ging het mis. Een bocht van niks, maar iedere bocht wordt plotseling lastig als je te vroeg begint met trappen. Dat deed Lutsenko, en zo bracht hij zichzelf voor de tweede keer ten val. Weer hoefde hij niet van de fiets af, hij moest alleen even overeind komen, weer inklikken en opnieuw vertrekken. In de afdaling bleef zijn voorsprong stabiel, maar door deze valpartij kwamen de achtervolgers toch ineens dicht. Het waren Roglic en Simon Yates die het werk op zich namen, terwijl Fuglsang, op dat moment ploeggenoot van Lutsenko, zich koest hield. Fuglsang probeerde de achtervolging nog wat te verstoren, maar hij kon niet voorkomen dat Roglic en Yates toch nog de aansluiting wisten te maken met Lutsenko. In de laatste kilometer sloten ze pas aan, met amper 600 meter te gaan. Lutsenko na twee valpartijen in laatste instantie toch ingerekend, wat een drama. Zo sneu, het was hem zo gegund geweest om de rit te winnen na zijn lange solo. Maar wacht, wat gebeurde er nou? Roglic nam de laatste 600 meter volledig voor zijn rekening, met Lutsenko in het wiel. Yates daar weer achter, en dan pas Fuglsang. Roglic reed vooral voor het klassement, hij kon een paar concurrenten, waaronder Dumoulin, een forse tik uitdelen. Zonder om te kijken reed Roglic verder naar de finish, met dus Lutsenko in het wiel. Die had aan een seconde of 20 genoeg om weer op adem te komen, hij ging zelf als eerste de sprint aan en er kwam niemand meer overheen. Dik 30 kilometer in de aanval, twee valpartijen, ingelopen worden in de slotkilometer en het dan alsnog afronden in de sprint. Een huzarenstukje van de Kazach. Een overwinning die niet snel vergeten zal worden. Hij zat waarschijnlijk vol met adrenaline, maar wij als kijker ook. Stuiterend voor de tv, een geniale finale. Zelden vertoond.
![Lut-win.jpg]()
Dit alles vond plaats in Fossombrone, een plaats waar 9000 mensen wonen. Voor het eerst kent de Giro hier een aankomst, al zijn we in het verleden op weg naar de Monte delle Cesane wel al eens door het dorp gereden. Fossombrone ligt in de provincie Pesaro-Urbino, in de regio Marche. De naam komt van het Latijnse Forum Sempronii, genoemd ter ere van de volkstribuun Gaius Sempronius Gracchus. Gracchus leefde in de 2e eeuw v.Chr. Van Forum Sempronii naar Fossombrone, dat is nog eens een verbastering. Als we Steef mogen geloven was de Franse wielrenner Claudio Ottavi afkomstig uit Fossombrone, hij won in 1955 twee ritten in de Tour de Champagne. Volgens Wikipedia mogen ze hier dan weer vooral trots zijn op Giuseppe Occhialini. Dat was een natuurkundige die samen met een aantal anderen bijdroeg aan de ontdekking van het pionverval. Hier valt vast een wielergrapje bij te verzinnen. Het roadbook weet het volgende te melden:
quote:
Fossombrone is also referred to as ‘town of three courts’, because of the three manors that the Montefeltro and Della Rovere noble families had built there over time. The Corte Alta was built up a hill, while the Corte Rossa and Corte Bassa were more easily accessible, for the families to spend the long winter months. The fascinating Ponte della Concordia, with its arch reflected as a perfect circle on the surface of the Metauro river, is the signature landmark of the city
Ja, die brug valt wel op. De Rocca Malatestiana, een kasteelruïne, op de heuvel boven het dorp ook. Paar kerken en andere religieuze gebouwen erbij, en dan de verschillende paleizen waar het roadbook op alludeert. Kon minder.
![fossombrone-ponte-concordia.jpg]()
In startplaats Terni wordt het overdag 20 graden. In de ochtend zou het droog moeten zijn, maar gedurende de middag ontstaat er steeds meer kans op een pittige regenbui. Wind is er amper. In Fossombrone wordt het dan weer 18 graden, met gedurende de hele middag wel wat kans op regen. Het is geen zekerheidje, maar het zou best wel eens nat kunnen worden. Redelijk vervelend als je bedenkt dat we een paar keer moeten afdalen over niet al te brede wegen. Iets meer wind dan in Terni, maar alsnog niet heel veel. Wel in de rug in de slotkilometer, als het om een of andere reden een sprint zou worden moet je er dus vroeg aan beginnen. Het lijkt wel specifiek in Fossombrone iets harder te waaien, de rest van de dag zouden we er weinig van moeten merken. Het is weer een lange etappe, weer boven de 200 kilometer. Thierry Gouvenou ligt ondertussen aan de beademing, dat kan niet anders. Omdat dit weer een lange rit is beginnen we ook weer vroeg, om 11:50 beginnen de jongens aan de neutralisatie en om 12:00 vertrekken ze echt. Is Eurosport er weer meteen live bij? Dat denk ik wel, ja. Alleen even afwachten welk duo er in de
bezemkast commentaarcabine zit, iedere dag weer een verrassing. De aankomst verwacht men tussen 16:54 en 17:29, dat is ongeveer iedere dag hetzelfde verhaal.
![Fossombrone-Corte-Alta-scaled.jpg]()
Het is een beetje een floprit, maar dan eentje met een leuke finale. De laatste 50 kilometer zijn echt lastig, met meerdere muurtjes en een langere klim. Hier zouden we dan eindelijk eens wat actie tussen de klassementsrenners moeten zien, al is het nadeel tegelijk dat daags nadien de tijdrit volgt. Daardoor zullen ze zich wel weer gaan inhouden, opnieuw. Als we al actie zien dan vrees ik ervoor dat dit pas op het laatste muurtje zal zijn. Dan kan er alsnog verschil ontstaan, want daar is de klim lastig genoeg voor, maar helemaal aan onze trekken zullen we niet komen. Bovendien zal een eventueel gevecht tussen de klassementsrenners in de achtergrond plaatsvinden, want dit wordt een rit voor de vluchters. Zeker nu er in het begin van de rit een klimmetje zit zullen meer renners zich gaan mengen in de debatten. Er zal een sterkere kopgroep wegrijden ditmaal en die zullen het ook gaan volhouden tot het eind. Topgiro? Flopgiro. Stel dat het regent dan zal het gedrag van de klassementsrenners alleen maar voorzichtiger worden. Stel je verwachtingen heel ver naar beneden bij, alleen dan kan het eventueel meevallen.
1. McNulty. Dit was gisteren mijn voorspelling, maar dat ging niet door. Ik ga voor de herkansing. Ideale rit voor hem om vanuit de vlucht te winnen, mits hij daadwerkelijk benen heeft uiteraard. Dat zal nu onderhand wel duidelijk gaan worden.
2. Healy. Nu al geen zin meer om hem te noemen, dit lijkt me de dag dat zijn hype definitief gaat sneuvelen. Dacht ik gisteren eigenlijk al, maar aangezien hij toen net als heel veel renners überhaupt niet eens een poging heeft ondernomen stellen we het oordeel met een dag uit. Nu is het wel daadwerkelijk een kwestie van nu of nooit.
3. Tesfatsion. De Eritrese eer moet weer even hersteld worden. Ik eis een aanval van Natnael en/of Amanuel om het blazoen weer wat op te poetsen.
4. Albanese. Een ideale rit voor Vincenzo Albanese die altijd vierde wordt om vierde te worden.
5. Rota. Lorenzo Rota van de BV Lorenzo Rota komt eindelijk een goede rit tegen voor de BV Lorenzo Rota. Een ideale rit om weer een kleurloze ereplaats bij elkaar te fietsen, waarmee het CV van de BV toch weer enigszins gespekt kan worden.