Tappa 7: Capua - Gran Sasso d'Italia (Campo Imperatore), 218 kmJa, dat was ook weer een etappe. Vroeg op de dag reed er een op het oog kansloos groepje weg, maar dat groepje bleek uiteindelijk niet eens zo kansloos te zijn. Althans, een deel van het groepje. We reden een rondje om de Vesuvius heen, passeerden Pompe en gingen daarna klimmen. Op die klim haakten een aantal sprinters af, waaronder Mark Cavendish. Die kwam even later ook nog eens ten val, voorlopig nog niet zijn Giro. Na de klim reden we langs de Amalfikust en daar werden schitterende plaatjes geschoten. Het terrein was in het voordeel van de aanvallers, er werd nogal veel gedraaid en gekeerd en dus was het moeilijk om veel tijd terug te pakken. Bovendien waren niet alle ploegen geneigd veel kopwerk te doen. Jayco had bijvoorbeeld een mannetje in de kopgroep, dus die deden niets. Alpecin doet over het algemeen sowieso niets, dus kwam er veel druk op de schouders van Trek te liggen. Mijn Eritrese vrienden hadden het zitten en mochten lang op kop rijden. Weer eens berewerk van Amanuel, een onderschatte kanjer. Na het stuk langs de Amalfikust moest er nog eens geklommen worden en op die klim namen twee koplopers afscheid van de rest van de kopgroep. De veteranen Simon Clarke en Alessandro De Marchi, vorig jaar nog ploeggenoten, gingen samen verder. Ze werkten heel goed samen en die goede samenwerking in combinatie met een peloton waar bijna niemand wilde werken zorgde ervoor dat de heren lang vooruit bleven. De voorsprong bleef lang rond de twee minuten hangen en met een kilometer of 10 te gaan hadden ze nog steeds een minuut. Het werd langzaam tijd voor wat paniek in het peloton en enkele ploegen besloten dan toch maar een mannetje bij te steken. Movistar bijvoorbeeld, en Bahrein. Namens Trek mocht ook Mollema nog een duit in het zakje doen. Het leek allemaal niet genoeg te zijn, want De Marchi en Clarke reden goed door. Onderwijl hadden Roglic en Thomas met pech af te rekenen, toch nog een stukje spanning en sensatie tussen de klassementsrenners. Op de straten vol steentjes zag de terugkeer er even spectaculair uit, maar uiteindelijk kwam het helemaal goed. Voor de koplopers leek het ook helemaal goed te komen, met een kilometer of drie te gaan hadden ze nog bijna een halve minuut voorsprong. Aan de slotkilometer begonnen ze met meer dan tien seconden voorsprong, maar toen ging het mis. De Marchi wist dat Clarke veel sneller was en dus besloot hij te pokeren in die slotkilometer. Naderhand nam hij toch weer even over, maar toen ging Clarke juist weer pokeren. Ze dachten goede kaarten te hebben, maar dat bleek tegen te vallen. Het tempo zakte op zo'n manier dat het peloton ineens toch nog kwam aanstormen. Op 300 meter van het eind werden ze overvleugeld, misschien was het zelfs maar 250 meter van het eind. Consonni ging als eerste aan, Gaviria vloog over hem heen. Een klassieke sprint van Gaviria, die vertrekt graag van ver. Dat werkt, met meewind. Dat was nu niet echt het geval, dus viel hij stil en werd hij overvleugeld voor Pedersen. Die won de rit, voor Milan en Ackermann. Groves werd pas vierde, Gaviria vijfde. Het pokeren van De Marchi leverde uiteindelijk een zesde plaats op voor zijn ploeg, gegokt en verloren. Een behoorlijk matige rit, met een zeer spannende slotkilometer. Het was de koplopers gegund geweest, ze hielden echt heel knap stand, maar het pokeren was vrij hersenloos. Het ging richting de sur place, en die ruimte hadden ze simpelweg niet. Ze hadden beter kunnen blijven samenwerken tot aan het eind, maar dat is natuurlijk wielrennen. Ook geen onterechte zege voor Pedersen, want het was toch vooral Trek dat de kar trok. De dikke Deen heeft nu in iedere grote ronde een rit gewonnen, leuk voor 'm. Met deze rit die uiteindelijk toch een prooi werd voor de sprinters achter de rug trekken we nu weer richting de bergen. Er volgt een aankomst bergop, eentje waarvan we niet heel veel hoeven te verwachten.
![V7FgvrVsfQtqUIPRDjJs_170423-011950.jpg?v=20230417151950]()
![bjfMwCXJ4PBSJwnLkTYy_170423-012012.jpg?v=20230417152012]()
De rit van gisteren stond behoorlijk in het teken van de oudheid dankzij een dubbel bezoek aan Pompe en andere voormalige Romeinse nederzettingen. De start van de rit van vandaag volgt hetzelfde thema, we gaan namelijk van start in Capua en in deze stad in de provincie Caserta, regio Campani, waar ongeveer 18.000 mensen wonen, vinden we onder meer de de runes van het Amfitheater van Capua, het op een na grootste Romeinse amfitheater ter wereld. Capua is thans een stadje in de Italiaanse regio Campania, maar in de 3e en 4e eeuw voor Christus was het de rijkste stad van Campani en na Rome de grootste stad van Itali. Op geringe afstand van de oude stad (thans gemeente Santa Maria Capua Vetere) werd later een nieuwe stad gesticht, die thans ongeveer 19.000 inwoners telt. Thans. Capua was in de laatste eeuwen voor Christus uitgegroeid tot een grote en rijke stad. Een van de eerste permanente stenen amfitheaters werd in de stad gebouwd, maar van dit gebouw is niet veel meer bekend. Er zijn wel iets meer gegevens bekend van de gladiatorenschool van Capua uit deze tijd. Deze werd geleid door Lentulus Batiatus en de beroemde slavenleider Spartacus wist er met een aantal volgelingen te ontsnappen en ontketende een grote opstand. Het amfitheater werd vermoedelijk in de tweede helft van de 1e eeuw v.Chr. afgebroken en ter vervanging werd in opdracht van Augustus een nieuwe gebouwd. De restanten daarvan zijn tegenwoordig nog te zien, maar staan officieel in Santa Maria Capua Vetere, een paar kilometer van Capua. Dus de plek die in de oudheid Capua was heet nu Santa Maria Capua Vetere en de rit gaat van start in het nieuwe Capua, net een stukje verderop. Onduidelijk allemaal, maar goed. Met het behoorlijk goed bewaard gebleven amfitheater hebben we dus eigenlijk weinig te maken, het roadbook wil vooral aandacht vragen voor het Piazza dei Giudici, gelegen in het hart van de stad. Hier vinden we onder meer de lokale kathedraal, zelfs voorzien van een eigen wikipagina. De Dom van Capua of Kathedrale Basiliek van Maria Assunta de Coelo (9e eeuw) is de bisschopszetel van het aartsbisdom Capua. De kathedraal was oorspronkelijk toegewijd aan de martelaar Stefanus en de heilige Agatha van Sicili doch later aan Maria-Tenhemelopneming. Heel verhaal met allemaal onnozele details daarna, waarna ze afsluiten met het feit dat de kathedraal in 1943 gebombardeerd werd en dat ze 'm daarna opnieuw hebben moeten opbouwen. Op het plein staat ook nog een andere kerk die de moeite waard is, tevens moet je een bezoekje brengen aan het Museo Campano, waar ze alllerlei spul uit de oudheid bij elkaar hebben verzameld. In het middeleeuwse Capua beschikken ze ook over een Romaanse brug, terwijl de restanten van de oude omwalling nog zichtbaar zijn. Er ligt ook nog een oud fort, genoeg te zien kortom. Even verderop ligt in Sant'Angelo in Formis ook nog een basiliek te schitteren op een heuvel, dat noemt het roadbook als laatste. Noem ik als laatste dat er in de Giro van 1985 een keer een tijdrit van start ging in Capua. Die tijdrit eindigde in Maddaloni en Bernard Hinault werkte het parcours van 38 kilometer sneller af dan Francesco Moser en Greg Lemond.
![Amphitheatre-of-Capua-1.jpg]()
![comune-santa-maria-capua-vetere-1152x679.jpg]()
In de Giro van 2018 reed het peloton tijdens de negende rit van Pesco Sannita naar Gran Sasso d'Italia. Een rit van 225 kilometer, praktisch gelijk aan deze rit. Jammer dat ik net dat jaar geen teksten schreef, anders had ik de boel zomaar kunnen kopiren. De aanloop van de huidige rit is anders, maar komt precies op hetzelfde neer. Via Roccaraso rijden we naar Campo Imperatore, alleen benaderen we Roccaraso ditmaal op een andere manier. Ik zou jullie heel veel willen vertellen over de grofweg eerste 70 kilometer van deze etappe, maar eigenlijk wil ik dat helemaal niet. Het gaat namelijk vooral rechtdoor over brede en vlakke wegen. De eerste paar kilometer van de rit zijn zelfs kaarsrecht, uitdagend is het niet gelijk. Tenzij het gaat waaien, er zitten een paar korte stukjes tussen waar je het meteen op de kant kunt gooien als de wind zoals nu wordt verwacht schuin in de rug staat. Iets meer kracht erbij en het wordt leuk, al zitten we ook snel weer tussen de beschutting. Onderweg komen de renners een paar dorpjes tegen, een aantal rotondes en een spaarzame bocht. De weg blijft breed en vlak, dat verandert voorlopig niet. Na 26 kilometer fietst men door Vairano Scalo en hier slaan we een keer rechtsaf een andere weg in, maar verder blijft alles hetzelfde. Na eindeloze kilometers vooral rechtdoor gereden te hebben bereiken we na 46 kilometer Venafro, waar een bocht naar rechts volgt. Over Venafro kan iemand anders het volgende vertellen: Venafro is een stad in de Zuid-Italiaanse regio Molise en ligt in de provincie Isernia. De plaats is gelegen in het uiterste zuidwesten van Molise, aan de voet van de berg Santa Croce (1026 m). Venafro heeft een al een lange geschiedenis achter de rug en bestond waarschijnlijk al voor het uitbreken van de Punische oorlogen. Voor de Romeinen was Venafrum een belangrijk centrum. Zij bouwden hier onder andere een amfitheater, een theater en aquaduct waarvan de resten heden ten dage nog te zien zijn. Andere monumenten in het centrum zijn de 13de-eeuwse basiliek San Nicandro, de kathedraal uit 1575 en het middeleeuwse Castello Pandone. Tegenwoordig is Venafro, na de provinciehoofdstad Isernia, de grootste stad van westelijk Molise. Rondom de plaats is redelijk wat voedingsmiddelen- en metallurgische industrie te vinden.
![36147945625_acf60e03a3_b.jpg]()
We zitten inmiddels dus in Molise, een regio die we een aantal dagen geleden ook al even kort zagen. Na de bocht naar rechts in Venafro zetten we koers richting Castel di Sangro, waar de voet ligt van de eerste officile klim van de dag. Voor we die klim bereiken volgt er eerst nog wel een andere klim. Buiten Venafro rijden we nog een tijd over een brede, rechte en vlakke weg, maar in de buurt van Taverna Ravindola verlaten we de hoofdweg en gaan we over een iets bochtigere weg verder. Een iets minder vlakke weg ook, al beginnen we voorlopig met een paar kilometer heel minimaal vals plat. In de buurt van Montaquila gaat het kort wat steviger omhoog, terwijl we door een gezellig bos fietsen. Het gaat hierna eventjes kort omlaag en dan beginnen we niet veel later in de buurt van Colli a Volturno, een dorpje schitterend gelegen boven op een heuvel, aan een lange klim richting Rionero Sannitico. Een ongecategoriseerde klim van 14 kilometer, het gaat gemiddeld aan 4,5% omhoog. Ik kan van deze klim helaas niet direct een profiel vinden, de weg omhoog is alleen wel dusdanig breed dat ik vermoed dat we te maken hebben met een gelijkmatige klim. Geen al te spannend karwei, derhalve. Af en toe wel een spannend uitzicht over de omgeving, een troost bij het beklimmen van deze snelweg. De weg is echt enorm breed, ik ben verbaasd. De top van de klim bereiken we na 81,5 kilometer ter hoogte van het dorpje Rionero Sannitico. We passeren onderweg wat meer dorpjes, een van die dorpjes heeft ook nog een kasteel, maar Rionero Sannitico is bekend terrein. Of zou dat moeten zijn, want vorig jaar passeerden de renners tijdens de Giro ook al in dit dorp. Toen klommen ze ook naar deze plaats, maar dan van een andere kant. Onderweg naar Blockhaus reden we vervolgens via Rionero Sannitico naar Castel di Sangro om vervolgens te klimmen richting Roccaraso. Dat gaan we nu ook doen, de organisatie knipt en plakt dat het een lieve lust is.
![rionero-cop.jpg]()
Voorbij Rionero Sannitico volgt er een korte afdaling richting Castel di Sangro. In eerste instantie dalen we af over die gigantisch brede weg, het gaat een tijdje vals plat rechtdoor naar beneden. Als we Molise achter ons laten en de Abruzzen betreden komen we uit bij een grote rotonde, waarna we over een andere weg een stukje verder gaan afdaling richting de tussensprint. De weg is nog steeds breed, maar wel minder breed dan die landingsbaan van net. Paar bochten erbij, maar lastig mogen we die niet noemen. Aan het eind van de afdaling slaan we rechtsaf en dan rijden we rechtdoor Castel di Sangro binnen, waar na 91 kilometer de eerste tussensprint van de dag volgt. In Castel di Sangro ligt ook meteen de voet van de eerste gecategoriseerde klim, net als vorig jaar gaan we klimmen naar Roccaraso. De klim van de tweede categorie is ongeveer zeven kilometer lang, gemiddeld gaat het aan 6% omhoog. Een overbekende klim, vooral omdat we hier in 2020 en 2016 ook nog eens passeerden. Toen reden we twee keer nog een stukje verder omhoog naar Aremogna, waar Tim Wellens in 2016 een rit wist te winnen en waar de doldrieste Ruben Guerreiro in 2020 tot iedereens grote verdriet Jonathan Castroviejo klopte. In Castel di Sangro ging in de Giro van 2021 ook nog eens een rit van start, we zijn hier de afgelopen vier jaar dus continu gepasseerd. Nu klimmen we net als vorig jaar alleen naar Roccaraso en niet nog verder omhoog. De klim naar Roccaraso is vooral in de eerste vijf kilometer nog wel aardig. Anderhalve kilometer aan 8% onderweg, niet gek. Daarna vlakt het in de laatste twee kilometer af, dat is dan weer jammer. Een aardig tussendoortje, maar niet meer van dat. De top van deze klim bereiken we 100,5 kilometer in het dorpje Roccaraso. Gelegen in de Abruzzen dus, want deze rit maakt onderdeel uit van de Grande Partenza. Start in de Abruzzen, dan een paar dagen andere regio's verkennen en nu weer terug in de startregio. Creatief.
![roccaraso-castel-di-sangro.png]()
![05a534568ac1d6de5aee06539d3fd832.jpg]()
Sinds Rionero Sannitico begeven we ons op de route van de Girorit van 2018 met aankomst op dezelfde plek, ik had nu al klaar kunnen zijn joh. Tijdens de Giro van vorig jaar sloegen we na de beklimming richting Roccaraso rechtsaf, nu rijden we net als in 2018 rechtdoor. Rechtdoor fietsen betekent dat we over een plateau gaan fietsen. Een plateau waar de objectieve site abruzzoturismo.it het volgende weet te vertellen:
quote:
Five Miles-plateau
Het Cinque Miglia-plateau is het grootste en historisch gezien het bekendste van het systeem van karstplateaus dat wordt gedefinieerd als "de regio van de grote hooglanden van Abruzzo".
Het strekt zich uit over bijna 9 km, tussen 1250 en 1280 meter boven zeeniveau, op het grondgebied van de gemeenten Rocca Pia - Rivisondoli - Roccaraso, tussen de twee grote nationale parken van Abruzzo en Majella.
In het zuidoosten sluit het aan op het Quarto Grande-plateau met het historische dorp Pescocostanzo als referentiecentrum, terwijl het in het zuidwesten wordt gedomineerd door de Piano Aremogna en het Monte Greco-massief, doorkruist door de oude via degli Abruzzi. (tegenwoordig Strada Statale 17) de belangrijkste doorvoerader die de belangrijkste steden van het noorden met het zuiden van Itali verbond, vertegenwoordigt een gebied van grote naturalistische en landschappelijke waarde in het meest zuidelijke deel van de provincie L'Aquila.
Verschillende milities verloren in de jaren 1528 en 1529 in de sneeuw van de vlakte, zoals die van de huurlingen in dienst van Veneti in de strijd tegen Karel V en de Duitse soldaten van de Prins van Oranje. In 1860 trok koning Vittorio Emanuele II met zijn hofhouding over het plateau om in Teano Garibaldi te ontmoeten.
Eeuwenlang trekken kuddes en kuddes over het plateau, dat in de zomer veel toeristen trekt en in de winter extreem koude temperaturen tot 30 graden onder nul bereikt, waardoor het bekend staat als het "Siberi van de Middellandse Zee".
Het skigebied Alto Sangro met Roccaraso-Rivisondoli, een van de grootste en belangrijkste in Midden-Zuid-Itali, en de nabijgelegen dorpen Rocca Pia, Rivisondoli en Pescocostanzo maken het plateau een populaire bestemming in alle seizoenen.
Heerlijke vertaling weer. Met andere woorden, we rijden negen kilometer over het Altopiano delle Cinque Miglia. Een plateau is doorgaans zo goed als vlak en dat is nu niet anders, de weg is recht en vlak en de omgeving behoorlijk leeg. In de verte zien we bergen, direct naast ons alleen maar gras. Opmerkelijke route, met tegenwind zal het hier niet aangenaam fietsen zijn. Er worden hier vast wat mooie plaatjes geschoten, maar voor de rit zelf is het best nutteloos allemaal. Ter hoogte van het dorpje Rocca Pia verlaten we het plateau en daarna volgt er een lange afdaling richting Sulmona. Deze stad bereiken we na 135 kilometer, het gaat eigenlijk doodleuk een kilometer of 25 naar beneden. In het begin van deze afdaling komen de renners een aantal haarspeldbochten tegen en een aantal tunneltjes. Dat is het verder wel qua spektakel, de weg is gigantisch breed en ook behoorlijk goed. Normaal gesproken levert deze afdaling dus geen enkel probleem op. Een flopafdaling, het lichtpuntje is dat we door een fraaie omgeving fietsen. De toeristische afdeling wordt blij van deze afdaling, de koers zal vooral dode muizen baren. Na een tijd rijden de renners langs het pittoreske Pettorano Sul Gizio af en daarna zijn de bochten zo'n beetje op. We rijden praktisch rechtdoor verder, steeds vals platter omlaag, richting Sulmona. Een route van niks. In de buurt van Sulmona slaan we een keer rechtsaf zodat we dwars door het centrum kunnen fietsen, daar liggen wel wat bochten. We passeren hier dus na 135 kilometer, nog maar 80 kilometer te gaan joh. Sulmona, of zoals het in de oudheid heette Sulmo, is een stadje gesitueerd in het midden van Itali, op 120 kilometer van de hoofdstad Rome. Een deel van het grondgebied van de gemeente ligt binnen de grenzen van nationaal park Majella. Sulmona ligt op het punt waar de rivieren Vella en Gizio samenvloeien. Het was een van de belangrijkste steden van de Samnieten die de streek zo'n 2500 jaar geleden bevolkten. Deze gemeenschap is tevens de geboorteplaats van de beroemde klassieke auteur Publius Ovidius Naso (43 v.Chr. - 17 na Chr.). In de 13de eeuw liet Koning Manfred van Sicili een aquaduct bouwen dat met 21 bogen het Piazza Garibaldi oversteekt. Goed om te weten, misschien. In 2016 ging hier nog eens een rit in de Giro van start, in 2018 fietsten we er dwars door heen en nu weer!
![1506136001.jpg]()
Aan de buitenrand van Sulmona slaat het peloton bij een rotonde linksaf, vervolgens rijden ze een aantal kilometer rechtdoor verder over een brede weg die wel nog een tijd wat vals plat naar beneden blijft lopen. Na een tijd wordt het ook weer wat bochtiger, maar door die brede weg merken we daar amper wat van. Dwars door de woeste Abruzzen fietsen we richting Pratola Peligna, waar we na een redelijk technische doortocht in het centrumpje buiten het dorp weer terechtkomen op een soortement van snelweg. Het gaat nu vooral rechtdoor richting Popoli, het laagste punt van deze eindeloze afdaling. Een paar rotondes onderweg, maar verder is het de makkelijkste tocht ooit. Popoli bereiken we na 154 kilometer, het is nu nog een dikke zes kilometer fietsen tot de volgende tussensprint van de dag, de bonussprint die na 160,6 kilometer zal volgen in Bussi sul Tirino. De coureurs fietsen via een brede weg met een boog om het niet zo drukbevolkte Popoli heen en buiten het dorp gaat het nog een tijd rechtdoor over een weg die inmiddels wat vals plat omhoog begint te lopen. De renners fietsen een bos in, een bord langs de kant van de weg waarschuwt voor overstekende beren. Het gepeupel komt even later uit bij een brede rotonde, hier slaat men linksaf. We rijden door een tunneltje heen en vervolgens gaat het nog even zo goed als rechtdoor vals plat omhoog richting Bussi sul Tirino, waar dan die tussensprint volgt. In principe volgen we de doorgaande weg, maar voor de tussensprint maken we even een uitzondering. Paar bochten erbij, zodat er in het centrum gesprint kan worden. Boven het centrum van Bussi sul Tirino is een kasteeltje te vinden, terwijl we voorbij de tussensprint een halve kerk tegenkomen. Na de tussensprint keren we snel terug naar de hoofdweg en die volgen we voorbij Bussi sul Tirino nog een kilometer of 10 tot aan de voet van de eindeloze slotklim. In deze tien kilometer is het voornamelijk recht, breed en vlak, in de Valle del Tirino. We komen een paar rotondes tegen, maar dat is het verder eigenlijk wel. Een weg die je met de ogen dicht zou kunnen afwerken. Daar komt evenwel verandering in.
![bussi-sul-tirino-santa-maria-di-cartignano.jpg]()
Aan het eind van de saaie tocht slaan we een keertje rechtsaf een iets smallere weg in, daarna gaat het kort achter elkaar twee keer naar links en dan zijn we vertrokken, de resterende 46 kilometer van deze etappe gaat het vooral omhoog. Klinkt heftig als je dit zo leest, het gemiddelde stijgingspercentage klinkt dan weer minder heftig. In de laatste 46 kilometer van de etappe gaat het gemiddeld aan 3,7% omhoog, een gemiddelde dat ook weer niet alles zegt omdat we met een klim in meerdere delen te maken krijgen. Het eerste deel van de klim brengt ons naar het dorpje Calascio. Richting dit dorp gaat het alvast 13,5 kilometer omhoog aan 6% gemiddeld. We beginnen op een relatief stevige manier, al stelt een klim aan 6% gemiddeld eigenlijk ook weer geen reet voor. De hele dag hebben de renners over gigantisch brede wegen gereden, nu wordt het iets smaller. Alsnog breed, maar net een tikkie minder. De weg kent talloze haarspeldbochten, het is na een recht avontuur ineens veel draaien en keren geblazen. De omgeving laat zich typeren als een ruige woestenij, wat ongetwijfeld een pleonasme is. Maarja, vijf jaar later een floprit kopiren is vast ook een pleonasme. Of in ieder geval geen goed idee. Het terrein is behoorlijk open, dus de wind kan hier eventueel wat invloed hebben. De percentages allicht minder, want het is een van de meest regelmatige klimmen die we nog gaan tegenkomen. De steilste halve kilometer is er naar het schijnt eentje aan 7,4%, verder schommelt het altijd netjes zo rond de 6%. Het is een lange rit met aan het eind een lange klim, maar met dit soort percentages mogen we toch ook weer niet direct veel afscheiding verwachten tussen de toppers. Aan het eind van de eerste 13,5 kilometer klimmen komen we dus uit in het dorpje Calascio, na een paar laatste haarspeldbochten slaan we in het dorp linksaf en dan rijden we door het dorp heen, een paar meter licht bergaf. Al snel loopt de weg weer wat omhoog, maar in de vijf kilometer tot aan het volgende dorp, Santo Stefano di Sessanio, zal het niet veel meer dan vals plat zijn. Gemiddeld 0,6% met pieken tot 2%, jawel! Een vrij rechte en brede weg langs de rotsen van de Abruzzen af richting dat Santo Stefano di Sessanio, uiteraard ook weer gebouwd boven op een uitstekende heuvel. In Santo Stefano zien we een bordje dat ons naar rechts stuurt mochten we naar Campo Imperatore willen. En dat willen we, of althans, dat wil de organisatie. Op de heuvel boven Calascio vinden we overigens een kasteelrune n een kerkje, gr tot de uwelijk.
![dxiEmpAPLFzcMEZGdl0I_170423-012004.jpg?v=20230417152004]()
![CAR_5627_rid.jpg?itok=ofhBWQbN]()
Van Calascio reden we vals plat omhoog naar Santo Stefano di Sessiano en daar begint volgens de organisatie de slotklim officieel. Je kunt het beschouwen als 46 kilometer aan 3,7%, of je maakt er 13,5 kilometer aan 6% van en vervolgens na het vals platte stuk 26,4 kilometer aan 3,4%. Net wat je voorkeur heeft. Even met alle respect, maar het is echt een kutklim. De komende tien kilometer moet er aan 4% gemiddeld geklommen worden, in een behoorlijk leeg landschap. De wind heeft hier vrij spel, als ie op de afspraak is. De renners komen aardig wat bochten tegen, terwijl ze in het begin wel even twee kilometer aan 6% moeten klimmen. Daarna wordt het steeds vlakker, de rest van deze tien kilometer tikken we de 5% niet eens aan. Tussendoor komen we een heel kort afdalinkje tegen, met een paar bochtjes erbij. Heel snel gaat het weer omhoog, veredeld vals plat. De uitgestrekte hoogvlakte van Campo Imperatore toont zich hier al aan ons. Veel vegetatie valt er niet te bekennen, je kunt daardoor wel mooi steeds ver vooruit kijken. Zie je wel meteen dat er geen spannende percentages te bekennen vallen, sterker nog, na die tien kilometer aan 4% volgt er zelfs een stuk in dalende lijn. Het gaat toch al snel een kilometer of drie lichtjes naar beneden, amper merkbaar. We fietsen voorbij het kleine meertje dat luistert naar de naam Lago Racollo en hier gaat het dus subtiel naar beneden. Wel wat bochtenwerk, maar geen enkele moeite. Na een tijd verlaten we de kronkelende weg en slaan we linksaf, het gaat dan vier kilometer vals plat omhoog aan iets minder dan 3% gemiddeld. Tussendoor gaat het een keer een halve kilometer omhoog aan 6%, maar verder is het vooral vlakachtig als we gewoon rechtdoor rijden over de hoogvlakte. De ondraaglijke leegte hier, het geeft een heel bevreemdend gevoel. Op 10 kilometer van het eind slaan we rechtsaf en dan bereiken we weer een gedeelte in dalende lijn. Toch ook weer twee kilometer bergaf, al gaat het vooral vals plat naar beneden. Geen gekke bochten, het is vooral even een stuk om te herstellen voordat de echte finale begint. De klim stelt tot nu toe niet eens heel veel voor, maar helemaal aan het eind zit er nog wel een leuk deel verstopt. Terwijl er zich langzaam al sneeuw langs de kant van te weg begint te vertonen gaat het drie kilometer omhoog aan 4% gemiddeld. Nog steeds niet interessant, maar wacht, op 4,5 kilometer van de finish gaat het gebeuren hoor. De sneeuwmuren komen in beeld en de percentages gaan ein-de-lijk omhoog. In de laatste 4,5 kilometer van deze rit gaat er gemiddeld aan 8,2% geklommen moeten worden, hoera. De rechte wegen over de uitstrekte Gran Sasso verdwijnen even en er komen wat meer haarspeldbochten voor terug. In deze bochten gaat steiler omhoog, met pieken boven 10%. Na een kilometer aan bijna 10% komen we uit bij een kruispuntje, waar het naar rechts gaat. Het gaat even een paar meter naar beneden en dan begint de slotstrook. In die slotstrook komen we een piek tot 13% tegen, voor verdere details moet je zelf maar even als een ware Karsten Kroon het profiel onder de loep nemen. Als het Osservatorio Astronomico d'Abruzzo in beeld komt zijn we bijna klaar, nog een laatste bocht naar links en dan finishen we voor het Hotel Campo Imperatore.
![dlOKREKiD9yw7vRfyUCG_170423-012007.jpg?v=20230417152007]()
![S5iyT8xCztRoTQQ2XDRE_170423-012001.jpg?v=20230417152001]()
![gran-sasso-d-italia-campo-imperatore-lago-racollo-upload-35485-1024x0.jpeg]()
De Campo Imperatore is een hoogvlakte in de Italiaanse regio Abruzzo, gelegen in de Gran Sasso (Nationaal park Gran Sasso e Monti della Laga), het hoogste bergmassief van de Apennijnen. De vlakte heeft een lengte van ruim 15 kilometer en een breedte van 5 kilometer. De gemiddelde hoogte is ongeveer 2000 meter. In het noorden wordt de Campo Imperatore begrensd door de bergen Monte Brancastello (2385 m), Monte Prena (2561 m) en Monte Camicia (2570 m). De Campo Imperatore is te bereiken per kabelbaan, vertrekkend vanuit Fonte Cerreto (1150 m) en de tocht omhoog duurt ongeveer zeven minuten. Met de auto is de hoogvlakte vanuit dezelfde plaats te bereiken via een 30 kilometer lange panoramische weg. Of, met de fiets natuurlijk. Nabij het bergstation van de kabelbaan zijn een astronomisch observatorium en een botanische tuin te vinden. Bergbeklimmers beginnen hier meestal hun tocht naar de toppen van de Gran Sasso. Het is ook een van de oudste skigebieden van Itali: reeds in de jaren '20 werd hier geskied. Door de nabijheid van Rome blijft het een populaire bestemming. In 1943 werd Benito Mussolini hier in een hotel gevangen gehouden tot hij er bevrijd werd door Duitse soldaten. Geen onbelangrijk laatste detail. Het is een matige klim, vind ik, ofschoon de omgeving wel dusdanig karakteristiek is dat het toch iets toevoegt aan de algehele wielerbeleving. Finish boven 2000 meter, ook altijd een dingetje. Al moet alles hier toch echt gaan gebeuren in die paar laatste kilometer. Alsware we Benito Mussolini worden we 214 kilometer lang gevangen gehouden vooraleer we door die laatste vier kilometer bevrijd gaan worden. De organisatie strooit continu met twee namen, Gran Sasso (eventueel met de toevoeging d'Italia) en Campo Imperatore. Campo Imperatore is dus de algehele hoogvlakte, hoewel het ook specifiek de finishplaats is. Daar vinden we een hotel, een sterrenwacht en een kerkje. De Gran Sasso d'Italia (vertaald: grote steen van Itali) is dan weer een bergmassief op de grens van de provincies L'Aquila, Teramo en Pescara in de Abruzzen. Het ligt in het Nationaal Park Gran Sasso e Monti della Laga. Onderdeel van het massief is de Corno Grande (2912 m), de hoogste berg van de Apennijnen. Op de oostflank van de Gran Sasso, bij de Corno Grande, ligt de Calderonegletscher. Dit is de zuidelijkste gletsjer van Europa sinds de Corral di Veletagletscher in de Spaanse Sierra Nevada is weggesmolten. Ten zuiden van de Corno Grande strekt zich de Campo Imperatore uit, een enorme hoogvlakte die bekendstaat om haar bloemenpracht in de lente en zomer. Over de vlakte voert een goede weg naar het hotel "Campo Imperatore" dat op 2130 meter hoogte ligt. Het is het vertrekpunt voor vele wandelingen, waarvan er een aantal naar de 2912 meter hoge Corno Grande leiden. Nouja, dit soort dingen dus. De Giro is hier al best vaak gepasseerd, voor het laatst dus in 2018. Toen werd een vergelijkbare etappe gewonnen door Simon Yates. Om aan te geven hoe matig deze aankomst is: bij het ingaan van de slotkilometer zaten er vooraan nog 12 renners. De rit eindigde uiteindelijk in een sprintje bergop van vijf renners, Yates klopte in die sprint Pinot, Chaves, Pozzovivo en Carapaz. Giulio Ciccone werd 10e, op 24 seconden. De renners maken de koers, maar dat wordt ze op Campo Imperatore niet makkelijk gemaakt. Ook niet als de rit 200+ kilometer is. Al kan het wel, in 1999 reed Marco Pantani hier de concurrentie op een hoop. In een etappe met een lengte van maar liefst 253 kilometer sloopte Pantani Jose Maria Gimenez en Alex Zulle op de flanken van de klim. Hij ging staan op de pedalen, pakte de guidon van onder en hij liet iedereen ter plaatse. De renners maken de koers. In een verder verleden kwam de Giro hier nog veel vaker aan, terwijl ook andere koersen hier zijn gepasseerd. De Baby Giro bijvoorbeeld, ik kan me nog altijd herinneren dat Winner Anacona hier Fabio Aru kleineerde. Lucas Hamilton en Jai Hindley kwamen hier ook eens samen over de streep voor Pavel Sivakov, er zijn nogal wat talenten gepasseerd hier. Bovenal Mussolini dus, dat was pas echt een afmaker.
![MUSSOLINI-ALBERGO.png]()
In startplaats Capua is er vooral 's ochtends kans op regen, terwijl er een aardig briesje vanuit het zuidwesten komt opzetten. Daardoor kunnen we met een nerveus begin van de rit te maken krijgen, maar de kracht van de wind neemt al snel af. De kans op regen neemt gedurende de dag ook af, dus na een natte ochtend krijgen we als het goed te is maken met een droge middag. Geen al te warme middag overigens, graadje of 16. De wind blijft eigenlijk wel de hele rit vanuit het zuidwesten komen en dat zorgt er vooral in de slotkilometers voor dat we te maken krijgen met tegenwind. Bijna de hele 45 kilometer van de slotkilometer lang rijden we door open gebied en heeft de wind vrij spel, dat begint nog met wat rugwind maar al snel is het eerder schuin tegen of zelfs helemaal tegen. Slecht voor de aanvalslust, altijd tegen ons. Het is niet enorm veel wind, maar wel genoeg om een rol te spelen. Ik denk dat de matige klim die het sowieso al is nog matiger wordt door deze weersomstandigheden. Het heeft weinig zin om hier vroeg aan te vallen, dat is bijna zelfmoord. Wordt dus tussen de klassementsrenners een sprintje aan het eind, leuk man. Of deze cynische voorspelling op waarheid is gebaseerd, dat gaan we vanaf 11:15 meemaken. Een van de langste ritten van de Giro en dus beginnen we er vroeg aan. De neutralisatie duurt ditmaal slechts vijf minuten, om 11:20 zijn we dus definitief vertrokken. Ook vandaag is alles weer te volgen via Eurosport, de hele dag lang. De finish wordt verwacht tussen 16:54 en 17:36 en met een beetje pech heb je er ook daadwerkelijk genoeg aan om alleen rond dat tijdstip in te schakelen.
![9db786f13e1664651b5e499386ba9bd1.jpg]()
Geen fan van deze rit. Geen idee wat de klassementsrenners hier moeten gaan uitspoken. Het terrein op de Campo Imperatore is zo open dat het de aanvalslust zelfs zou belemmeren met wind in de rug. Maar met wind op kop heb je hier als aanvaller al helemaal niets te zoeken. Ik vrees dat de klassementsrenners hun benen gaan sparen en alles zetten op een sprintje aan het eind. De klim is berhaupt niet echt lastig genoeg. Het kan dan wel 500 kilometer omhoog gaan, maar als de percentages nooit de zeven overstijgen heb je daar tamelijk weinig aan. Pas in de laatste 4,5 kilometer wordt het dus echt interessant, maar daar speelt de tegenwind dan weer z'n rol. Nee, dit wordt een etappe van niks. De klassementsrenners weten dat en dus maakt de vlucht best een kans. Dat zal Leknessund niet leuk vinden, maar met zijn gehandicaptenteam heeft hij er weinig tegenin te brengen. Ineos zal wellicht wat op poten willen zetten om Evenepoel te testen, maar als we dat even negeren zie ik verder enorm veel kansen voor de vluchters. Al is de aanloop dan weer niet zo ideaal, veel vlak werk aan het begin. Er kan een kansloos kopgroepje zonder goede klimmers ontsnappen, dan wordt het toch weer iets voor de klassementsrenners. Maar ik verwacht dat we wel de nodige klimmers vooraan gaan zien en dat die dan met elkaar mogen strijden om de dagzege. Tussen de klassementsrenners blijft het beperkt tot een sprintje. Dat sprintje zal Roglic vast winnen, zonder er veel aan te hebben. We blijven nog wat langer op onze honger zitten. De eerste chte klassementsstrijd laat nog veel langer op zich wachten.
1. McNulty. Die gaf een paar dagen geleden het begrip dommekracht een nieuwe dimensie. Lekker 500 keer aanvallen en dan de juiste aanval missen, heerlijk vind ik dat. Wellicht heeft hij er iets van geleerd en gaat hij nu spaarzamer om met zijn krachten. Dan kan hij eventueel deze rit hebben en ook meteen schijt hebben aan Almeida, ideale combinatie.
2. Fortunato. Staat relatief dicht in het klassement, maar kan misschien toch nog wel meesluipen.
3. Healy. Nu al de laatste kans voor deze hypetrein, als ie nu niet op de afspraak is ga ik 'm de rest van de Giro negeren.
4. Frigo. Na het geklungel van gisteren is het tijd voor een nieuwe dag met nieuwe kansen. En zeg je geklungel, dan zeg je Marco Frigo.
5. Zana. Ik weet het ook niet.