Etappe 15: Rodez - Carcassonne, 202,5 kmDe vorige rit kende een bijzonder vermakelijk begin, al deed de regie weer haar uiterste best om alle actie te missen. We waren net een paar kilometer bezig en toen ging Pogacar ineens in de aanval. Of nouja, hij reageerde op een aanval van Van Aert. Jonas Vingegaard zat met z'n hoofd nog bij de visafslag en had dit helemaal gemist, waarna hij in zijn eentje in de achtervolging moest. Paniek! De situatie werd rechtgezet, maar het was wel alvast een voorproefje op wat we in de laatste week nog gaan meemaken. De Deen is nerveus te krijgen en in staat om domme dingen te doen. Toen Pogacar op 180 kilometer van het eind nog eens aanviel sprong hij ook weer gelijk op het wiel, zoals Pogacar zich op de Galibier gek liet maken kreeg Vingegaard het nu ook niet voor elkaar om rustig te blijven. Al was het na deze aanval wel voorbij, Pogacar besloot daarna zijn krachten te sparen voor de slotklim. In de tussentijd reed er een omvangrijke kopgroep weg, met daarin enorm veel grote namen. Louis Meintjes bijvoorbeeld, ik bedoel maar. Die stond op een kwartier van Vingegaard en toen de voorsprong op begon te lopen naar dat kwartier waren ze bij Intermarche al aan het dromen. Maar nee, dat feest ging niet door. Toen de voorsprong bijna een kwartier bedroeg ging Jumbo toch maar eens versnellen. Tegen die tijd ging het vooraan overigens los. Een kilometer of 100 waren ze nog vrij aardig voor elkaar, maar in de laatste 50 kilometer begon het spel in de grote kopgroep. Tot ieders verbazing was het Michael Matthews die als een van de eersten de knuppel in het hoenderhok gooide. Michael Matthews, die altijd alleen maar in je wiel zit. Nu koos hij een keer het ruime sop, en dat bleek een geweldige beslissing te zijn. Drie man gingen achter hem aan en wisten even later af te sluiten, waarna ze met z'n vieren richting Mende reden. De samenwerking in de groep daarachter was waardeloos, op het golvende terrein regende het vooral nutteloze aanvallen. Met Grosssschartner had Matthews een mannetje van Bora in z'n groep, terwijl er in die groep daarachter nog twee zaten om flink te storen. Met Andreas Kron zat er ook een mannetje van Lotto-Soudal bij de eerste vier, maar die kreeg te maken met materiaalpech en reed daarvoor van de weg af. Altijd tegen John Lelangue, de arme drommel. Met drie reden ze vervolgens verder naar Mende, Luis Leon Sanchez was er ook nog bij. De achterstand van de achtervolgers bleef steeds een beetje rond de halve minuut hangen, maar richting de steile klim in Mende werd het gat toch nog ineens bijna helemaal gedicht. Net niet helemaal, maar wel bijna. Vanuit de achtergrond was het Alberto Bettiol die de beste benen bleek te hebben. Niet jongens als Mollema of Pinot, nee, Bettiol. Marco Soler voerde ook weer een showtje op door overal net niet mee te zitten, genoten.
Van de drie vooraan bleek Matthews de sterkste te zijn, hij versnelde en de andere twee konden niet volgen. Maar, toen kwam vanuit de achtergrond dus Bettiol opzetten. Alberto slaagde erin de oversteek te maken, zat even in het wiel van Matthews en liet hem daarna achter. Althans, dat dachten we. Matthews zat op een gaatje. Dat werd groter. Kleiner. Groter. Kleiner. En toen was het gaatje ineens gedicht, Bettiol kwam zichzelf tegen op die steile klim terwijl Matthews nog wat energie uit zijn grote teen wist te toveren. De rollen waren volledig omgedraaid, Matthews besloot nu even in het wiel van Bettiol te blijven zitten en ging er daarna als een speer vandoor. Een onthutste Bettiol schudde het hoofd, dit had hij niet zien aankomen. Matthews reed vervolgens onbedreigd naar de ritzege. Een zege voor de Australiaan, warempel. Een bijzonder knappe zege. Sindsdien spookt er één vraag door mijn hoofd: waarom doet hij dit niet vaker? Matthews is de man van de talloze ereplaatsen, en dat heeft hij doorgaans volledig aan zichzelf te danken. Hij neemt nooit initiatief, probeert altijd het bordje van een ander leeg te eten en eindigt dan vaak tweede achter iemand die net niet op tijd is teruggegrepen. Een boos stuurklopje erbij en door naar de volgende tactische misser. Waarom rijdt deze jongen altijd op die manier, als hij blijkbaar tot dit in staat is? Hij was bizar sterk en hij liet zien dat hij helemaal niet als een bangerik eindeloos hoeft te wachten. Nee, hij kan initiatief nemen, koers maken, aanvallen, en het nog afmaken ook. Als hij altijd zo zou rijden was hij een van de populairste renners van het peloton. Ik hoop vooral dat hijzelf iets heeft opgestoken van deze zege, namelijk dat het ook best anders kan. Niet altijd gokken op dat laffe Australiaanse sprintje van je, dit is veel mooier en nog effectiever ook. En kom je ooit nog in een kopgroep terecht, gewoon altijd je beurtjes blijven doen, daar ga je echt niet dood van. Enfin, een kwartier later begonnen de favorieten aan de klim en Pogacar probeerde nog wat. Hij ging vrij vroeg al in de aanval en alleen Vingegaard kon reageren. De rest lag meteen 20 seconden achter, de onderlinge verschillen zijn vrij groot. Behalve dan tussen Pogacar en Vingegaard, die zijn elkaars evenknie. Een razendsnelle beklimming, dankzij een beetje inhouden aan het eind net geen record, maar ze lieten weer even hun klasse zien. Toch een nerveuze dag voor Vingegaard, maar die heeft hij uiteindelijk toch glansrijk doorstaan. Pogacar komt niet dichterbij, maar laat wel zien nog steeds een gevaar te zijn. De Pyreneeën kunnen wel eens heel leuk gaan worden. Leuker dan de laatste rit voor de rustdag in ieder geval. Dit is geen manier om de week af te sluiten. Voor de honderdste keer naar Carcassonne, we noteren antigenot.
![K0NwYMq.png]()
![94cfb]()
De laatste rit voor de laatste rustdag gaat van start in Rodez, een stad met 26.000 inwoners in het departement Aveyron, regio Midi-Pyrénées. Het maakt voor de vijfde keer deel uit van de Tour. In 1984 kwam er voor het eerst een rit aan in Rodez, deze rit werd gewonnen door Pierre-Henri Menthéour. Een vrij onbekende renner, een veelwinnaar was het niet. De 13e rit in de Tour van 1984 zou zijn enige succes in een grote ronde zijn. Zijn broer, Erwan, is wellicht bekender. Niet vanwege zijn prestaties, maar omdat hij de eerste renner zou zijn die echt verdacht werd van het gebruiken van EPO. Twee keer eerder vertrok er een rit in Rodez. Een dag na de overwinning van Pierre-Henri Menthéour vertrok het peloton weer uit Rodez, om naar Domaine du Rouret te fietsen. De Belg Fons De Wolf zou deze rit winnen. De Tour zou daarna pas in 2010 weer terugkeren naar Rodez, toen ging er hier een rit van start die zou eindigen in Revel. In Revel won de grote baas van Astana, de onuitroeibare Alexandre Vinokourov. Daarna waren we twee keer kort achter elkaar getuige van een aankomst in deze stad, twee keer op dezelfde plek. Twee keer na een lastig klimmetje aan het eind, een sprintje heuvelop. In de Tour van 2015 ging Wilco Kelderman met een aantal andere jongens in de aanval en lang leken ze het te redden, maar in het zicht van de haven werden ze toch nog bijgehaald door het peloton. Op het slotklimmetje bleek Greg Van Avermaet vervolgens de sterkste, hij wist voor het eerst Peter Sagan te kloppen en achteraf gezien is het misschien wel zijn belangrijkste overwinning ooit. Na die overwinning in Rodez stopte hij een paar jaar lang niet meer met winnen. Inmiddels is ie daar wel al een tijdje mee gestopt, allemaal de schuld van het vaccin. We keerden in 2017 terug naar Rodez en toen kwamen we aan op hetzelfde muurtje. Een ietwat overmoedige Philippe Gilbert begon heel vroeg aan zijn sprint, met Van Avermaet in zijn wiel. Greg zat klaar om voor de tweede keer op rij in Rodez te winnen. Hij was aan het wachten, wachten, wachten, zette toen aan, stoof Gilbert voor, maar... wie zat er in zijn wiel? En wie kwam er nog sneller voorbij? Michael Matthews! Hij won op de manier zoals hij meestal wint, op het laatste moment. Goede dagen voor Matthews, van het dorp waar hij net heeft gewonnen naar het dorp waar hij een paar jaar geleden won. Ik denk dat we Rodez verder wel mogen bestempelen als een vrij onsympathieke stad, al was het maar omwille van het feit dat de zeer onaangename vrouwenmepper Alexandre Geniez afkomstig is uit de stad. Inmiddels ontslagen door TotalEnergies en einde carrière, erg mooi. Desondanks is Rodez volgens zonnigzuidfrankrijk.nl uitgegroeid tot een populaire vakantiebestemming. Er is genoeg te zien en te doen, zo worden er heel veel culturele evenementen en festivals georganiseerd. Je kunt dan denken aan een middeleeuwse markt, waar het nog volstrekt bon ton is om je vrouw een corrigerende tik te geven. Er schijnen ook veel bijzondere gebouwen te zijn, zoals de kathedraal die gelegen is aan het Place d'Armes. Deze kathedraal is het belangrijkste religieuze gebouw in de stad, en is een mooi voorbeeld van de Gotische bouwstijl. Vanuit de toren van de kathedraal kunnen bezoekers zich vergapen aan een prachtig uitzicht over Rodez. Tot slot is ook een bezoekje aan de historische binnenstad aan te raden. De prachtige middeleeuwse gebouwen, in combinatie met de vele winkeltjes en gezellige restaurants zorgen ervoor dat u hier gerust een heerlijke middag door kunt brengen. Tenzij je Geniez tegenkomt, dan moet je rennen voor je leven.
![%C2%A9tarn-aveyron-gites.com_rodez_cathedral.jpg?format=1000w]()
In de Tour van 2019 reden we ook nog eens door Rodez, onderweg naar Albi. Daar zou Wout van Mars zijn eerste rit ooit in de Tour winnen, de beteuterde blik van Viviani schiet me nu spontaan weer te binnen. Een aantal kilometer volgen we nu de route van die rit, maar al snel wijken we af. Officieus gaan de renners van start bij de vermaarde kathedraal van Rodez, daarna rijden ze tijdens de neutralisatie omlaag door het centrum van de stad. Buiten de stad gaat de rit pas officieel van start, waarna we in de eerste drie kilometer vals plat omhoog fietsen richting La Primaube. Deze weg kent wel een paar rotondes, wat in La Primaube alleen maar erger wordt. Hier pakken we flink wat bochten mee, waarna het weer even rechtdoor gaat over een weg die nog even een kilometer vals plat verder omhoog loopt, voor er een wat langere afdaling volgt langs de Viaur. We dalen een kilometer of vijf over deze brede weg, die wel een aantal bochten kent. Na een tijd komen we langs Bonnecombe, waar ze een abdij hebben. Een abdij die je bekend voor kan komen, want iedere keer dat we in deze regio passeren fietsen we langs deze abdij. Na 2015, 2017, 2019 en 2022 is het nu de vierde keer dat we deze regio van Frankrijk zien. Voorbij de abdij rijden de renners een kilometer of zes verder over dezelfde weg, die ondertussen vlak is geworden. Al doen we ook hier niet echt aan volledig vlak, we stuiten dus vanzelf wel weer op een paar stroken in stijgende lijn. Na een tijdje rijden we door Pont-de-Grandfuel en na de doortocht in dit gehucht gaat de weg weer een kilometer of drie omhoog lopen. In deze kilometers gaat het omhoog aan 4% gemiddeld, het is een redelijk explosief begin waar zomaar weer een sterke groep vluchters weg kan rijden. De sprinters gaan het ook vandaag niet cadeau krijgen. Halverwege deze klim komen we uit op een kruispunt waar we in 2019 naar rechts gingen, nu gaan we rechtdoor en verkennen we nieuwe wegen. Het loopt nog even een tijdje verder omhoog, waarna er een klein afdalinkje volgt richting Cassagnes-Bégonhès. Paar bochtjes toch wel, terwijl we inmiddels langs de Céor fietsen. Een keurige en brede weg brent ons naar dat Cassagnes-Bégonhès, waar we na 20 kilometer koers passeren.
![Abbaye_de_Bonnecombe.JPG]()
In dit dorpje is het lekker bochtig, eenmaal buiten het dorp merken we dat de weg weer eens drie kilometer vals plat omhoog gaat lopen. Geen echte klim, maar wel hinderlijk terrein waar je even aan de boom kunt schudden. Arm Alpecin, ik voel de bui al hangen. Na dit stukje vals plat in een redelijk begroeide omgeving gaat het ook weer drie kilometer naar beneden, richting het dorpje La Selve. Die weg omlaag loopt eigenlijk volledig rechtdoor, op twee bochten in La Selve na. Na die bochten in dit dorp loopt de weg dan weer even omhoog, ditmaal een kilometer of drie aan 2,5% gemiddeld. Weer vals plat dus, vooral. Steiler strookje in het begin en dan vooral onzin, maar alsnog prima terrein voor de vluchters en ontdankbaar terrein voor ploegen die willen controleren. Na dit 'klimmetje' loopt de weg zes kilometer vooral licht naar beneden, al mag je het ook gewoon vlak noemen. We rijden door wat meer open terrein nu, wat eventueel interessant kan zijn. Maar dat is het niet, want in deze regio schijnt het niet te gaan waaien. Wel op maandag, kunnen we die rustdag niet even omwisselen? Paar bochtjes onderweg, maar nee, de weg naar Réquista is verder niet heel enerverend. Alhoewel, vlak voor we deze plaats bereiken gaat het na dat wat langere stuk vals plat omlaag ineens weer een paar kilometer omhoog. Tussendoor zelfs een kilometer aan 5%, het is hier niet vlak. Eenmaal in Réquista komen de renners een paar bochten en rotondes tegen, waarna we buiten het dorp drie kilometer rechtdoor rijden over een vlakke weg richting Saint-Jean-Delnous. Buiten dit plaatsje volgt het voorlopig laatste knikje omhoog, anderhalve kilometer aan 4%. Op de top van dit 'bergje' vervuillen we de Aveyron voor de Tarn, eenmaal in de Tarn is het drie kilometer vlak, terwijl we over brede wegen fietsen door een rurale omgeving. Daarna gaat het drie kilometer licht omlaag naar Valence-d'Albigeouis. Deze weg is niet volledig recht, maar het is ook weer niet zo dat het hier enorm imponerend naar beneden gaat, geen gevaar dus. In Valence-d'Albigeouis rijden we rechtdoor in het smalle centrum, waarna we buiten het dorpje linksaf slaan. Na deze bocht volgt er een tocht van iets meer dan 10 kilometer richting Ambialet, een plaats die zal bewijzen dat de Tarn een departement is waar je best wat mooie dingen kunt vinden. Daar blijkt de eerste zes kilometer van de weg overigens weinig van, het gaat vooral rechtdoor over een vlakke weg langs heel veel weilanden, maar dan volgt er voorbij Saint-Cirgue een afdalinkje van vier kilometer over een bochtige weg naar dat Ambialet. Een paar scherpe en vervelende bochten, bijna beneden ook nog een keer een haarspeldbocht, het is geen kinderachtige afdaling. Maar goed, dan bereik je na 64 kilometer ook wat. De moeite van het dalen meer dan waard.
![presqu-ile-d-ambialet.jpg]()
Aan beide kanten van Ambialet ligt de rivier de Tarn. De rivier loopt in een lus om het plaatsje heen en ooit in de toekomst kan Ambialet zomaar verdwijnen. De meanderende rivier staat hier op het punt het laatste stukje in het midden weg te slijten en zo de bocht af te snijden. Een fascinerend beeld. In het piepkleine stukje land dat er nog te vinden is in het midden van de meander ligt een rots. Boven op de rots heeft men een kerk gebouwd, onder de rots heeft men dan weer een tunnel uitgehakt, de renners rijden door deze tunnel en fietsen dan even een paar meter langs de Tarn, voor ze beginnen aan de eerste gecategoriseerde klim van de dag. Naar de top van de Côte d'Ambialet, een klim van derde categorie, loopt het 4,4 kilometer aan 4,6% omhoog. In de eerste kilometer van deze klim gaat het nog best stevig omhoog, een paar stroken aan 7%, maar daarna valt het eigenlijk allemaal wel mee. Altijd bij zo'n klimmetje vanuit een rivier, steil begin en daarna een afvlakkend geheel. Dat dit niet gelogen is blijkt ook wel uit het feit dat het na de plek waar de organisatie de bergsprint laat plaatsvinden nog wat langer vals plat omhoog loopt. Officieel komen we boven na 69 kilometer, in realiteit loopt het daarna dus nog een dikke kilometer vals plat omhoog verder. Dat stelt allemaal weinig voor, maar toch, we kunnen het ook moeilijk vlak noemen. Een bochtige weg in een bosrijke omgeving, maar helemaal boven bereiken we een plateautje en daar is het terrein volledig open. Tot aan Villefranche-d'Albigeois is het vijf kilometer bijna volledig vlak, we volgen een brede weg die nu ineens vrij recht is geworden. Eenmaal in Villefranche-d'Albigeois slaan we in het centrum linksaf, daarna volgen we een kilometer of acht dezelfde weg tot in Mouzieys-Teulet. De weg loopt nu eigenlijk bijna continu licht naar beneden, maar dan weer op zo'n manier dat je er amper iets van merkt. Je merkt verder vooral dat dit het terrein van de boeren is, op een heleboel weilanden en nog meer akkers na komen we niets tegen. Weer zo'n rit die extra leuk kan worden met wat wind, maar die wind is een dag te laat. Een vrij rechte tocht verder, pas in Mouzieys komen we weer een paar echte bochten tegen. Een paar niet al te complexe bochten in licht dalende lijn, terwijl we wel over een iets smallere weg rijden. Even later bereiken we weer een bredere weg, maar dan slaan we daarna weer ergens linksaf een smallere weg in. Tegen deze tijd is het wel vlak en dat blijft zo tot in in Réalmont. Heel licht glooiend terrein, maar voor de sprinters is het eindelijk eens fijn terrein. Iets meer beschutting, dus hoeven we voorlopig al helemaal niet meer naar de wind te kijken. De laatste paar kilometer voor we Réalmont bereiken fietsen de renners weer over een brede weg, een weg die verder geen beschrijving nodig heeft. Eenmaal in Réalmont hebben we 95 kilometer afgewerkt, al bijna op de helft van de rit joh!
![cote-d-ambialet.png]()
![realmont.png]()
In het centrum van Réalmont komen de renners wat bochten en rotondes tegen, daarna zetten ze koers richting Lautrec. Het gaat drie kilometer rechtdoor over een brede weg met een berm die voorzien is van de nodige bomen. Na een tijd slaan we rechtsaf en dan rijden we een paar kilometer over een bochtigere weg, die wel behoorlijk vlak blijft. Licht glooiend, meer niet. Het terrein wordt weer open, voor zover het uitmaakt. Het is nog een kilometer of vijf zo goed als vlak, todat we in de buurt van Lautrec een klimmetje tegenkomen van anderhalve kilometer aan 5%. Jeetje, jongens toch. Na dit klimmetje rijden we over een brede docht bochtige weg Lautrec binnen, het blijft even vlak. Na een rotonde waar we rechtdoor moeten slaan we bijna meteen daarna rechtsaf, we bereiken na die bocht een weg die praktisch 11 kilometer volledig rechtdoor zal lopen tot in Vielmur-sur-Agout. Drie kilometer gaat het licht naar beneden, daarna is het volledig vlak en recht. Een brede weg, die langs behoorlijk wat akkers voert. Maar goed, de wind komt niet op tijd. Dus hoef ik verder niets te melden, behalve dat ik kan zeggen dat we vlak voor Vielmur een rotonde tegenkomen en dat we daarna alweer 116 kilometer hebben afgewerkt. In Vielmur-sur-Agout rijden we rechtdoor in het centrum en daarna rijden we over de Agout, waarna we aan de andere kant van de rivier geconfronteerd worden met een bochtigere weg. Een weg met meer hoogtemeters ook, zo gaat het direct rechtsaf een bos in, waar de weg vier kilometer omhoog zal lopen aan bijna vier procent. Weer geen klim om bang van te worden, maar na twee weken koers zal het beginnen te tellen. Wel in een bos dus, het zal hier iets koeler zijn, geen overbodige luxe aangezien het in deze regio 39 graden schijnt te worden. Na dit klimmetje gaat het een kilometer of twee naar beneden, de weg blijft bochtig maar ingewikkeld wordt het niet. Daarna is het een kilometer of twee vrij vlak, voor we nog eens twee kilometer gaan klimmen aan iets minder dan vier procent. Na dit stuk iets-meer-dan-vals plat komen we uit in Puylaurens, waar dan weer het nodige bochtenwerk op de renners wacht. Toch al snel drie stevige bochten en een rotonde, buiten Puylaurens komen we vervolgens nog eens drie rotondes tegen. Na de laatste van die rotondes rijden we wel bijna 10 kilometer volledig rechtdoor over een brede weg naar Revel. In het begin loopt het lichtjes naar beneden, maar al snel wordt het volledig vlak. Vlak, recht, breed, leeg. Soms is het eenvoudig. Aan het eind van deze weg slaan de renners bij een brede rotonde rechtsaf en dan rijden ze rechtdoor Revel binnen, een plaats waar de Tour soms ook wel eens passeert. In 2016 nog bijvoorbeeld, toen won Michael Matthews hier. Jeetje, doen we een bedevaart langs alle heilige gronden van Bling ofzo? Die rit was wel lachen overigens, toen reed er in het begin een kopgroep weg met daarin
peak Sagan, Boasson Hagen, Matthews, Greg Van Avermaet en godbetert Samuel Dumoulin. Nog twee knechten erbij voor Bling zelfs, die zongen het dus wel uit tot het eind. Zo kan het ook.
![Revel-Haute-Garonne-shutterstock_1288405531.jpg]()
Ook in 2010 eindigde er een rit in Revel, en die rit ging van start in... Rodez! Kijkende naar het parcours kom ik tot de conclusie dat die rit bijna precies gelijk was aan deze rit. Jammer dat ik toen nog niks schreef, dat was makkelijk geworden anders. Het peloton reed op dezelfde manier naar Revel, maar knoopte er toen nog een lokale lus aan vast. In die lus zat een klimmetje en daar reed Alexandre Vinokourov weg. Hij was het peloton te snel af en won een paar tellen voor een sprintende Cavendish. Andere winnaars in Revel: Paolo Savoldelli, ONZE Erik Dekker en Serhiy Ushakov. Die kent u niet. Of nouja, ik ken hem niet. Versloeg toch maar mooi ene L. Armstrong hier. We noteren het jaar 1995, Armstrong was in die tijd bepaald geen klassementsrenner en kreeg daarom 20 minuten cadeau van het peloton, waarna hij nog steeds niet in de top 20 stond. Enfin, ik dwaal wat af. In Revel komen we een aantal rotondes tegen en ook wat bochten, we rijden met een boog om het historische centrum heen en komen buiten de stad nog meer rotondes tegen. Het duurt niet lang voor we ook de tussensprint van de dag tegenkomen, die volgt na 147 kilometer in Saint-Férreol. We rijden richting het Bassin de Saint-Férreol en de weg daar naartoe loopt omhoog. Normaal gesproken zit dit klimmetje naar Saint-Férreol in iedere etappe die eindigt in Revel, voor de mensen met een olifantengeheugen is het dus geen onbekend terrein. We bereiken de zone van de waarheid voor de sprinters, de komende kilometers zal duidelijk worden wie er mag gaan sprinten. Gouvenou heeft ze in principe gespaard, want er liggen in deze omgeving zwaardere klimmen, maar alsnog moet er stevig geklommen worden. De organisatie houdt het op vijf kilometer aan 4%, maar dat is eigenlijk raar. Het deel tot de tussensprint nemen ze niet mee, terwijl dat juist het zwaarste deel is van de klim. In totaal gaat het bijna tien kilometer omhoog aan 4%, na een vals platte aanloop buiten Revel gaat het een kilometer omhoog aan 7%, arme sprinters. Na nog een halve kilometer aan 5% bereiken we vervolgens na 147 kilometer het stuwmeer van Saint-Férreol, waar dus de tussensprint ligt. Van dat meer zien we overigens geen reet, we zien vooral veel bomen hier. Na de tussensprint gaat het een kilometer omhoog aan 2,5%, daarna is het een halve kilometer vlak en pas dan begint de klim volgens de organisatie echt. Die kilometer aan 7% niet meerekenen, haha. Daar kan de een of de andere sprinters zich nog best op verkijken. Enfin, zodra de vijf officiële kilometers van de klim beginnen gaat het eerst een kilometer aan 3% omhoog, vooraleer we richting de top eigenlijk heel gelijkmatig aan 4 à 5% klimmen. De brede weg omhoog door het bos leidt naar het dorpje Les Cammazes, dat haar naam schenkt aan de Côte des Cammazes. Na een korte uitloper aan 2% bereiken we na 154,6 kilometer de top van deze klim van derde categorie, in het dorpje Les Cammazes dus. Nog iets minder dan 50 kilometer tot de finish, er is tijd en ruimte voor de sprinters om een scheve situatie recht te zetten.
![les-cammazes-revel.png]()
![81VouteDeVauban01.jpg]()
In Les Cammazes komen we een bouwwerk van Vauban tegen, jawel! Ditmaal geen fort, nee, een tunnel. Even verderop ligt er een stuwmeer, de Barrage des Cammazes. Ooit kwam men op het idee om een kanaal uit te graven, dat werd het Canal du Midi. Dit kanaal moest van water worden voorzien, en een deel van die watervoorziening moest uit deze omgeving komen. Maar, dan moet je het water wel van de ene naar de andere plek zien te krijgen. Door Les Cammazes loopt derhalve een ander kanaaltje, deels onder het dorp door. We gooien er een brakke vertaling in van de lokale toeristische site: Bij Cammazes gaat la Rigole onder de berg door! Een technisch hoogstandje bedacht door Vauban en begonnen in 1686. Dankzij deze gewelfde tunnel van 122 meter voert het water de bedding van de Laudot om het bekken van Saint-Ferréol te bereiken. Dit meesterwerk staat op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Een meesterwerk, inderdaad. Wat kon die Vauban veel he? De renners moeten ook veelzijdig zijn, want na de klim is nog niet al het klimwerk gedaan. Het is voorbij de top een kilometer of twee vrij vlak, daarna loopt de bochtige weg langs het stuwmeer nog eens anderhalve kilometer omhoog. Veel stelt dat niet voor, het gaat hooguit aan 3% omhoog, maar alsnog, de renners hadden liever een volledig vlakke weg gezien. Nadat we de top van dit knikje in het donkere bos bereiken volgt er een stuk in licht dalende lijn van zes kilometer richting Saissac. Dit stelt bijzonder weinig voor, het gaat eigenlijk continu rechtdoor over een brede weg. In deze regio gaat het iets harder waaien, maar op dit moment zal er sprake zijn van tegenwind. Vrij open gebied eens we het bos verlaten, dus dat is niet zo gunstig voor de vluchters. Eenmaal in Saissac komen we een rotonde en enkele bochten tegen, en een hoop vluchtheuvels. Het wordt hier tussen de huizen in een stuk smaller, de afdaling wordt ook even onderbroken voor een kort knikje omhoog. Buiten Saissac, geen onaardig dorpje met zelfs een kasteel, rijden we verder richting Saint-Denis over een tamelijk bochtige weg. Deze weg is een kleine zeven kilometer lang en licht glooiend, ik zou het overwegend vlak noemen met alleen vlak voor Saint-Denis nog even een kilometer waar het wat steviger omhoog gaat. Na een tocht door het bos komen we na 170 kilometer uit in Saint-Denis, nog een dikke 30 kilometer tot de finish. Na de doortocht in het centrum van Saint-Denis komen we buiten het dorp weer een aantal bochten tegen, terwijl de weg een kilometer of vier lichtjes naar beneden loopt. Dat gaat weer op een enorm onmerkbare manier, maar de snelheid zal ongetwijfeld hoog liggen. We fietsen door een paar onbeduidende gehuchtjes, over een weg die niet de breedste van Frankrijk is. Bij een paar van de bochten onderweg komen we ook nog smalle bruggetjes tegen, het is ook weer niet ideaal jaagterrein. Zo nu en dan een open stuk, waar nog steeds sprake zal zijn van tegenwind. In het volgende gehucht komen we nog zo'n smalle brug in een bocht tegen, waarna we beneden zijn. Dan begint er een nieuw klimmetje, een hinderlijke heuvel voor de sprinters. Het gaat 2,5 kilometer aan 4% omhoog, Thierry probeert naar eigen zeggen de sprinters een glimlach op het gezicht te bezorgen, maar hier zal het een grimas zijn. Op de top van dit klimmetje slaan we rechtsaf en bereiken we een brede weg, die ons omlaag naar Carcassonne zal leiden.
![4183287608_6919223d4a_b.jpg]()
Na de bocht naar rechts volgen we liefst 13 kilometer lang dezelfde brede weg. Deze weg loopt continu iets naar beneden, maar van een echte afdaling kunnen we moeilijk spreken. We komen ongeveer 400 meter lager uit, ga maar na. Toch kan het wel een lastige afdaling worden, want het asfalt zal tegen deze tijd wel volledig gesmolten zijn. Verder valt het in principe mee, de renners komen weinig scherpe bochten tegen. Een aantal flauwe bochten, maar ik zie geen enkele bocht die echt gevaarlijk is. De afdaling kent ook vele stroken waar het wat langer rechtdoor gaat. Afwisselend door bossen en langs dorre velden, waar de wind weer tegen zal staan. Desondanks een snelle afdaling, hier hoef je de remmen niet veel te gebruiken. Aan het eind van deze afdaling van 13 kilometer komen we uit in Villegailhenc, waar onze Thierry nog iets leuks heeft bedacht. We zouden hier rechtdoor kunnen fietsen richting Carcassonne, maar nee, hij heeft nog iets voor ons in petto. Na 190 kilometer, op iets meer dan 12 kilometer van het eind, komen we in dit Villegailhenc een rotonde tegen, daar rijden we rechtdoor en dan slaan we bij de volgende gelegenheid linksaf. Na deze scherpe bocht rijden we een aantal kilometer over een iets minder brede weg richting Conques-sur-Orbiel, het is drie kilometer zo goed als vlak terwijl we over een licht bochtige weg door een gecultiveerd landschap fietsen. Open terrein, maar vermoedelijk wel weer met tegenwind. Eenmaal in Conques-sur-Orbiel pakken we een paar bochten mee en dan komt Thierry's konijn uit de hoge hoed: "We hebben de route zo uitgestippeld dat er in de laatste tien kilometer sprake is van zijwind en dat biedt kansen op waaiers." Die Thierry toch, heeft even gebeld met boven en afgesproken dat er in de laatste tien kilometer zijwind zal staan. Klopt dit? Nou, ja, niet echt. Er is wel sprake van wind, maar de wind staat hier toch vooral schuin. En dan eerder schuin tegen dan schuin mee. Schrijf ze maar op je buik, die waaiers. Sowieso, al zouden het wel waaiers zijn, het is maar tien kilometer fietsen tot de finish. Kan alsnog leuk zijn, maar dan heb je het over een secondenspel. Om je hier nu weer mee op de borst te kloppen, het blijft een vreemde patriot. Enfin, we slaan aan het eind van de weg rechtsaf, komen op een bredere weg terecht en die weg is eerst nog een tijd beschut. Even verderop slaan we flauw rechtsaf en pas dan wordt het echt open. Welbeschouwd een stuk van iets meer dan twee kilometer rechtdoor, waar er eventueel iets zou kunnen gebeuren. Nou, nou, nou, nou, nou. Op zes kilometer van de finish botsen we op een rotonde en daarna volgen we dezelfde weg als vorig jaar. Want ja, vorig jaar waren we hier ook al. Exact hetzelfde slot, origineel man. Kan het kaartje van vorig jaar gewoon kopiëren, lol. En de teksten, dus.
Op zes kilometer van de streep krijgen we met spanning en sensatie te maken. Te weten, een rotonde. Hier gaan de renners schuin naar rechts, waarna het tot op vijf kilometer van de streep weer makkelijk is. Bochtje naar rechts en dan gaat het rechtdoor tot op iets minder dan vier kilometer van het eind. Bochtje naar links en dan een bochtje naar rechts richting een rotonde. Op de rotonde zelf moeten we dan weer rechtdoor, waarna we langs de Aude komen te rijden. Langs deze rivier moeten er wat flauwe bochtjes genomen worden, maar de weg is zo breed dat het min of meer tot op iets meer dan een kilometer van het eind rechtdoor gaat. We rijden onder de spoorbrug door en daarna moeten we bij een soort van rotonde rechtdoor een iets smallere straat in. Aan het eind van deze straat volgt er een bocht naar rechts die vooral vervelend is omdat er wat vluchtheuvels in het midden liggen, maar dat probleem zal men vast verhelpen. Na deze bocht gaat het 400 meter rechtdoor, waarna er op 600 meter van de streep een bocht naar links volgt. Het gaat nu 400 meter rechtdoor, waarna er nog een schuine bocht naar links volgt. Na dit laatste vervelende puntje gaat het in de laatste 200 meter rechtdoor tot aan de finish. Het loopt in deze laatste meters ook nog wat vals plat omhoog, als het een sprint wordt is de timing dus niet zo onbelangrijk.
![1rf2dHG.png]()
Vorig jaar waren we getuige van geschiedenis in de straten van Carcassonne. De 13e rit kwam hier vorig jaar aan en het zou eindigen in een massasprint. Mark Cavendish had al drie ritten gewonnen die Tour en moest er nog eentje winnen om het record van Eddy Merckx te evenaren. Het winnen van 34 etappes in de Tour de France, geen geringe prestatie. In Carcassonne slaagde Cav in zijn opzet, hij ging met de zege lopen. Zijn vierde ritzege in die Tour en zijn 34e in totaal, het record van Merckx werd geëvenaard. Het record aanscherpen lukte dan weer niet, gelukkig maar. Dat was dus vorig jaar, nu zijn we weer terug in deze verduivelde stad. Voor de vijfde keer in negen jaar tijd zijn we in Carcassonne, maar jongens toch. In 2014 en 2016 startte er een rit in deze stad, die na Parijs en Mont-Saint-Michel de grootste toeristische trekpleister van Frankrijk is. De bekendste bezienswaardigheid van Carcassonne is uiteraard de citadel. De hele oude binnenstad is bijna volledig gerestaureerd en de vesting is zo'n beetje de grootste en best bewaarde uit de middeleeuwen. La Cité de Carcassonne is de moeite van het bezoeken waard, volgens in ieder geval de organisatie van de Tour en meerdere duizenden mensen die zich hier jaarlijks vergapen aan alle pracht. Carcassonne is trouwens veel meer dan de vesting alleen, het is tegenwoordig een stad met 47.000 inwoners. Het is dus niet zo lang geleden dat de Tour nog in deze stad was, we komen hier tegenwoordig veel te vaak langs. Voor de rit in 2021 kwam er ook nog een rit aan in 2018. Een rit met een totaal ander verloop, onderweg moesten we dwars door de Montagne Noire en lag de Pic de Nore op het parcours. Thierry Gouvenou concludeerde vorig jaar dat er nog nooit een massasprint had plaatsgevonden in Carcassonne, wat toch vooral te maken had met het feit dat men altijd de heuvels opzocht als we naar deze stad gingen. Dat deden we in 2021 totaal niet en nu in beperkte mate. In 2018 wel, en dus gingen de vluchters met de zege lopen. Op die Pic de Nore was Majka nog de sterkste van de kopgroep, maar in de afdaling werd hij weer ingelopen door de rest. In de straten van Carcassonne wisten Magnus Cort Nielsen, Bauke Mollema en Ion Izagirre weg te rijden van de rest van de vluchters. Cort was duidelijk de snelste, dus moesten Mollema en Izagirre iets anders verzinnen. Dat lukte niet echt, op een paar meelijwekkende halfslachtige demarrages na lieten ze zich rechtstreeks naar de slachtbank leiden. Cort klopte dat hele zooitje in de sprint, uiteraard. Net als in 2018 en 2021 gaat er dit jaar overigens na een finish ook weer een rit van start in deze stad, nu alleen met een rustdag tussendoor. Hier begin ik ondertussen wat van te vinden. Enfin, in de Tour van 2016 ging hier ook een rit van start, die rit zou eindigen in Montpellier alwaar Peter Sagan de winnaar was. In 2014 zou er dan weer een rit vanuit Carcassonne richting Bagnères-de-Luchon gaan, waar Teflon Mick wist te winnen. De laatste keer dat er een rit eindigde in Carcassonne voor de editie van 2018 is ondertussen wel lang geleden, we moeten daarvoor terug naar 2006. De zege ging toen naar Yaroslav Popovych, die onlangs nog in het nieuws kwam omdat hij overwoog een robbertje te gaan matten in zijn thuisland, Oekraïne. Hij besloot uiteindelijk toch maar vooral medicijnen en andere hulpmiddelen naar daar te brengen, een slimmer idee. Andere winnaars in Carcassonne zijn onder meer Jean Stablinski, André Rosseel en Lucien Teisseire. Daarnaast won Raleigh hier ooit een ploegentijdrit van meer dan 70 (!)kilometer. We gaan weer een nieuwe naam toevoegen aan het lijstje dan dan hoop ik dat het voorlopig klaar is. Met je kasteel.
![1200px-1_carcassonne_aerial_2016.jpg]()
Het wordt vandaag kneiterheet. In Rodez spreken we over 34 graden, met een klein beetje wind uit het noorden. Ik baal echt van de wind, want zondagnacht begint het te waaien en dat gaat op maandag zo blijven. We pieken te vroeg. Richting de finish staat er wel steeds meer wind, vanuit een andere richting. Uit het oosten, licht zuidoosten. Dat wil zeggen dat de wind in de finale eigenlijk bijna continu tegen zal staan, met uitzondering van het ommetje van Gouvenou. Daar zou de wind met heel veel mazzel even een paar kilometer goed kunnen staan, maar ja, dan heb je het dus echt over een kilometer of twee/drie. Met een windsnelheid van 20 km/u kan dat net genoeg zijn, maar nee, dit wordt weer helemaal niets natuurlijk. In Carcassonne wordt het overigens wel nog net wat warmer, we spreken over 37 graden. De 40 tikken we onderweg ongetwijfeld aan, genieten. Ik ben blij dat ik op e bank mag liggen, laat ik het zo zeggen. Dat liggen op de bank kan beginnen om 13:05, waarna de renners om 13:15 echt gaan beginnen na de neutralisatie. Eurosport 1 is meteen op de afspraak, dat wordt weer genieten van heel veel reclame met tussendoor een paar flitsen koers. De NOS en Sporza schakelen om 14:15 in, maar de NOS schakelt een paar uur later ook weer uit. Voetbal is geen sport. Op zondag hebben we geen haast, dus verwachten we de finish tussen 17:39 en 18:04. Ik denk dat de renners graag een paar uur eerder op zouden staan om eerder te starten en te finishen, waar is het Extreme Weather Protocol als je het echt nodig hebt?
![528761.jpg]()
In Carcassonne winnen eigenlijk altijd de vluchters, op vorig jaar na. Maarja, die rit was dan ook praktisch helemaal vlak. Deze rit niet, we pakken onderweg toch redelijk wat hoogtemeters mee. Het zou nu prima weer een zege voor de vluchters kunnen opleveren. We komen weer uit bij het scenario van een paar dagen terug. Alpecin zal de boel willen controleren, maar met al dat werk op en af in het begin zal dat niet zo makkelijk gaan lukken. En als er dan bijvoorbeeld weer een groep wegrijdt met daarin jongens als Ganna en Küng, tja, dan heb je het zitten. Alpecin alleen gaat het niet kunnen controleren, dus is het de vraag wie ze wil helpen. Durft Lotto het aan? Denken ze bij Quick Step dat Jakobsen dit gaat overleven? Is BikeExchange nu wel op tijd? Hoeveel renners hebben er trouwens zin om vandaag met 38 graden 200 kilometer in de vlucht te rijden? Zijn ze ondertussen niet allemaal gaargekookt en kiezen ze daarom voor een rustigere dag? Ik heb geen idee, en ik heb er ook geen verstand van. Maar ik blijf wel bij het punt dat ik de vorige keer maakte, met zo weinig vlakke ritten kun je geen enkele kans laten schieten. In Saint-Étienne hebben de sprinters een kans laten liggen, dat kan ze niet nog een keer overkomen. Anders houden ze alleen Cahors en de Champs-Élysées over, een slechte score. Alpecin gaat het op z'n minst proberen te controleren en daarna is het de vraag of ze steun krijgen. En het is de vraag hoe groot de kopgroep is, maar dat is altijd de vraag. Een grote kopgroep zie je niet meer terug, een mannetje of drie/vier/vijf is te controleren. De finale is lastig, maar ook weer niet te lastig. De rit naar Saint-Étienne was lastiger, dus alles wat daar redelijk goed wist te overleven zal dat nu ook doen. Al moet je met de controle niet te lang worden, na die klim op pakweg 50 kilometer van het eind gaat het een tijd op en af en daarna gaat het vrij lang vals plat naar beneden, probeer daar maar eens veel tijd goed te maken. De controle moet de hele dag scherp zijn, anders gaat het niet gebeuren. Maar alsnog vind ik dat we gewoon gaan sprinten. Dus worden het natuurlijk de vluchters, hahaha. Rijdt er op een van die vals platte klimmetjes in het begin een groep van 30 weg en sta ik weer voor lul, heel veel zin in. Maakt me verder geen reet uit, dat ze in dat klotekarkason maar een type Guy Niv als winnaar krijgen. Ik noem alsnog vijf sprinters, voor wat het waard is.
1. Philipsen. Het gaat dan eindelijk gebeuren, jawel!
2. Van Aert. Volgens Karl Vannieuwkerke telt Wout van Aert voor twee, ik neem aan dat hij daarmee doelt op het feit dat Van Aert vandaag tweede gaat worden.
3. Groenewegen. Die klimt echt verrassend goed. Ze hebben hem een zwaar programma laten rijden en dat vonden wij vreemd, maar het werpt wel zijn vruchten af. Alhoewel, voorlopig nog niet echt eigenlijk. Leuk dat hij goed over de heuvels komt, maar als er niet wordt gesprint koop je daar alsnog niks voor. Dat moet nu dan maar een keer wel gaan gebeuren. Met leeglopende benen aan het eind omdat het allemaal toch teveel energie heeft gekost.
4. Pedersen. Op basis van die rit een paar dagen terug een naam die genoemd moet worden. Kan het zowel vanuit de vlucht als in de sprint doen, fantastisch.
5. Mozzato. Luca Mozzato, voor al uw verre ereplaatsen.