Wie een uurtje doorbrengt in het gezelschap van Nico Mattan (51) vergeet zelfs de grootste kwellingen van de moderne tijd. Met evenveel goede luim als tijdens zijn profbestaan reist Mattan dezer dagen als ambassadeur voor biermerk Kwaremont doorheen het land. “Voor mij is dat een perfecte job.”
Mattans keuze voor de locatie van het interview – eetcafé ’t Leeuwke in Wevelgem – barst van de symboliek. De West-Vlaamse gemeente is niet alleen de plek van zijn veelbesproken zege in Gent-Wevelgem 2005, het etablissement is ook een van de talrijke pleisterplaatsen in zijn huidige job. Sinds 2015 werkt hij als ambassadeur van het biermerk Kwaremont. Hij zorgt voor visibiliteit op evenementen en in cafés en promoot zijn werkgever op social media. Tot in Noord-Franse cafés toe brengt hij zijn waren aan de man. “Ik kom ergens binnen, drink een pintje en check of ze Kwaremont schenken. Als dat niet zo is, doe ik mijn verhaal. Ik ben een old school verkoper, die zaken doet aan de toog. Voor mijn geen
laptop, neen. De meeste cafébazen schrikken als er iemand zo’n computer bovenhaalt.”
Mattan was dertien jaar lang actief in het profpeloton, een verleden dat hem een zetje geeft in zijn huidige job. “Mensen herkennen me en vragen waarmee ik bezig ben. Negen op de tien keren haal ik een nieuwe klant binnen. Voor mij is het een perfecte job, die past bij mijn sociale karakter. Kwaremont is een koersbier, met een alcoholgraad van 6,6 procent – net zoals dat bergske uit de Ronde van Vlaanderen.”
Mattans vader was een bierhandelaar die zijn drank huis aan huis verkocht, maar door de opkomst van de supermarkten zijn zaak moest opdoeken. “Ik ben geboren tussen de bierbakken. Eigenlijk heb ik een diploma secretariaat-talen, maar de brouwerij weet dat ze me niet kunnen opsluiten in een bureautje. Ik moet onder de mensen zijn. Ik wil fladderen, van de ene plek naar de andere, als de vrije vogel die ik ook als coureur was. Ik doe dit liever dan ploegleider zijn. Dan ben je echt nooit thuis.”
Een job in de horeca brengt eigen verleidingen en gevaren mee, beseft Mattan. “Constant krijg ik het aanbod om er eentje mee te drinken. Altijd water en Cola Zero drinken is ook niet leuk, zeker niet als de rest van het gezelschap vrolijk in de drank vliegt. Of ik al vaak alcoholcontrole heb gekregen? (grijnst) Veel geluk gehad. Het is geleden van 2009 dat ik tegen de lamp gelopen ben. Bij het buitenrijden van een ondergrondse parking in Antwerpen. De politie zette me aan de kant. Of ik iets gedronken had? Ja, een fles wijn. Lap, veertien dagen mijn rijbewijs kwijt.”
Toen Mattan in 2007 stopte als prof, bleef hij aanvankelijk nog actief in het wielrennen. Hij werd ploegleider bij Belgische en Australisch teams. “Eigenlijk was ik veel te braaf voor die job. Ik kon moeilijk van mijn kloten maken. Pas op, ik was geen slechte ploegleider. Ik kon renners goed motiveren. Maar bij de grote ploegen onderdak vinden, lukte niet. Patrick Lefevere is een goede vriend van mij, maar het was onmogelijk om bij hem binnen te geraken. Ik drink graag een pint of een wijntje, maar dat kan nu niet meer, zoals dat twintig-dertig jaar geleden wel nog kon.”
Het moderne wielrennen – strak in het gelid, ernst boven alles, cijfers boven gevoel – zou een vrijbuiter als Mattan niet goed liggen. “We hebben de toffe jaren meegemaakt, al verdienen ze nu veel meer geld. Ik ben content dat ik in die periode gekoerst heb. De fun is weg. Het wielrennen is veel te serieus geworden. Veel ploegleiders zijn jonge kerels zoals Gianni Meersman en Klaas Lodewijcks, die voeling hebben met de digitale omwentelingen. Vraag mij niet om een powerpoint presentatie te maken.”
Wat graag haalt Mattan zijn strafste verhalen boven. Hoe hij met een verborgen camera binnenviel tijdens een tactische uiteenzetting van Lance Armstrong (“Nico, what the fuck are you doing here?”). Hoe hij tijdens een Tourrit in zijn geboortestreek op een klaarstaand podium stilhield om een interview te geven (“Lucien Van Impe had zoiets nog nooit gezien”). Hoe hij eigenlijk in september 1993 zijn allereerste profkoers had moeten winnen (“De Omloop Mandel Leie Schelde was dat, maar mijn stuur haperde en ik vloog het decor in”). Hoe hij de hele Champs-Elysées achterstevoren op zijn fiets heeft afgelegd (“Ik zie het nu niemand meer doen”). Hoe hij op stage samen met Peter Van Petegem pinten dronk tot ver na middernacht (“Doe dat nu en je C4 ligt klaar”).
Losbol
Mattan had de reputatie van een losbol te zijn die het niet al te nauw nam met de beroepsernst. “Wij kwamen toe in auto’s, nu gebeurt dat in rijdende hotels, afgesneden van de supporters. Wij dronken ’s morgen een koffietje in le Village Départ, waar nu geen enkele coureur nog te bespeuren valt. Koers is geworden zoals voetbal. Bij mijn afscheid vermeldde Robbie McEwen in zijn speech dat ik altijd overkwam als iemand die zomaar wat deed, maar dat ik beter voorbereid was. Maar ondertussen amuseerde ik me ook. Ik was rock-’n-roll. Allez, een beetje toch.”
“Of ik me in iemand van het huidige peloton herken? Niet meteen. Of toch: Julian Alaphilippe lijkt me nog wel een speelvogel. Maar mijn favoriet is Yves Lampaert. Mijn ouders zijn enorme supporters. (haalt zijn
smartphone boven) Kijk, een foto van zijn huldiging na de Tour. Vlak naast de auto van Yves loopt mijn ma mee. Als Lampaert wint, weent mijn pa. (grijnst) Ze supporteren harder voor Yves dan ze ooit voor mij gedaan hebben.”
Nochtans zijn ook nu nog niet alle banden met het peloton doorgesneden. De 51-jarige West-Vlaming organiseert fietstochten, leidt als koersdirecteur de Schaal Sels in goede banen, werkt voor een Frans tv-station en is betrokken bij de jeugd van een plaatselijke club. “Zoals de meeste coureurs zocht ik na mijn pensioen naar een voltijdse job in koers. Wat kan je als je veertien jaar in het profpeloton hebt rondgehangen? Niets. Samen met mijn ex-vrouw ben ik een kledingwinkel begonnen. Liep niet goed af.”
Zoals zowat de volledige Vlaamse bevolking kwam Nico Mattan ook onder de indruk van de recente Tour-stunts van Wout van Aert. “Ik twijfel niet: Wout kan de Ronde van Frankrijk winnen. Bergop reed hij een superklimmer als Pogacar uit het wiel. Maar dan moet hij wel zijn klassieke programma en zijn veldritprogramma inperken en zoals Froome of Armstrong uitsluitend de Tour ambiëren. Over een jaar of drie. Met een hele ploeg in zijn dienst. En niet elk tussensprintje of massaspurt meedoen. Ik hoorde Marc Madiot (Franse ploegleider, red.) zeggen: Als Wout in mijn ploeg rijdt, wint hij de Tour. En ik geef hem gelijk.”
Na zijn profjaren begon Mattan aan een lange strijd tegen de weegschaal. Onlangs vermagerde hij met een keto-dieet – geen koolhydraten, geen suikers… – veertien kilogram. “Een jaar geleden woog ik nog 113 kilogram. Na mijn vakantie was ik weer vier kilogram bijgekomen. Ik wil absoluut onder de honderd blijven. Mijn vrouw zegde dat het me niet zou lukken, maar kijk… Die drie cijfertjes wil ik nooit meer zien. Ik weeg me dagelijks – als stok achter de deur. Anders zou het snel weer ontsporen.”
Omdat hij volgend jaar wil deelnemen aan de Cape Argus, een meerdaagse fietstocht in Zuid-Afrika, hoopt hij te zakken onder de 95 kilogram. “Met tochtjes op de e-bike probeer ik mijn conditie wat op peil te houden. Niet het echte werk, maar beter dan niets doen, toch? Als ik drie keer per week naar een gewone velo zou grijpen, zou ik snel rond de 85 kilogram zitten. Maar daar heb ik geen zin in.“
In zijn topjaren woog Mattan 68 kilogram, wat hem ook tot een verdienstelijke klimmer maakte. “Als ik nu een foto uit die tijd terugzie, vind ik mezelf veel te mager. Veel te lelijk, zegt mijn vrouw. In de Tour van 2000 eindigde ik vijfde in het bergklassement. Een plaatsje hoger dan Lance Armstrong. Niemand weet dat, net zoals niemand weet dat ik ooit Fabian Cancellera hebt geklopt in een tijdrit (de proloog van Parijs-Nice in 2003, red.).”
Aan het graf van VDB
In 1999 dreigden hartproblemen zijn loopbaan lam te leggen, maar een herkeuring zette toch nog het licht op groen. Dat voorval weegt niet meer op hem, zo blijkt. “Of dat probleem een rol speelt in mijn vermageringskuur? Niet echt. Gewoon: het zicht was te dik. Ik voel me nu niet zoveel beter dan een jaar geleden, met die dertien kilogram extra. Het fietsen gaat me beter af, ik voel me fitter en ik kan mijn schoenen makkelijker dichtknopen. En dat hartprobleem? (haalt zijn schouders op) Pfff… Tuurlijk, overgewicht is slecht voor je tikker. Ik heb trouwens ook een te hoge bloeddruk, een aangeboren probleem. Dat speelt wel mee in deze kuur.”
Over een gesprek met Mattan hangt onvermijdelijk de schaduw van wijlen Frank Vandenbroucke, destijds soulmates bij leven en welzijn. Het duo leerde mekaar kennen toen ze samen in de nationale amateurselectie de kamer deelden. Als Mattan rock-’n-roll was, dan was Vandenbroucke heavy metal. Geen Belgische wielerprof kende een woeliger leven, waarin de sterke prestaties in ruime mate overschaduwd werden door straffe verhalen en tragische ontsporingen. Ook dertien jaar na zijn overlijden blijft de mythe VDB overeind. “Het leek alsof James Dean doorheen het centrum van Kortrijk liep, zoveel charisma had hij. Hij kon mensen ongelofelijk charmeren. Het doet me veel plezier dat Frank nog niet vergeten is.”
Mattan eert zijn overleden vriend onder meer door de Instagrampagina vdbforever te beheren. “Samen met zijn dochter Cameron hou ik op die manier Franks nagedachtenis in ere. Weet je dat Wout van Aert een van de grootste fans van die pagina is? Als ik een foto post, reageert Wout meestal heel snel.”
Zelden morste een atleet zo met zijn talent en – uiteindelijk – met eigen leven als Vandenbroucke. Maakte Mattan zich soms boos op zoveel verspilling? “Tuurlijk. Maar Frank liet zich niet sturen. En een dag later was mijn boosheid verdwenen. Als ik hem ga bezoeken op het kerkhof, schop ik altijd tegen zijn graf en draai ik aan het wiel. En dan zeg ik bij mezelf, tegen hem: Allez, waarom? Een soort verwerking. Zo toon ik dat ik daar ben.”